Plan: | Teylingen, NS-station Sassenheim |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1525.BP2009TEY01001-0402 |
Beleid en normstelling
Volgens artikel 3.1.6 Bro zullen burgemeester en wethouders in verband met de uitvoerbaarheid van het plan onder meer een onderzoek verrichten naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd.
Onderzoek
De onderzoeken naar de bodem- en waterkwaliteit zijn in twee fasen uitgevoerd; in de eerste fase is het gebied ten noorden van de spoorlijn onderzocht, in de tweede fase de zuidzijde.
De conclusie van het bodemonderzoek3 in de eerste fase is dat de bodem licht verontreinigd is met minerale olie. Deze lichte verontreiniging is gerelateerd aan een natuurlijk verhoogde achtergrondwaarde ten gevolge van humuszuren. Het gehalte EOX overschrijdt de streefwaarde in lichte mate. Het grondwater is licht verontreinigd met chroom en xylenen en is niet verontreinigd met de overige onderzochte zware metalen, de overige vluchtige aromaten, VOCI en minerale olie. De overschrijdingen zijn dermate gering dat conform de Wet bodembescherming er geen aanleiding is tot aanvullend onderzoek. Het plangebied is vanuit milieuhygiënisch oogpunt geschikt voor de bestemming.
Aan de noordzijde zal een watergang gedempt worden. Het waterbodemonderzoek4stelt dat het slib wordt aangemerkt als klasse 2-slib. Het slib mag tot 20 m aan de betreffende watergang grenzende percelen verspreid worden. Voordat het slib wordt toegepast op de bodem moet een nieuwe toetsing plaatsvinden aan de huidige norm Besluit bodemkwaliteit om te kunnen aantonen of het is toegestaan de bagger te verspreiden. Indien de mogelijkheid voor de verspreiding niet aanwezig is, zal het slib moeten worden aangeboden bij een eindverwerker of worden gebruikt als bouwstof in een werk. Aan de zuidzijde zal tevens een watergang gedempt worden. Het waterbodemonderzoek5 stelt dat de chemische kwaliteit van de grond en het slib geen verontreinigingen bevat.
De conclusies van het bodemonderzoek6 in de tweede fase zijn dat in de bodem- en ondergrond geen bijmengingen met bodemvreemde materialen zijn waargenomen en de bovengrond niet verontreinigd is met zware metalen. De ondergrond is plaatselijk zeer licht verontreinigd met kwik en niet verontreinigd met zware metalen en minerale olie. De overschrijding van kwik is dermate gering, dat conform de Wet bodembescherming er geen aanleiding is tot aanvullend onderzoek. Het plangebied is vanuit milieuhygiënisch oogpunt geschikt voor de bestemming.
Conclusie
De milieuhygiënische bodem- en waterkwaliteit ter plaatse levert geen belemmering op voor de uitvoering van het bestemmingsplan.