Plan: | Omgevingsvergunning Munsterweg 1, Gendringen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1509.OV000082-VA01 |
Voorliggende ruimtelijke onderbouwing heeft betrekking op de splitsing van een bestaande woning op het adres Munsterweg 1 te Gendringen. De bestaande woning wordt gesplitst in twee woningen.
De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) biedt de mogelijkheid voor het bevoegd gezag om, ondanks de strijdigheid met het bestemmingsplan, een omgevingsvergunning te verlenen voor de ontwikkeling. Hierbij wordt als voorwaarde gesteld dat de betreffende activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en dat de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. Voorliggende ruimtelijke onderbouwing toont aan dat het initiatief hieraan voldoet.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oude IJsselstreek heeft daarom het voornemen om met toepassing van artikel 2.10 in samenhang met artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 3, van de Wabo, een omgevingsvergunning te verlenen voor het splitsen van de bestaande woning.
Het besluitgebied is gelegen buiten de bebouwde kom, ten zuidwesten van de kern Gendringen. De woning ligt 2 kilometer van de kern Gendringen en staat in de buurtschap ‘de Wals’. Het besluitgebied wordt begrensd door de Banninkweg aan de noord- en oostzijde. Aan de zuid- en westzijde grenst het besluitgebied aan agrarische percelen.
Op de navolgende afbeeldingen zijn de globale ligging en begrenzing van het besluitgebied weergegeven. Voor de exacte begrenzing van het besluitgebied wordt verwezen naar Bijlage 1 bij deze ruimtelijke onderbouwing.
Globale ligging besluitgebied
Globale begrenzing besluitgebied
Voor het besluitgebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Oude IJsselstreek 2017', vastgesteld door de raad van de gemeente Oude IJsselstreek op 28 juni 2018. Op grond van het vigerend bestemmingsplan heeft het besluitgebied de bestemming 'Wonen'. Er is een bouwvlak opgenomen. Binnen dit bouwvlak is maximaal één vrijstaande woning toegestaan. Daarnaast geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2'. De voor ‘Waarde – Archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
Op de navolgende afbeelding is een uitsnede van de verbeelding van het geldend bestemmingsplan weergegeven. Het besluitgebied is hierop met een rode omlijning weergegeven.
Uitsnede geldend bestemmingsplan 'Buitengebied Oude IJsselstreek 2017'
Het gebruik van de bebouwing in het besluitgebied ten behoeve van twee woningen is niet toegestaan. Om de ontwikkeling alsnog mogelijk te maken moet door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oude IJsselstreek op basis van artikel 2.10 in samenhang met artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 3, van de Wabo, een omgevingsvergunning te verlenen voor het splitsen van de bestaande woning.
Deze ruimtelijke onderbouwing is opgebouwd uit vier hoofdstukken. Het volgende hoofdstuk (Hoofdstuk 2) beschrijft de bestaande en toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van het ruimtelijke beleidskader, de milieu- en de omgevingsaspecten en de economische uitvoerbaarheid van het initiatief. Het laatste hoofdstuk (Hoofdstuk 4) is gewijd aan de concluderende afweging ten aanzien van het initiatief.
De locatie wordt in de huidige situatie gebruikt voor wonen en een kantoor aan huis. Het besluitgebied bestaat uit de woning, met bijgebouwen en tuin. De omgeving kenmerkt zich door uitgestrekte weilanden, stukken bos, agrarische bedrijven en woningen. In 1983 is de huidige woning gebouwd met de kenmerken van de vorige boerderij die op dezelfde fundering stond. De schuur stamt nog uit de jaren ‘50. Deze is na de oorlog herbouwd.
De huidige woning heeft een inhoud van 1120 m3. De goothoogte van de woning bedraagt 2,75 m, de bouwhoogte van de woning bedraagt 8,30 m.
Het erf is tevens nog ingericht zoals het vroeger was toen de boerderij nog in functie was. Kenmerken als de moestuin, siertuin en de boomgaard zijn nog allemaal op de oorspronkelijke plekken aanwezig. Aan de westzijde van het erf bevinden zich nog twee kleine stukken weilanden waar nog steeds nog enkele dieren aanwezig zijn.
Navolgende afbeelding geeft een weergave van de huidige situatie op het perceel en in het besluitgebied.
Weergave huidige situatie besluitgebied
Voorliggend initiatief voorziet in de splitsing van de bestaande woning in twee woningen. Hierbij wordt de bestaande woning zo gesplitst dat er een noordelijk en zuidelijk woongedeelte ontstaat. De huidige functie 'wonen' wordt voortgezet door de twee woningen. Het initiatief voorziet niet in de bouw van nieuwe bebouwing. De bewoners van de twee voorgenomen woningen kunnen parkeren op eigen terrein. De huidige in- en uitritten worden gehandhaafd.
De te splitsen bestaande woning heeft een inhoud van circa 1.120 m3. Dit is een groot volume. Het splitsen van de woning zorgt voor twee woningen met een omvang van elk circa 560 m3, wat zorgt voor twee wooneenheden met een goede omvang. Het besluitgebied en de omgeving van het besluitgebied hebben voornamelijk een woonfunctie en een agrarische functie. Het toevoegen van een extra woning door het splitsen van een woning is daarmee goed passend in de omgeving.
De toekomstige situatie in het besluitgebied is opgenomen in de navolgende afbeelding.
Inrichting perceel toekomstige situatie
Tot slot is er een erfinrichtingsplan gemaakt, dat is bijgevoegd als Bijlage 2. Hierin wordt onder andere ingegaan op de landschappelijke inpassing van het plan. Met de splitsing van de woning worden de volgende uitgangspunten meegenomen in het ontwerp:
De bestaande schuren hebben een gezamenlijk oppervlakte van 250 m2. Een deel van de grote schuur zal ook voor het zuidelijke woongedeelte beschikbaar worden gesteld.
In deze paragraaf wordt een analyse gegeven van de relevante beleidskaders. De beleidsnota's die direct of indirect doorwerken in voorliggende ruimtelijke onderbouwing, worden in deze paragraaf behandeld.
Nationale Omgevingsvisie (NOVI) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Onderdeel van de Omgevingswet is een visie op de leefomgeving: de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Met de NOVI neemt het Rijk het voortouw voor een langetermijnvisie op de toekomst en de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Nederland. De NOVI richt zich op de volgende vier prioriteiten die onderling veel met elkaar te maken hebben en gevolgen hebben voor het inrichten van de fysieke leefomgeving:
In de NOVI staan de keuzes op nationaal niveau, maar in veel gevallen ligt de verantwoordelijkheid bij gemeenten en/of provincies. Op basis van drie uitgangspunten helpt de NOVI bij het wegen van belangen en het maken van keuzes:
De nationale belangen zijn geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het gaat bijvoorbeeld om rijksvaarwegen, defensie, ecologische hoofdstructuur, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, electriciteitsvoorziening, buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen en primaire waterkeringen. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.
Ladder voor duurzame verstedelijking (Bro 3.1.6 tweede lid)
In artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Het doel van de Ladder is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. De Ladder geeft daarmee invulling aan het nationaal ruimtelijk belang gericht op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke besluiten. Dit belang staat beschreven in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte binnen een breder kader van een goed systeem van ruimtelijke ordening.
Met de ladder worden eisen gesteld aan de motivering van onder meer bestemmingsplannen en ruimtelijke onderbouwingen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. De toelichting bij een bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien die ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Toetsing rijksbeleid
Wat onder stedelijke ontwikkeling wordt verstaan is in het Bro opgenomen. Een stedelijke ontwikkeling is volgens het besluit 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Voorliggend initiatief zou kunnen worden aangemerkt als een woningbouwlocatie. Deze term is echter niet gedefinieerd in het Bro. Uit jurisprudentie (zie bijvoorbeeld uitspraak ABRvS201501297/1/R4) blijkt dat woningbouwplannen met elf woningen niet hoeven te worden aangemerkt als woningbouwlocatie, maar grotere woningbouwplannen wel.
In voorliggend plan wordt een woning gesplitst in twee woningen. Het aantal woningen neemt daarmee toe met één. Er wordt echter niet voorzien in de bouw van nieuwe bebouwing. Dit plan wordt niet aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling. Om die reden is de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing.
Met het initiatief zijn geen overige nationale belangen gemoeid.
Omgevingsvisie 'Gaaf Gelderland'
Op 19 december 2018 is de omgevingsvisie 'Gaaf Gelderland' vastgesteld. In deze visie beschrijft de provincie welke richting de provincie op wil op het gebied van energie, klimaat, water, voedsel en ook hoe de provincie de omgeving wil inrichten.
Om samen een Gaaf Gelderland te bereiken, legt de provincie bij het uitvoeren van haar taken de focus op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Met behulp van zeven ambities geeft de provincie hier richting aan:
Voor dit bestemmingsplan is de ambitie voor het woon- en leefklimaat van toepassing. De provincie streeft naar een duurzaam en divers woon- en leefklimaat, dat steeds weet te anticiperen op ontwikkelingen. Zo worden de economische kracht en kwaliteit van leven in Gelderland versterkt, nu en in de toekomst.
Om Gelderland voor mensen en bedrijven aantrekkelijk te houden, is de kwaliteit van de leefomgeving van groot belang. Bovendien draagt een goede kwaliteit van de leefomgeving bij aan gezondheid. Goed bereikbare voorzieningen, aansprekende evenementen, unieke cultuurhistorie, inspirerende culturele voorzieningen, een mooie natuur; het is allemaal van belang. Ook goed wonen hoort daarbij. Gelderland heeft op woongebied een bijzondere positie met uiteenlopende woonkwaliteiten, zowel stedelijke als landelijke. De Gelderse streken hebben ieder hun eigen aard, waar mensen zich thuis en verbonden met elkaar voelen. In onze groeiende Gelderse steden komen veel activiteiten samen. Tegelijkertijd wordt geïnvesteerd in een vitaal platteland, juist als daar krimp plaatsvindt. Om het landschap open, groen en het voorzieningenniveau op peil te houden en leegstand te voorkomen, is bouwen binnen bestaand stedelijk gebied het vertrekpunt. De provincie geeft de voorkeur aan het benutten van bestaande gebouwen en gaat voor concentraties van bebouwing. Pas als er geen andere goede mogelijkheden zijn, kan worden uitgebreid aan de randen van de steden of dorpen.
Omgevingsverordening
De provincie beschikt over verschillende instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De verwachting is dat de Omgevingsverordening op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving. Ten aanzien van voorliggend bestemmingsplan zijn de regels ten aanzien van het onderwerp 'wonen' relevant.
Wonen
In de verordening wordt aangegeven dat nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts zijn toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma, successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio.
Toetsing provinciaal beleid
Voorliggend initiatief ziet toe op een woningsplitsing, waarbij een bestaande woning wordt gesplitst in twee woningen. De huidige bestemming 'Wonen' blijft behouden voor de twee woningen. Het initiatief voorziet niet in de bouw van nieuwe bebouwing. Er is daarmee geen sprake van een nieuwe woonlocatie. Op basis van het vigerend bestemmingsplan is een woning binnen het besluitgebied reeds mogelijk. De provincie Gelderland streeft naar een duurzaam en divers woonklimaat. Door het splitsen van de woning ontstaan twee woningen met een toekomstbestendige omvang. Het initiatief sluit aan bij de provinciale Omgevingsvisie en Omgevingsverordening.
Het initiatief is in overeenstemming met het provinciale beleid.
Regionale woonagenda Achterhoek 2015-2025
Op 19 mei 2015 heeft de gemeenteraad van Oude IJsselstreek de Regionale woonagenda Achterhoek 2015-2025 vastgesteld als opvolger van de Regionale Woonvisie 2010-2020. De Regionale woonagenda schets de kaders en geeft ruimte om de inhoud mede door andere partijen te laten invullen. Daarmee verschuift de rol van de overheid van inhoudelijk bepalend naar procesbegeleidend. Kernbegrippen zijn kaders stellen, faciliteren en ruimte geven. De kernboodschap voor de komende jaren luidt dan ook:
De zeven gemeenten uit de regio zijn na vaststelling van de Regionale woonagenda begonnen om deze lokaal uit te werken. Oude IJsselstreek heeft daartoe de 'Beleidsnotitie Woningbouwplannen Oude IJsselstreek' op 24 november 2016 vastgesteld. De opgaven uit de Regionale woonagenda die betrekking hebben op de kwalitatieve ontwikkeling van de woningvoorraad zijn op lokaal niveau verder uitgewerkt. De 'Kwalitatieve toetsingscriteria voor woningbouw' en de 'Lokale kwaliteitscriteria woningbouw Oude IJsselstreek' zijn vervolgens respectievelijk op 26 september 2019 en 20 februari 2020 door de gemeenteraad vastgesteld. De missie van de regionale woonagenda is om het toe te voegen aantal en type woningen passend te krijgen aan de behoefte van de kern. In vervolg hierop heeft de gemeenteraad de Beleidsnotitie Woningbouwplanning Oude IJsselstreek vastgesteld waarin een verdere uitwerking is opgenomen voor de reductie van het aantal woningbouwplannen (zie paragraaf 3.1.5).
Kwalitatieve toetsingscriteria voor woningbouw in de Achterhoek
De groei van het aantal huishoudens in de regio houdt echter langer aan dan eerder voorzien. Dit betekent dat er extra woningen moeten komen bovenop het aantal dat nu in afspraken is vastgelegd. Er moet meer ruimte gegeven worden aan de bouw van extra woningen. De prioriteit moet daarbij liggen op woningen waar nu behoefte en een duidelijk tekort aan is. Het Achterhoeks Woonwensen en Leefbaarheidsonderzoek 2017 (AWLO) geeft een helder advies over de bouwopgave: blijf bouwen voor starters en creëer geschikt aanbod waar (actieve) senioren naar kunnen doorstromen. Dit is vertaald naar het geven van extra ruimte door scherpe voorwaarden te stellen aan nieuwe initiatieven voor woningbouw. Met de 'Kwalitatieve toetsingscriteria voor woningbouw in de Achterhoek' zijn regionaal kwalitatieve criteria afgesproken waaraan de gemeenten nieuwe plannen moeten toetsen. Dit betreft de volgende drie kwaliteitscriteria:
In september 2019 stemden de zeven gemeenteraden in de Regio Achterhoek in met de kwalitatieve toetsingscriteria voor woningbouw in de Achterhoek. In oktober is deze door de provincie Gelderland vastgesteld. De kwalitatieve toetsingscriteria voor woningbouw zijn doorvertaald in de 'Kwalitatieve toetsingscriteria voor woningbouw' en Lokale kwaliteitscriteria woningbouw Oude IJsselstreek' van de gemeente Oude IJsselstreek (zie paragraaf 3.1.5).
Toetsing regionaal beleid
In de Regionale Woonagenda en Woonvisie wordt aangegeven dat er (bijna) voldoende woningen zijn om te voorzien in de vraag en dat het aantal woningbouwplannen wordt teruggebracht. Op basis van meer recente gegevens uit het AWLO naar de leefbaarheid in de regio blijkt echter dat er wel een actuele vraag is naar meer woningen. Voorliggend initiatief ziet toe op een woningsplitsing, waarbij een bestaande woning wordt gesplitst in twee reguliere woningen. Met deze ontwikkeling wordt een extra woning gerealiseerd. Met deze ontwikkeling wordt voorzien in de groeiende woningbehoefte in de regio Achterhoek. De ontwikkeling is daarmee in overeenstemming met de drie Kwalitatieve toetsingscriteria voor woningbouw in de Achterhoek'.
De ontwikkeling is hiermee in overeenstemming met het regionaal beleid.
Structuurvisie Oude IJsselstreek 2025
De gemeenteraad van Oude IJsselstreek heeft op 12 mei 2011 de Structuurvisie Oude IJsselstreek 2025 vastgesteld. De Structuurvisie geeft richting aan het ruimtelijke, economische en maatschappelijke beleid van de gemeente en laat in grote lijnen zien hoe Oude IJsselstreek zich tot het jaar 2025 zal gaan ontwikkelen. De gemeente Oude IJsselstreek wil zich graag verder ontwikkelen als een dynamische gemeente. Deze boodschap blijft voor de komende jaren een belangrijk uitgangspunt voor het gemeentelijke woonbeleid. Hierbij zijn het Kwalitatief Woon Programma (KWP3), en de opvolger van de regionale woonvisie en de lokale vertaling daarvan kaders voor wonen in de gemeente. Naast het motto 'de juiste woning op de juiste plaats', spelen onder andere kwaliteit van de leefomgeving en de leefbaarheid hierbij een belangrijke rol. Achteruitgang en verloedering van de woon- en leefomgeving moet worden tegengegaan. De bijstelling van de bouwopgave voor de gemeente vraagt om aanpassing van beleid en bestaande bouwplannen. De juiste woning op de juiste plek is hierbij leidend.
De gemeente Oude IJsselstreek kiest waar mogelijk voor inbreiding. Met wijkverbeteringsplannen en geplande nieuwbouwplannen, ziet de gemeente kansen voor het realiseren van meer variatie en onderscheid in het woonaanbod. Hiermee probeert de gemeente Oude IJsselstreek iedereen die woont of wil wonen in de gemeente te voorzien van een passende woning.
Beleidsnotitie Woningbouwplanning Oude IJsselstreek
De beleidsnotitie Woningbouwplanning Oude IJsselstreek is op 24 november 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. Belangrijkste opgave voor de toekomst is het behouden en waar mogelijk verbeteren van de kwaliteit van deze bestaande voorraad. Dit kan door middel van het stimuleren van verduurzaming en levensloopbestendigheid. Daarnaast moeten plannen ontwikkeld worden voor vervangende nieuwbouw. De nieuwbouw is slechts een onderdeel van de totale opgave binnen de volkshuisvesting. Deze notitie gaat in op de beperkte woningbouwopgave in de gemeente en waar deze nieuwbouw de meeste toegevoegde waarde heeft.
Kwalitatieve toetsingscriteria voor woningbouw en Lokale kwaliteitscriteria woningbouw Oude IJsselstreek
Aangezien de groei van het aantal huishoudens in de regio langer aan houdt dan verwacht is op 26 september 2019 door de gemeenteraad de (regionale) 'Kwalitatieve toetsingscriteria voor woningbouw' vastgesteld: Hiermee is vastgelegd dat er extra woningen moeten komen bovenop het aantal dat nu in afspraken is vastgelegd. Er wordt daarbij ruimte geven aan de bouw van extra woningen, maar met prioriteit voor woningen waar nu behoefte aan is waarvan er een duidelijk tekort in de markt te zien is. Dit betekent:
Uit de 'Lokale kwaliteitscriteria woningbouw Oude IJsselstreek' blijkt dat de aantoonbare (woning)behoefte voor de komende jaren vooral bij het toevoegen van starters- en levensloopgeschikte woningen ligt, de gemeente wil hier dan ook extra op inzetten. Voor het starterssegment ligt de nadruk logischerwijs met name bij de betaalbaarheid. De levensloopgeschikte woningen zijn voor de doelgroep senioren bedoeld, daarbij gaat het om woningen waarbij (minimaal) alle basisvoorzieningen op de begane grond of gelijkvloers aanwezig zijn. Het bouwen van woningen op locaties met leegstaand vastgoed heeft de voorkeur. Vanuit het oogpunt van zorgvuldig ruimtegebruik gaat woningbouw op inbreidingslocaties voor op uitbreiding aan de randen van onze kernen. In het kader van de juiste woning op de juiste plek zijn vier typen woningbouwplannen te onderscheiden waarvoor de lokale kwaliteitscriteria een kader biedt:
Uitgangspunt voor het buitengebied is dat het toevoegen van extra verstening ongewenst is, het behoud of zelfs de versterking van het groene karakter staat hier daarom centraal. Een initiatief voor woningbouw mag niet ten koste gaan van aanwezige natuur- en/of landschapskwaliteiten. Voor elk type woningbouwplan, of dat nu woningsplitsing, hergebruik/functieverandering van voormalige agrarische gebouwen (vab) of een landgoed is, geldt dat er in een erf- en/of landschapsinrichtingsplan moeten worden aangetoond dat het plan voldoende ruimtelijke kwaliteit biedt. De lokale kwaliteitscriteria voor het splitsen van een woning in het buitengebied zijn:
Toetsing gemeentelijk beleid
Voorliggend initiatief ziet toe op een woningsplitsing, waarbij een bestaande woning wordt gesplitst in twee woningen. Op het perceel is de functie wonen reeds toegestaan. Er wordt één woning extra gecreëerd binnen de bestaande contouren van de woning. Het initiatief voorziet niet in de bouw van nieuwe bebouwing. Daarnaast wordt met het initiatief het beheer en onderhoud van de woning gewaarborgd. De ontwikkeling draagt bij aan het groeien van de woningvoorraad. De te splitsen woning heeft in de huidige situatie een groot woonoppervlakte. Het splitsen van de woning zorgt voor twee woningen met een toekomstbestendige omvang. Hiermee is het initiatief in overeenstemming met de 'Structuurvisie Oude IJsselstreek 2025', 'Beleidsnotitie Woningbouwplanning Oude IJsselstreek' en de 'Kwalitatieve toetsingscriteria voor woningbouw'.
Tot slot moeten de punten van de 'Lokale kwaliteitscriteria woningbouw Oude IJsselstreek' voor het splitsen van een woning in het buitengebied worden doorlopen
Hiermee is het initiatief in overeenstemming met de 'Lokale kwaliteitscriteria woningbouw Oude IJsselstreek'.
Het initiatief is in overeenstemming met gemeentelijk beleid.
In dit hoofdstuk wordt getoetst in hoeverre dit initiatief haalbaar is in het kader van milieu- en omgevingsaspecten.
Algemeen
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet aangetoond worden dat de bodem- en grondwaterkwaliteit ter plaatse van het besluitgebied geschikt zijn voor het beoogde gebruik.
Toetsing
Voorliggend initiatief voorziet in een woningsplitsing van een woning in twee reguliere woningen. Het initiatief voorziet niet in nieuwe bebouwing. Er wordt alleen inpandig verbouwd. De toekomstige functie van de reguliere woningen is even gevoelig als de huidige functie van het besluitgebied (wonen). Aangenomen kan worden dat de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem voldoende geschikt is voor het per saldo toevoegen van één woning. Om deze reden kan een bodemonderzoek achterwege blijven.
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Algemeen
De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer en/of door industrie, onder andere het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet volgens de Wgh worden aangetoond dat gevoelige functies, zoals een woning, een aanvaardbare geluidsbelasting hebben als gevolg van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wgh de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen.
Toetsing
Het besluitgebied grenst aan de Banninkweg. Dit betreft deels een onverharde weg. Daarnaast liggen de omliggende wegen op enige afstand van het besluitgebied en is de verkeersintensiteit op deze wegen laag. Voorliggend initiatief voorziet in een woningsplitsing van de bestaande woning naar twee reguliere woningen. In het vigerend bestemmingsplan is de functie wonen reeds toegestaan. Een onderzoek kan daarom achterwege blijven en is verdere toetsing aan het aspect geluid niet noodzakelijk.
Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Algemeen
De Wet geurhinder en veehouderij (c.q. het Activiteitenbesluit) vormt in eerste instantie het wettelijk kader bij de beoordeling van een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor dierenverblijven van veehouderijen. De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) geeft hiervoor geurbelastings- en afstandsnormen in relatie met geurgevoelige objecten in de nabijheid van de (geprojecteerde) veehouderij. De Wgv heeft betrekking op twee aspecten. Ten eerste speelt de geurbelasting een rol bij de beoordeling of er in het kader van een goede ruimtelijke ordening een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Ten tweede moet bij de belangenafweging voor een zorgvuldige besluitvorming worden nagegaan of een partij niet onevenredig in haar belangen wordt geschaad.
Toetsing
In dit plan worden door middel van splitsing twee woningen gerealiseerd. Hiermee is sprake van de realisatie van één nieuw geurgevoelig object.
Om aan te tonen dat er in het besluitgebied wat betreft het aspect geur sprake is van een aanvaardbaar woonklimaat, wordt gekeken naar de dichtstbijzijnde veehouderijen.
Geurafstanden
Om aan te tonen dat er in het besluitgebied wat betreft het aspect geur sprake is van een aanvaardbaar woonklimaat, wordt gekeken naar dichtstbijzijnde veehouderijen in de omgeving van het besluitgebied. Aan de Munsterweg 2 en de Banninkweg 5 zijn melkrundveehouderijen gevestigd. Voor melkvee is in het kader van de Wgv geen geuremissie vastgesteld. Voor bedrijven met melkrundvee gelden vaste afstandsnormen.
De Wgv maakt voor de afstandsnormen onderscheid tussen een geurgevoelig object binnen de bebouwde kom (100 meter tot emissiepunt) en buiten de bebouwde kom (50 meter tot emissiepunt). Het gaat hierbij niet om de verkeerskundige bebouwde kom, maar om de ruimtelijke situatie. Het voorgenomen initiatief ligt buiten de bebouwde kom en daarom moet de afstand van het nieuwe geurgevoelige object (woning) tot het emissiepunt (stal) minimaal 50 meter bedragen.
De veehouderij aan de Munsterweg ligt op een afstand van circa 215 meter van het besluitgebied. De afstand is daarmee voldoende groot. De veehouderij aan de Banninkweg 5 ligt op een afstand van circa 150 meter van het besluitgebied. De afstand is daarmee voldoende groot. De geplande woning in het besluitgebied bevindt zich dus op een afstand die voldoet aan de afstandseis die is bepaald in de Wgv en het initiatief zorgt niet voor een (verdere) beperking van de bedrijfsvoering van veehouderijen in de omgeving.
Conclusie
Het aspect geur vormt geen belemmering voor onderhavig plan.
Algemeen
De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit, waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor. Vanaf 1 januari 2015 dient het bevoegd gezag de luchtkwaliteit ook te toetsen aan de grenswaarde voor PM2,5. Op basis van onderzoek door het Planbureau voor de Leefomgeving kan worden gesteld dat als aan de grenswaarden voor PM10 wordt voldaan, ook aan de grenswaarde voor PM2,5 wordt voldaan.
Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd, kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht, waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Plannen die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in een gebiedsgericht programma van het NSL. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Plannen die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moet worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 µg/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.
Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is een aanzienlijk deel van de dag betreft. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval bij een woning, school of sportterrein.
Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming. Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden, waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden.
Toetsing
Volgens de ministeriële regeling NIBM draagt een bouwplan met minder dan 1.500 woningen niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Toetsing aan de grenswaarden is derhalve niet noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de lokale luchtkwaliteit onderzocht, zodat onacceptabele gezondheidsrisico's kunnen worden uitgesloten. Hiertoe is de monitoringstool uit het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van de rijksoverheid geraadpleegd. De monitoringstool geeft inzicht in de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in het besluitgebied tussen 2020 en 2030. De monitoringstool kent scenario's zonder en met lokale maatregelen die er voor moeten zorgen dat op termijn overal aan de grenswaarden wordt voldaan. Beide typen scenario's laten in de toekomst een afname van de concentraties zien. Dit komt doordat bedrijven en het verkeer steeds schoner worden door technologische verbeteringen. De monitoringstool maakt duidelijk dat de concentraties luchtvervuilende stoffen in de peiljaren 2020 en 2030 in het besluitgebied onder de grenswaarden liggen die op Europees niveau zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu tegen schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. De blootstelling aan luchtverontreiniging is hierdoor beperkt en leidt niet tot onaanvaardbare gezondheidsrisico's.
In het besluitgebied worden geen gevoelige functies beoogd zoals bedoeld in het 'Besluit gevoelige bestemmingen'. Toetsing aan de grenswaarden is daarom niet noodzakelijk.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Algemeen
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt binnen het werkveld van de externe veiligheid veelal het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) gehanteerd.
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt.
Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen en Regeling externe veiligheid inrichtingen (Bevi en Revi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Circulaire effectafstanden LPG-tankstations
In de circulaire is de effectbenadering uitgewerkt voor LPG-tankstations. Het bevoegd gezag wordt verzocht om rekening te houden met een effectafstand van 60 meter tot (beperkt) kwetsbare objecten. Dit wil zeggen dat deze afstand in beginsel aangehouden moet worden, maar dat gemotiveerd afwijken is toegestaan door het treffen van veiligheidsmaatregelen. Daarnaast wordt verzocht om rekening te houden met een effectafstand van 160 meter tot zeer kwetsbare objecten. Naast de circulaire blijft ook de toetsing aan het Bevi noodzakelijk.
Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg)
Voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt en basisnet), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende regeling Basisnet.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb en Revb). Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud aan de buisleidingen.
Toetsing
Ten behoeve van de toetsing is de risicokaart geraadpleegd, waarvan een fragment in navolgende afbeelding is weergegeven. Het initiatief voorziet in de splitsing van de huidige woning in twee woningen. Hiermee wordt één nieuw kwetsbaar object in het besluitgebied wordt gerealiseerd. Het besluitgebied maakt zelf geen risicovolle activiteiten met gevaarlijke stoffen mogelijk en vormt daarmee geen risicobron.
Uitsnede risicokaart Nederland
Volgens de Risicokaart bevinden zich in de directe omgeving van het besluitgebied geen stationaire of mobiele risico bronnen.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de realisatie van het plan.
Algemeen
Indien door middel van een plan nieuwe, milieuhindergevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dient te worden aangetoond dat deze niet worden gerealiseerd binnen de hinderzone van omliggende bedrijven. Anderzijds mogen milieuhindergevoelige functies in de directe omgeving van het besluitgebied niet negatief worden beïnvloed door de ontwikkelingen die met een plan mogelijk worden gemaakt.
Wat betreft de aanbevolen afstanden tussen bedrijvigheid en gevoelige functies, zoals wonen, is de brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten geraadpleegd. Hierin worden richtafstanden voor het omgevingstype 'gemengd gebied' als 'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied' aanbevolen.
Gemengde gebieden betreffen gebieden die langs hoofdinfrastructuur liggen en/of gebieden met matige tot sterke functiemenging. In een rustige woonwijk en het buitengebied komen vrijwel geen andere functies voor. De richtafstanden gelden voor een gemiddeld nieuw bedrijf en gaan uit van het gebiedstype 'rustig woongebied'. Voor gemengde gebieden kunnen de richtafstanden worden verminderd. De afstand wordt gemeten vanaf het op de verbeelding aangeduide deel voor de bedrijfsmatige activiteit tot aan de gevel van de woningen gelegen buiten het betreffende perceel.
Toetsing
Voorliggend initiatief voorziet in een woningsplitsing van een woning in twee woningen. Gezien de omliggende functies (voornamelijk wonen en landbouwgrond) is er sprake van een 'rustig buitengebied'.
Hinderveroorzakende functies binnen het besluitgebied
Binnen het besluitgebied worden geen functies gerealiseerd die milieuhinder veroorzaken. De woningen kunnen worden aangemerkt als milieuhindergevoelig.
Hinderveroorzakende functies in de omgeving van het besluitgebied
In de omgeving van het besluitgebied zijn enkele hinderveroorzakende functies gelegen. Dit betreffen melkrundveehouderijen. Voor veehouderijen is het aspect geur van belang. Bij de veehouderijen in de omgeving van het besluitgebied wordt voor het aspect geur getoetst aan de wettelijke bepalingen uit de Wet geurhinder en veehouderij (zie paragraaf 3.2.4). Uit paragraaf 3.2.4 blijkt dat de veehouderijen buiten de afstand van 50 meter vallen. De veehouderijen vormen dus geen belemmering voor het initiatief. Hiermee is er sprake van een goed woon- en leefklimaat.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmeringen aanwezig zijn voor de uitvoerbaarheid van het plan.
Beleid
Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Het besluitgebied ligt in het beheersgebied van het Waterschap Rijn en IJssel. In het Waterbeheerplan 2016-2021 van Waterschap Rijn en IJssel laat het waterschap zien welke ontwikkelingen voor het waterbeheer van belang zijn en welke accenten zij in de samenwerking met haar partners willen leggen. Vanuit die omgevingsverkenning is vervolgens het beleid voor de planperiode 2016-2021 beschreven voor primaire taakgebieden van het waterschap:
Watertoets
Waterschap Rijn en IJssel heeft een watertoetstabel ontwikkeld waarmee met een aantal vragen in beeld te brengen is welke wateraspecten relevant zijn en met welke intensiteit het watertoetsproces doorlopen dient te worden. De vragen zijn gericht op de locatie van de ruimtelijke ontwikkeling en welke veranderingen er mogelijk worden gemaakt.
De intensiteit van het watertoetsproces is afhankelijk van de antwoorden op de vragen. Als erop een categorie 2 vraag een 'ja' is geantwoord, is een uitgebreide watertoets noodzakelijk. Is er op geen van de categorie 2 vragen een 'ja' geantwoord, dan kan een verkorte watertoets doorlopen worden. Als er alleen met 'nee' is geantwoord, dan is het RO-plan waterhuishoudkundig niet van belang en hoeft er geen wateradvies bij het waterschap gevraagd te worden.
Navolgend is de watertoetstabel opgenomen. De relevante waterthema's voor de ontwikkeling worden door middel van de watertoetstabel geselecteerd en vervolgens beschreven (wanneer de toetsvraag met 'ja' is beantwoord).
Thema | Toetsvraag | Relevant | Intensiteit |
Veiligheid | 1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het besluitgebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade) 2. Ligt het besluitgebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier? |
Nee Nee |
2 2 |
Riolering en Afvalwater- keten |
1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m3/uur? 2. Ligt in het besluitgebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het besluitgebied een RWZI of rioolgemaal van het waterschap? |
Nee Nee Nee |
2 1 1 |
Wateroverlast (oppervlakte- water) |
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2.500 m2? 2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m2? 3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 4. In of nabij het besluitgebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? |
Nee Nee Nee Nee |
2 1 1 1 |
Oppervlakte- waterkwaliteit |
1. Wordt vanuit het besluitgebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd? |
Nee |
1 |
Grondwater- overlast |
1. Is in het besluitgebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Is in het besluitgebied sprake van kwel? 3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren? 4. Beoogt het plan aanleg van drainage? |
Nee Nee Nee Nee |
1 1 1 1 |
Grondwater- kwaliteit |
1. Ligt het besluitgebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? |
Nee |
1 |
Inrichting en beheer | 1. Bevinden zich in of nabij het besluitgebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? |
Nee Nee |
1 2 |
Volksgezond- heid |
1. In of nabij het besluitgebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het besluitgebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? |
Nee Nee |
1 1 |
Natte natuur | 1. Bevindt het besluitgebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Ligt in of nabij het besluitgebied een HEN of SED water? 3. Bevindt het besluitgebied zich in beschermingszones voor natte natuur? 4. Bevindt het besluitgebied zich in een Natura 2000-gebied? |
Nee Nee Nee Nee |
2 2 1 1 |
Verdroging | 1. Bevindt het besluitgebied zich in een TOP-gebied? | Nee | 1 |
Recreatie | 1. Bevinden zich in het besluitgebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? |
Nee |
2 |
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het besluitgebied aanwezig? |
Nee |
1 |
Algemeen
Voorliggend initiatief voorziet in een woningsplitsing van één woning in twee reguliere woningen. Het initiatief voorziet niet in nieuwe bebouwing. Er wordt alleen inpandig verbouwd. Hiermee blijft de verharding in het besluitgebied gelijk aan de bestaande situatie.
Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Algemeen
Op basis van artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a van het Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst, hoe er wordt omgegaan met de aspecten archeologie en cultuurhistorie. De bescherming van archeologische waarden is verankerd in de 'Wet op de archeologische monumentenzorg' (Wamz), die op 1 september 2007 in werking is getreden. Het belangrijkste doel van de Wamz is de bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door het reguleren van bodemverstorende activiteiten.
Toetsing
Archeologie
Voorliggend initiatief voorziet in een woningsplitsing van een woning in twee woningen. Het besluitgebied heeft een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2'. Een archeologisch onderzoek is nodig op het moment dat de bodemingrepen groter zijn dan 1.000 m² en dieper gaan dan 30 cm vanaf het maaiveld. Er is reeds bebouwing aanwezig en er wordt alleen inpandig verbouwd. Er worden verder geen bodemingrepen uitgevoerd. Om die reden is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.
Cultuurhistorie
De gemeente Oude IJsselstreek heeft een 'Cultuurhistorische waardenkaart' vastgesteld. Op deze kaart wordt geen melding gemaakt van cultuurhistorische objecten, elementen of structuren of andere cultuurhistorisch relevante zaken in het besluitgebied.
Conclusie
De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Algemeen
Voordat ruimtelijke ingrepen mogen plaatsvinden, dienen de gevolgen voor beschermde natuurwaarden en de consequenties in het kader van de geldende natuurwet- en regelgeving in beeld te zijn gebracht. Bij de natuurwetgeving kan een tweedeling worden gemaakt in soort- en gebiedsbescherming.
Toetsing
Gebiedsbescherming
Het besluitgebied is niet gelegen binnen de grenzen of in de directe nabijheid van een gebied dat is aangewezen als Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is het Duitse 'Hetter-Millinger Bruch', gelegen op circa 1,6 km. Negatieve effecten op deze gebieden worden vanwege de aard van de ingreep en de afstand tussen het besluitgebied en de Natura 2000-gebieden niet verwacht.
Het besluitgebied ligt buiten de zones van het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Gelderse Groene Ontwikkelingszone (GO). De kernkwaliteiten worden met de ontwikkeling niet aangetast.
Soortenbescherming
Voorliggend initiatief voorziet in de splitsing van een woning in twee reguliere woningen. Er vindt uitsluitend inpandige verbouwing plaats. Ten behoeve van het initiatief vinden geen activiteiten plaats die een mogelijk negatief effect op eventueel aanwezige soorten kunnen hebben. Alle buitenmuren en het dak blijven onaangetast. Onderzoek naar beschermde soorten is daarom niet noodzakelijk.
Conclusie
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Algemeen
Bij ruimtelijke initiatieven moet worden aangetoond dat het initiatief geen negatieve gevolgen heeft voor de verkeer- en parkeersituatie ter plaatse.
Toetsing
Verkeer
Voorliggend initiatief voorziet in de splitsing van een woning in twee reguliere woningen. Voor wat betreft het te verwachten aantal verkeersbewegingen per woning is uitgegaan van de kengetallen van het CROW. Uitgaande van 'koop, twee-onder-een-kap' en de verstedelijkingsgraad 'weinig stedelijk' en het gebiedstype 'buitengebied' is het aantal maximale verkeersbewegingen per woning 8,2 per dag. Dat betekent dat door de realisatie van de voorgenomen woningsplitsing per dag maximaal 8,2 verkeersbewegingen extra tot stand komen.
De realisatie van de voorgenomen woning door middel van splitsing zal niet leiden tot een substantiële toename van het aantal verkeersbewegingen in de omgeving van het besluitgebied. Voor het noordelijke woongedeelte blijft de ontsluiting via de onverharde inrit aan de Munsterweg. Voor het zuidelijke woongedeelte wordt de bestaande verharde ontsluiting aan de Banninkweg gebruikt. De bestaande ontsluitingswegen in de omgeving van het besluitgebied hebben voldoende capaciteit om het aantal verkeersbewegingen te kunnen verwerken.
Parkeren
Het aantal benodigde parkeerplaatsen wordt bepaald door de aard en omvang van de activiteit waarin het plan voorziet.
Om de parkeerbehoefte te bepalen, is gebruik gemaakt van de kengetallen van het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan 2012 - 2020 (GVVP) van de gemeente Oude IJsselstreek. Bij de berekening van de parkeerbehoefte is uitgegaan van één woning in de categorie 'Woning duur' in 'Rest bebouwde kom'. Hiervoor wordt een parkeernorm van 2,0 parkeerplaatsen per woning gehanteerd. Binnen het besluitgebied is er meer dan voldoende ruimte om de toekomstige parkeerbehoefte op te vangen.
Conclusie
De aspecten verkeer en parkeren vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Voorliggend project betreft een particulier initiatief dat op particulier grondeigendom plaatsvindt. Met initiatief zijn geen kosten voor de gemeente gemoeid, anders dan kosten die op basis van de gemeentelijke legesverordening in rekening zullen worden gebracht. Daarnaast wordt met de initiatiefnemer te zijner tijd een planschade overeenkomst gesloten, teneinde eventuele kosten voor de gemeente te kunnen verhalen op initiatiefnemer.
De buren zijn geïnformeerd over het plan. Deze waren allen enthousiast, met name omdat er een jongere generatie in de buurt komt wonen. Daarnaast kunnen de oude bewoners levensloopbestendig in de woning blijven wonen, waar alle buren ook blij mee zijn.
De omgevingsvergunning heeft vanaf 25 november 2021 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld zienswijzen kenbaar te maken aan het College van burgemeester en wethouders. Er zijn geen zienswijzen naar voren gebracht. De omgevingsvergunning is op 1 februari door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Oude IJsselstreek vastgesteld.
In voorgaande hoofdstukken is de beoogde woningsplitsing van een woning naar twee reguliere woningen besproken. In voorliggende ruimtelijke onderbouwing is een toets naar relevante beleids-, milieu- en omgevingsaspecten uitgevoerd. In dit hoofdstuk worden hier de voornaamste conclusies uitgetrokken.
Voorliggend initiatief voorziet in een woningsplitsing van een woning in twee reguliere woningen. De locatie wordt in de huidige situatie gebruikt voor wonen en een kantoor aan huis. Het besluitgebied bestaat uit de woning, met bijgebouwen en tuin. Er wordt één woning extra gecreëerd binnen de bestaande contouren van de bestaande woning. De te splitsen woning heeft in de huidige situatie een groot woonoppervlakte. Het splitsen van de woning zorgt voor twee woningen met een toekomstbestendige omvang. De woningsplitsing draagt bij aan het toekomstige beheer en onderhoud van de woning.
Bovendien blijkt uit de toetsing aan de verschillende milieu- en haalbaarheidsaspecten dat er voldaan wordt aan de wet- en regelgeving voor wat betreft de diverse aspecten en er geen nadelige effecten op de bestaande situatie in en in de omgeving van het besluitgebied te verwachten zijn.