Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Buitengebied Oude IJsselstreek, locatie Hiddinkdijk 27A, Heelweg
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1509.BP000183-VA01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan
Het bestemmingsplan Buitengebied Oude IJsselstreek, locatie Hiddinkdijk 27A, Heelweg met identificatienummer NL.IMRO.1509.BP000183-VA01 van de gemeente Oude IJsselstreek.
 
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
 
1.3 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.4 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.5 aan huis verbonden bedrijfsactiviteit
Een bedrijf dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten in of bij een woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is en wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er van de woning.
 
1.6 aan huis verbonden beroepsactiviteit
Een bedrijf dat enkel is gericht op het leveren van diensten in of bij een woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is en wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er van de woning.
 
1.7 afwijking
Een afwijking als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid sub a, onder 1° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
 
1.8 ander-werk
Een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid.
 
1.9 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
1.10 bed & breakfast
Een kleinschalige verblijfsaccommodatie gericht op een kortdurend recreatief verblijf en het serveren van ontbijt, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Er is geen sprake van een bed & breakfast bij de aanwezigheid van een zelfstandige kookgelegenheid en/of de verkoop van alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse en/of overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.
 
1.11 bedrijf
Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, installeren, herstellen, opslaan en/of distribueren van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
 
1.12 bestaand
  1. Bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  2. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald, en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime.
1.13 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
 
1.14 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.15 bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op het perceel bevindend hoofdgebouw verbonden daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk met een dak.
 
1.16 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
 
1.17 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
 
1.18 bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
 
1.19 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
 
1.20 bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
 
1.21 chalet
Een bouwwerk, bestaande uit een lichte constructie en lichte materialen, niet zijnde een kampeermiddel of stacaravan, dat naar aard en inrichting bedoeld is voor recreatief dag- en/of nachtverblijf.
 
1.22 cultuurhistorische waarde
De aan een bouwwerk en/of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of gebied heeft gemaakt.
 
1.23 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen of voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.24 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.25 gebruik(-en)
Gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.
 
1.26 geluidsgevoelige functies
Woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
 
1.27 geometrische plaatsbepaling
Locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem.
 
1.28 geurgevoelig object
Een gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en dat daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.
 
1.29 gevoelige bestemmingen
Woningen met bijbehorende erven alsmede scholen, crèches en kinderopvangplaatsen met bijbehorende buitenspeelruimten, conform het voorzorgsbeleid.
 
1.30 huishouden
persoon of groep personen die een huishouding voert, die binnen een woning/wooneenheid gebruik maken van dezelfde voorzieningen, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan. Kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.
 
1.31 hoofdgebouw
Een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
 
1.32 kampeermiddel
  1. Een tent, tentwagen, kampeerauto of een caravan;
  2. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde;
een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
 
1.33 kampeerterrein
Terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf in de vorm van tenten, stacaravans of caravans dan wel naar aard daarmee gelijk te stellen kampeermiddelen.
 
1.34 kantoor
Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden die verband houden met het bijbehorende bedrijf of instelling.
 
1.35 kleinschalig kampeerterrein
Kampeerterrein voor ten hoogste 25 kampeermiddelen waarbij uitsluitend gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober kampeermiddelen aanwezig mogen zijn.
 
1.36 kwetsbaar object
Een kwetsbaar object zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
 
1.37 landschapswaarden
De aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch en/of geomorfologisch opzicht.
 
1.38 nadere eis
Een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste artikel onder d van de Wet ruimtelijke ordening.
 
1.39 natuurwaarden
De aan een gebied eigen zijnde ecologische waarden.
 
1.40 nevenactiviteit
Een activiteit die in ruimtelijke en/of functionele zin ondergeschikt is aan de hoofdfunctie.
 
1.41 normaal onderhoud, gebruik en beheer
Een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.
 
1.42 omgevingsvergunning
Een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste artikel, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
 
1.43 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.
 
1.44 omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Een vergunning als bedoeld in artikel 3.3. onder b van de Wet ruimtelijke ordening.
 
1.45 overig bouwwerk
Een bouwwerk niet zijnde een bijbehorend bouwwerk.
 
1.46 overkapping
Een voor mensen toegankelijke, overdekte en zonder wanden omsloten ruimte.
 
1.47 paddock
Een niet verharde uitloop voor paarden.
 
1.48 permanente bewoning
Bewoning door een persoon of groepen van personen van een voor wisselende bewoning bedoelde ruimte als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats.
 
1.49 prostitutie
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding'.
 
1.50 recreatiewoning
Een bouwwerk bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, die hun hoofdverblijf elders hebben, gedurende een gedeelte van het jaar recreatief te worden bewoond.
 
1.51 slopen
Het afbreken of laten afbreken van een bouwwerk of een gedeelte daarvan.
 
1.52 uitvoeren
Uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.
 
1.53 verbeelding
De analoge en digitale voorstelling van de in het plan opgenomen ruimtelijke informatie met identificatienummer: NL.IMRO.1509.BP000183-VA01
 
1.54 verkoopvloeroppervlakte
De totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.
 
1.55 vloeroppervlakte
de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en bijbehorende gebouwen op de begane grond.
 
1.56 voorgevel
De naar architectuur, indeling en/of uitstraling meest gezichtsbepalende gevel(s) van een hoofdgebouw, (doorgaans) gekeerd naar de weg of het openbaar gebied.
 
1.57 voorgevelrooilijn
Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan.
 
1.58 vrijstaande woning
Een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw.
 
1.59 wijziging
Een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste artikel onder a van de Wet ruimtelijke ordening.
 
1.60 woning
Een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één afzonderlijk huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.
 
1.61 zonnepaneel
Een apparaat dat zonlicht omzet in elektriciteit.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
2.1 Algemeen
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1.1 bebouwingspercentage
Het deel van het bouwvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden.
 
2.1.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.1.3 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.1.4 de hoogte van een windturbine
Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
 
2.1.5 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.1.6 de oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.1.7 de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk
De diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf peil.
 
2.1.8 het bebouwd oppervlak van een bouwvlak/bestemmingsvlak
De oppervlakte van alle op een bouwvlak gelegen bouwwerken tezamen.
 
2.1.9 peil
  1. Voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse;
  3. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil).
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
 
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, overstekende daken en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bouwonderdelen, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
 
2.3 Relatie
 
Daar waar op de verbeelding twee of meer bouwvlakken door middel van de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden, gelden die bouwvlakken bij de toepassing van deze regels als één bouwvlak.
 
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Agrarisch met waarden
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. agrarische doeleinden;
alsmede voor:
  1. paardenbakken;
  2. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  3. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de waarden als bedoeld in artikel 8.
met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen, erven, parkeer- en groenvoorzieningen, toegangswegen en nutsvoorzieningen.
 
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels zoals bepaald in onderstaande tabel:
 
 
 
erf- en terrein-
afscheidingen  
sleufsilo's  
mestsilo's en kassen  
masten en antennes  
hooibergen voedersilo's en kleinschalige windturbines  
overige bouwwerken geen gebouw zijnde  
buiten het agrarisch bouwvlak  
1 m  
niet toegestaan  
niet toegestaan  
niet toegestaan  
niet toegestaan  
1 m  
  
met dien verstande dat:
  1. voor paddocks de bouwhoogte maximaal 1,7 m mag bedragen.
3.2.2 paardenbakken
Voor het bouwen van paardenbakken gelden de volgende regels:
  1. de oppervlakte maximaal 1.200 m2 mag bedragen, met dien verstande dat bij gebruiksgerichte en
  2. productiegerichte paardenhouderijen de oppervlakte maximaal 4.000 m2 mag bedragen;
  3. de bouwhoogte van omheiningen maximaal 1,7 m mag bedragen;
  4. de afstand van de paardenbak tot het bijbehorende agrarisch bouwvlak maximaal 50 m mag bedragen;
  5. de afstand tussen de rand van de paardenbak en bedrijfs- en/of plattelandswoningen en/of tuinen van derden minimaal 30 m moet bedragen;
  6. de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 8 m mag bedragen;
  7. het aantal lichtmasten maximaal 4 mag bedragen.
3.3 Nadere eisen
 
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van bouwwerken:
  1. ter waarborging van de landschaps- en/of natuurwaarden in de omgeving;
  2. ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving;
  3. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  4. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  5. ter voorkoming van onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 4 Wonen
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. maximaal één vrijstaande woning per bouwvlak;
  2. aan huis verbonden beroep;
  3. een bed en breakfast in een woning;
  4. het hobbymatig agrarisch gebruik van gronden en opstallen;
  5. paardenbakken;
  6. het recreatief bewonen van de onder sub a genoemde woningen;
  7. kleinschalige windturbines en zonnepanelen voor de opwekking van duurzame energie op gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde, uitsluitend binnen een bouwvlak ten behoeve van de eigen energievoorziening, met dien verstande dat voor kleinschalige windturbines een afstand wordt aangehouden tot de belemmeringenstrook van een gasleiding van de grootste waarde van ofwel de bladworpafstand bij nominaal toerental ofwel de afstand gelijk aan de masthoogte + 1/3 wieklengte;
met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen, erven, parkeer- en groenvoorzieningen.
 
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 woningen
Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:
  1. herbouw mag alleen gebeuren ter plaatse van de bestaande woning;
  2. de inhoud mag maximaal 750 m3 bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de:
    1. aanduiding 'twee-aaneen' en de specifieke bouwaanduiding 'drie-aaneen' de bestaande inhoud vermeerderd met 10% als maximum geldt;
    2. aanduiding 'maximum volume (m3)' de inhoud niet meer mag bedragen dan ter plaatse is aangegeven;
  3. de goothoogte mag maximaal 3,5 meter bedragen;
  4. de bouwhoogte mag maximaal 8 meter bedragen.
4.2.2 bijbehorende bouwwerken bij woningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij woningen gelden de volgende regels:
  1. bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’;
  2. de gezamenlijke oppervlakte mag per woning maximaal 150 m2 bedragen;
  3. de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen;
  4. de bouwhoogte mag maximaal 6 m bedragen;
4.2.3 bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bij woningen gelden de volgende regels:
  1. voor (het verlengde van) de voorgevel van de woning mogen worden gebouwd:
    1. erf- en terreinafscheidingen met een bouwhoogte van maximaal 1 meter;
  2. vanaf één meter achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning mogen worden gebouwd:
    1. erf- en terreinafscheidingen met een bouwhoogte van maximaal 2 meter;
    2. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde is maximaal 3 meter;
  3. de bouwhoogte van masten mag maximaal 10 meter bedragen;
  4. de bouwhoogte van kleinschalige windturbines mag maximaal 15 meter bedragen;
  5. de bouwhoogte van grondgebonden installaties ten behoeve van zonnepanelen mag maximaal 1,5 m en de oppervlakte mag maximaal 50 m2 bedragen.
4.2.4 paardenbakken
Voor het bouwen van paardenbakken gelden de volgende regels:
  1. de oppervlakte maximaal 1.200 m2 mag bedragen;
  2. de bouwhoogte van omheiningen maximaal 1,7 m mag bedragen;
  3. de afstand van de paardenbak tot de bijbehorende woning maximaal 50 m mag bedragen;
  4. de afstand tussen de rand van de paardenbak en bedrijfs- en/of plattelandswoningen en/of tuinen van derden minimaal 30 m moet bedragen;
  5. de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 8 m mag bedragen;
  6. het aantal lichtmasten maximaal 4 mag bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
 
4.3.1 verplaatsing van een woning
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.1 sub a voor herbouw van (een) bestaande woning(en) op een andere plaats dan de bestaande woning onder de voorwaarden dat:
  1. de woning op maximaal 20 meter afstand van de bestaande woning wordt gebouwd, waarbij nadere eisen kunnen worden gesteld omtrent de situering;
  2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van bestaande landschaps- en/of natuurwaarden;
  3. op geen van de gevels van de woning, de geluidbelasting vanwege een weg of spoorweg de ter plaatse geldende voorkeursgrenswaarde of een verleende hogere grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijdt;
  4. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende (agrarische) gronden niet onevenredig worden benadeeld;
  5. vaststaat dat de bestaande woning wordt gesloopt binnen drie maanden na de datum van gereedmelding van de nieuwe woning;
  6. de bouwregels in het tweede lid in acht worden genomen.
4.3.2 afwijken voor uitbreiding van de woning
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.1 sub b voor het vergroten van de inhoud van de woning tot een maximum van 1.000 m3 onder de voorwaarden dat:
  1. vast staat dat het aantal woningen niet toeneemt;
  2. de kenmerkende vorm van het hoofdgebouw gehandhaafd blijft.
4.3.3 oppervlakte van bijbehorende gebouwen voor het hobbymatig houden van dieren en stallen van landbouwwerktuigen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.2 sub b ten behoeve van de maximale totale oppervlakte aan bijbehorende gebouwen bij een woning onder de voorwaarden:
  1. de gezamenlijke oppervlakte van de bij de betreffende woning behorende gronden ten minste 2 ha bedraagt;
  2. op de bij de betreffende woning behorende gronden, niet of niet in voldoende omvang reeds bebouwing voorkomt die redelijkerwijs als geschikt voor het hobbymatig houden van dieren en stallen van landbouwwerktuigen kan worden aangemerkt, welke bebouwing dan als bijbehorend bouwwerk ten behoeve van het hobbymatig houden van dieren en stallen van landbouwwerktuigen wordt aangemerkt;
  3. maximaal één bijbehorend gebouw ten behoeve van het (hobbymatig) houden van dieren dan wel het stallen van landbouwwerktuigen wordt gebouwd;
  4. het bijbehorend gebouw een oppervlakte heeft van maximaal 100 m2;
  5. het totaal aantal bijbehorende gebouwen bij een woning niet meer dan 3 bedraagt;
  6. wordt voorzien in een inpassing van een en ander in het landschap, al of niet met behulp van opgaande beplanting.
4.4 Specifieke gebruiksregels
 
4.4.1 gebruik als theetuin
Een theetuin is uitsluitend als nevenactiviteit toegestaan in de vorm van horeca, categorie 1, waarbij:
  1. de oppervlakte van de ruimte voor de theetuin maximaal 50 m2 mag bedragen;
  2. de activiteit moet worden uitgeoefend door de ondernemer van de bijbehorende hoofdactiviteit;
  3. een zelfstandige vorm van horeca niet is toegestaan.
4.4.2 bed en breakfast
Een bed en breakfast is toegestaan onder de voorwaarden dat:
  1. de accommodatie deel uit maakt van de woning met dien verstande dat maximaal 3 slaapkamers en maximaal 6 slaapplaatsen zijn toegestaan;
  2. de oppervlakte van de gehele accommodatie maximaal 30% van de woning beslaat;
  3. op eigen terrein in de parkeerbehoefte dient te worden voorzien.
4.4.3 aan huis verbonden beroep
Een aan huis verbonden beroep is toegestaan onder de voorwaarden dat:
  1. de oppervlakte die wordt gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep maximaal 30% van het woonoppervlak beslaat met een maximum van 50 m2;
  2. het aan huis verbonden beroep wordt uitgeoefend door de bewoner van de woning;
  3. geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep.
4.4.4 Voorwaardelijke verplichting
  1. De sloopverplichting zoals opgenomen in Bijlage 1 dient tot uitvoer te zijn gebracht voordat de nieuwe woning conform de te verlenen omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen in gebruik wordt genomen.
  2. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken met de bestemming ‘Wonen’, is slechts toegestaan indien de benodigde landschappelijke inpassing van de gronden in dit plan(gebied) wordt gerealiseerd:
    1. overeenkomstig de landschappelijke inpassing, zoals opgenomen in Bijlage 1;
    2. binnen 18 maanden nadat de laatste woning is gerealiseerd;
    3. de landschappelijke inpassing duurzaam in stand wordt gehouden.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
 
4.5.1 aan huis verbonden bedrijf
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor het gebruik van een gedeelte van de woning ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf onder de voorwaarden dat:
  1. degene die de activiteiten uitvoert, tevens de bewoner van de woning is;
  2. de oppervlakte van de voor het bedrijf uit te oefenen ruimte maximaal 30% bedraagt van het woonoppervlak, met een maximum van 50 m2.
  3. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep of bedrijf;
  4. geen onevenredige afbreuk plaatsvindt aan het (leef)milieu en/of in de omgeving aanwezige functies.
4.5.2 afwijken voor een bed en breakfast in een bestaand bijgebouw
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.4.2 voor het toestaan van een bed en breakfast in een bestaand bijgebouw mits dit gebouw is gelegen op een afstand van maximaal 25 m van de bijbehorende woning.
 
3 Algemene regels
  
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 6 Algemene bouwregels
 
6.1 Bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand
 
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet en/of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
 
6.2 Bestaand bebouwingspercentage
 
In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet en/of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
 
6.3 Ondergronds bouwen
 
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens de in de bestemmingsregels opgenomen afwijkingen, de volgende voorwaarden:
  1. ondergronds bouwen is alleen toegestaan onder hoofd- en bijbehorende gebouwen;
  2. de verticale diepte kelders en andere ondergrondse bouwwerken is maximaal 3,5 meter;
  3. ondergronds bouwen is niet toegestaan onder recreatieverblijven.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
 
7.1 Verboden gebruik
 
Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald:
  1. het (laten) opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen, anders dan voor zover noodzakelijk is voor het normale onderhoud van tuinen en andere onbebouwde terreinen en het onderhoud van watergangen;
  2. het (laten) opslaan of opgeslagen houden van gerede of ongerede goederen, materialen, werktuigen, machines of gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan, anders dan voor zover dit het gevolg is van of direct samenhangt met het gebruik van een erf, behorende bij een bedrijf;
  3. het (laten) gebruiken van bebouwde dan wel onbebouwde gronden als of ten behoeve van een seksinrichting en/of prostitutie;
  4. het (laten) gebruiken van bebouwde dan wel onbebouwde gronden als of ten behoeve van detailhandel;
  5. het (laten) gebruiken van gronden ten behoeve van een horecavestiging;
  6. het (laten) gebruiken van gronden voor opslag van bagger en grondspecie;
  7. het (laten) gebruiken van gronden voor een grondwal, tenzij op de verbeelding expliciet is toegestaan;
  8. het (laten) gebruiken van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijgebouwen voor permanente bewoning;
  9. het (laten) gebruiken van opstallen, waaronder bijbehorend bouwwerken, als zelfstandige woning;
  10. het (laten) gebruiken van gronden en bouwwerken buiten het bouwvlak ten behoeve van reclame-uitingen;
  11. het (laten) gebruiken van gronden ten behoeve van bedrijven als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht;
  12. het (laten) gebruiken van gronden ten behoeve van bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
7.2 Voldoende parkeergelegenheid
  1. Indien wijziging in de omvang, het gebruik of de bestemming van een gebouw of terrein daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Het aantal benodigde parkeerplaatsen wordt bepaald aan de hand van de op dat moment meest actuele CROW-parkeerkencijfers.
  2. Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder a indien:
    1. het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
    2. of voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.
Artikel 8 Algemene aanduidingsregels
 
8.1 Waarde - Landschap
 
8.1.1 aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding:
  1. 'overige zone - houtwal' zijn, naast voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud, herstel en/of ontwikkeling van de beslotenheid/houtwallenlandschap;
  2. 'overige zone – reliëf' zijn, naast voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud, herstel en/of ontwikkeling van het reliëf van de bodem;
  3. 'overige zone – zandwegen' zijn, naast voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud, herstel en/of ontwikkeling van zandwegen.
8.1.2 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op gronden ter plaatse van de aanduiding:
    1. overige zone – houtwal' de volgende andere-werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
      1. verlagen van de bodem en afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden met 50 cm of meer;
      2. aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen en draineren;
      3. vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging daarvan tot gevolg kunnen hebben;
    2. 'overige zone - reliëf' de volgende andere-werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
      1. verlagen van de bodem en afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden met 50 cm of meer;
      2. aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen en draineren;
      3. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
      4. het aanleggen van –niet als bouwwerk aan te merken- mestbassins en silo's buiten de op de verbeelding aangegeven agrarische bouwvlakken.
    3. 'overige zone - zandweg' de volgende andere-werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
      1. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.1.2 onder a wordt slechts verleend indien door het uitvoeren van de andere-werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en/of natuurwaarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
  3. Geen omgevingsvergunning is nodig voor:
    1. andere-werken in het kader van het normale beheer en onderhoud;
    2. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
    3. andere-werken die binnen agrarische bouwvlakken zijn gelegen;
    4. het aanleggen van kavelpaden en verhardingen ten behoeve van in- of uitritten, tot elk een oppervlakte van 60 m², niet zijnde zandwegen met een landschappelijke waarde;
    5. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, voor zover daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet;
    6. het vellen of rooien van fruitbomen.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
 
9.1 Algemeen
 
9.1.1 afmetingen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van:
  1. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  2. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  3. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  4. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 m. Een afwijking van de hoogte van wieken van grootschalige windmolens kan pas worden verleend indien is aangetoond dat het functioneren van de radarinstallaties niet in onevenredige mate wordt verstoord.
9.1.2 schuilgelegenheid of veldschuur
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken in de vorm van een schuilgelegenheid voor dieren of veldschuur onder de voorwaarden dat:
  1. de oppervlakte van de bijbehorende gronden minimaal 10.000 m² bedraagt;
  2. daardoor de landschaps- en natuurwaarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden aangetast;
  3. het niet betreft gronden met de aanduidingen 'overige zone - gelders natuurnetwerk' en 'overige zone - groene ontwikkelingszone';
  4. maximaal één schuilgelegenheid op de bijbehorende gronden wordt gebouwd.
Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. de oppervlakte van de schuilgelegenheid is maximaal 15 m²;
  2. de goothoogte is maximaal 3 m en de bouwhoogte is maximaal 4,5 m.
9.2 Voorwaarden
 
Afwijking als bedoeld in artikel 9.1 is slechts toegestaan, onder de aanvullende voorwaarden dat:
  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid niet onevenredig worden geschaad;
  3. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden geschaad;
  4. geen onevenredige milieutechnische of ruimtelijke belemmeringen zijn;
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
  1. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
  2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  3. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 11 Overige regels
 
11.1 Voorrangsregels
 
11.1.1 onderlinge relatie dubbelbestemmingen
In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming gaat het belang van de dubbelbestemming voor.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
 
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
 
12.1.1 algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan..
12.1.2 afwijking
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 12.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 12.1.1 met maximaal 10%.
 
12.1.3 uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Artikel 12.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
12.2 Overgangsrecht gebruik
 
12.2.1 algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
 
12.2.2 strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 12.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
 
12.2.3 onderbroken gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 12.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
 
12.2.4 uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Artikel 12.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
Artikel 13 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Oude IJsselstreek , locatie Hiddinkdijk 27A, Heelweg’.