direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan Kom Varsseveld, herziening Kloosterstraat 3 e.o.
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1509.BP000167-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Toepassingsbereik

1.1 Omgevingsplan Oude IJsselstreek

Het omgevingsplan gemeente Oude IJsselstreek, te raadplegen via de link omgevingsplan gemeente Oude IJsselstreek, wordt aangevuld en, indien van toepassing, gewijzigd door de regels van dit plan.

1.2 Tijdelijk omgevingsplan - bestemmingsplan

De besluiten als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet zijn niet van toepassing op de locatie, bedoeld in 1.4.

1.3 Tijdelijk omgevingsplan - bruidsschat

De regels in afdeling 22.2 en 22.3 zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit plan.

1.4 Verwijzing naar verbeelding

De regels in dit plan zijn van toepassing op de locatie TAM-omgevingsplan Kom Varsseveld, herziening Kloosterstraat 3 e.o., waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.1509.BP000167-ON01.

Artikel 2 Begrippen

2.1 van toepassing verklaring

Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit plan;

2.2 aanvullende begrippen

In aanvulling op het bepaalde in 2.1 worden voor de toepassing van de regels in dit plan de begrippen als bedoeld in 2.3 tot en met 2.36 gehanteerd;

2.3 plan

Het TAM-omgevingsplan Kom Varsseveld, herziening Kloosterstraat 3 e.o. met identificatienummer NL.IMRO.1509.BP000167-ON01 van de gemeente Oude IJsselstreek;

2.4 TAM-omgevingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

2.5 locatievlak

een geometrisch bepaald vlak dat in de regels is aangewezen voor een gebruiksdoel;

2.6 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

2.7 afvalstoffen

afvalsoorten als bedoeld in afvalgroep A-B, afvalgroep C, afvalgroep D, afvalgroep E en afvalgroep F, alsmede gecertificeerde gebroken bouwstoffen;

2.8 afvalstoffenoverzicht

het afvalstoffenoverzicht dat als bijlage 2 bij de regels is opgenomen;

2.9 afvalgroep A-B

onder afvalgroep A-B worden de volgende afvalsoorten begrepen: de afvalsoorten die vallen onder de Euralcodes als genoemd onder 'Op- en overslaggebied A-B' in het Afvalstoffenoverzicht;

2.10 afvalgroep C

onder afvalgroep C worden de volgende afvalsoorten begrepen: de afvalsoorten die vallen onder de Euralcodes als genoemd onder 'Op- en overslaggebied C' in het Afvalstoffenoverzicht;

2.11 afvalgroep D

onder afvalgroep D worden de volgende afvalsoorten begrepen: de afvalsoorten die vallen onder de Euralcodes als genoemd onder 'Op- en overslaggebied D' in het Afvalstoffenoverzicht;

2.12 afvalgroep E

onder afvalgroep E worden de volgende afvalsoorten begrepen: de afvalsoorten die vallen onder de Euralcodes als genoemd onder 'Op- en overslaggebied E' in het Afvalstoffenoverzicht;

2.13 afvalgroep F

onder afvalgroep F worden de volgende afvalsoorten begrepen: de afvalsoorten die vallen onder de Euralcodes als genoemd onder 'Op- en overslaggebied F' in het Afvalstoffenoverzicht;

2.14 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

2.15 bedrijf

een onderneming gericht op het bedrijfsmatig produceren, bewerken, installeren, herstellen, opslaan en/of distribueren van goederen of op het bedrijfsmatig verlenen van diensten;

2.16 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale oppervlakte bedrijfsruimte die voor de bedrijfsuitoefening nodig is, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke;

2.17 begane grond

de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder;

2.18 bestaande situatie (bebouwing en gebruik)
  • a. bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerp van dit plan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • b. het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.
2.19 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

2.20 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

2.21 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

2.22 brandbare afvalsoorten

afvalsoorten die in het Afvalstoffenoverzicht zijn aangemerkt als 'brandbaar';

2.23 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

2.24 buitenopslag

het in de open lucht opslaan of opgeslagen houden van gerede of ongerede goederen, materialen, werktuigen, machines of gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;

2.25 calamiteit

een situatie waarin, door omstandigheden waarop het afvalbedrijf zelf geen invloed heeft, een eindverwerker tijdelijk significant lagere hoeveelheden bedrijfsafval kan ontvangen dan de hoeveelheden die gemiddeld per week worden aangeleverd. Het weekgemiddelde is gebaseerd op de jaarhoeveelheid gedeeld door 52;

2.26 dagperiode

de periode van 07:00 uur tot 19:00 uur;

2.27 geluidsbelasting vanwege een industrieterrein

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de geldende milieuwetgeving;

2.28 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van administratieve diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

2.29 niet-brandbare afvalstoffen

afvalsoorten die in het Afvalstoffenoverzicht zijn aangemerkt als 'niet brandbaar';

2.30 opslag van afvalstoffen

het opslaan van afvalstoffen voor een periode langer dan 48 uur;

2.31 opslagvak

een gebouwde voorziening, die aan ten minste drie zijden is omsloten door een keerwand van niet brandbaar materiaal en met een dichte structuur, bestemd voor de op- en overslag van afvalstoffen, waarvan de opslagcapaciteit op eenvoudige en eenduidige wijze is vast te stellen (hoogte x breedte x diepte).

2.32 overslag van afvalstoffen

kortstondige opslag van afvalstoffen gedurende een periode van maximaal 48 uur;

2.33 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

2.34 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

2.35 Staat van bedrijfsactiviteiten

een als bijlage 1 bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

2.36 vloeroppervlakte

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond;

Artikel 3 Wijze van meten

3.1 Meetbepalingen

In aanvulling op en indien van toepassing in afwijking van het bepaalde in artikel 22.24 van het omgevingsplan gemeente Oude IJsselstreek, gelden de volgende meetbepalingen:

3.2 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

de kortste afstand tussen de (zijdelingse) perceelsgrens en enig punt van een bouwwerk.

3.3 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Bij het bepalen van de goothoogte worden ondergeschikte gootonderdelen, zoals bij een verhoogde entree/toegang, buiten beschouwing gelaten.

3.4 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

3.5 het bebouwingspercentage

het deel van het bouwvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden.

3.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

3.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

3.8 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel

de oppervlakte van alle binnen een werkingsgebied gelegen bouwwerken tezamen.

3.9 verticale diepte van een bouwwerk

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf peil.

3.10 verticale diepte van een ondergronds bouwwerk

het laagste punt van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf peil.

3.11 peil
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de gemiddelde hoogte van de weg ter plaatse;
  • b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte bouwterrein;
  • c. vanaf het waterpeil tot het hoogste punt van het bouwwerk.
3.12 Toepassing van maten

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m. bedraagt.

Hoofdstuk 2 Specifieke regels over functies

Artikel 4 Bedrijventerrein - Afvalbedrijf

4.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.1509.BP000167-ON01 is aangewezen als 'Bedrijventerrein - Afvalbedrijf'.

4.2 Functieomschrijving Bedrijventerrein - Afvalbedrijf

Een locatie die is aangewezen als 'Bedrijventerrein - Afvalbedrijf' heeft de volgende functies:

  • a. bedrijfsactiviteiten tot en met milieucategorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
  • b. een puinbrekerij en -malerij in ten hoogste milieucategorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - puinbrekerij en -malerij' en met inachtneming van lid 4.3.5;
  • c. een vuiloverslagstation en afvalscheidingsinstallatie in milieucategorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - vuiloverslagstation en afvalscheidingsinstallatie', met dien verstande dat:
    • 1. de op- en overslag en het bewerken (het breken, malen en zeven) van afvalstoffen in afvalgroep A-B overeenkomstig het afvalstoffenoverzicht, uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - op- en overslaggebied A-B';
    • 2. de op- en overslag, het sorteren, verkleinen, bewerken en knippen van afvalstoffen in afvalgroep C overeenkomstig het afvalstoffenoverzicht, uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - op- en overslaggebied C';
    • 3. de op- en overslag van asbest en asbesthoudende afvalstoffen in afvalgroep D overeenkomstig het afvalstoffenoverzicht, uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - op- en overslaggebied D';
    • 4. de op- en overslag en het sorteren van afvalstoffen in afvalgroep E overeenkomstig het afvalstoffenoverzicht, uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - op- en overslaggebied E';
    • 5. de op- en overslag, het sorteren, verkleinen, bewerken, regenereren en demonteren van afvalstoffen in afvalgroep F overeenkomstig het afvalstoffenoverzicht, uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - op- en overslaggebied F';

met de daarbij behorende:

  • d. wasplaats voor de uitwendige reiniging van containers, wagens, werktuigen en dergelijke, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - wasplaats';
  • e. bedrijfsgebonden kantoren;
  • f. buitenopslag, niet zijnde de op- en overslag van afvalstoffen;
  • g. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • h. parkeer- en groenvoorzieningen en kunstwerken;
  • i. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • j. straatmeubilair, en nutsvoorzieningen.

4.3 Gebruiksactiviteiten
4.3.1 Algemeen

Het is verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze die niet ten dienste staat van de in 4.2 genoemde functies van de gronden.

4.3.2 Buitenopslag, niet zijnde op- en overslag van afvalstoffen

Voor buitenopslag, niet zijnde de op- en overslag van afvalstoffen, gelden de volgende regels:

  • a. Buitenopslag van goederen, niet zijnde de opslag van afvalstoffen, is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de hoogte van buitenopslag, geen afvalstoffen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

4.3.3 Op- en overslag van afvalstoffen

Voor de op- en overslag van afvalstoffen gelden de volgende regels:

a Algemeen
  • a. afvalstoffen mogen uitsluitend worden op- en overgeslagen in een opslagvak of containers, met dien verstande dat de hoogte van de opslag zich niet laat beperken tot de hoogte van het opslagvak of container, met inachtneming van het bepaalde onder b tot en met d.
  • b. afvalstoffen in afvalgroep A-B, inclusief gecertificeerde gebroken bouwstoffen, en afvalgroep C mogen niet hoger worden opgeslagen dan 10 m;
  • c. afvalstoffen in afvalgroep D mogen niet hoger worden opgeslagen dan 2 m;
  • d. afvalstoffen in afvalgroep E en afvalgroep F mogen uitsluitend inpandig worden opgeslagen, voor zover deze afvalstoffen niet ook onder afvalgroep A-B tot en met D vallen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'opslag uitgesloten' is de op- en overslag van afvalstoffen niet toegestaan.

b Buitenopslag van brandbare afvalsoorten
  • a. in afwijking van het bepaalde onder lid 4.3.3 sub a onder b mag de hoogte van buitenopslag van brandbare afvalsoorten niet meer bedragen dan 4 m;
  • b. de oppervlakte van een opslagvak ten behoeve van buitenopslag van brandbare afvalsoorten mag binnenwerks gemeten niet meer bedragen dan 500 m2;
  • c. wanneer een opslagvak wordt gebruikt voor de buitenopslag van brandbare afvalsoorten, mogen de direct aangrenzende opslagvakken uitsluitend gebruikt worden voor de opslag van niet-brandbare afvalstoffen. Dit in verband met de brandveiligheid.

c Opslaghoeveelheden
  • a. de opgeslagen hoeveelheid afvalstoffen binnen de bestemming Bedrijventerrein - Afvalbedrijf mag in totaal niet meer bedragen dan 46.452 m3;
  • b. de op- en overslag van afvalstoffen in afvalgroep A-B is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - op- en overslaggebied A-B', met dien verstande dat:
    • 1. de opgeslagen hoeveelheid afvalstoffen binnen op- en overslaggebied A-B niet meer mag bedragen dan 23.801 m3, met dien verstande dat:
      • de opgeslagen hoeveelheid verontreinigde grond niet meer mag bedragen dan 150 m3;
      • de opgeslagen hoeveelheid verpakkingsglas, (grof) tuin- en groenafval, veegvuil, kolkenslib en rioolslib gezamenlijk niet meer bedragen dan 435 m3;
  • c. de op- en overslag van afvalstoffen in afvalgroep C is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - op- en overslaggebied C', met dien verstande dat:
    • 1. de opgeslagen hoeveelheid afvalstoffen binnen op- en overslaggebied C niet meer mag bedragen dan 9.066 m3;
      • de opgeslagen hoeveelheid Li-ion accu's en -batterijen niet meer mag bedragen dan 16 m3, met een maximum gewicht van 10 ton;
  • d. de op- en overslag van afvalstoffen in afvalgroep D is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - op- en overslaggebied D', met dien verstande dat:
    • 1. de opgeslagen hoeveelheid afvalstoffen binnen op- en overslaggebied D niet meer mag bedragen dan 150 m3;
  • e. de op- en overslag van afvalstoffen in afvalgroep E is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - op- en overslaggebied E', met dien verstande dat:
      • de opgeslagen hoeveelheid bedrijfsafval niet meer mag bedragen dan 2.500 m3;
      • de opgeslagen hoeveelheid huishoudelijk restafval niet meer mag bedragen dan 250 m3;
      • de opgeslagen hoeveelheid papier, banden, hout klasse C en gemengd bouw- en sloopafval gezamenlijk niet meer mag bedragen dan 2.700 m3;
      • de opgeslagen hoeveelheid groente-, fruit- en tuinafval niet meer mag bedragen dan 7 m3;
  • f. de op- en overslag van afvalstoffen in afvalgroep F is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - op- en overslaggebied F', met dien verstande dat:
    • 1. de opgeslagen hoeveelheid afvalstoffen binnen op- en overslaggebied F niet meer mag bedragen dan 5.538 m3, met dien verstande dat:
      • de opgeslagen hoeveelheid bedrijfsafval niet meer mag bedragen dan 1.600 m3; en,
      • de opslag van bedrijfsafval in op- en overslaggebied F uitsluitend is toegestaan in geval van een calamiteit en na overleg met het bevoegd gezag. Na beëindiging van de calamiteit wordt in overleg met het bevoegd gezag een redelijke termijn afgesproken, waarna het bedrijfsafval zich niet meer bevindt in op- en overslaggebied F.

4.3.4 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor activiteiten die genoemd worden in Bijlage VII van het Besluit kwaliteit leefomgeving;
  • b. het gebruik van bouwwerken voor zelfstandige kantoren;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de op- en overslag van afvalsoorten anders dan de afvalsoorten als genoemd in lid 2.9 tot en met 2.13;
  • d. het gebruik van gronden voor het bewerken van hout en (grof) tuin- en groenafval met een shredder, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - shredder' en met inachtneming van het bepaalde in lid 4.3.5;
  • e. het gebruik van gronden voor het bewerken van afvalsoorten in afvalgroep C met een schrootschaar, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - schrootschaar' en met inachtneming van het bepaalde in lid 4.3.6;
  • f. het gebruik van gronden voor een puinbrekerij en -malerij in ten hoogste milieucategorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - puinbrekerij en -malerij'.

4.3.5 Representatieve bedrijfssituatie puinbreker of shredder

De volgende activiteiten zijn uitsluitend in de dagperiode toegestaan onder voorwaarden dat de puinbreker en shredder niet tegelijk in gebruik worden genomen en ze samen in totaal ten hoogste 8 uur per dag worden gebruikt:

  • a. het bewerken (breken, malen, zeven, scheiden en sorteren) van puin met een puinbreker, met dien verstande dat de puinbreker in totaal ten hoogste 8 uur per dag puin mag bewerken;
  • b. het bewerken van afvalstoffen met een shredder, met dien verstande dat:
    • 1. de shredder in totaal ten hoogste 8 uur per dag mag worden gebruikt;
    • 2. uitsluitend hout en (grof) tuin- en groenafval bewerkt mogen worden.

4.3.6 Incidentele bedrijfssituatie schrootschaar

De volgende activiteiten zijn ten hoogste 12 dagen per kalenderjaar toegestaan, uitsluitend in de dagperiode:

  • a. het bewerken van afvalsoorten in met een schrootschaar, met dien verstande dat:
    • 1. de schrootschaar in totaal ten hoogste 8 uur per dag mag worden gebruikt;
    • 2. uitsluitend afvalsoorten in afvalgroep C bewerkt mogen worden.

4.3.7 Voorwaardelijke verplichting

Het gebruik van de gronden ten behoeve van de in lid 4.2 genoemde doeleinden is uitsluitend toegestaan, indien:

  • a. voorzien is in de aanleg en instandhouding van de begroeiing aan de oostzijde van de Kloosterstraat zoals opgenomen in het inrichtingsplan. Onder het inrichtingsplan wordt in deze regels verstaan het inrichtingsplan dat is opgenomen in bijlage 3.

4.4 Omgevingsplanactiviteit gebruik
4.4.1 Shredder
  • a. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning het bepaalde in lid 4.3.4 onder d en het bewerken van hout en (grof) tuin- en groe nafval met een shredder toe te staan buiten de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - shredder'.
  • b. De omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt alleen verleend indien:
    • 1. met een akoestisch onderzoek is aangetoond dat de geluidsbelasting op omliggende woningen acceptabel is, waarbij:
      • het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau op de gevel(s) van woningen niet meer mag bedragen dan 50 dB(A)
      • het maximale geluidniveau op de gevel(s) van woningen niet meer mag bedragen dan 70 dB(A)
    • 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 3. sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor omliggende woningen;
    • 4. er geen milieutechnische belemmeringen zijn.

4.4.2 Schrootschaar
  • a. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning het het bepaalde in lid 4.3.4 onder e en het bewerken van afvalsoorten in afvalgroep C met een schrootschaar toe te staan buiten de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - schrootschaar'.
  • b. De omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt alleen verleend indien:
    • 1. voldaan wordt aan het bepaalde in lid 4.3.5;
    • 2. met een akoestisch onderzoek is aangetoond dat de geluidsbelasting op omliggende woningen acceptabel is, waarbij:
      • het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau op de gevel(s) van woningen niet meer mag bedragen dan 50 dB(A);
      • het maximale geluidniveau op de gevel(s) van woningen niet meer mag bedragen dan 70 dB(A);
    • 3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 4. sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor omliggende woningen;
    • 5. er geen milieutechnische belemmeringen zijn;
  • c. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning het bepaalde in lid 4.3.6 toe te staan dat het bewerken van afvalsoorten in afvalgroep C met een schrootschaar meer dan 12 keer per jaar plaatsvindt.
  • d. De omgevingsvergunning als bedoeld onder c wordt alleen verleend indien:
    • 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 2. sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor omliggende woningen;
    • 3. er geen milieutechnische belemmeringen zijn.

4.5 Bouwactiviteiten
4.5.1 Algemeen
  • a. Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • b. gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd:
    • 1. gebouwen van ondergeschikte aard, zoals een fietsenberging, stalling en dergelijke, mits de gezamenlijke oppervlakte van deze gebouwen niet meer bedraagt dan 50 m2;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - terreinafscheiding': erf- en terreinafscheidingen, met inachtneming van het bepaalde in lid 4.3.7;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - tankinstallatie': bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van een tankinstallatie;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - wasplaats'; gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van een wasplaats als bedoeld in lid 4.2 sub d.

4.5.2 Gebouwen
  • a. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen buiten het bouwvlak, zoals bedoeld in lid 4.5.1 sub c, voor zover deze buiten het bouwvlak zijn gesitueerd, mag niet meer bedragen dan 3 m.

4.5.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 4,8 m;
  • b. De bouwhoogte van een tankinstallatie mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • c. De bouwhoogte van opslagvak, keer- en/of scheidingswanden mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • d. De bouwhoogte van (licht)masten mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • e. De bouwhoogte van bedrijfsinstallaties, niet zijnde een tankinstallatie, mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • f. De bouwhoogte voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 5 m.

4.5.4 Ondergronds bouwen
  • a. de verticale diepte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels over functies

Artikel 5 Toepassingsbereik

De regels van dit hoofdstuk zijn van toepassing binnen het plangebied zoals opgenomen in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.1509.BP000167-ON01.

Artikel 6 Aanvraagvereisten

  • 1. De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van het omgevingsplan van de gemeente Oude-IJsselstreek, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit plan. In het bijzonder geldt dat:
    • a. het bepaalde in artikel 22.284 van het omgevingsplan van de gemeente Oude-IJsselstreek van toepassing is op een aanvraag om omgevingsvergunning voor een aanlegactiviteit in dit plan;
    • b. en het bepaalde in 22.286 van het omgevingsplan van de gemeente Oude-IJsselstreek van toepassing is op een aanvraag om omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit in dit plan.
  • 2. In aanvulling op het bepaalde onder 1 worden bij de aanvraag om omgevingsvergunning die gegevens en bescheiden overlegd die naar het oordeel van het bevoegde gezag noodzakelijk zijn voor een toets aan de beoordelingsregels.

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Bestaande maatvoering

Het in stand houden van bouwwerken waarvan de maatvoering afwijkt van het bepaalde in dit plan is toegestaan indien de bestaande maatvoering bestond op het moment dat dit artikel in werking is getreden en het bouwwerk is gerealiseerd overeenkomstig een daartoe verleende omgevingsvergunning.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Bestaande afmetingen

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

9.2 Bestaande afstanden

In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

9.3 Bestaande percentages

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentages in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

9.4 Parkeerregels
9.4.1 Algemene parkeerregels

Een omgevingsvergunning voor een bouwplan of een wijziging van het gebruik van gronden en/of bouwwerken kan slechts worden verleend, indien ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's en voor wat betreft de toename in parkeer- of stallingsbehoefte, in voldoende mate ruimte is aangebracht op eigen terrein. De parkeer- en stallingsbehoefte moet voldoen aan de parkeernormen zoals vastgelegd in het geldende gemeentelijke parkeerbeleid.

9.4.2 Afwijken van de parkeerregels

Bij maatwerkvoorschrift kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.4.1 indien:

  • a. het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit en/of;
  • b. aannemelijk wordt gemaakt dat een lagere parkeernorm kan worden toegepast en/of;
  • c. er op andere, gelijkwaardige wijze in de benodigde parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de gebruiksactiviteiten wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
  • b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van detailhandel in:
    • 1. volumineuze goederen;
    • 2. goederen waarvan de verkoop redelijkerwijs niet past in stedelijk gebied, zoals: brand- en explosiegevaarlijke stoffen;
  • c. het gebruiken van gronden en/of bouwwerken overeenkomstig de gebruiksactiviteiten in dit plan, zonder de instandhouding van voldoende parkeergelegenheid, als bedoeld in lid 9.4.1.

Artikel 11 Algemene vergunningsplichtige bouwactiviteiten

11.1 Overschrijding van bouwgrenzen
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het overschrijden van bouwgrenzen.
  • b. De omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt alleen verleend indien:
    • 1. de overschrijding niet meer bedraagt dan 2,5 m;
    • 2. de noodzakelijkheid is aangetoond in verband met de uitmeting van het terrein of uit oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
    • 3. wordt voldaan aan de nadere voorwaarden uit lid 11.5.

11.2 Grotere hoogte voor masten en kunstwerken
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het overschrijden van de maximum bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde voor kunstwerken, en zend-, ontvang- en/of sirenemasten.
  • b. De omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt alleen verleend indien:
    • 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 40 m;
    • 2. wordt voldaan aan de nadere voorwaarden uit lid 11.5.

11.3 Grotere hoogte voor bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde.
  • b. De omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt alleen verleend indien:
    • 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 10 m;
    • 2. in afwijking van het bepaalde in sub a is geen grotere bouwhoogte mogelijk voor de onder lid 4.5.3 sub b bedoelde erf- en terreinafscheiding;
    • 3. wordt voldaan aan de nadere voorwaarden uit lid 11.5.

11.4 Gebouwen voor nutsdoeleinden
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, transformatorhuisjes en bouwwerken ten behoeve van het rioolstelsel, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen.
  • b. De omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt alleen verleend indien:
    • 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
    • 2. de inhoud niet meer dan 50 m3 bedraagt, met dien verstande dat voor bouwwerken ten behoeve van het rioolstelsel geen maximale inhoud van toepassing is;
    • 3. wordt voldaan aan de nadere voorwaarden uit lid 11.5.

11.5 Nadere voorwaarden
  • a. Het bevoegd gezag kan enkel een omgevingsvergunning verlenen voor bouwactiviteiten zoals hierboven genoemd onder de voorwaarden dat:
    • 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid niet onevenredig worden benadeeld;
    • 3. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt benadeeld;
    • 4. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden benadeeld;
    • 5. er geen milieutechnische belemmeringen zijn.