Plan: | Kom Varsseveld, locatie Breukelaarweg 33 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1509.BP000115-VA01 |
Kramp Groep B.V. wil de komende jaren fors gaan uitbreiden in Varsseveld. Kramp is een leverancier van onderdelen voor de landbouw-, industrie-, grondverzet-, tuin- en parkmachines. Kramp is in het begin van de vorige eeuw gestart in Varsseveld. Van klein familiebedrijf is zij inmiddels uitgegroeid tot een leidende Europese technische groothandel. In de komende jaren wil Kramp zijn vestiging in Varsseveld uit laten groeien tot een distributiecentrum voor Noordwest Europa. Daarvoor zal een forse uitbreiding moeten plaatsvinden van de bestaande bedrijfshallen.
Een belangrijk onderdeel van de uitbreiding voor Kramp is een geautomatiseerde palletsilo van 36 meter hoog. Het huidige bestemmingsplan vormt daarbij een belemmering, omdat er niet hoger gebouwd mag worden dan 12 meter. Er dient daarom een partiële herziening van het huidige bestemmingsplan opgesteld te worden.
Kramp wenst dus de bedrijfsgebouwen op de bedrijfslocatie in Varsseveld (al dan niet gefaseerd) ingrijpend uit te breiden. Deze ingreep heeft niet alleen invloed op het bedrijf zelf, maar heeft ook zo zijn impact op de (economische en ruimtelijke) omgeving. In deze toelichting wordt daarom vanuit verschillende invalshoeken (o.a. beleidsmatig, milieutechnisch, economisch en ruimtelijk perspectief) bekeken of er belemmeringen bestaan tegen deze ontwikkeling en of het plan tot uitvoer gebracht kan worden.
Als gemeente Oude IJsselstreek hebben wij als voorwaarde gesteld dat er een gedegen ruimtelijke studie zou worden opgesteld, waarin de ruimtelijke aspecten van de uitbreiding zijn onderzocht. Het doel van de studie is daarbij tweeledig. De eerste vraag die voor ligt is of de bouw van een dergelijke hoge bedrijfshal gezien de invloed op de omgeving in algemene zin aanvaardbaar is. Bij een positief advies moet ook de vraag beantwoord worden welke voorwaarden er gesteld moeten worden. Daarbij gaat het om stedebouwkundige regels en eisen met betrekking tot de beeldkwaliteit.
De ruimtelijke studie is uitgevoerd door Veenenbos en Bosch landschapsarchitecten. Het eindresultaat van de studie vormt de basis voor de ruimtelijke onderbouwing van deze partiële herziening van het bestemmingsplan "Kom Varsseveld 2010". De ruimtelijke studie is in bijlage 1 terug te vinden en maakt integraal onderdeel uit van onderhavige toelichting. Op verschillende momenten in deze toelichting zullen we dan ook verstaan met een verwijzing naar deze ruimtelijke studie.
Het perceel van de Kramp Groep is gelegen op het bedrijventerrein "Hofskamp" in Varsseveld. Het bedrijfsperceel is georiënteerd op de Oostelijke Rondweg. Het bedrijf heeft een eigen entree vanaf de rotonde, die aansluit op de rondweg.
Aan de noordzijde is het perceel van firma Kramp begrensd door een gemeentelijke groenzone. Ten oosten van het perceel is de Oostelijke Rondweg gesitueerd. Aan de zuid- en gedeeltelijk westkant vormt de Breukelaarweg de begrenzing van het bedrijfsperceel. Verder bevindt zich aan de westkant de overige bedrijvigheid op het bedrijventerrein Hofskamp.
Afbeelding 1 Exacte begrenzing van het plangebied en topografische kaart met ligging plnagebied
Kramp Groep BV is gelegen aan de Breukelaarweg 33. Deze locatie is opgenomen in het bestemmingsplan "Kom Varsseveld 2010", dat is vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 23 juni 2011.
Afbeelding 2 Uitsnede van perceel Kramp uit bestemmingsplan "Kom Varsseveld 2010"
De vestiging van Kramp op "Hofskamp" is in het bestemmingsplan aangewezen als bedrijventerrein bestemd voor bedrijven tot en met bedrijfscategorie 3.1. Het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 80% en er geldt een maximale bouwhoogte van 12 meter. Er geldt een bouwvlak waarbinnen gebouwd mag worden. Daarbij moet langs de zijdelingse bouwperceelsgrenzen een aaneengesloten strook grond van 3 meter breed onbebouwd blijven.
Volgens het huidige bestemmingsplan mag Kramp de gronden, die zij in gedachten heeft voor de uitbreiding, zonder meer bebouwen. De enige belemmering schuilt in het feit dat het huidige bestemmingsplan niet voorziet in de beoogde hoogte van 36 meter van de palletsilo. Gelet hierop dient dus het bestemmingsplan te worden gewijzigd.
Om allereerst een goed beeld te krijgen bij de situatie wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de bestaande situatie van het plangebied. Hoofdstuk 3 geeft de planbeschrijving, bestaande uit de planuitgangspunten met betrekking tot zowel de functionele als ruimtelijke aspecten van het plangebied. Tevens worden de regels van de beeldkwaliteit voor de uitbreiding van Kramp beschreven.Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 kort ingegaan op de beleidskaders die van toepassing zijn op Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau. Hoofdstuk 5 behandelt de omgevingsaspecten die van toepassing zijn, waaronder het aspect water. De juridische verantwoording en uitleg bij de regels wordt nader toegelicht in hoofdstuk 6. De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid worden beschreven in respectievelijk de hoofdstukken 7 en 8.
In dit hoofdstuk wordt de bestaande situatie van het plangebied beschreven.
Zoals in de inleiding al is beschreven is door Veenenbos en Bosch landschapsarchitecten een ruimtelijke studie uitgevoerd, waarbij het eindresultaat van de studie de basis vormt voor de ruimtelijke onderbouwing van deze partiële herziening van het bestemmingsplan "Kom Varsseveld 2010". In deze ruimtelijke studie is uitvoerig ingegaan op de ontstaansgeschiedenis, ruimtelijke en functionele beschrijving van het plangebied (hoofdstuk 3 van de studie). Hiernaar wordt verwezen. Hieronder zullen wij volstaan met een samenvatting. Voor foto's e.d. wordt tevens verwezen naar de ruimtelijke studie.
Varsseveld is als agrarische nederzetting ontstaan op de rand van een opgehoogde es. De zandgronden in deze omgeving waren arm. Landbouw vond plaats op kleine akkers die flink werden bemest, waardoor ze steeds hoger kwamen te liggen. Vaak werden deze essen omheind met houtwallen om het vee te keren en te voorkomen dat de vruchtbare grond zou verstuiven. Rondom lagen uitgestrekte woeste gronden en heidevelden. Vanaf het begin van de 20e eeuw werden deze woeste gronden op grote schaal ontgonnen ten behoeve van de landbouw. Tussen de weidegronden werden ook diverse (productie)bossen aangelegd.
Het Kerkplein met de Laurentiuskerk vormt het middelpunt van het oorspronkelijke brinkdorp. Van hieruit heeft het dorp zich langs een aantal radialen ontwikkeld, oude landwegen die uitwaaieren over de omgeving. Halverwege de vorige eeuw zijn de gaten tussen deze radialen langzaam opgevuld, met name door de aanleg van nieuwe woonwijken.
Afbeelding 3 Ontwikkeling van Varsseveld in 1900, 1970 en 2012
Ook de bedrijvigheid ontwikkelde zich in eerste instantie langs de oude landwegen. Met de aanleg van het spoor tussen Winterswijk en Zevenaar eind 19e eeuw, waardoor Varsseveld over een station beschikt, nam de bedrijvigheid toe. Deze concentreerde zich aan de zuidoostzijde van het dorp, dicht tegen de kern aan.
In de laatste decennia is het areaal bedrijventerrein enorm toegenomen. De meest recente ontwikkeling is de realisatie van Hofskamp Oost I en II, een terrein wat zich tot ver naar het oosten toe uitstrekt. Met de groei van de bedrijvigheid is er aan de noord- en de oostzijde van Varsseveld een rondweg aangelegd om de kern te ontlasten van het verkeer. Hiermee is een nieuwe structuur over het oude radiale patroon heen gelegd.
Besloten landschap
Varsseveld ligt te midden van het kampen- en essenlandschap. Dat wordt gekenmerkt als kleinschalig en besloten door zijn bochtige wegen en kavelstructuren, verspreid liggende bebouwing en vele beplantingselementen als lanen, singels en bospercelen.
Afbeelding 4 Ligging van Kramp in Varsseveld
Hierdoor is het zicht op het dorp vanaf de (doorgaande) wegen rondom Varsseveld zeer wisselend. Zo is de toerit naar de A18 gehuld in stevige bosschages waardoor het zicht op het dorp volledig wordt ontnomen. Ook de Terborgseweg staat veelal in de bomen. De N18 daarentegen kent geen of een zeer beperkte wegbeplanting. Toch is er slechts sporadisch zicht op de kerktoren van de Laurentiuskerk of de molen De Engel. Het zijn de hoogste punten van Varsseveld, maar ze verdwijnen grotendeels achter de beplantingen noordoostelijk van het dorp. Ook vanaf de kleinere wegen en fietspaden in het buitengebied is het zicht veelal beperkt.
Afbeelding 5 Kampen- en essenlandschap
Gesloten kern, uiteenlopende randen
Het radiale patroon van landwegen is zeer bepalend geweest voor de dorpsstructuur van Varsseveld. De dorpsstraten zijn dicht bebouwd en vrij smal. Door hun bochtige verloop zijn de zichten erg kort. Hierdoor is de kern vrij gesloten. Meer naar de randen toe is er af en toe zicht op het omliggende landschap. Toch is een groot deel van de dorpsrand en ook het bedrijventerrein met groen omzoomd.
Afbeelding 6 Gebogen straten in dorpskern Varsseveld
Tweedeling
Varsseveld bestaat grofweg uit twee delen: het dorp en Hofskamp (duidelijk te zien in afbeelding 4). Het bedrijventerrein heeft inmiddels een omvang die vergelijkbaar is met het dorp. Tussen het dorp en het bedrijventerrein ligt een groene overgangszone. Hierin ligt ondermeer de museumboerderij het "Hofshuus" met boomgaard en akker. Vanaf de begraafplaats tot aan de bergingsvijver aan de Oostelijke Rondweg ontneemt een stevige groene singel grotendeels het zicht op de grote, langgerekte hallen van ondermeer Lundia, Svedex en Kramp.
Afbeelding 7 Groene overgangszone tussen dorp en bedrijventerrein
Daar waar het dorp zich oriënteert op de kerk, groepeert het bedrijventerrein zich rondom de rotonde in de Oostelijke Rondweg. Kramp heeft hierin een prominente positie. Het bedrijf is georiënteerd op de rondweg en heeft een eigen entree vanaf de rotonde.
Afbeelding 8 Kramp aan rotonde in Oostelijke Rondweg
Beschrijving van het bedrijf Kramp: activiteiten en vestigingen
Kramp is een technisch groothandel voor de landbouw, industrie en tuin & park. De verkooppunten van Kramp bestaan uit het snel en eenvoudig beschikbaar maken van een zeer uitgebreid assortiment en een ondersteuning van haar klanten bij hun bedrijfsvoering.
Via de webshop kan de klant snel zien welke artikelen Kramp aanbiedt en wat de voorraad of de levertijd van de artikelen is. In het distributiecentrum worden de bestellingen bijeengebracht, ingepakt en, via een Europees logistiek netwerk, naar de klanten gestuurd. Hiervoor heeft Kramp vier magazijnen. Met dit concept functioneert Kramp als magazijn voor haar klanten. De klanten zijn landbouwmechanisatiebedrijven, mechanisatiebedrijven voor tuin en park en industriële bedrijven.
Vanuit Varsseveld worden 15.000 klanten in de gehele Benelux bevoorraad. De klant kan tot zes uur zijn bestelling plaatsen, waarna voor de volgende ochtend acht uur wordt afgeleverd. In de toekomst is het de bedoeling dat ook een deel van Duitsland vanuit Varsseveld bevoorraad zal worden.
Het magazijn in Strullendorf, Duitsland levert aan de Duitse, Zwitserse, Oostenrijkse, Tsjechische en Italiaanse markt en de overige Oost-Europese markten. In Poitiers, Frankrijk is begin 2012 een nieuw magazijn in gebruik genomen. Dit magazijn vervangt het oude Franse magazijn. Vanuit het nieuwe magazijn zal geleverd worden aan de Franse, Spaanse en Portugese markt. Het magazijn in Biggleswade, UK bevoorraadt Groot Brittannië.
Kramp koopt haar goederen vanuit de hele wereld aan. De belangrijkste inkooplanden zijn Nederland, Duitsland en Italië. Voor het aanleveren van de goederen vanuit Europa maakt Kramp daar waar mogelijk gebruik van één transporteur, welke de goederen van verschillende leveranciers geconsolideerd aanlevert in Varsseveld. Hiermee wordt er voor gezorgd dat er zo min mogelijk vrachtwagens aanleveren. Naast de Europese landen wordt het verre oosten een steeds belangrijkere inkoopmarkt.
Varsseveld is de hoofdvestiging van Kramp. Naast de logistieke afdeling (475 mensen) en de verkoopafdeling voor Midden- en Zuid Nederland zijn ook alle gecentraliseerde activiteiten hier geconcentreerd. Het gaat om inkoop, personeelszaken, IT, Marketing, E business en administratie.
Ruimtelijke opbouw van huidige distributiecentrum
Het distributiecentrum van Kramp op Hofskamp kent verschillende systemen voor het verzamelen van de gevraagde artikelen. Dit is afhankelijk van de grootte van artikelen, variërend van boutjes tot complete hydraulische systemen voor landbouwvoertuigen. De onderstaande illustratie uit de studie van Veenenbos en Bosch geeft een beeld van de ruimtelijke opbouw van het distributiecentrum en de verschillende activiteiten.
Afbeelding 9 Schematische tekening van de ruimtelijke opbouw van het huidige distributiecentrum
Iedere hal kent een ander logistiek systeem. Een centrale ader verbindt de verschillende systemen en sluit aan op de verschillende loading docks. Hier komen de goederen binnen en worden ze afgevoerd.
Afbeelding 10-11 Centrale ader Kramp Laden en lossen
Het laden en lossen vindt plaats aan de kant van het bedrijf dat georiënteerd is op de Oostelijke Rondweg. Inkomende goederen worden bij het noordelijk dok gelost, uitgaande goederen worden bij het zuidelijk dok geladen. Wachtend vrachtverkeer staat op de toegangsweg, die tevens de aan- en afvoerroute is naar omliggende bedrijven. Het parkeren voor bezoekers vindt plaats aan de zuidzijde van het perceel. De werknemers parkeren hun auto's aan de noordzijde van het perceel.
Afbeelding 12 Schematische tekening van de logistiek rondom het huidige bedrijfspand van Kramp
Voor een efficiënt afhandeling van de logistiek is het van belang dat de verschillende gebieden dicht bij elkaar liggen. Door de uitbreiding naast de huidige panden te plaatsen is het mogelijk de centrale ader als hoofdweg verder door te trekken.
Om het volledige volume binnen een acceptabele afstand te krijgen is de huidige toegestane hoogte niet voldoende. Voor de automatische opslag van pallets is de meest efficiënte hoogte 36 meter.
In dit hoofdstuk wordt allereerst ingegaan op de verwachte groei van Kramp en het voornemen van het bedrijf om zich uit te breiden in Varsseveld. Daarbij wordt ingegaan op het belang van het bedrijf voor de werkgelegenheid binnen de gemeente en de Achterhoek. Vervolgens worden de planuitgangspunten van de uitbreiding van het bedrijf beschreven en de vertaling hiervan in stedenbouwkundige randvoorwaarden en regels vooor beeldkwaliteit. Tevens wordt aangegeven hoe deze uitbreiding zich vertaalt in het bestemmingsplan.
Kramp groeit en wil ook in de toekomst blijven groeien. Naar verwachting zullen met name Frankrijk, Duitsland, Italië en de Oost Europese markten sterk groeien.
De gewenste uitbreiding op de locatie Varsseveld is nodig omdat besloten is om deze vestiging te laten uitgroeien tot één van de drie internationale bedrijfssteunpunten in West Europa. Door een forse uitbreiding op het eigen terrein kan dit perspectief worden veilig gesteld. Kramp opteert voor Varsseveld omdat het moederbedrijf hier gevestigd en geworteld is. Het is absoluut geen optie om het bedrijf te verplaatsen naar een andere locatie binnen de regio Achterhoek. Als er al sprake zou moeten zijn van een andere locatie dan Varsseveld dan ligt op basis van bedrijfseconomische uitgangspunten een locatie in Duitsland veel meer voor de hand.
Om de markt in de straal van 500 kilometer rond het Varsseveldse magazijn te kunnen bedienen, is het noodzakelijk om het magazijn verder uit te breiden. Op dit moment wordt nog een deel vanuit het Duitse magazijn bevoorraad. Door de groei in Duitsland, Italië en Oost Europa zal de capaciteit van het Duitse magazijn niet meer voldoende zijn om dit te blijven doen.
De uitbreiding in Varsseveld zal uiteindelijk drie functies krijgen. Een deel zal gebruikt worden voor het afhandelen van volledige pallets. Goederen worden aangeleverd op de pallets en worden per pallet uitgeleverd. Een tweede deel zal gebruikt worden voor het picken van goederen vanaf pallets. De goederen in dit gebied worden per pallet aangeleverd maar worden per stuk weer uitgeleverd. Het derde deel zal gebruikt worden voor opslag van bakken waarin goederen liggen die nog vervoerd moeten worden richting andere gebieden waar uit deze bakken gepickt gaat worden.
Voor de werkgelegenheid in de regio Achterhoek, maar met name in Varsseveld is het van bijzonder groot economisch belang dat de Kramp Groep B.V. in Varsseveld blijft gevestigd. Het is een internationaal toonaangevend bedrijf dat in belangrijke mate bijdraagt aan het economisch perspectief en het imago van de regio Achterhoek, van de gemeente Oude IJsselstreek en van Varsseveld. Het personeelsbestand van Kramp Varsseveld omvat op dit moment ca. 600 fte. Na de uitbreiding van de bedrijfshuisvesting voor de afdeling marketing, ICT en inkoop (start bouw gepland in 2014) zal dit bestand naar verwachting met 50 tot 80 fte toenemen.
Duurzame innovatieve economische ontwikkelingen worden door de Regio Achterhoek en dus ook de gemeente Oude IJsselstreek met groot enthousiasme ontmoet. Hoge prioriteit wordt daarbij ook gegeven aan het behoud van of juist stimulering van werkgelegenheid. In de Agenda 2020 van de Regio Achterhoek wordt verder gedetailleerd in gegaan op deze aandachtspunten.
Kramp wil in twee fasen met twee bedrijfshallen uitbreiden. De opbouw van de nieuwe hallen hangt samen met de benodigde logistieke systemen.
Gewenste uitbreiding: functioneel programma
Kramp wil eerst een nieuwe pallethal realiseren met een inhoud van circa 140.000 m3. Deze zal hoofdzakelijk worden gebruikt voor het picken van goederen, met een heftruck, van pallets die op hoge stellingen zijn opgeslagen.
Daarna wil Kramp een palletsilo bouwen met een inhoud van ruim 180.000 m3. Deze hal zal gebruikt worden voor het volledig automatisch afhandelen van pallets. De goederen hier worden aangeleverd op pallets en ook zodanig uitgeleverd. Het betreft grotere producten en voorraad voor de andere hallen. Dit geautomatiseerde systeem is duur in aanschaf. Een hoogte van de palletsilo van 36 meter zorgt voor een efficiënte investering. Bij deze hoogte is het aantal robots per m3 optimaal.
Kramp heeft ook het voornemen om 150 extra parkeerplaatsen voor medewerkers en bezoekers aan te leggen, en een extra fietsenstalling.
Visie: ruimtelijke impact uitbreiding Kramp op omgeving
In de ruimtelijk studie van Veenbos en Bosch is onderzocht op welke wijze de gewenste uitbreiding van Kramp het beste vorm gegeven kan worden. Bij de plaatsing en compositie van de nieuwe hallen is rekening gehouden met een goede werkbare interne logistiek, maar ook met de beleving vanuit zowel het dorp als omringend landelijk gebied. Gezocht is naar samenhang tussen de uitbreiding en bestaande hallen én naar een goede overgang richting het dorp. Tevens is nagedacht over de hoogte van de uitbreiding als uitzondering op de regel.
In de regel komt het profiel van een dorp niet boven de bomen uit, zo ook in Varsseveld. De uitzondering hierop zijn vaak van grote betekenis en hebben een specifieke functie, zoals de kerk of de molen. Ze vallen op en vragen daarom om aandacht en zorgvuldigheid in de uitwerking. Zo ook de palletsilo die van een vergelijkbare hoogte zal zijn als de Laurentiuskerk, met het verschil dat het een hoge hal betreft in plaats van een ranke toren. Extra aandacht wordt gevraagd voor de uitwerking van dit gebouw.
Impact hoogte palletsilo voor omgeving
De impact van de palletsilo vanuit de omgeving is geanalyseerd. Schetsmatig is de hoogte van de palletsilo ingetekend in foto's in de omgeving van Kramp.
Zowel vanuit het westen vanaf de Terborgseweg/ Smoddedijk, als vanuit het zuiden ter hoogte van Heusinkvelderstraat/ Rademakersbroek zal de palletsilo zo goed als niet te zien zijn. Op deze afstand steekt het bouwwerk nauwelijks boven het dorp uit en zal daardoor achter het tussenliggende groen verdwjinen.
Afbeelding 13 Terborgseweg/ Smoddedijk
Afbeelding 14 Heusinkvelderstraat/ Rademakersbroek
Vanaf de kruising N18/ Lichtenvoordseweg, in het noordoosten, zal de hoogbouw waarschijnlijk net boven de bomen uitsteken. De nieuwe palletsilo zal over het algemeen alleen goed zichtbaar zijn door gericht te kijken en dan met name ten oosten van Varsseveld, zoals langs de Boven Slinge.
Afbeelding 15 N18/ Lichtenvoordseweg
Afbeelding 16 Boven Slinge
Dichterbij het dorp zal het bouwwerk meer zichtbaar zijn. En dan vooral vanaf de entrees van het dorp, langs de Oostelijke Rondweg en op de grens van dorp en bedrijventerrein. Op de Oostelijke Rondweg komende vanaf N18 zal de palletsilo net voor de onderdoorgang tussen de bomen opdoemen. Vervolgens zal de uitbreiding tot aan de rotonde prominent aanwezig zijn.
Afbeelding 17 Oostelijke Rondweg net voor de onderdoorgang
Vanaf de andere kant, de Aaltenseweg, verdwijnt het gebouw steeds weer achter bomen en bebouwing aan weerszijden van de weg.
Afbeelding 18 Aaltenseweg/ Entinkweg
Ook vanaf de andere toegangen naar het dorp is er slechts een enkele keer zicht op de hal.
Vanaf de Lichtenvoordseweg, daar waar deze de rondweg kruist, zal de 36 meter hoge palletsilo duidelijk in het beeld verschijnen.
Afbeelding 19 Kruising Lichtenvoordseweg met rondweg
Afbeelding 20 Zicht op Kramp met palletsilo vanaf de rotonde
Hetzelfde geldt ook voor de dorpsstraten die uitkomen op het bedrijventerrein (de Gasthuisweg en Van Pallandtstraat). In deze straten zal de palletsilo duidelijk zichtbaar zijn.
Afbeelding 21 Zicht op palletsilo vanaf de Gasthuisweg
Afbeelding 22 Zicht op palletsilo vanaf de Van Pallandtstraat
Toch ligt de hal op voldoende afstand van het dorp, waardoor niemand er vol zicht op heeft. Bovendien neemt het groen in de overgangszone een groot deel van de uitbreiding uit het blikveld.
Door de beslotenheid van zowel het landschap als het dorp zelf zal de uitbreiding van Kramp niet overheersend zijn in het beeld. Op basis hiervan is er ruimte voor een dergelijke ontwikkeling, maar de uitzondering verplicht.
Stedenbouwkundige randvoorwaarden voor uitbreiding Kramp
In het plangebied wordt bebouwing gerealiseerd die gaat dienen voor logistieke werkzaamheden (opslag/ overslag van goederen) van Kramp. In de ruimtelijke studie van Veenenbos en Bosch zijn verschillende varianten van de uibreiding van Kramp bekeken. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in de onderstaande stedenbouwkundige randvoorwaarden.
Eén rooilijn
Door het merendeel van de bebouwing langs de Breukelaarweg op één lijn te plaatsen ontstaat een overzichtelijk en geordend gevelbeeld. Vanaf de rotonde is op deze wjize in een oogopslag bijna de gehele gevel te overzien. Op deze wijze wordt tevens ruimte gecreëerd voor de benodigde logistieke afwikkeling bij de hallen. Daarvoor is een zekere maat nodig.
Afbeelding 23 Stedenbouwkundige randvoorwaarde: één rooilijn
Een sterke plint
Een vaste onderbouw voor alle hallen creëert samenhang tussen de verschillende uitbreidingen. De plint sluit met een maximale hoogte van 12 meter aan op de omgeving. Deze maat stemt overeen met het vigerend bestemmingsplan.
Afbeelding 24 Stedenbouwkundige randvoorwaarde: een sterke plint
De uitzondering ligt terug
Hogere bouwdelen zijn alleen bij uitzondering mogelijk. Vanwege de omvangrijke investering is voor de palletsilo een hoogte van 36 meter noodzakelijk. Uitzonderingen moeten terughoudend zijn in positie en opbouw. Met dat oogmerk ligt een hoger bouwdeel (in het rood aangegeven) teruggeschoven van de voor- en zijgevels en op afstand van de rotonde. Aan de Breukelaarweg geldt een set-back van 10 meter ten opzichte van de rooilijn. Ten opzichte van de zijgevel is dat tenminste de hoogte van de opbouw boven de plint, zijnde 24 meter bij maximale bouwhoogtes. Met die randvoorwaarden is er ruimte om te schuiven, binnen het aangegeven volume mag 30% worden bebouwd.
Afbeelding 25 Stedenbouwkundige randvoorwaarde: de uitzondering ligt terug
Een heldere buitenruimte
De buitenruimte kent een heldere indeling. Er is een representatieve entree vanaf de rotonde, met onder meer bezoekersparkeren. Aan de voorzijde, langs de Breukelaarweg, is ruimte voor een logistiek plein. Hier worden de vrachtwagens geladen en gelost. Ten noorden van de nieuwe pallethal is ruimte voor de medewerkers om te parkeren. Een pad buitenom brengt ze naar de dienstingang. Afbeelding 26 licht het principe toe, waarbij de letter r staat voor representatieve entree, l staat voor logistiek plein en p gaat over (tijdelijk) parkeren.
Afbeelding 26 Stedenbouwkundige randvoorwaarde: een heldere buitenruimte
Uitbreidingsmogelijkheden
Aan de noordzijde is ruimte voor toekomstige uitbreidingen. Deze dienen in lijn met de bestaande bebouwing te worden ontwikkeld, met een maximale bouwhoogte van 12 meter en binnen de rooilijn. De afstand tussen de bebouwing en de erfgrens aan de noordzijde is minimaal 12 meter. Dit wijkt af van de bestaande regelgeving. Hierdoor ontstaat een ruime en overzichtelijke doorgang tussen Kramp en de hier gelegen boswal, naar het noordelijk deel van het bedrijventerrein. Bij een verdere uitbreiding dient vooraf een goede parkeeroplossing te worden uitgewerkt. Bij behandeling van ingediende omgevingsvergunning dient een parkeerbalans opgesteld te worden.
Afbeelding 27 Stedenbouwkundige randvoorwaarde: uitbreidingsmogelijkheden
Resumerend: afwijkingen in de stedebouwkundige randvoorwaarden ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan
De hierboven beschreven stedenbouwkundige randvoorwaarden zijn samengevoegd in het stedenbouwkundigplan, aangegeven op afbeelding 28.
Afbeelding 28 Stedenbouwkundigplan uitbreiding Kramp
Ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan dient de bouwhoogte van 36 meter voor de palletsilo in dit nieuwe bestemmingsplan juridisch geregeld worden. Daarbij is de afstand tussen de bebouwing en de erfgrens aan de noordzijde, in tegenstelling tot het vigerend bestemmingsplan, minimaal 12 meter om daarmee een ruime en overzichtelijke doorgang tussen Kramp en de nabijgelegen boswal te behouden.
In de ruimtelijke studie van Veenenbos en Bosch zijn de regels van de beeldkwaliteit van de uitbreiding van Kramp uitgewerkt voor drie hoofdelementen van de nieuwbouw: de plint, de hoogbouw en de buitenruimte. Het bouwplan voor de uitbreiding van Kramp, inclusief de palletsilo, zal getoetst worden aan deze regels.
De regels vormen een aanvulling op de criteria van de Welstandsnota van de gemeente Oude IJsselstreek en zullen in die zin na vaststelling door de gemeenteraad verwerkt worden in de welstandsnota.
In deze paragraaf worden de regels kort toegelicht. In de ruimtelijke studie van Veenenbos en Bosch zijn per regel referentiebeelden opgenomen.
Plint
De plint wordt bepaald door het streven van een sterke samenhang tussen de verschillende uitbreidingen. Iedere toevoeging is vanuit de historie herkenbaar, maar tegelijk een onderdeel van het geheel.
Een ritme van hallen tussenstukken
De plint wordt gekenmerkt door grote hallen die worden afgewisseld met lagere volumes zoals entrees en kantoren. De tussenstukken hebben duidelijk een andere functie dan de hallen die herkenbare eenheden vormen in grootte, massa en hoogte. Volgt er na de gevraagde uitbreiding nog meer nieuwbouw aan de noordzijde dan vormt deze in het ritme van de gevel een laatste tussenstuk.
Afbeelding 29 Regel beeldkwaliteit: ritme van hallen en tussenstukken
De plint bepaald door horizontale opbouw
Karakteristiek voor de hallen zijn de rijen loading docks die de logistieke functie benadrukken. De docks zorgen bij de hallen voor de horizontale gevelopbouw. Deze herkenbare opbouw zorgt voor een welkome overeenkomst in de verschillende delen. Dit kan op verschillende manieren worden ingevuld, bijvoorbeeld door gelaagdheid of door grote, langgerekte gevelvlakken.
Afbeelding 30 Regel beeldkwaliteit: horizontale opbouw van plint
Gevel met grote vlakken en één materiaal
De plint is een aaneenschakeling van dozen, groot en klein. Daarbij spreekt de eenvoud en heldere vormentaal van de laatste uitbreiding ook voor de nieuwbouw. In het huidige gevelbeeld is, kijkend vanaf de rotonde, een verschuiving zichtbaar van het oorspronkelijk agrarisch karakter van het bedrijf naar de meer industriële kant. Dit uit zich in kleur, materiaal en detaillering. In de uitbreiding is het agrarisch groen vervangen door de kleuren van het logo: grijs, wit en rood. Er heeft een abstractie in vormgeving plaatsgevonden: grotere vlakken, één materiaal. Bijzondere elementen als deuren en logo's zijn onderdeel van de architectuur van de gevel. De vormgeving van de volgende hal moet hierbij aansluiten.
Afb. 31 Regel beeldkwaliteit: gevel met grote vlakken en één materiaal Afb. 32 Meest recente hal van Kramp
Hoogbouw
De palletsilo is de uitzondering op de regel. Uitzonderingen vragen om aandacht en scheppen de verplichting om deze met grote zorgvuldigheid uit te werken. De hoogbouw zal immers niet alleen het logo van Kramp zijn, maar ook een markering voor Varsseveld.
Helder, functioneel beeld
De palletsilo moet uitstralen wat het is: een hal vol stellingen en een volautomatische palletkraan, omgeven door een schil die beschermt tegen weersinvloeden. Dit vraagt om een helder, functioneel ontwerp.
Afbeelding 33 Regel beeldkwaliteit: heldere, functionele opbouw
Hoogbouw wordt bepaald door verticaliteit
De hoogte van de palletsilo is van belang voor een efficiënte bedrijfsvoering. Een verticale indeling van de gevel benadrukt de inhoud, de werking en de noodzaak van de hoogte van de silo. Met deze opbouw onderscheidt de hoogbouw zich ook van de plint die een horizontale indeling kent.
Afbeelding 34 Regel beeldkwaliteit: verticaliteit bepaalt hoogbouw
Neutraal, wegvallend tegen de lucht
Door zijn hoogte zal de palletsilo in de omgeving zichtbaar zijn. Door de hal weg te laten vallen tegen de lucht is deze minder nadrukkelijk in het beeld. Dit vraagt om een lichtere witte of grijze kleur en mogelijk een zekere "transparantie".
Afbeelding 35 Regel beeldkwaliteit: neutrale gevels, wegvallend tegen de lucht
In de studie van Veenenbos en Bosch zijn referentiefoto's opgenomen van de hoogbouw.
Buitenruimte
De buitenruimte kent een heldere en overzichtelijke indeling. Er is een representatieve binnenkomst vanaf de rotonde. Aan de voorzijde bevindt zich een groot logistiek plein, langs de zijkanten nabij de entree en achterop het terrein wordt geparkeerd.
Forse gebouwen, stevige buitenruimte
De maat van de gebouwen moet worden weerspiegeld in de buitenruimte: een fors gebouw vraagt om een stevige buitenruimte. Eén vloer rondom benadrukt de kavel als eenheid en versterkt de samenhang tussen de verschillende delen. Door subtiele verschillen kunnen de functies worden onderscheiden. Grotere brokken met groen benadrukken de verschillende entrees.
Afbeelding 36 Buitenruimte
In de studie van Veenenbos en Bosch zijn referentiefoto's opgenomen van de buitenruimte.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) bepaalt welke kaderstellende uitspraken van het kabinet bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Het gaat onder meer om nationale belangen als Rijksvaarwegen, Defensie, Ecologische hoofd-structuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen en Primaire waterkeringen.
Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij de Ecologische Hoofdstructuur (de artikelen worden later aan het Barro toegevoegd) en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. Ten aanzien van de begrenzing van de EHS is bepaald dat niet het rijk, maar de provincies die grenzen (nader) bepalen.
Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.
Het voorgenomen plan raakt geen van de nationale belangen en is niet in strijd met het rijksbeleid.
Het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland tot 2015 is vastgelegd in het streekplan Gelderland 2005. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (2008) heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. Dat betekent dat de inhoud van het streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening. Zo ziet de provincie er op toe dat bestemmingsplannen ook inderdaad worden vastgesteld conform hun beleid, waarbij zij een reactieve rol vervult. Het streekplanbeleid is hiertoe vertaald in de Wro-agenda waarin wordt beschreven welke instrumenten toegepast (kunnen) worden voor het verwezenlijken van provinciale doelen. Voor het plangebied heeft de Wro-agenda geen consequenties bovenop het streekplanbeleid.
Streekplan Gelderland
De provincie beschrijft in haar streekplan de ruimtelijke kenmerken en kwaliteiten van Gelderland in nationaal perspectief en van de samenstellende regio's. De provincie onderkent in haar plan de landschappelijke diversiteit en de regionale verscheidenheid, die hebben geleid tot een structureel verschillende, ruimtelijke opbouw. Het streekplan geeft op hoofdlijnen aan waar welke ontwikkelingen gewenst zijn. De ruimtelijke kenmerken en kwaliteiten spelen daarbij een bepalende rol.
De provincie hanteert voor het ruimtelijk beleid de volgende uitgangspunten:
In de structuurvisie is het beleid in de provincie Gelderland uitgewerkt per regio. In de Achterhoek is het ontwikkelingsperspectief er een van groeien op eigen kracht, regionaal maatwerk en het benutten van de historische en karakteristieke verweving van functies en de economische diversiteit (symbiose landbouw en nijverheid: verbrede plattelandsontwikkeling).
Het bundelingsbeleid is een centraal uitgangspunt voor de wijze waarop in het Gelders ruimtelijk beleid wordt omgegaan met verstedelijking. Behoud en versterking van het draagvlak voor stedelijke voorzieningen is hierbij een belangrijk doel.
Een groot deel van de werkgelegenheid is te vinden binnen woonkernen, met name in de sectoren detailhandel, horeca, dienstverlening. Van belang is voldoende ruimte te houden in met name stads- en dorpscentra om deze werkgelegenheid ook in de toekomst te kunnen accommoderen.
De uitbreiding van Kramp op eigen terrein past in het bundelingsbeleid van de provincie en draagt bij aan de werkgelegenheid in Varsseveld.
Op 15 december 2010 hebben Provinciale Staten van Gelderland de Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) vastgesteld. Deze verordening is op 2 maart 2011 in werking getreden. Op onderdelen is de Ruimtelijke Verordening tweemaal herzien; de eerste herziening is door Provinciale Staten vastgesteld op 27 juni 2012 en de twee herziening op 19 december 2012.
Met de ruimtelijke verordening worden regels gesteld voor onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, natuur, nationale landschappen, water en glastuinbouw. De invoering van de verordening is een direct gevolg van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) uit 2008 die is ingevoerd om de rolverdeling tussen Rijk, provincies en gemeenten te vereenvoudigen. De verordening betekent geen verandering in het ruimtelijk beleid van de provincie, maar is de 'juridische vertaling' van de eerder vastgestelde Structuurvisie, de opvolger van het Streekplan.
De verordening richt zich net zo breed als de structuurvisie Gelderland op de fysieke leefomgeving in de provincie. De structuurvisie hanteert als uitgangspunt dat nieuwe verstedelijking voor wonen en werken hoofdzakelijk plaatsvindt binnen het bestaand bebouwd gebied. De verordening legt dit beleid van bundeling en intensivering vast door hiervoor voorschriften op te nemen.
De uitbreiding van Kramp op eigen terrein past bij het hierboven beschreven voornemen van bundeling en intensivering van werken binnen bestaand bebouwd gebied.
Nieuwe ontwikkelingen en inzichten vragen om een aanpassing van het beleid. Maatschappelijk is er weerstand tegen de verrommeling van het landschap en de ervaring dat langs alle wegen een zelfde soort bedrijventerreinen ontstaan. Er is maatschappelijk grote onrust over de klimaatverandering. Dit vertaalt zich in een vraag naar meer regie van de provincie op het ontwikkelen van bedrijventerreinen die milieutechnisch en ruimtelijk goed zijn ingepast, goed bereikbaar zijn en zoveel mogelijk klimaatneutraal opereren. Samen met de samenwerkende gemeenten zal de provincie moeten bekijken hoe de omvang van de nieuwe uitleg, de locatiekeuze, het ontwerp en het beheer van bedrijventerreinen beter kan worden geregeld.
Met deze structuurvisie maakt de provincie de weg vrij voor een aanpak waarin zorgvuldig ruimtegebruik, intensivering, kwaliteit en herstructurering van bestaande terreinen centraal staan. Eén van die aspecten die van groot belang is, is de implementatie van de SER-ladder. Met andere woorden: een zorgvuldige afweging van het gebruik van de ruimte loopt als een rode draad door deze structuurvisie. Voor onze werkgelegenheid zijn bedrijventerreinen immers van groot belang.
Juist voor de bestaande locaties wil de provincie meer aandacht. Gevestigde bedrijven zijn gebaat bij een locatie met een goede bereikbaarheid en een goed perspectief tot bedrijfsontwikkeling. Bedrijven lijden onnodig omzetverlies en mogelijk imagoschade en worden daardoor soms gedwongen te verhuizen naar locaties buiten de regio. Samen met lokale overheden en bedrijven ligt hierin een uitdaging om de kwaliteit van de bestaande terreinen op peil te houden en waarnodig te verbeteren.
De provincie streeft hierbij naar een zo goed mogelijke inpassing van bestaande en nieuwe bedrijventerreinen in de leefomgeving. Deze terreinen moeten meer ruimtelijke kwaliteit krijgen en tevens goed bereikbaar, leefbaar en verkeersveilig zijn en blijven. Naast goede inpassing in de leefomgeving moet ook in economisch opzicht de levensduur van bedrijventerreinen worden verbeterd door een duurzame inrichting en een juiste locatiekeuze. Het gaat hierbij om een integrale en kwalitatieve aanpak van, en inspirerende impulsen voor, bestaande en nieuwe bedrijventerreinen.
Het aanleggen van nieuwe bedrijventerreinen vindt deels plaats omdat bedrijven zich om verschillende redenen niet meer thuis voelen op hun oude vestigingsplek. De provincie hanteert het uitgangspunt dat bedrijven zo lang mogelijk op de bestaande locatie moeten kunnen functioneren. De provincie hanteert daarom als uitgangspunt van haar beleid de toepassing van de SER-ladder, waarbij aan het accommoderen van de ruimtebehoefte voor bedrijventerreinen, in samenhang een volgorde wordt toegekend:
1. optimalisering gebruik beschikbare ruimte o.a. door herstructurering;
2. het beter benutten van de ruimte door meervoudig ruimtegebruik en intensivering;
3. en tenslotte indien nodig uitbreiding van het ruimtegebruik door bedrijventerreinen.
Een middel om te komen tot zuinig ruimtegebruik is meervoudig ruimtegebruik. De restruimte op bestaande terreinen kan vaak nog beter worden benut, waarmee de behoefte aan nieuw ruimtebeslag kan worden verminderd. De z.g. verticale dimensie biedt aanvullende gebruiksmogelijkheden bijv. via ondergrondse aan- en afvoer, opslag of parkeren dan wel via bouwen in meerdere lagen (ook ondergronds), als de omgeving van een dergelijk terrein dat landschappelijk ook toelaat. Dit verhoogt de efficiëntie van het ruimtegebruik.
Voor de uitbreiding van Kramp is eerst onderzocht in hoeverre de leegkomende / leegstaande gebouwen van de Lundia een oplossing konden bieden, in plaats van nieuwbouw te plegen. Omdat Kramp met name en vooral de behoefte heeft om de beoogde uitbreiding in kubieke meters in plaats van vierkante meters te realiseren, kan niet worden teruggegrepen op de leegstand van de naast Kramp gelegen Lundia-gebouwen. Gelet ook op het feit dat Kramp al een zeer grootschalig bedrijf op de eigen locatie heeft (verplaatsing uit bedrijfseconomisch opzicht niet haalbaar, en zal verloedering/ braakliggen van de huidige locatie tot gevolg hebben), is nieuwvestiging op het A18 bedrijventerrein niet mogelijk. Indien er al sprake zou zijn van bedrijfsverplaatsing, zou een locatie in Duitsland veel meer voor de hand liggen. Dit alles in ogenschouw nemende, blijkt voor Kramp de enige mogelijkheid om op de bestaande locatie uit te breiden (meervoudig ruimtegebruik en intensivering door de hoogte in te gaan).
Inmiddels heeft Kramp trouwens besloten om de Lundiagebouwen als opslagruimte voor de “ugly tools” te gaan benutten: tot nu toe waren deze materialen buiten opgeslagen op de plek waar de beoogde uitbreiding wordt gedacht en de parkeerplaats is geprojecteerd. Hiermee maken de voormalige Lundiagebouwen alsnog onderdeel uit van de bedrijfsvoering van Kramp. De Lundiagebouwen maken echter geen onderdeel uit van het plangegebied van deze partiële herziening van het bestemmingsplan "Kom Varsseveld 2010".
De Achterhoekse gemeenten hebben in hun vergaderingen van april/mei 2012 de 'Regionale Structuurvisie Achterhoek 2012' vastgesteld. De gemeenteraad van Montferland heeft de visie niet formeel vastgesteld, maar daaraan wel instemming betuigd, omdat Montferland voor ruimtelijke ordening tevens deel uitmaakt van de Stadsregio.
De Regionale structuurvisie is een actualisatie van de visie uit 2004. Er is gekozen voor een actualisatie, omdat in de Achterhoek zich een aantal belangrijke en ingrijpende economische en maatschappelijke ontwikkelingen voordoen, zoals:
Deze ontwikkelingen zullen gevolgen hebben voor de manier waarop er nu gewoond, geleefd en gewerkt wordt in de Achterhoek. Ze hebben ook invloed op de wijze waarop geld verdiend wordt in de regio. Wijzigingen hierin kunnen ruimtelijke consequenties hebben. De geactualiseerde visie geeft richting aan het regionaal ruimtelijk beleid om de transitieopgaven goed te kunnen faciliteren. Dit door belangrijke ruimtelijke thema's te agenderen en hierop afstemming tussen gemeenten te zoeken. Het doel is, dat de Achterhoek ook in de toekomst een vitale, regionale economie heeft en een zeer prettige omgeving blijft om in te wonen en te recreëren.
De visie sluit aan bij de Agenda 2020 van Regio Achterhoek en de provinciale regioverkenningen. Inhoudelijk beschrijft de structuurvisie:
Deze visie is geen blauwdruk voor hoe het allemaal zou moeten. Respect voor het Achterhoekse landschap staat voorop, maar het ruimtelijk beleid mag innovatieve en duurzame ontwikkelingen niet in de weg staan. Van belang is om flexibel te blijven.
In dit bestemmingsplan zijn stedenbouwkundige criteria en beeldkwaliteitsregels beschreven om de voorgenomen uitbreiding van Kramp passend te maken in het omringende landschap.
De gemeenten Bronckhorst, Doetinchem, Montferland en Oude IJsselstreek hebben een samenwerkingsovereenkomst afgesloten rond de exploitatie van het Regionaal Bedrijventerrein, het A-18-bedrijvenpark in Doetinchem en het Euregionaal Bedrijvenpark in 's Heerenberg. Uit deze samenwerkingsovereenkomst vloeit ook een gezamenlijke aanpak rond nieuwvestigingen, uitbreidingen en verplaatsingen van bedrijven voort. Als algemeen adagium geldt dat het streven er op gericht is dat het juiste bedrijf op de juiste plaats terecht komt.
Uiteraard is het uiteindelijk aan de ondernemer om de beslissing te nemen over zijn/haar vestiging. Bestaande vestigingen krijgen kansen om zich te ontwikkelen op de locatie die het bedrijf van oudsher inneemt, al vormen bijzondere uitbreidingen wel onderwerp van overleg binnen de samenwerking.
Gelet op het economisch belang dat met de uitbreiding van het bedrijf Kramp gemoeid is, heeft de economische stuurgroep een positieve grondhouding ingenomen.
De Structuurvisie 2025 voor de gemeente Oude IJsselstreek beschrijft de ruimtelijke, economische en maatschappelijke kaders waarbinnen de gemeente zich de komende jaren wil ontwikkelen. De visie vormt het uitgangspunt voor nieuwe bestemmingsplannen.
De gemeente Oude IJsselstreek vindt in de Kramp Groep een sterke partner waar het gaat om economische draagvlak binnen het bedrijventerrein Hofskamp in Varsseveld. De uitbreidingsvraag van Kramp en de daarmee samenhangende innovatieve bedrijfsfilosofie draagt ook nu weer bij aan het perspectief rond “wonen en werken”, hetgeen voor Varsseveld o.m. in de economische paragraaf van de Structuurvisie Oude IJsselstreek 2025 is gedefinieerd:
“De gemeente Oude IJsselstreek wil de werkgelegenheid voor haar inwoners verbeteren. Voor de industriële ontwikkeling geldt dat het “juiste bedrijf op de juiste plaats” terecht komt. De toekomstige bedrijfsomgeving van de industrie in Oude IJsselstreek wordt gekenmerkt door revitalisering van verouderde industrieterreinen en door het uitplaatsen van bedrijven uit de kleinere woonkernen. Het economisch beleid is er op gericht dat de capaciteit aan bedrijventerreinen binnen de gemeente gelijk blijft (door herstructurering en/of intensivering). Binnen de gemeente zijn twee gebieden aangewezen waar grootschaligere vestiging of doorontwikkeling van bedrijven mogelijk is (Ulft en Varsseveld).
Varsseveld geeft als geen andere woonkern in de gemeente kleur aan stevige bedrijvigheid in veelzijdige industrie, waarbij innovatie een steeds prominentere rol krijgt. Karaktervolle bedrijven staan borg voor producten die wereldwijd worden afgenomen. Door een goede ligging aan de autosnelweg en door goede openbaar vervoersvoorzieningen (trein en bus) is het vestigingsklimaat aantrekkelijk. Het gemeentebestuur stimuleert en ondersteunt bedrijfsontwikkelingen van gevestigde bedrijven”.
In 2010 heeft de gemeente Oude IJsselstreek het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoersplan 2010 - 2020 (GVVP) vastgesteld. In het GVVP wordt, op basis van een analyse van de huidige en toekomstige verkeerssituatie, een visie ontwikkeld op het functioneren van het verkeers- en vervoerssysteem in de gemeente. Een eigen gemeentelijke mobiliteitsaanpak maakt duidelijk wat de gemeentelijke ambities zijn en op welke wijze deze worden gerealiseerd. De visie en mobilieteitsaanpak zijn vertaald in beleid, dat in hoofdlijnen is gericht op
De rode draad binnen de verkeersnetwerken is de wegencategorisering. Deze bestaat uit een func- tietypering van de wegen, zowel binnen als buiten de bebouwde kom, en de bijbehorende voorkeurs- netwerken. De wegencategorisering is aangevuld voor vrachtverkeer (hoofdroutes), hulpdiensten (uitruk- routes) en landbouwverkeer (voorkeursroutes).
Voor de kern Varsseveld ziet de wegencategorisering er als volgt uit:
Afbeelding 37 Wegencategorisering Varsseveld, bron: GVVP Oude IJsselstreek 2010-2020
Met deze wegencategorisering worden de randvoorwaarden gecreëerd voor:
Om deze uitgangspunten te bereiken zijn diverse maatregelen nodig. Het beleidskader wordt dan ook verder uitgewerkt in een jaarlijks uitvoeringsprogramma. De keuze, welke projecten in welk jaar worden opgenomen in het uitvoeringsprogramma, is afhankelijk van:
Het gaat zowel om fysieke- als gedragsmaatregelen. In het eerste geval gaat het om projecten die daad- werkelijk zichtbaar zijn in de openbare ruimte, zoals herinrichting van kruispunten. Deze maatregelen richten zich vooral op het realiseren van verkeersnetwerken en de uitvoering van het parkeerbeleid. Uitgangspunt van het parkeerbeleid is, dat er voldoende parkeergelegenheid is, zodat de hinder als gevolg van zoekgedrag en/of foutief geparkeerde auto's wordt voorkomen. In een bijlage 6 van het GVVP zijn de parkeernormen opgenomen waaraan bouwplannen moeten voldoen.
De voorliggende partiële herziening is in overeenstemming gebracht met het GVVP doordat aansluiting is gezocht met de parkeernormen in dit beleidsplan.
Voor het bedrijventerrein "Hofskamp" geldt het welstandsniveau 3: soepel. Daarin staat het handhaven van de basiskwaliteit voorop. Bij de welstandstoets wordt vooral gekeken of het bouwplan zijn omgeving niet verstoort. De criteria hebben betrekking op de situering van de bebouwing, de massa en vorm, en het hoofdmateriaal- en kleurgebruik. Functionaliteit staat daarbij voorop. Het huidige beeld op het bedrijventerrein wordt gekenmerkt door eenduidige bouwvolumes van wisselende schaal, door eenvoud in vormgeving en door een sobere afwerking. Door de grote mate van verharding gaat er extra aandacht uit naar de openbare ruimte.
In de ruimtelijke studie van Veenenbos en Bosch landschapsarchitecten is ook uitvoerig aandacht besteed aan de stedenbouwkundige regels en eisen met betrekking tot de gewenste beeldkwaliteit van de uitbreiding van Kramp. Deze regels en eisen zijn voorgelegd aan de welstandscommissie en goedgekeurd. Deze stedenbouwkundige randvoorwaarden en de regels met betrekking tot de beeldkwaliteit zijn beschreven in de planbeschrijving (hoofdstuk 3). De gemeentelijke welstandsnota wordt gedeeltelijk gewijzigd met de beschreven regels voor beeldkwaliteit voor de locatie Kramp in paragraaf 3.4. Voorgesteld wordt om dit vast te stellen als zijnde een wijziging c.q. aanvulling op de welstandsnota.
Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van de gewenste uitbreidingsplannen zal alsdan aan deze stedenbouwkundige randvoorwaarden en beeldkwaliteitskader getoetst worden, alvorens de vergunning verleend kan worden.
Gelet op het bovenstaande past de uitbreidingsvraag van de Kramp Groep in het economisch perspectief van het rijk, de provincie, de regio, van Oude IJsselstreek en van Varsseveld in het bijzonder.
In dit hoofdstuk worden de relevante omgevingsaspecten aan de orde gesteld. Daarnaast wordt een beschrijving gegeven van de in het plangebied aanwezige flora en fauna, alsook cultuurhistorische en archeologische waarden. Tenslotte wordt ingegaan op aspecten van verkeer en parkeren.
Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien de beleidsvelden naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling dient onderzocht te worden welke milieuaspecten daarbij een rol kunnen spelen. Het is daarnaast van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals wonen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.
In het kader van de onderzoeksplicht van artikel 9 Bro dient onder andere de bodemgesteldheid in het plangebied in kaart gebracht te worden. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Een bodemonderzoek heeft doorgaans een geldigheid van twee tot drie jaar als het gebruikt wordt ten behoeve van een bouwaanvraag. In veel gevallen kan deze termijn worden verruimd naar een periode van vijf jaar. Hierbij mag geen wezenlijke verandering in het gebruik of bodemgesteldheid van de locatie hebben plaatsgevonden.
Buro Antares (d.d.19 maart 2013) heeft een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op de locatie Breukelaarweg ten behoeve van de toekomstige uitbreiding van Kramp (zie bijlage 2).
Uit dit bodemonderzoek blijkt dat de bovengrond plaatselijk een licht verhoogde gehalte lood bevat en dat het grondwater plaatselijk licht verhoogde concentraties barium, kwik, molybdeen en zink bevat. Deze licht verhoogd gemeten gehalten/concentraties zijn dusdanig gering verhoogd gemeten dat risico's voor de volksgezondheid en het milieu als verwaarloosbaar klein mogen worden beschouwd. Aanvullend onderzoek hiervoor wordt derhalve niet noodzakelijk geacht.
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid voor de voorgenomen ontwikkelingen.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven. Ook kleinere bedrijven als LPG-stations, opslagen van bestrijdingsmiddelen, buisleidingen, transportactiviteiten en luchtverkeer zijn als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt het plaatsgebonden risico vast en geeft een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-5 (één op 100.000) en een contour waarbinnen deze kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt.
Het transport van gevaarlijke stoffen is onderverdeeld in buisleidingen en transport over weg, water en spoor.
De risicoafstanden voor buisleidingen zijn opgenomen in het besluit externe veiligheid buisleidingen (BEVB). In dit besluit zijn net als in het besluit externe veiligheid inrichtingen afstanden opgenomen voor het plaatsgebonden risico. Voor buisleidingen is een rekenmethode ontwikkeld waarmee de plaatsgebonden risico contour, het invloedsgebied van de betreffende leiding en de hoogte van het groepsrisico kan worden berekend.
De risicoafstanden voor transport over de weg, het water en het spoor zijn opgenomen in de circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen. Op dit moment wordt hard gewerkt aan het besluit transport externe veiligheid (Btev). Dit Btev vormt samen met het basisnet het toekomstig uitgangspunt voor risico's van transport bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Uit de onderstaande luchtfoto blijkt dat het plangebied geheel buiten de invloedszone van de hogedruk aardgasleiding (paarse contour) ligt met als kenmerk N569-86. Het groepsrisico hoeft niet verantwoord te worden.
Afbeelding 38 luchtfoto van plangebied met in de omgeving de hoge aardgasleiding (paarse contour) en de N318 (roze contour)
De aangeduide locatie ligt wel binnen het aandachtgebied van de de N318 (roze contour).
Nagegaan moet worden of er sprake is van een toename van het groepsrisico door het besluit en of het groepsrisico boven de oriëntatiewaarde ligt.
Consequenties voor het plangebied met de beoogde palletsilo
Op de aangeduide locatie wordt volgens de planbeschrijving een palletsilo gebouwd voor het volledig automatisch afhandelen van pallets. Het volledig automatisch afhandelen geeft aan dat op deze locatie het aantal aanwezige personen niet zal toenemen.
Omgevingsvergunning voor uitbreiding met kantoorgebouw
In paragraaf 3.2. wordt gesproken over een verwachte groei van het personeel bij de firma Kramp met circa 50 tot 80 fte. Deze toename van 50 tot 80 fte komt weliswaar volledig op de vestigingslocatie Breukelaarweg 33, maar is geen gevolg van de realisatie van de palletsilo. De toename van het aantal fte is het gevolg van een uitbreiding met een kantoorgebouw waarvoor Kramp al een omgevingsvergunning heeft gekregen. De bouw van deze uitbreiding op de locatie Breukelaarweg 33 begint in 2014 en wordt afgerond in 2015. Uitbreiding gebeurt vooral bij de afdeling, marketing, ict en inkoop.
Conclusie
Doordat het aantal personen binnen het aandachtsgebied, waar de bouw van een volledig automatische palletsilo is voorzien niet toeneemt, hoeft het groepsrisico voor deze partiële herziening van het bestemmingsplan "Kom Varsseveld 2010" niet te worden verantwoord.
Per 1 januari 2007 is de gewijzigde Wet geluidhinder (Wgh) in werking getreden. Hierin staat dat voor een bestemmingsplan inzichtelijk moet worden gemaakt welke geluidsbronnen in het gebied aanwezig zijn en wat de geluidsbelasting is voor woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen zoals onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen. Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeer-, railverkeer- en industrielawaai.
In het plangebied worden geen nieuwe geluidsvoelige functies mogelijk gemaakt. In dit bestemmingsplan is enkel sprake van aanpassing van de hoogte van de gebouwen. Er hoeft daarom geen onderzoek plaats te vinden naar (spoor) wegverkeerslawaai. Tevens is er geen sprake van een gezoneerd industrieterrein (zoals genoemd in bijlage 1, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht).
Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Dit is feitelijk een wijziging van titel 5.2 van de Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer bevat de wettelijke grens- en richtwaarden voor de luchtkwaliteit in Nederland. In de wet wordt rekening gehouden met de mate van luchtverontreiniging. Hierbij wordt gekeken of de ontwikkeling in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
Als gevolg van de palletsilo zal er op de locatie Breukelaarweg 33 sprake zijn van een intensivering van bedrijfsactiviteiten, met name in de vorm van extra transportbewegingen. Dit zal geen consequenties hebben voor het aspect geur.
Nu in dit bestemmingsplan sprake is van voortzetting van de bestaande (legale) situatie, hoeft niet getoetst te worden aan het aspect luchtkwaliteit. Immers, de functie van het bedrijventerrein en de aard van de werkzaamheden binnen de planlocatie veranderen niet, alleen de hoogte wordt aangepast.
De klimaatveranderingen, de eindigheid van de fossiele brandstof en het daarop anticiperende beleid van het Rijk, provincies en gemeenten vragen er om dat actief gekeken naar duurzaamheid in nieuwbouwplannen. Het betreft thema's zoals CO2- en energiebesparing, duurzame energie en duurzaam bouwen. De gemeente Oude IJsselstreek (Klimaatbeleid, energiekansenkaart 2006), de provincie Gelderland en het ministerie Infrastructuur en Milieu hechten allen belang aan Duurzaam Bouwen. Bouwende partijen worden gestimuleerd hier aandacht aan te geven en nu al te anticiperen op toekomstige ontwikkelingen op dit gebied.
Kramp heeft aangegeven duurzaamheid in haar bouwplannen te omarmen en nadrukkelijk te willen kijken welke duurzaamheidsmaatregelen zij kan nemen bij de uitwerking van haar bouwplannen.
In de provinciale structuurvisie 'Bedrijventerreinen en werklocaties – naar een regionale planning van bedrijventerreinen' wordt specifiek ingegaan op duurzaamheid op bedrijventerreinen. Duurzame ontwikkeling op bedrijventerreinen is een integraal vraagstuk, waarin ecologische (planeet, natuur en milieu), economische (profit) en sociale (people) doelen evenwichtig tot hun recht komen. Bij de (her)inrichting van bedrijventerreinen worden de milieuopgaven (basiskwaliteit), milieukansen en milieu-innovaties in relatie gebracht met de economische en sociaal-maatschappelijke consequenties. Daarbij gaat het niet alleen om de klassieke milieuproblemen in relatie tot bodem, water en lucht, maar ook om andere problemen die de leefomgevings- en ruimtelijke kwaliteit aantasten, zoals geluid, stank, veiligheid en ruimtegebruik. De kwaliteit op bedrijventerreinen moet duurzaam zijn en aansluiten bij de behoefte van ondernemers. Dit begint met duurzaam bouwen en duurzaam materiaal gebruik maar dit vraagt ook om een goed beheer.
Afbeelding 39
Afbeelding 40 Voorbeeld van de bouw van een silo
De keuze tussen een silobouw- en een traditioneel magazijn is dikwijls bijzonder specifiek. Want een silobouwconstructie brengt reeds tijdens de bouwfase en het latere gebruik ervan diverse voordelen met zich mee:
Vanaf een bouwhoogte van ca. 20 meter is het zinvol een hoogbouwmagazijn in silobouwwijze uit te voeren. Hierdoor is dit een duurzame oplossing.
Om een bedrijfsgebouw verder duurzaam te maken kunnen de volgende punten bijdragen tot verminderde uitstoot van CO2:
De combinatie van al deze technieken en maatregelen in één bedrijfspand kan resulteren in een energiebesparing van ruim 50 procent.
De bedrijfshallen kunnen aan de buitenzijde een groen karakter krijgen door gebruik te maken van groene gevels, laadzones te voorzien van bomen en hagen tussen de laaddocks, alsook doelmatige bestratingen met daarin opgenomen perken. Veel van deze oplossingen worden bij Kramp al toegepast.
Conclusie
Het aspect duurzaamheid zal bij de bouw van de palletsilo door Kramp worden toegepast door het gebruik van duurzame bouwmaterialen. Daarnaast wil het bedrijf inzetten op duurzaamheid bij haar bouwplannen door het treffen van energiebesparende maatregelen en het plaatsen van zonnepanelen.
Cultuurhistorisch erfgoed geeft weer hoe de gemeente zich door de tijd heen heeft ontwikkeld. Het geeft een plek in de geschiedenis en is mede bepalend voor de identiteit van een gemeente en haar bewoners.
Tegenwoordig dienen cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk te worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en daar conclusies aan verbinden die in een bestemmingsplan verankerd worden. Voor enkele specifieke belangen, zoals archeologie, was reeds voorgeschreven dat in de toelichting bij het bestemmingsplan dient te worden aangegeven op welke wijze met deze belangen is omgegaan. Deze wijze van borging via het systeem van de ruimtelijke ordening bestond eerder nog niet voor cultuurhistorische waarden in het algemeen. Het systeem van borging via de Wro dat al gold voor archeologie is nu als het ware uitgebreid tot alle cultuurhistorische waarden.
In de toelichting dient daarom een beschrijving te worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. Archeologie is hiervan een onderdeel.
In paragraaf 2.1 is nader ingegaan op de (cultuurhistorische) ontstaansgeschiedenis van Varsseveld, en daarmee het plangebied. Het in het bestemmingsplan vastleggen (ofwel bestemmen) van bepaalde cultuurhistorische structuren, is gelet op de aard van het plangebied (een relatief nieuw bedrijventerrein op een locatie dat voorheen agrarisch gebied was) niet noodzakelijk. Gemeentelijke of rijksmonumenten zijn binnen het plangebied dan ook niet aanwezig.
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologisch monumentenzorg (Wamz) van kracht geworden. Hierdoor is het Verdrag van Malta (Verdrag van Valletta) inzake de bescherming van archeologisch erfgoed in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Het Verdrag van Malta gaat uit van het in de bodem bewaren van archeologische waarden op de locatie zelf (in situ). Opgravingen moeten zoveel mogelijk worden vermeden, omdat het risico bestaat dat historische informatie voor altijd verloren gaat. De achterliggende gedachte is dat de bodem zich nog steeds als de beste bewaarplaats bewezen heeft. Een andere gedachte, die hierbij speelt, is het gegeven dat latere generaties mogelijk over betere technieken van opgraven kunnen beschikken. Het verdrag wil verder bevorderen dat in een zo vroeg mogelijk stadium van ruimtelijke ordening al rekening wordt gehouden met archeologische waarden. Tenslotte gaat het verdrag uit van het beginsel 'de veroorzaker betaalt'. Dat wil zeggen dat degene die de bodem wil verstoren het archeologisch (voor)onderzoek en de eventuele opgraving zelf moet betalen.
Het is van groot belang om de archeologische kwaliteiten van locaties in kaart te brengen. Dit is in kaart gebracht in de Cultuurhistorische inventarisatie, waarden-, verwachtingen- en maatregelenkaart (opgesteld 27 april 2010), die als basis dient voor het archeologiebeleid van de gemeente Oude IJsselstreek.
Het plangebied kent op basis van geologische en bodemkundige opbouw en het ontbreken van archeologische vondsten een lage archeologische verwachting. Daarom hoeft in principe pas archeologisch vooronderzoek gedaan te worden bij ingrepen groter of gelijk dan 2500 m2 en dieper dan 30 cm.
Het "Bureauonderzoek en Verkennend Booronderzoek Archeologie. Plangebied Oostelijke Rondweg te Varsseveld, gemeente Oude- IJsselstreek" (d.d. 25 maart 2013, zie bijlage 3) toont aan dat er zich mogelijk archeologische waarden in het plangebied kunnen bevinden vanaf het Laat Paleolithicum tot en met de Nieuwe Tijd. De onderstaande uitsnede van de archeologische waardenkaart laat een verwachting met hoge trefkans (oranje kleur) zien.
Afbeelding 41 Archeologische waarden IKAW, Archis@, met het plangebied in het rode kader
Daarom is er aansluitend een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd door middel van verkennende boringen. In totaal 20 boringen zijn geplaatst, zo gelijk mogelijk verdeeld over het plangebied, zie afbeelding 42. Ter plaatse van de verhardingen (parkeerplaats en opslag firma Kramp) kon niet worden geboord. Er zijn wel boringen gezet aan de rand van de verhardingen en in een groenstrook grenzend aan de parkeerplaats.
Afbeelding 42 Kaart met boorpunten
Uit de verkennende bodemonderzoek is gebleken dat er sprake is van een grotendeels intacte bodemopbouw in combinatie met archeologische indicatoren uit de periode van Late Bronstijd/ Vroege Ijzertijd tot en met de Late Middeleeuwen.
De aangetroffen bodemopbouw bestaat vanaf het maaiveld tot circa 50 cm-mv uit een bouwvoor met een jongeerddek. Vanaf een diepte van 50 cm-mv is sprake van een oud eerddek. Er is sprake van een hoge bruine enkeerdgrond. In een groot aantal boringen is een podzol B aangetroffen of een verploegde BC horizont. De top van het dekzand bevindt zich op een diepte variërend van 70 cm aan de randen van het plangebied tot 120 cm-mv in de hogere delen van het plangebied.
Conclusie
Op basis van de onderzoeksinspanning, waarbij archeologische relevante indicatoren zijn aangetroffen, zijn er redenen om archeologische waarden aan te kunnen treffen in het plangebied. Er kunnen voor de archeologie gevolgen zijn vanuit de voorgenomen bodemingrepen.
Op basis van de resultaten van het archeologisch vooronderzoek wordt geadviseerd een vervolgonderzoek in de vorm van een karterend booronderzoek uit te (laten) voeren. Met dit type onderzoek kan de aard en de omvang van de vindplaatsen bepaald worden. Hiervoor dient het verkennend booronderzoek opgeschaald te worden van 20 naar 60 boringen. Voorgesteld wordt om de boringen op het verharde deel (ter plaatse van de parkeerplaats en het opslagterrein) uit te voeren in combinatie met karterend booronderzoek.
Bescherming van natuurwaarden vindt plaats via de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet. Op grond van de Natuurbeschermingswet wordt de gebiedsbescherming geregeld. Hierbij worden speciaal aangewezen gebieden beschermd. Het plangebied bevindt zich niet in of in de directe omgeving van een speciale beschermingszone als bedoeld in de Vogel- en/of Habitatrichtlijn of in de directe omgeving van de ecologische hoofdstructuur. Gebiedsbescherming is daarmee niet aan de orde.
In de Flora- en faunawet is de soortenbescherming vastgesteld. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, met mogelijke gevolgen voor beschermde planten en dieren, is het verplicht om vooraf te toetsen of deze plannen kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dat het geval dreigt te zijn, moet worden onderzocht of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, of de gevolgen voor beschermde soorten te verminderen.
Om er zeker van te zijn dat de flora en fauna door de uitbreiding van Kramp niet geschaad worden, is door Buiting Advies een quick scan flora en fauna uitgevoerd. (rapportage d.d. 11 maart 2013; zie bijlage 4). Hieruit kan het volgende gesteld worden over de beoogde toekomstige uitbreiding van Kramp aan de noordzijde:
- Het is uitgesloten dat er negatieve effecten op Natura 2000 gebieden plaats vinden.
- Het plangebied ligt buiten de Ecologische Hoofdstructuur.
- De voorgenomen ontwikkelingen hebben zo goed als zeker geen enkel negatief effect op zwaarder beschermde soorten, mits buiten het broedseizoen wordt gewerkt (15 maart- 15 juli).
- Indien het noodzakelijk is of er de wens is binnen het broedseizoen te werken, wordt geadviseerd voorzorgsmaatregelen te nemen.
Conclusie
Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid voor de voorgenomen ontwikkelingen.
De buitenruimte van het bedrijf Kramp kent thans een heldere indeling, wat de verkeersaantrekkende werking van het bedrijf ten goede komt. Het bedrijf heeft een afslag aan de N818 (Aaltensweg). Als gevolg van een project van de provincie Gelderland, verdwijnt de vijfde poot aan de rotonde nabij Kramp in 2014. Doel van deze verkeerskundige aanpassing is het verbeteren van de doorstroming van het goederenvervoer en het vergroten van de overzichtelijkheid.
Er is een representatieve entree zichtbaar vanaf de rotonde, met ondermeer bezoekersparkeren. Aan de oostzijde, langs de Oostelijke Rondweg, vindt nu en ook straks de expeditie plaats. Hier worden de vrachtwagens geladen en gelost. Ten noorden van de nieuwe pallethal is meer dan voldoende ruimte voor de medewerkers om te parkeren. Het aspect verkeer en parkeren is hiermee geen belemmering voor de uitvoering van de uitbreidingsplannen.
Bij een verdere uitbreiding dient vooraf een goede parkeeroplossing (voor het parkeren op eigen terrein) uitgewerkt te worden door Kramp, conform het gemeentelijk parkeerbeleid. Bij behandeling van een ingediende omgevingsvergunning dient een parkeerbalans opgesteld te worden door Kramp.
De hoofddoelstelling voor de regionale waterhuishouding in de Achterhoek en Liemers is het realiseren van duurzame, veerkrachtige watersystemen in zowel stedelijk gebied als landelijk gebied, zodat inzicht verkregen wordt in de aard en omvang van de wateropgaven in dit stroomgebied. De visie is opgesteld naar het nu en in de toekomst voorkomen van wateroverlast, het bereiken van de natte natuurdoelen, het veiligstellen van de drinkwatervoorziening en het voorkomen van watertekorten, het verbeteren van de waterkwaliteit en het verbeteren van de aansluiting van het regionale watersysteem op het landelijke hoofdsysteem.
Ter voorkoming van huidige en toekomstige waterproblematiek is naar oplossingen gezocht, zoals het verbreden, verondiepen, hermeanderen van bestaande waterlopen. Dit biedt binnen de bestaande watergangen niet voldoende ruimte, zodat extra bergingsmogelijkheden gevonden moeten worden in daarvoor aangewezen gebieden. Ter bescherming van ecologisch watervolle wateren en natte landnatuur is het in grote delen van de Achterhoek en Liemers nodig om grondwaterstanden en oppervlaktewaterpeilen minstens even hoog te houden, zogenaamd conserveren in buffergebieden.
Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie "Vasthouden-Bergen-Afvoeren" staat hierbij centraal. Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt “stand still - step forward”. Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvaten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem.
In het ”Waterbeheerplan 2010-2015” heeft het waterschap Rijn en IJssel deze beleidsdoelstellingen uitgewerkt en vormgegeven voor zijn waterbeheer. Het waterschap streeft naar schoon water, levend water en functioneel water. Het watersysteem dient optimaal afgestemd te zijn op de ruimtelijke functies van een gebied. Aandachtspunten zijn het verbeteren van waterkwaliteit (terugdringen van oppervlaktewatervervuiling) en het voorkomen van wateroverlast. In zowel landelijk- als stedelijk gebied kunnen ruimtelijke ontwikkelingen een positief maar ook een negatief effect hebben op het watersysteem.
Het Rijk, provincies, gemeenten, waterschappen en drinkwaterbedrijven hebben op 23 mei 2011 het 'Bestuursakkoord Water' ondertekend. Het Nationaal Bestuursakkoord Water, afgesloten in 2003, geactualiseerd in 2008 en met een looptijd tot 2015, en het Bestuursakkoord Waterketen, dat in 2007 is afgesloten met een looptijd tot 2011, hebben de basis gelegd voor het Bestuursakkoord Water.
De doelstellingen van het Nationaal Bestuursakkoord Water blijven onverkort leidend voor de komende jaren om het watersysteem op orde te krijgen en te houden. In het akkoord zijn afspraken gemaakt over het nemen van maatregelen die gericht zijn op:
Vanuit het principe dat het waterbeheer een gezamenlijk domein is van rijk, provincies, gemeenten en waterschappen zijn de verantwoordelijkheden helder beschreven en zijn de taken verdeeld onder het motto "decentraal wat kan, centraal wat moet". Zo draagt de gemeente, als de bestuurslaag die het dichtst bij de burger staat, zorg voor een veilige en prettige leefomgeving. De gemeente heeft derhalve taken in het ruimtelijke en sociale domein. In het ruimtelijk domein gaat het om de ruimtelijke ontwikkeling van stad en platteland in brede zin, waarbij onder meer de afweging tussen milieu, natuur, water, economie en huisvesting een rol speelt. Dit beleid wordt vastgelegd in structuurvisies en bestemmingsplannen. Indien deze plannen van belang zijn voor het waterbeheer dient de gemeente een watertoets uit te voeren. Daarnaast zijn gemeenten verantwoordelijk voor het rioleringsbeheer en hebben de zorgplichten voor overtollig hemelwater, afvalwater en grondwater in de bebouwde omgeving.
Bij nieuwe ontwikkelingen worden als uitgangspunt 'vasthouden, bergen en afvoeren' van water gehanteerd. Op deze manier wordt aan het beleid uit het Bestuursakkoord Water uitvoering gegeven.
In december 2009 is het 'Nationaal Waterplan' vastgesteld. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het rijk in de periode 2009-2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen.
Varsseveld ligt in het gebied "Hoog Nederland". Dit gebied omvat grofweg de zandgronden van Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg. "Hoog Nederland" is grotendeels vrij afwaterend, dat wil zeggen dat het water onder vrij verval naar de rivieren en de zee stroomt. Het gebied bevat enkele scheepvaartkanalen, die door de rijksoverheid worden beheerd, en daarnaast vooral regionale wateren, in beheer bij de waterschappen. Kenmerkend voor dit deelgebied is de directe samenhang tussen het grond- en oppervlaktewatersysteem en de van nature meanderende beken met aangrenzende beekdalgronden die incidenteel in tijden van extreem natte perioden op natuurlijke wijze kunnen overstromen. De belangrijkste wateropgaven voor Hoog Nederland zijn watertekort, grondwater, wateroverlast en waterkwaliteit.
Het 'Waterplan Gelderland 2010-2015' bevat het waterbeleid van de provincie en is de opvolger van het derde Waterhuishoudingsplan (WHP3). Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet. Het Waterplan Gelderland is tegelijk opgesteld met de water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd. Het 'Waterplan Gelderland 2010-2015' is op 1 januari 2010 in werking getreden.
In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provinciebrede doelen. Voor een aantal functies, zoals landbouw, natte natuur, waterbergingsgebieden en grondwaterbeschermingsgebieden, zijn specifieke doelen geformuleerd.
Het plangebied heeft op grond van het Waterplan de basisfunctie "stedelijk gebied". Zowel in nieuw als in bestaand stedelijk streeft de provincie naar een duurzaam watersysteem. Nadelige effecten op de waterhuishouding moeten in beginsel voorkomen worden. Hierbij wordt het water in de stad met het omringende watersysteem als één geheel beschouwd. De inrichting en het beheer van het waterhuishoudkundige systeem zijn in stedelijk gebied gericht op:
De gemeente Oude IJsselstreek ligt in het beheersgebied van het Waterschap Rijn en IJssel. Het Waterschap Rijn en IJssel heeft in 2009 een waterbeheerplan vastgesteld voor de periode 2010-2015. Met de voornemens uit het Waterbeheerplan wil het waterschap actief inspelen op alle lopende en komende veranderingen zoals de wijzigingen in de waterwetgeving in de Kaderrichtlijn Water. Er zijn mogelijkheden om de waterkwaliteit nog verder te verbeteren en om meer ruimte te bieden voor het vasthouden van water. Het gewenste peilbeheer wordt in het hele gebied in de komende periode planmatig opgepakt voor de landbouw en de natuur. Het beheer van water en afvalwater in stedelijk gebied krijgt steeds meer aandacht. In het landelijk gebied wil het waterschap kansen bieden voor recreatie op of bij het water.
Het Waterbeheerplan 2010-2015 bevat het beleid op hoofdlijnen voor alle taakgebieden van het Waterschap Rijn en IJssel. Dit plan is opgesteld samen met vier andere waterschappen, die deel uitmaken van het deelstroomgebied Rijn-Oost. Het plan geeft aan welke doelen het Waterschap nastreeft en welke maatregelen en projecten daarvoor in de planperiode worden ingezet. De maatregelen die uitgevoerd worden en de bijbehorende financiële middelen zijn op hoofdlijnen aangegeven. De opdracht van de waterschappen in Rijn-Oost is te zorgen voor voldoende water, schoonwater en voor veilig wonen en werken op de taakvelden watersysteem, waterketen en veiligheid. Het waterschap houdt daarbij rekening met agrarische, economische, ecologische en recreatieve belangen. Aandachtspunten zijn het verbeteren van de ecologische en chemische waterkwaliteit (terugdringen van oppervlaktewatervervuiling) en het voorkomen van wateroverlast, waarbij rekening wordt gehouden met het veranderende klimaat. In zowel landelijk als stedelijk gebied kunnen ruimtelijke ontwikkelingen een positief maar ook een negatief effect hebben op het watersysteem.
Situatie plangebied
Op het terrein van Kramp is geen oppervlakte water aanwezig. Er zijn bestaande afspraken met de gemeente en het waterschap Rijn IJssel en de bedrijven op Hofskamp over de afvoer van hemelwater vanaf de panden naar een retentievijver (zie ook paragraaf 5.5.3).
De gemeente Oude IJsselstreek en het Waterschap Rijn en IJssel hebben een gemeentelijk waterplan opgesteld. In dit waterplan wordt een integrale visie gegeven op water in Oude IJsselstreek. Deze visie geeft een doorkijk naar de middellange termijn (circa 10 jaar) en de lange termijn (2030). Aan de visie is een uitvoeringsprogramma gekoppeld voor de korte termijn (5 jaar). Het waterplan biedt handvatten voor het opstellen van ruimtelijke plannen, voor de afstemming met rioolbeheer en geeft zo inzicht in de mogelijkheden om te komen tot een duurzaam watersysteem binnen de gemeente.
Er wordt gestreefd naar een gezond, veerkrachtig, kwalitatief goed, aantrekkelijk en op de toekomst berekend watersysteem en waterketen. De toekomstvisie is gericht op vier aspecten:
De volgende maatschappelijke streefeffecten verwoorden de waterambitie van de gemeente:
De hierboven beschreven waterambitie vindt zijn weerslag in de afspraken die in het kader van het Verbreed Basisrioleringsplan Hofskamp- Noord zijn gemaakt (zie paragraaf 5.5.3).
Het gebied Hofskamp-Noord is een bestaand industrieterrein waarvoor in 1999 afspraken zijn gemaakt tussen de voormalige gemeente Wisch, Waterschap Rijn en IJssel en de eigenaren van de percelen over de afvoer van hemelwater. In verband met veranderde inzichten, klachten over wateroverlast en nieuwe perceeleigenaren is in 2012 een nieuw, verbreed, basisrioleringsplan opgesteld.
Voor de uitgangspunten en gemaakte afspraken wordt verwezen naar het Verbreed BRP Hofskamp-Noord d.d. 05 juni 2012 met referentienummer GM-0062767, zoals opgestelde door het adviesbureau Grontmij (zie bijlage 5).
Op basis van het Verbreed BRP Hofskamp- Noord zijn de gemeente Oude IJsselstreek en Waterschap Rijn en IJssel tot overeenstemming gekomen dat na de uitbreiding van de bestaande retentievijver met 3600 m2 (de retentievijver krijgt hiermee een oppervlakte van 6.662 m2) er voldoende berging is voor het verwerken van het hemelwater op Industrieterrein Hofskamp Noord volgens de huidige wet en regelgeving. Het perceel waarop Kramp voornemens is te bouwen, is reeds in 1999 opgenomen in de planvorming waarop de huidige retentievijver is gedimensioneerd. Voor de uitbreiding hoeft Kramp geen aanvullende maatregelen te treffen aangezien er alleen hoger gebouwd wordt dan in het huidige bestemmingsplan mogelijk is.
In het bovenbeschreven retentie uitbreidingsplan is gerekend met een buit T=100, waarbij de waterstand overeenkomst met NAP +18,60 m. Bij de ontwikkeling van dit voorliggende bestemmingsplan moet rekeninig gehouden worden met dit peil.
In het eerder genoemde verbreed basisrioleringsplan zijn een aantal maatregelen opgenomen. Eén van de maatregelen is een gemeentelijke hemelwaterleiding met een diameter van 1250 mm over gronden van de firma Kramp. Al in een vroegtijdig stadium heeft men aangegeven onder voorwaarden mee te willen werken aan de aanleg. Ook heeft men als mede-eigenaar, toegezegd mee te willen werken aan de verkoop van grond voor de uitbreiding van de retentievijver.
In dit bestemmingsplan wordt de bouw van een silo op het terrein van Kramp planologisch mogelijk gemaakt. In paragraaf 5.5.3 zijn de maatregelen uit het Verbreed BRP Hofskamp- Noord reeds beschreven. De onderstaande tabel geeft resumerend aan welke waterthema's spelen in dit plangebied.
Thema | Toetsvraag | Relevant |
HOOFDTHEMA'S | ||
Veiligheid |
1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering? 2. Ligt in of nabij het plangebied een kade? |
Nee Nee |
Riolering en Afvalwaterketen | 1. Is er toename van het afvalwater (DWA)? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap? |
Ja Nee Nee |
Wateroverlast (oppervlaktewater) |
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak? 2. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 3. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? |
Ja Ja Nee |
Grondwater- overlast |
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Bevindt het plangebied zich in de invloedzone van de Rijn of IJssel? 3. Is in het plangebied sprake van kwel? 4. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren? |
Nee Nee Nee Nee |
Oppervlakte- waterkwaliteit |
1. Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Ligt het plangebied geheel of gedeeltelijk in een Strategisch actiegebied? |
Ja Nee Nee |
Grondwater- kwaliteit |
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? | Nee |
Volksgezondheid |
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde of verbeterde gescheiden stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? |
Nee Nee |
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur? | Nee |
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur? |
Nee Nee |
Inrichting en beheer | 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? |
Ja Nee |
AANDACHTSTHEMA'S | ||
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? |
Nee |
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee |
Zoals hierboven gesteld hoeft Kramp voor de uitbreiding geen aanvullende maatregelen te treffen, aangezien er alleen hoger gebouwd wordt dan in het huidige bestemmingsplan mogelijk is. Wel zal Kramp haar hemelwater - zoals nu ook gebeurt bij de bestaande panden op het perceel - afvoeren naar de retentievijver. Deze retentievijver ligt buiten het plangebied van het bestemmingsplan en zal derhalve niet meebestemd hoeven te worden.
Hoe gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt en wat er mag worden gebouwd staat in de regels en verbeelding.
De basis voor de verbeelding (de tekening), is een recente kadastrale ondergrond en topografische gegevens. Op de verbeelding is de grens van het bestemmingsplangebied aangegeven.
Binnen die grens zijn de verschillende bestemmingen aangegeven. De bestemmingen worden met verschillende kleuren en letteraanduidingen weergegeven. Verder zijn aanduidingen opgenomen, waarnaar in de regels wordt verwezen.
Het uitgangspunt voor het nieuwe bestemmingsplan, zijn de nieuwste bestemmingsplannen binnen de gemeente. Deze is wel aangepast aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 20012 (SVBP 20012) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de systematiek van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening, welke van kracht zijn per 1 juli 2008.
Voor de bestemmingen en regels is gebruik gemaakt van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 20012 (SVBP20012).
De SVBP20012 regelt de standaardisering en uniformering van bestemmingen en regels. In het kader van de Wro is dit bestemmingsplan ook digitaal opgesteld.
De voorliggende partiële herziening van het bestemmingsplan "Kom Varsseveld 2010" legt een planologische basis voor de bouw van een palletsilo van 36 meter door de Kramp Groep. In de paragrafen 6.1 en 6.2 is aangegeven op welke wijze dit voornemen is verwerkt in de verbeelding en de regels.
Als ondergrond voor de verbeelding wordt gebruik gemaakt van de Grootschalige BasisKaart van Nederland (GBKN). De adresgegevens en de gebouwen komen uit de gemeentelijke Basisregistratie Adressen en Gebouwen aangevuld met kadastrale gegevens en indien nodig met informatie van luchtfoto's en oude bestemmingsplankaarten.
De verbeelding dient helder en duidelijk leesbaar te zijn en bevat daarom alleen informatie die juridisch relevant is. Er is in dit bestemmingsplan voor gekozen om alle relevante informatie, voor zover mogelijk, op de plankaart aan te geven, om in een oogopslag te kunnen zien wat wel en niet toegestaan is. Wat op de verbeelding staat moet terugkomen in de planregels.
In het kader van nieuwe normen die voortvloeien uit de Wro en de SVBP2012 ontstaat er een verschil in de verbeelding van een digitale en een analoge verbeelding. De -wettelijk geldende- digitale kaart lijkt minder informatie te bevatten. Planinformatie wordt namelijk verkregen door het klikken op objecten in de verbeelding.
De verbeelding van een digitaal bestemmingsplan is altijd noord gericht, waardoor de noordpijl in het digitale plan overbodig is; dit in tegenstelling tot de analoge verbeelding waarop de noordpijl nog wel moet worden aangegeven. Iedere bestemming moet op de verbeelding worden weergegeven in een andere kleur. Het gebruik van deze kleuren moet conform de SVBP 2012.
In de verbeelding van de voorliggende partiële herziening van het bestemmingsplan "Kom Varsseveld 2010" zijn de bouwvlakgrenzen van het perceel aangegeven. Conform het moederplan "Kom Varsseveld 2010" geldt voor het bouwvlak een maximale bouwhoogte van 12 meter en een bebouwingspercentage van 80%. Om de bouw van de palletsilo mogelijk te maken is een specifieke bouwaanduiding aangegeven, die mogelijk maakt om maximaal 30% van dit aanduidingsvlak te gebruiken voor de bouw van een palletsilo met een maximale bouwhoogte van 36 meter. Het gaat hierbij dan om een maximale opbouw van 24 meter op het overige bedrijfsgebouw met een maximale bouwhoogte van 12 meter.
Als gevolg van deze ontwikkeling van de palletsilo is de afstand tussen de bebouwing en de erfgrens van Kramp aan de noordzijde in deze partiële herziening op minimaal 12 meter gelegd, zodat er meer ruimte komt tussen het bedrijf Kramp en de nabijgelegen boswal.
Tot slot is als gevolg van de uitkomsten van het archeologisch vooronderzoek (beschreven in paragraaf 5.2) de dubbelbestemming Waarde- Archeologische Verwachting III opgenomen in de verbeelding.
In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planregels. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op de afzonderlijke bestemmingen.
De in de partiële herziening van het bestemmingplan "Kom Varsseveld 2010" beschreven wijzigingen (d.w.z. de bouwhoogte van 36 meter voor de palletsilo en de gewijzigde bouwvlakgrenzen aan de noordzijde van het perceel van Kramp) hebben betrekking op de bouwregels in artikel 5.2 "Bedrijventerrein" van het moederbestemmingsplan "Kom Varsseveld"2010. In deze partiële herziening van het bestemmingsplan is dit artikel genummerd als artikel 3.2.
Voor de palletsilo met een maximale bouwhoogte van 36 meter is de volgende regel opgenomen: d. in afwijking van het bepaalde onder 3.2.2.b (de maximale bouwhoogte van 12 meter voor het overige deel van de bedrijfsgebouwen van Kramp) geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding- hoogteaccent' een maximale bebouwingspercentage van 30% en een maximale bouwhoogte tussen 12 en 36 meter.
Als gevolg van de uitkomsten van het archeologisch vooronderzoek (beschreven in paragraaf 5.2) is de dubbelbestemming Waarde- Archeologische Verwachting III beschreven in artikel 4. Waarde- Archeologische Verwachting III houdt in dat het plangebied een lage en/ of specifieke verwachting heeft.
De algemene bouwregels zoals beschreven in artikel 5.2.1 a en b zijn in de nieuwe situatie van Kramp nog steeds van toepassing, alleen de bouwhoogte aanduiding van het bouwvlak van de palletsilo en de grenzen van het bouwvlak aan de noordzijde van het perceel wordt aangepast in de verbeelding.
Verder zijn de relevante regels uit het bestemmingsplan "Kom Varsseveld 2010" die specifiek betrekking op het gedeelte van het bedrijventerrein waar Kramp gesitueerd is, beschreven in de regels van deze partiële herziening.
In dit hoofdstuk wordt de economische uitvoerbaarheid beschreven. Indien het bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de financieel-economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond.
Met dit bestemmingsplan zijn nieuwe ontwikkelingen voorzien die in principe kosten meebrengen voor de gemeente, zoals bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening. Daarom moet kostenverhaal plaatsvinden. In dat kader is een anterieure overeenkomst opgesteld en getekend tussen gemeente en Kramp (d.d. 13 november 2012).
Hoofdlijnen van de anterieure overeenkomst:
Hoewel de anterieure overeenkomst niet openbaar is, heeft een zakelijke beschrijving ervan (conform artikel 6.24 Wro) ter inzage gelegen.
Gelet op bovenstaande is aangetoond dat onderhavig bestemmingsplan economisch haalbaar is.
Artikel 3.1.1. Bro bepaalt dat het bestuursorgaan dat is belast met de voorbereiding van een bestemmingsplan, overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Gedeputeerde Staten onderscheidelijk Onze Minister kunnen bepalen dat onder bepaalde omstandigheden of in bepaalde gevallen geen overleg is vereist met de diensten van provincie onderscheidelijk Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening.
Provincie Gelderland
In het kader van het vooroverleg heeft er een bedrijfsbezoek plaatsgevonden bij het bedrijf Kramp, waarbij zowel een economisch als een ruimtelijke ordening medewerker van de provincie zich hebben laten voorlichten over de plannen. Duidelijk was dat zij in principe niet onwelwillend tegenover de planvorming stonden. Wel verzochten ze onderhavig bestemmingsplan, nadat deze voldoende was uitgewerkt, officieel als vooroverleg bij de provincie in te dienen ter toetsing. In het e-mailbericht van 5 november 2013 heeft de provincie Gelderland haar reactie gegeven op het plan.
Het provinciale beleid voor bedrijventerreinen en werklocaties is goed verwerkt in dit bestemmingsplan. De provincie heeft twee specifieke opmerkingen gemaakt over de beschrijving van de milieuaspecten externe veiligheid en lucht in het voorliggende bestemmingsplan (hieronder cursief aangegeven).
Paragraaf 5.1.2 Externe veiligheid
In deze paragraaf stelt u, dat het aantal personen binnen het aandachtsgebied niet toeneemt en om die reden het groepsrisico niet hoeft te worden verantwoord.
Deze stelling is in strijd met het gestelde in par. 3.2. Hier is aangegeven, dat na uitbreiding van het bedrijf het aantal fte naar verwachting toeneemt met 50 tot 80.
In overleg met de Omgevingsdienst Achterhoek is deze opmerking als volgt verwerkt in dit bestemmingsplan:
Het plangebied ligt geheel buiten de invloedszone van de hogedruk aardgasleiding met als kenmerk N569-86. Om deze reden hoeft het groepsrisico niet verantwoord te worden.
De palletsilo van 36 meter hoogte voor de automatische opslag van pallets ligt binnen het aandachtgebied van de N318. In het plan is ervan uitgegaan dat als gevolg van het volledig automatisch afhandelen van de palletopslag het aantal aanwezige personen op deze locatie niet zal toenemen.
De toename van 50 tot 80 fte komt weliswaar volledig op de vestigingslocatie Breukelaarweg 33, maar is geen gevolg van de realisatie van de palletsilo.
De toename van het aantal fte is namelijk het gevolg van een uitbreiding met een kantoorgebouw waarvoor Kramp al een omgevingsvergunning heeft gekregen. Deze uitbreiding van de locatie Breukelaarweg 33 begint in 2014 en wordt afgerond in 2015. Uitbreiding gebeurt vooral bij de afdeling, marketing, ict en inkoop.
Het uitgangspunt dat het aantal personen binnen het aandachtsgebied niet toeneemt en het groepsrisico niet hoeft te worden verantwoord, is juist.
Paragraaf 5.1.4 Lucht
Hier geeft u aan, dat in dit bestemmingsplan sprake is van voortzetting van de bestaande (legale) situatie en daarom niet hoeft te worden getoetst aan het aspect luchtkwaliteit. De afdelingen vragen u of er een intensivering van bedrijfsactiviteiten aan de orde is, hetgeen mogelijk consequenties heeft voor het aspect geur.
In overleg met de Omgevingsdienst Achterhoek is deze opmerking als volgt verwerkt in dit bestemmingsplan:
Er vindt een intensivering van bedrijfsactiviteiten plaats (met name als gevolg van extra transportbewegingen), maar deze hebben geen consequenties voor het aspect geur.
Waterschap
Ook een medewerker van het waterschap is op bedrijfsbezoek geweest bij het bedrijf Kramp om zich ter plaatse te laten voorlichten over de plannen. Ook hier bleken bij voorbaat geen belemmeringen tegen de planvorming. Ook hier werd verzocht het voorontwerpbestemmingsplan, zodra deze voldoende was uitgewerkt, officieel als vooroverleg bij het waterschap in te dienen. In de brief van 3 oktober 2013 heeft het Waterschap Rijn en IJssel de volgende reactie gegeven op de waterparagraaf in het voorliggende bestemmingsplan:
In het kader van de ontwikkeling van Hofskamp Noord is er een retentie aangelegd. Voor de afvoer van hemelwater van dit plan, wordt momenteel een plan uitgewerkt om de bestaande retentie uit te breiden. In dit plan voor de uitbreiding van de retentie is gerekend met een bui T=100, waarbij de waterstand overeenkomt met NAP+18,60 m. Bij de ontwikkeling van bovengenoemd bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met dit peil.
Verder is de watertoetstabel volledig opgenomen en zijn de relevante waterthema's voldoende uitgewerkt.
Deze reactie is verwerkt in dit bestemmingsplan.
Veiligheidsregio Noord- en Oost- Gelderland
De veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland heeft in een e-mailbericht van 3 mei 2013 de volgende reactie gegeven op het concept voorontwerp bestemmingsplan:
Het bestemmingsplan “Kom Varsseveld locatie Breukelaarweg 33” is door de VNOG ontvangen voor een adviesverzoek. In dit bestemmingsplan staat onder kopje 5.1.2. onderstaande tekst:
Nu in dit bestemmingsplan sprake is van voortzetting van de bestaande (legale) situatie, hoeft niet getoetst te worden aan het aspect externe veiligheid. Immers, de functie van het bedrijventerrein en de aard van de werkzaamheden binnen de planlocatie veranderen niet, alleen de hoogte wordt aangepast.
Op 27 februari 2013 heeft de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland (VNOG) samen met de
Brandweer Achterhoek West een gesprek gehad met Kramp. Zij hebben ons uitgelegd wat hun plannen
zijn en waren nieuwsgierig naar waar eventueel vanuit brandweeroogpunt tegen aan gelopen kan worden.
Uit het gesprek is gebleken dat zij een uitbreiding willen van opslag (overslag) van gevaarlijke stoffen
waarbij voldaan moet worden aan de PGS 15 (Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 15). Gezien deze
plannen zou volgens VNOG een verantwoording groepsrisico moeten plaatsvinden. Indien de
verantwoording niet geëist kan worden dan zou er wellicht in het bestemmingsplan een verwijziging
moeten komen naar toekomstige plannen waarbij aangegeven wordt dat de verantwoording van het
groepsrisico plaats moet vinden.
Daarnaast is er mogelijk sprake van dat het bedrijf, indien hun plannen door de gemeente goed gekeurd worden, zij gaan vallen onder het Besluit risico’s en zware ongevallen (Brzo). Ik weet niet wat er in het beleid Externe Veiligheid van de gemeente Oude IJsselstreek staat, maar maakt dit beleid het mogelijk dat er een Brzo bedrijf gevestigd is/wordt op het industrieterrein?
In overleg met Kramp en de Omgevingsdienst Achterhoek is deze reactie als volgt verwerkt in het bestemmingsplan:
De palletsilo van 36 meter hoogte voor de automatische opslag van pallets ligt binnen het aandachtsgebied van de N318. In het plan is ervan uitgegaan dat als gevolg van het volledig automatisch afhandelen van de palletopslag het aantal aanwezige personen op deze locatie niet zal toenemen. Kortom het aantal personen binnen het aandachtsgebied neemt niet toe en daarom hoeft het groepsrisico niet te worden verantwoord in dit bestemmingsplan.
Daarnaast zullen er geen gevaarlijke stoffen worden opgeslagen in de palletsilo.
Inmiddels zijn de plannen van het bedrijf Kramp gewijzigd en zal het bedrijf met haar opslag niet vallen onder het Besluit risico's en zware ongevallen (Brzo). Het bedrijf sluit een vestiging van een BEVI-bedrijf in de toekomst niet uit. Wanneer hier concreet sprake zal zijn van een dergelijke vestiging, dan zal het bedrijf in het kader van een nieuwe milieuvergunning het plaatsgebonden en groepsrisico van het BEVI-bedrijf moeten onderzoeken en de resultaten hiervan moeten voorleggen aan het bevoegd gezag.
Andere gemeenten
Er zijn geen andere gemeenten die door de uitvoering van het bestemmingsplan in hun belangen geschaad kunnen worden. Derhalve is vooroverleg met omliggende gemeenten niet nodig.
Niet alleen is een delegatie van het college van burgemeester en wethouders op bedrijfsbezoek geweest bij Kramp, ook heeft een grote delegatie van raadsleden en fractieassistenten van de gelegenheid gebruik gemaakt om tijdens een bedrijfsbezoek zich te laten voorlichten over de noodzaak van de uitbreidingsplannen. Dit bedrijfsbezoek bleek zodanig verhelderend te werken, dat ervoor gekozen is een dergelijke informatieavond te organiseren voor een ieder die hierin geïnteresseerd was. Dit heeft ertoe geleid dat er op woensdag 9 januari 2013 honderden geïnteresseerden zich hebben gemeld bij Kramp voor een rondleiding en een onderbouwing van de plannen. De avond werd zeer goed bezocht en bezoekers waren zeer tevreden over het feit dat zij vroeg in het planproces bij de planvorming werden betrokken. De reacties die avond waren overwegend positief.
Het ontwerpbestemmingsplan “Kom Varsseveld, Locatie Breukelaarweg 33 ” heeft vanaf 5 december 2013 tot 16 januari 2014 ter inzage gelegen. Binnen deze termijn kon iedereen, schriftelijk of mondeling, een zienswijze bij de gemeenteraad kenbaar maken. De terinzagelegging is bekendgemaakt in de Staatscourant en de Gelderse Post, beiden van 4 december 2013, alsmede op de gemeentelijke website vanaf 4 december 2013.
Ten aanzien van het ontwerpbestemmingsplan zijn binnen de daarvoor gestelde termijn twee zienswijzen naar voren gebracht. Deze zienswijzen zijn in een nota van zienswijzen samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien.
De zienswijzen hebben niet geleid tot wijzingen in het bestemmingsplan. Er is alleen een schaduwberekening als bijlage 7 aan dit bestemmingsplan toegevoegd.
De nota van zienswijzen is als bijlage 6 toegevoegd aan dit bestemmingsplan.
Er zijn geen ambtshalve wijzigingen doorgevoerd in dit bestemmingsplan.