direct naar inhoud van 5.2 Milieu
Plan: Buitengebied Wisch, locatie Molenweg 9a, Heelweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1509.BP000104-VA01

5.2 Milieu

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien de beleidsvelden naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling dient onderzocht te worden welke milieuaspecten daarbij een rol kunnen spelen. Het is daarnaast van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals wonen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.

5.2.1 Bodem

Voor de woningbouwontwikkeling is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op 4 mei 2012. Dit onderzoek is bijgevoegd als bijlage 4. Hieronder wordt een korte samenvatting weergegeven.

Situatie plangebied

Op basis van de analyseresultaten kan geconcludeerd worden dat de grond en het grondwater licht verontreinigd zijn. De hypothese "de gehele locatie is onverdacht" dient echter grotendeels aangenomen te worden. Gelet op het doel van het onderzoek zijn er geen redenen die een belemmering of een beperking hoeven te vormen bij de realisatie van de voorgenomen plannen. De overschrijdingen van de streefwaarden kunnen worden beschouwd als natuurlijke achtergrondwaarden. De gevonden lichte verontreinigingen vormen echter leveren echter geen direct gevaar op voor de volksgezondheid en/of het milieu.

Conclusie

Op basis van de bevindingen uit het onderhavig onderzoek wordt een nader onderzoek niet noodzakelijk geacht. Er zijn geen milieuhygienische bezwaren tegen de voorgenomen bouwplannen.

5.2.2 Externe veiligheid

In 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van kracht geworden. In het besluit zijn richtlijnen opgenomen voor het bouwen en handhaven van gevoelige bestemmingen (zoals woningen) in de buurt van inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd en/of opgeslagen. Sinds 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Dit besluit geldt voor buisleidingen en heeft een vergelijkbare strekking als het Bevi.

In het kader van externe veiligheid worden in hoofdzaak drie mogelijke risicobronnen onderscheiden:

  • inrichtingen;
  • transportroutes;
  • buisleidingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1509.BP000104-VA01_0012.png"

Figuur: Aanweizige risicobronnen (bron: risicokaart.nl)

Op basis van de risicokaart.nl is een beeld verkregen of risicobronnen aanwezig zijn in de omgeving van het plangebied. In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen inrichtingen die op basis van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI 2004) een potentiële belemmering vormen voor de voorgestelde ontwikkeling. Eveneens liggen in of nabij het gebied geen buisleidingen of vervoerstromen die in het kader van de externe veiligheid een belemmering kunnen vormen voor de voorgestelde ontwikkeling.

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.

5.2.3 Geur

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) schrijft voor op welke wijze een bevoegd gezag de geurhinder vanwege dierenverblijven moet beoordelen indien een veehouderij een milieuvergunning aanvraagt. Indirect geeft de Wgv ook consequenties voor de totstandkoming van geurgevoelige objecten en dus voor de ruimtelijke ordening, dit wordt wel de 'omgekeerde werking' genoemd. De reden hiervoor is duidelijk: een geurnorm is bedoeld om mensen te beschermen tegen overmatige geurhinder, omgekeerd moet een bevoegd gezag dan ook niet toestaan dat mensen zichzelf blootstellen aan die overmatige hinder.

De ruimtelijke plannen waarvoor de omgekeerde werking moet worden beoordeeld, zijn met name bestemmingsplannen waarin locaties voor woningbouw, zoals een woonwijk of een ruimte-voor-ruimte-woning, of recreatie en toerisme worden vastgelegd. Bij de besluitvorming hieromtrent moet opnieuw de milieutoets op de omgekeerde werking worden uitgevoerd, er wordt immers opnieuw bestemd.

Voor nieuwe woningen in het kader van het VAB-beleid dient ten opzichte van bestaande agrarische bedrijven een afstand van 50 meter aangehouden te worden. Binnen deze afstand zijn geen agrarische bedrijven gevestigd. In die zin levert de nieuwe ontwikkeling geen belemmeringen op.

Naast de voorgrondbelasting (geurcirkels) dient ook de achtergrondbelasting worden bekeken. Het betreft de totale geurbelasting ter plaatse van een geurgevoelig object. Met name intensieve veehouderijen dragen bij aan de achtergrondbelasting. Aangezien er een afname plaatsvindt van intensieve veehouderijen in de omgeving van het plangebied en de afstanden naar de intensieve veehouderijen die nog in werking zijn dusdanig groot is, kan naar redelijkheid worden gesteld dat ter hoogte van het plangebied een aanvaardbaar woon- en leefklimaat heerst. Er zal verder geen sprake zijn van belemmering van de bedrijfsvoering van de betreffende bedrijven, aangezien de afstand aanzienlijk is en er reeds verschillende andere gevoelige bestemmingen dichterbij de bedrijven aanwezig zijn.

5.2.4 Bedrijven en milieuzonering

Ten behoeve van dit aspect is gebruik gemaakt van de VNG-handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' uit 2009. Hierbij gaat het om de in deze publicatie opgenomen categorisering van bedrijfstypen en de daarbij behorende richtafstanden ten opzichte van woonbebouwing (uitgaande van een rustig buitengebied).

Naast het plangebied aan de Molenweg bevindt zich een kleinschalig bedrijventerrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.1509.BP000104-VA01_0013.png"

Figuur: uitsnede structuurvisie Oude IJsselstreek 2025

afbeelding "i_NL.IMRO.1509.BP000104-VA01_0014.png"

Figuur: Kleinschalig bedrijventerrein naast het plangebied (bron: Google maps)  

Rondom het plangebied zijn een aantal niet-agrarische bedrijven gelegen. Het dichtbijzijnde bedrijf is een bouwbedrijf. Op basis van de VNG 'Bedrijven en milieuzonering' heeft een bouwbedrijf (algemeen) met een bvo minder of gelijk aan 2000 m2 een geurafstand van 10, een stofafstand van 30 en een geluidsafstand van 50 meter.

Om een aangenaam woon- en leefklimaat te garanderen wordt de afstand van 50 meter vanaf de perceelsgrens aangehouden. Dit is verwerkt op de verbeelding door de afstand van het bouwvlak 50 meter vanaf de perceelsgrens neer te leggen.

Op deze wijze wordt een aangenaam woon- en leefklimaat gegarandeerd.

5.2.5 Geluid

In verband met de bestemmingsplanprocedure is inzicht nodig in de geluidsbelasting op de nieuwe woning vanwege wegverkeerslawaai. De geluidsbelasting op de woning moet voldoen aan de eisen die de Wet geluidhinder aan de geluidsbelasting vanwege wegverkeer stelt.

De Wet geluidhinder kent een voorkeursgrenswaarde. Als aan deze waarde wordt voldaan, is er voor de Wet geluidhinder geen belemmering voor het bouwplan. Onder voorwaarden is een hogere grenswaarde mogelijk. Het onderhavige plan is gelegen buiten de bebouwde kom en er is sprake van een nieuwe woning. In dit geval gelden de volgende grenswaarden:

  • Voorkeursgrenswaarde: 48 dB
  • Maximale grenswaarde: 53 dB

Op 17 april 2012 heeft een akoestisch onderzoek plaatsgevonden (zie bijlage 4). Hieronder wordt een korte conclusie van het rapport weergegeven.

Situatie plangebied

Uit de berekening blijkt dat bij een afstand tot het hart van de Molenweg van 24 meter nog juist aan de voorkeursgrenswaarde voldaan kan worden. Hieruit volgt dat de geluidsbelasting op de nieuwe woning op de geplande locatie (op circa 40 meter van de Molenweg) zal voldoen aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder.

Conclusie

De geluidsbelasting ten gevolge van wegverkeerslawaai zal ter plaatse van de nieuwe dubbele woning voldoen aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder.

5.2.6 Lucht

Op 15 november 2007 is de 'Wet luchtkwaliteit' in werking getreden. Met de Wet luchtkwaliteit wordt de wijziging van de Wet milieubeheer op het gebied van luchtkwaliteitseisen bedoeld. De Wet luchtkwaliteit vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005.

Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgelegd dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Met het in werking treden van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) per 1 augustus 2009 zijn deze grenswaarden enigszins verruimd. Onder de bepaalde projecten met getalsmatige grenzen valt bijvoorbeeld te denken aan de realisatie van nieuwe woonwijken tot 1.500 woningen met één ontsluitingsweg of 3.000 woningen met twee ontsluitingswegen.

Een project draagt NIBM bij aan de luchtverontreiniging als de 3% grens niet wordt overschreden. De 3% grens is gedefinieerd als 3% van de grensvoorwaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijnstof (PM10) of stikstofdioxide (NO2).

Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe Wet luchtkwaliteit geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging.

Het onderhavige project voldoet aan de NIBM grens en draagt dus niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Nadere toetsing van het project is volgens het Besluit NIBM niet noodzakelijk.

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.

5.2.7 Duurzaamheid

De klimaatveranderingen, de eindigheid van de fossiele brandstof en het daarop anticiperende beleid van het Rijk, provincies en gemeenten vragen er om dat actief wordt gekeken naar duurzaamheid in nieuwbouwplannen. Het betreft thema's zoals CO2- en energiebesparing, duurzame energie en duurzaam bouwen. De gemeente Oude IJsselstreek (Klimaatbeleid, energiekansenkaart 2006), de provincie Gelderland (Kwalitatief Woon Programma) en het ministerie Infrastructuur en Milieu hechten allen belang aan aandacht voor Duurzaam Bouwen. Bouwende partijen worden gestimuleerd hier aandacht aan te geven en nu al te anticiperen op toekomstige ontwikkelingen op dit gebied.

De gemeente Oude IJsselstreek streeft naar een verscherpte EPC die 10% lager ligt dan het bouwbesluit voorschrijft (EPC van 0,54). In de energiekansenkaart worden de economisch meest gunstige opties uitgewerkt. Daar waar mogelijk heeft het toepassen van zongerichte verkaveling de voorkeur. Duurzaamheid is onder te verdelen in o.a. energieverbruik, materiaalverbruik, waterverbruik, het binnenmilieu en toekomstgericht bouwen.

Voor woningbouw (nieuwbouw) is in de Regio Achterhoek een puntenlijst ontwikkeld om particulieren die duurzaam willen bouwen een handvat te bieden. Deze puntenlijst is zeer geschikt om richting en invulling te geven aan het duurzaam bouwen en het dubo gehalte van de woning te meten. (De lijst is te vinden op de website van de gemeente; http://www.oude-ijsselstreek.nl/pagina/digitaal loket/duurzaam bouwen).