direct naar inhoud van Artikel 21 Overige regels
Plan: Partiële herziening buitengebied diverse percelen 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1509.BP000085-DE01

Artikel 21 Overige regels

21.1 Vergunningsplicht

Het is verboden, met uitzondering van het gestelde in het tweede lid, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven andere werken en werkzaamheden uit te voeren:

Gronden met (mede)bestemming   a.   b.   c.   d.   f.   g.   h.  
Agrarisch             x    
Agrarisch met waarden   x   x         x    
Bos     x   x   x        
Natuur     x   x   x        
Leiding - Gas     x     x   x   x   x  
Waarde - Archeologie     x       x      
  • a. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. verlagen van de bodem en afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden met 0,30 meter of meer;
  • c. aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen en draineren;
  • d. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende contructies, installaties en apparatuur;
  • e. diepploegen, zijnde het extra diep omploegen, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd;
  • f. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
  • g. het aanleggen van mestbassins en silo's buiten de op de plankaart aangegeven bouwpercelen.

21.2 Uitzondering vergunningplicht

Het in lid 1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van de goedkeuring van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden op en in gronden die binnen agrarische bouwpercelen zijn begrepen;
  • d. het aanleggen van kavelpaden en verhardingen ten behoeve van in- of uitritten, tot elk een oppervlakte van 60 m², niet zijnde zandwegen met een landschappelijke waarde;
  • e. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, voorzover daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet;
  • f. werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 1, bij d, voorzover daarvoor een bouwvergunning is vereist;
  • g. het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen.
21.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 1, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden, die het plan beoogt te beschermen:

  • a. niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, en
  • b. de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.