Plan: | Buitengebied, locatie Hoge Rokken 14 Gendringen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1509.BP000061-DE01 |
Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien de beleidsvelden naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling dient onderzocht te worden welke milieuaspecten daarbij een rol kunnen spelen. Het is daarnaast van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals wonen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.
Op 4 juni 2010 is een verkennend bodemonderzoek (rapportnr. 10035409) uitgevoerd om de kwaliteit van de grond op de ontwikkelingslocatie vast te stellen. De veldwerkzaamheden zijn uitgevoerd op 12 mei 2010 door middel van zestien waarvan de diepste boring is afgewerkt als peilbuis, om de milieuhygiënische kwaliteit van het grondwater te bepalen. Zowel de grond als het grondwater is geanalyseerd.
Op basis van de onderzoeksresultaten dient de bovengrond ter plaatse van het zuidelijk terreindeel als licht verontreinigd te worden beschouwd. Het noordelijke terreindeel is niet verontreinigd. Het grondwater is eveneens licht verontreinigd. Hier zijn een aantal verontreinigende stoffen aangetroffen die naar alle waarschijnlijkheid veroorzaakt zijn door een voormalige benzinetransportleiding die hier vroeger lag. De resultaten staan een vervolgonderzoek voor.
Het aanvullend onderzoek heeft in juni/juli 2010 plaatsgevonden. Uit de analyseresultaten blijkt, dat bij 1 boring in de bodem en in het grondwater op 2,50 meter -/- maaiveld een ernstige verontreiniging met vluchtige aromaten voorkomt. Deze boring is achter op het perceel gelegen dat niet bestemd is als wonen. Naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek is berekend of er een humaan risico is.
De risicoberekening gebaseerd op het huidige gebruik ('overig groen'). Bij verandering van het gebruik dient er een nieuwe berekening te worden uitgevoerd. Door de (toekomstige) bewoners is aangegeven, dat het huidige gebruik ter plekke van de verontreiniging niet zal wijzigen.
Het advies is geen grondwater op te pompen voor consumptie en/of besproeiing van gewassen. Ook mogen ter plekke van de verontreiniging geen diepe gaten (> 2,50 m. -/- maaiveld) worden gegraven.
In de overige (diepe) boringen en peilbuizen wordt geen overschrijding van de interventiewaarden aangetroffen.
Geconcludeerd wordt dat de bodem ter plekke van de geprojecteerde nieuwbouw (zijde Hoge Rokken) geschikt is voor de functie 'wonen met tuin''.
Externe veiligheid heeft betrekking op situaties waar iets mis zou kunnen gaan met gevaarlijke stoffen, waardoor mensen - die niets met de risicodragende activiteit te maken hebben - om het leven zouden kunnen komen. Daarbij draait het om het begrip risico als combinatie van kans en effect. Voorbeelden van risicobronnen en risicovolle activiteiten zijn:
In of rond het plangebied doen zich geen activiteiten voor als bovengenoemd, die de externe veiligheid zouden kunnen beïnvloeden. Ook is er geen sprake van een gewijzigd gebruik ten opzichte van de huidige situatie.
Het dichtstbijzijnde (agrarische) bedrijf is gelegen op een afstand van ca. 400 meter van de nieuw te bouwen woning, gemeten vanaf het de locatie van de nieuwbouw. Door deze grote afstand tot bestaande bedrijven heeft de nieuwbouw geen nadelige gevolgen voor de omliggende bedrijven.
Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat een bestemmingsplan worden vastgesteld indien:
Van een verslechtering van de luchtkwaliteit “in betekende mate” als bedoeld onder c is sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:
Het plan bevat niet één van deze ontwikkelingen. Geconcludeerd kan worden dat door de ontwikkeling, die in het onderhavige bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, de luchtkwaliteit niet “in betekenende mate” zal verslechteren.