direct naar inhoud van 5.1 Milieu
Plan: Vendeliers Ulft
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1509.BP000058-DE01

5.1 Milieu

5.1.1 Bodem

Bodemonderzoeken zijn van belang om de kwaliteit van de bodem vast te stellen. Wanneer nieuwe ontwikkelingen gepland zijn zal in sommige gevallen de kwaliteit van de bodem goed moeten zijn, omdat dit anders een negatieve invloed kan hebben op bijvoorbeeld leefmilieu.

5.1.2 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt ingeval van een incident tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Met het oog daarop heeft de rijksoverheid risiconormen vastgesteld waarmee bedrijven, wegbeheerders en vervoerders, maar ook overheid rekening moeten te houden.

Bij het aspect externe veiligheid is een tweetal begrippen van belang, te weten plaatsgebonden risico (grenswaarde) en groepsrisico (oriënterende waarde). De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico voor woningen en kwetsbare objecten in de omgeving van risicovolle inrichtingen in het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen gesteld op een niveau van 10-6 per jaar. Dat wil zeggen dat de kans op een dodelijke situatie door een ongeval met gevaarlijke stoffen op een te bouwen plek maximaal één op de miljoen per jaar mag zijn. Bovendien geldt een inspanningsverplichting voor het groepsrisico (de kans dat een grote groep mensen bij een dergelijk ongeval is betrokken).

De ontwikkeling die mogelijk gemaakt wordt in dit plan is niet onderhevig aan risico's, noch zorgt het ervoor dat nieuwe risico bronnen ontstaan.

5.1.3 Geluid

In 2007 is de gewijzigde Wet geluidhinder (Wgh) in werking getreden. Er wordt daarin onderscheid gemaakt tussen geluidsgevoelige en overige gebouwen. Op basis van de Wgh zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. De voorgenomen ontwikkeling betreft het aanleggen van parkeerplaatsen. Dit is in de Wet geluidhinder niet aangemerkt als geluidsgevoelig object. Onderzoek in het kader van de Wet geluidhinder is derhalve niet noodzakelijk.

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.

5.1.4 Lucht

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. In deze wet is van bepaalde projecten getalsmatig vastgelegd dat ze "niet in betekenende mate" (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Met de inwerkingtreding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) op 1 augustus 2009 zijn deze grenzen zoals deze in de Wet luchtkwaliteit waren opgenomen verruimd. Een project draagt volgens het NSL "niet in betekende mate" bij zolang de toename van de concentratie fijnstof of stikstofdioxide maximaal 3% bedraagt van de grenswaarde.

De voorgenomen ontwikkeling zal op geen manier de luchtkwaliteit aantasten en zal om deze reden worden beschouwd als "niet in betekenende mate". Nadere toetsing van het plan aan de Wet Luchtkwaliteit is daarom niet noodzakelijk.

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.