direct naar inhoud van 5.6 Milieutechnische aspecten
Plan: Buitengebied, locatie Hesterweg 5 Varsselder
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1509.BP000042-DE01

5.6 Milieutechnische aspecten

5.6.1 Bodemkwaliteit

Op 30 maart 2010 is door het college van B&W van de gemeente Oude IJsselsteek de beleidsnota Bodem en Bouwen vastgesteld. Deze nota maakt het mogelijk om bij onverdachte locaties vrijstelling te verlenen voor het uitvoeren van een bodemonderzoek bij een bouwaanvraag en bestemmingsplanprocedure. De gemeente beschikt inmiddels over ruime informatie over de bodemkwaliteit middels het historisch bodembestand, het bodeminformatiesysteem en de bodemkwaliteitskaart. Op basis hiervan heeft de gemeente beoordeeld dat de locatie kan worden aangemerkt als een 'onverdachte locatie'.

Het aspect bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.

5.6.2 Geluid

In 2007 is de gewijzigde Wet geluidhinder (Wgh) in werking getreden. Er wordt daarin onderscheid gemaakt tussen geluidsgevoelige en overige gebouwen. Op basis van de Wgh zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van projectbesluiten rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai.

De voorgenomen ontwikkeling betreft de bouw van een nieuwe kippenstal, dit is in de Wet geluidhinder niet aangemerkt als geluidsgevoelig object. Onderzoek in het kader van de Wet geluidhinder is derhalve niet noodzakelijk.

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.

5.6.3 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. In deze wet is van bepaalde projecten getalsmatig vastgelegd dat ze "niet in betekenende mate" (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Met de inwerkingtreding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) op 1 augustus 2009 zijn deze grenzen zoals deze in de Wet luchtkwaliteit waren opgenomen verruimd. Een project draagt volgens het NSL "niet in betekende mate" bij zolang de toename van de concentratie fijnstof of stikstofdioxide maximaal 3% bedraagt van de grenswaarde.

De voorgenomen ontwikkeling zal op geen manier de luchtkwaliteit aantasten en zal om deze reden worden beschouwd onder "niet in betekenende mate".

Nadere toetsing van het plan aan de Wet Luchtkwaliteit is daarom niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.

5.6.4 Hinder / vergunning / zonering

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt voor de beoordeling van aanvragen om vergunning in het kader van de Wet milieubeheer het toetsingskader voor de geurhinder vanuit veehouderijen. De Wgv stelt normen aan de geurbelasting van veehouderijen op geurgevoelige objecten en stelt minimale afstanden vast van veehouderijen tot geurgevoelige objecten.

De eigenaar van het plangebied aan de Hesterweg is reeds in het bezit van een onherroeppelijke milieuvergunning voor de nieuw te bouwen loopstal. Daarom is dit onderwerp niet in het kader van dit bestemmingsplan beschouwd.