direct naar inhoud van Regels
Plan: Uitbreiding Flevokust Haven Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0995.BP00100-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 het plan:

het bestemmingsplan Uitbreiding Flevokust Haven Zuid met identificatienummer NL.IMRO.0995.BP00100-VG01 van de gemeente Lelystad;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrische bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding;

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens;

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.6 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.7 bedrijfskantoor:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van het ter plaatse gevestigde bedrijf;

1.8 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten c.q. een (dienstverlenend of detailhandels-) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.9 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.12 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.13 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.14 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.15 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.16 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.17 erf:

het binnen de (woon)bestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel, met uitzondering van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel;

1.18 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.19 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.20 geurgevoelig objecten:

gebouwen, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik wordt gebruikt;

1.21 gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:

de mogelijkheden om gronden en daarop toegelaten bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;

1.22 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld;

1.23 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

1.24 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.25 grondgebonden agrarisch bedrijf:

een veehouderij-, akkerbouw-, tuinbouw- of fruitteeltbedrijf, dat functioneel geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van de ter plaatse bij het bedrijf behorende grond als agrarisch productiemiddel;

1.26 haven:

water, met aansluitende kaden, kadeterreinen en de bijbehorende kunstwerken en steigers, ingericht voor het afmeren van schepen;

1.27 havengebonden bedrijf:

een bedrijf dat voor de aan- en /afvoer van goederen mede van zijn bedrijfsvoering afhankelijk is van het vervoer over water;

1.28 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.29 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.30 kraan:

een constructie, uitgevoerd met kabels en katrollen voor het omhoog hijsen, omlaag laten zakken of verplaatsen, laden of lossen van goederen;

1.31 kunstobject:

voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.32 kunstwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

1.33 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico dan wel een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.34 milieusituatie:

de situatie, waarbij milieuaspecten dienen te worden beoordeeld, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking. In het bijzonder dient er bij de situering en omvang van milieubelastende functies (o.a. bedrijven) op te worden gelet dat de uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies (o.a. woningen) zo weinig mogelijk wordt beperkt. Omgekeerd dient er bij uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies op te worden gelet dat bestaande milieubelastende functies zo weinig mogelijk in hun functioneren worden beperkt;

1.35 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, apparatuur voor telecommunicatie, middelen voor (ondergrondse) afvalinzameling en andere naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen, waaronder begrepen laadpalen voor elektrische auto's;

1.36 ondergronds:

beneden peil;

1.37 openbaar gebied:

wegen, voet- of fietspaden, water en/of groen;

1.38 peil:
  • a. indien op het land wordt gebouwd:
    • 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    • 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • b. indien in, op of over het water wordt gebouwd: het gemiddelde streefpeil ter plaatse van het bouwwerk;
1.39 plaatsgebonden risico:

het risico, uitgedrukt in kans per jaar, dat één persoon die zich onafgebroken en onbeschermd op die plaats bevindt, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit met een gevaarlijke stof zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.40 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.41 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.42 spoorweg:

rails voor de ontsluiting van en transport binnen het industrieterrein en de aantakking op het landelijke spoornet;

1.43 straatmeubilair:

voorwerpen die in de openbare ruimte staan, zoals verkeerszuilen, lantaarnpalen, afvalcontainers, prullenbakken, banken en picknicktafels.

1.44 straat- en bebouwingsbeeld:

een in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, dat zich in het algemeen kenmerkt door:

  • 1. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • 2. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
  • 3. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is en daarbij een eenheid vormt in zowel in kleurstelling als materiaalgebruik ten opzichte van de directe omgeving;
1.45 verkeersveiligheid:

de veiligheid voor het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;

1.46 voorkeursgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.47 windturbine:

een door wind aangedreven bouwwerk waarmee energie wordt opgewekt, inclusief de bij dit bouwwerk behorende infrastructurele voorzieningen;

1.48 zelfstandig kantoor:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot een perceelgrens;

vanaf enig punt van een (hoofd)gebouw tot de (naar de weg gekeerde, de zijdelingse en/of achter)perceelgrens;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, luchtkokers, antennes, liftkokers, technische installaties en lichtkappen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, mits deze plaatselijke verhogingen niet leiden tot een bouwhoogte die hoger is dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende bouwwerk;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. havengebonden (onder andere logistieke) bedrijven genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 3.1 en 3.2, alsmede naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijven, met dien verstande dat:
    • 1. explosiegevaarlijke bedrijven op een afstand van ten minste 100 m uit de teen van de dijk moeten liggen;
    • 2. ondergeschikte opslag van tot vloeistof verdichte gassen in consumentenproducten is toegestaan en;
    • 3. geluidzoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan;

met de daarbijbehorende:

  • b. (spoor)wegen, straten en paden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. waterlopen en waterpartijen;
  • f. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. bedrijfsgebouwen;
  • i. tanks en silo's;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bouw- en reclameborden; en
  • k. nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan tot een diepte van ten hoogste 1,50 m;
  • b. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw bedraagt ten hoogste 25,00 m;
  • c. het bebouwingspercentage van een bouwperceel bedraagt ten hoogste 75%;
  • d. de afstand van een bedrijfsgebouw tot de naar de weg gekeerde perceelgrens bedraagt ten minste 15,00 m;
  • e. de afstand van een bedrijfsgebouw tot aan de zijdelingse en achterperceelgrens bedraagt ten minste 3,00 m

3.2.2 Tanks en silo's

Voor het bouwen van tanks en silo's gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van tanks en silo' s bedraagt ten hoogste 35,00 m;
  • b. de afstand van een tank of een silo tot de naar de weg gekeerde perceelgrens bedraagt ten minste 15,00 m;
  • c. de afstand van een tank of een silo tot aan de zijdelingse en achterperceelgrens bedraagt ten minste 3,00 m.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. er mogen geen windturbines worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,50 m;
  • c. de bouwhoogte van een reclamemast bedraagt ten hoogste 20,00 m;
  • d. de bouwhoogte van verlichtings- en beveiligingsmasten bedraagt ten hoogste 12,00 m;
  • e. de bouwhoogte van overige palen en masten bedraagt ten hoogste 6,00 m;
  • f. de bouwhoogte van kranen bedraagt ten hoogste 45,00 m;
  • g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 20,00 m.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in artikel 3.2.1 onder a in die zin dat ondergronds mag worden gebouwd tot een grotere diepte, mits op basis van onderzoek wordt aangetoond dat de aardkundige waarden niet worden geschaad;
  • b. het bepaalde in artikel 3.2.1 onder b in die zin dat de bouwhoogte wordt vergroot tot ten hoogste 40,00 m mits wordt voldaan aan de uitgangspunten uit het stedenbouwkundig plan in bijlage 2;
  • c. het bepaalde in artikel 3.2.1 onder d in die zin dat de afstand van gebouwen tot de naar de weg gekeerde perceelgrens wordt verkleind tot ten minste 6,00 m;
  • d. het bepaalde in artikel 3.2.1 onder e in die zin dat de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterperceelgrens wordt verkleind;
  • e. het bepaalde in artikel 3.2.2 onder b in die zin dat de afstand van tanks en silo's tot de naar de weg gekeerde perceelgrens wordt verkleind tot ten minste 6,00 m;
  • f. het bepaalde in artikel 3.2.2 onder c in die zin dat de afstand van tanks en silo's tot de zijdelingse en achterperceelgrens wordt verkleind;
  • g. het bepaalde in artikel 3.2.3 onder b in die zin dat de bouwhoogte wordt vergroot tot ten hoogste 3,00 m mits kan worden aangetoond dat dit noodzakelijk is vanuit de bedrijfsvoering en er geen gevaarlijke verkeerssituaties ontstaan;
  • h. het bepaalde in artikel 3.2.3 onder e in die zin dat de bouwhoogte van kranen wordt vergroot tot ten hoogste 55,00 m;
  • i. het bepaalde in artikel 3.2.3 onder f in die zin dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 30,00 m.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 3.1 en 3.2, met uitzondering van explosiegevaarlijke bedrijven voor zover deze op een afstand liggen van minder dan 100 m vanaf de teen van de dijk;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken zodanig dat de risicocontour 10-6 (plaatsgebonden risico) van het bedrijf buiten het bouwperceel van het betreffende bedrijf valt;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van datacentra;
  • f. het gebruik van de gebouwen als (bedrijfs)woning;
  • g. het gebruik van de gebouwen voor bedrijfskantoor over een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 30% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte per bedrijf, tot een maximum van 3.000 m²;
  • h. het gebruik van de gebouwen voor een zelfstandig kantoor;
  • i. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, waaronder een verkooppunt van motorbrandstoffen, zoals bedoeld in bijlage 1 onder SBI-code 473 (2008);
  • j. het gebruik van de gronden voor de opslag van containers en andere goederen zodanig dat:
    • 1. er meer dan 5 lagen containers worden gestapeld;
    • 2. de opslag plaatsvindt binnen 15,00 m tot de naar de weg gekeerde perceelgrens;
    • 3. de opslag plaatsvindt binnen 3,00 m tot de zijdelingse en achterperceelgrens.
  • k. het gebruik of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van activiteiten die zijn genoemd in kolom 1 van onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zoals dat luidde ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan in gevallen als genoemd in kolom 2 van die onderdelen;
  • l. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van elektrisch laden voor zover het snellaadvoorzieningen betreft als bedoeld in artikel 11, tenzij toepassing wordt gegeven aan artikel 11.2.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in artikel 3.4 onder a in die zin dat bedrijven genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 alsmede naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn toegestaan, mits het gaat om havengebonden bedrijven dan wel bedrijven die nauw verbonden zijn aan cq. complementair zijn aan havengebonden bedrijven, met dien verstande dat niet meer dan 10% van de oppervlakte van het bedrijventerrein door deze bedrijven in gebruik wordt genomen;
  • b. het bepaalde in artikel 3.4 onder c in die zin dat de risicocontour 10-6 (plaatsgebonden risico) van een bedrijf buiten het bouwperceel van het betreffende bedrijf wordt gesitueerd, mits wordt voldaan aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Artikel 4 Bos

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos en bebossing, met de daarin voorkomende danwel daaraan eigen natuur- en landschapswaarden;

en voorzover de onder a bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast:

  • b. bosbouw;
  • c. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • d. waterlopen en waterpartijen;
  • e. bermen en beplanting;
  • f. wegen, straten en paden;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen;

met daarbij behorende:

  • i. verhardingen;
  • j. nutsvoorzieningen en andere openbare voorzieningen;
  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstobjecten, kunstwerken.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5,00 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, bedraagt de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 6,00 m.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.1 ten behoeve van het oprichten van onderhoudsgebouwen ten behoeve van de bestemming, met dien verstande dat:

  • a. per object de oppervlakte van een bouwperceel niet meer dan 1.000 m2 bedraagt;
  • b. de oppervlakte van gebouwen per bouwperceel ten hoogste 200 m2 bedraagt;
  • c. de goothoogte van gebouwen ten hoogste 3,00 m bedraagt.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van elektrisch laden voor zover het snellaadvoorzieningen betreft als bedoeld in artikel 11, tenzij toepassing wordt gegeven aan artikel 11.2.

4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.5.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de regels, een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden;
  • b. het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
  • c. het verlagen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen;
  • e. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • f. het planten of verwijderen van opgaande beplanting.

4.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 4.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. werken en werkzaamheden welke noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen;
  • d. werken en werkzaamheden welke noodzakelijk zijn voor het realiseren van de bestemming.

4.5.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de onder artikel 4.1 genoemde waarde van de gronden.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen en bosopstanden;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. een calamiteitenroute;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'weg' tevens een weg ten behoeve van het aangrenzende bedrijf;

met de daarbijbehorende:

  • e. paden;
  • f. verhardingen;
  • g. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstobjecten, kunstwerken en bouw- en reclameborden;
  • i. nutsvoorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,00 m;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten bedraagt ten hoogste 6,00 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5,00 m.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 5.2.1 in die zin dat gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of andere openbare voorzieningen worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 50 m² bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 5,00 m bedraagt.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van elektrisch laden voor zover het snellaadvoorzieningen betreft als bedoeld in artikel 11, tenzij toepassing wordt gegeven aan artikel 11.2.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeers- en parkeervoorzieningen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. water;
  • d. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • e. straatmeubilair;

met de daarbijbehorende:

  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstobjecten en kunstwerken;
  • g. nutsvoorzieningen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van palen en masten bedraagt ten hoogste 6,00 m;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5,00 m.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van elektrisch laden voor zover het snellaadvoorzieningen betreft als bedoeld in artikel 11, tenzij toepassing wordt gegeven aan artikel 11.2.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterlopen en waterpartijen;
  • b. oevers;
  • c. bermen en beplanting;
  • d. wegen, straten en paden;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. groenvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Op of in deze grond mogen geen gebouwen worden gebouwd.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van palen en masten bedraagt ten hoogste 6,00 m;
  • b. de bouwhoogte van kunstwerken en daarmee gelijk te stellen bouwwerken bedraagt ten hoogste 5,00 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,00 m.

Artikel 8 Leiding - Leidingstrook

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor leidingstroken voor:

  • a. een hoofdgastransportleiding;
  • b. een rioolpersleiding;
  • c. een waterleiding;
  • d. een elektriciteitsleiding;

met de daarbijbehorende:

  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder een overkluizing van de leidingen.

8.2 Voorrangsregel

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming 'Leiding - Leidingstrook' voorrang krijgt.

8.3 Bouwregels
8.3.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere aangewezen bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.

8.3.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

8.3.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze dubbelbestemming geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze dubbelbestemming bedraagt ten hoogste 2,00 m.

8.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de leiding, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in artikel 8.3.1 en artikel 8.3.2 in die zin dat in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen worden gebouwd, mits:
    • 1. de veiligheid van de leiding niet wordt geschaad;
    • 2. door het bevoegd gezag vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;
  • b. het bepaalde in artikel 8.3.1 en artikel 8.3.3 in die zin dat in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
    • 1. de veiligheid van de leiding niet wordt geschaad;
    • 2. door het bevoegd gezag vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder.

8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
8.5.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemming(en), een omgevingsvergunning vereist voor:

  • a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanbrengen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • f. het permanent opslaan van goederen, uitgezonderd het opslaan van goederen t.b.v. van inspectie en onderhoud van de transportleiding.

8.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 8.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale beheer en onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en ) betreffen;
  • b. graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie -uitwisseling voor het aanleggen van bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken ;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;

8.5.3 Toetsingscriteria

De in artikel 8.5.1 genoemde vergunning kan uitsluitend worden verleend indien:

  • a. de werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet schaden;
  • b. er vooraf door het bevoegd gezag schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Artikel 9 Waterstaat - Waterkering

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(-en), mede bestemd voor:

  • a. de inrichting, het beheer en onderhoud van de primaire waterkering en waterstaatkundige werken en de daarbij behorende voorzieningen, zoals bermen, schouwpaden en beschoeiingen, waarbij voor wat betreft bouwen en gebruik de Keur van Waterschap Zuiderzeeland van toepassing is;
  • b. wegen, fiets- en voetpaden, bermen, sloten;
  • c. extensief agrarisch medegebruik;
  • d. extensieve dagrecreatief medegebruik;
  • e. instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen natuurwaarden.

9.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in artikel 9.1 mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de andere bestemmingen, uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de betreffende waterkering.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de waterstaatkundige belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende waterkering en nadat ter zake schriftelijk positief advies is ingewonnen bij het waterschap, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de betreffende andere bestemming van deze gronden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Algemene bouwregels

Het is verboden nieuwe motorbrandstofverkooppunten op te richten, waaronder mede begrepen elektrische snellaadvoorzieningen.

11.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van elektrische snellaadvoorzieningen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 11.1 ten behoeve de realisatie van elektrische snellaadvoorzieningen, met dien verstande dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de parkeergelegenheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de groenstructuur;
  • g. De waterhuishouding;
  • h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

11.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van oprichting van nieuwe motorbrandstofverkooppunten

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 11.1 ten behoeve van de oprichting van nieuwe motorbrandstofverkooppunten, met dien verstande dat:

  • a. nieuwe motorbrandstofverkooppunten zijn uitsluitend toegestaan indien deze voldoen aan de beleidsuitgangspunten en locaties als aangegeven in de Kadernota Tankstations Lelystad 2020, zoals deze is vastgesteld op 16 juni 2020, dan wel, in het geval deze wordt gewijzigd of vervangen door een andere beleidsregel, aan deze gewijzigde, respectievelijk vervangende beleidsregel;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het stedenbouwkundig beeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de parkeergelegenheid;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de groenstructuur;
    • 7. De waterhuishouding;
    • 8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het storten van puin en afvalstoffen;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van solitaire datacentra;
  • c. het stellen en opslaan van (aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken) vaar-, voer- of vliegtuigen;
  • d. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  • e. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 13 Algemene aanduidingsregels

13.1 geluidzone - industrie
13.1.1 Aanduidingsomschrijving

De als 'geluidzone - industrie' aangeduide gronden zijn, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten vanwege de geluidszoneringsplichtige inrichtingen op het industrieterrein.

13.1.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:

  • een op grond van de andere daar voorkomende bestemming(en) toelaatbaar geluidsgevoelig object, of de uitbreiding daarvan, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege een industrieterrein van de gevels van dit geluidsgevoelige object niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

13.1.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie', wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van niet-geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelig object.

13.2 geluidzone - spoor
13.2.1 Bouwregels

Het bouwen van geluidgevoelige gebouwen zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - spoor' is niet toegestaan, tenzij:

  • a. uit akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting vanwege het spoor op enige gevel van het geluidgevoelige gebouw voldoet aan de voorkeursgrenswaarde;
  • b. er voor het geluidgevoelige gebouw een ontheffing hogere grenswaarde op basis van de Wet geluidhinder is verleend op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan;
  • c. het geluidgevoelige gebouw wordt voorzien van "dove" gevels, voor die gevels waarbij sprake is van overschrijding van de voorkeurgrenswaarde.

13.2.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - spoor', wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van niet-geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelig object.

13.3 veiligheidszone - bevi
13.3.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' gelden de volgende regels:

13.3.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en) mogen ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - bevi' geen kwetsbare objecten worden gebouwd.

13.3.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 13.3.2 en toestaan dat kwetsbare objecten worden gebouwd, mits:

  • a. de toepasselijke grenswaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare objecten in acht wordt genomen;
  • b. het groepsrisico wordt afgewogen.

13.3.4 Niet toegestaan gebruik

Gronden en opstallen ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - bevi' mogen niet worden gebruikt als kwetsbaar object.

13.3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 13.3.4 en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt als kwetsbaar object, mits:

  • a. de toepasselijke grenswaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare objecten in acht worden genomen;
  • b. het groepsrisico wordt afgewogen.

13.4 overige zone - gebouwen

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - gebouwen' mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen worden opgericht die voldoen aan de eisen opgenomen in bijlage IV van de Circulaire 'opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik' van 19 juni 2016.

13.5 vrijwaringszone - dijk
13.5.1 Aanduidingsomschrijving

De als 'vrijwaringszone - dijk' aangeduide gronden zijn, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor:

  • a. een strook ten behoeve van de bescherming, de versterking, het beheer en onderhoud en de instandhouding van de primaire waterkering met de daarbij behorende voorzieningen, zoals bermen, schouwpaden en beschoeiingen, waarbij voor wat betreft bouwen en gebruik de Keur van Waterschap Zuiderzeeland van toepassing is;

met de daarbijbehorende:

  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. andere werken.

13.5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. in afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemmingen mogen op of in deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze gebiedsaanduiding;
  • b. ten behoeve van deze gebiedsaanduiding mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze gebiedsaanduiding, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer te water, bedraagt ten hoogste 3,00 m.

13.5.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 13.5.2 in die zin dat de in de voorkomende bestemming(en) genoemde bouwwerken worden gebouwd, mits vooraf positief advies is ontvangen van de beheerder van de waterkering dan wel een watergunning is verleend voor de bouwwerken.

13.6 vrijwaringszone - luchtvaart 3
13.6.1 aanduidingsomschrijving

De voor 'vrijwaringszone - luchtvaart 3' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het vrijhouden van een noodgebied (outer horizontaal suface) voor de bereikbaarheid van het vliegveld.

13.6.2 bouwregels

Op de met 'vrijwaringszone - luchtvaart 3' aangeduide gronden zal de bouwhoogte van bouwwerken binnen de ter plaatse voorkomende bestemmingen ten hoogste 146,3 meter bedragen ten opzichte van NAP, dan wel de bestaande bouw- of tiphoogte bedragen.' De maximaal toelaatbare bouwhoogte tussen de aangegeven contouren wordt door lineaire interpolatie bepaald.

13.6.3 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • ter plaatse van de aanduiding "maximum hoogte" mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de aangegeven hoogte bedragen.

13.6.4 afwijkingsbevoegdheid

Van het bepaalde in artikel 13.6.2 kan door het college van burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning worden afgeweken indien de minister vooraf een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 8.9 Luchtvaart heeft afgegeven.

13.7 vrijwaringszone - verbod houden van evenhoevigen en/of pluimvee

Op de met 'vrijwaringszone - verbod houden van evenhoevigen en/of pluimvee' aangeduide gronden is het niet toegestaan om gronden en/of bouwwerken te gebruiken voor het houden van evenhoevigen en/of pluimvee.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten en afmetingen, tot ten hoogste 10% van die maten en afmetingen;
  • b. de bestemmingsregels in die zin dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsregels in die zin dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;
  • e. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvangst- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 40,00 m.

Artikel 15 Overige regels

15.1 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of gebruikt wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  • b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
16.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het

bestemmingsplan Uitbreiding Flevokust Haven Zuid

van de gemeente Lelystad .

Behorend bij het besluit van 17 oktober 2023.