direct naar inhoud van Regels
Plan: Marker Wadden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0995.BP00046-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Marker Wadden met identificatienummer NL.IMRO.0995.BP00046-VG01 van de gemeente Lelystad;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrische bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.6 beroepsvaart:

de scheepvaart van de bedrijfsmatig gebruikte schepen, met uitzondering van de bruine vloot (zeilende beroepsvaart);

1.7 beroepsvisserij:

Het geheel van activiteiten om waterdieren te vangen. Dit omvat het gaan naar de visgronden, de handeligen met vistuig, het binenhalen en verwerken van de vangst, het transport naar de haven en het lossen op de afslag;

1.8 Besluit ruimtelijke ordening

het Besluit ruimtelijke ordening zoals dat geldt ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;

1.9 bestaand:
  • a. ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet en/of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezige bouwwerken en werkzaamheden:
    • 1. bestaand ten tijde van de eerste terinzagelegging van het plan;
  • b. ten aanzien van het overige gebruik:
    • 1. bestaand ten tijde van het van kracht worden van het plan;
1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.13 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.14 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.15 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.16 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.17 bruine vloot:

de professionele passagiersvaart (chartervaart) in Nederland, die bestaat uit traditionele zeil- en motorschepen, waarmee in het verleden vracht werd vervoerd;

1.18 dagrecreatief medegebruik:

een aan de bestemming ondergeschikt gebruik voor dagrecreatie gericht op het rustig beleven en gebruikmaken van aanwezige specifieke omgevingskwaliteiten in de vorm van wandelen, fietsen, varen, vissen of naar aard gelijk te stellen vormen van gebruik; 

1.19 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.20 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.21 gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:

de mogelijkheden om gronden en daarop toegelaten bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;

1.22 kade(s):

vooroeversdammen, al dan niet in combinatie met (schelp)riffen ter bescherming van de bovenwaternatuur tegen afslag en erosie door golfwerking;

1.23 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.24 kunstwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een aqua-, navi- of viaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

1.25 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.26 milieusituatie:

de situatie, waarbij milieuaspecten dienen te worden beoordeeld, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking. In het bijzonder dient er bij de situering en omvang van milieubelastende functies (o.a. bedrijven) op te worden gelet dat de uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies (o.a. woningen) zo weinig mogelijk wordt beperkt. Omgekeerd dient er bij uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies op te worden gelet dat bestaande milieubelastende functies zo weinig mogelijk in hun functioneren worden beperkt;

1.27 natuureiland(en):

eilanden, bestaande uit kades, windwadden, lagunes, slikplaten, zand- en schelpenbanken, rietvelden, vloedbossen en stranden;

1.28 natuurlijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied;

1.29 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, apparatuur voor telecommunicatie, middelen voor (ondergrondse) afvalinzameling en andere naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

1.30 peil:
  • a. voor gebouwen, die onmiddellijk aan de weg grenzen:
      • de hoogte van die weg;
  • b. voor overige bouwwerken op land:
      • de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • c. voor overige bouwwerken op water:
      • het gemiddelde waterpeil van het Markermeer;
1.31 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.32 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een

parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.33 slibgeul(en):

plaatselijke verdieping in de onderwaterbodem ten behoeve van invang van slib als bouwmateriaal voor de natuureilanden en het creëren van een ecologisch divers onderwaterlandschap;

1.34 zandwinput(ten):

locatie voor de winning van zand en slib als bouwmateriaal voor de natuureilanden en/of zand- en schelpenbanken binnen de bestemmingen 'Natuur' en 'Water - Natuur 2'.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Natuur

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ontwikkeling en instandhouding van een of meer natuureilanden met landschappelijke en natuurlijke waarden met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 1.000 hectare;
  • b. dagrecreatief medegebruik, voor zover de onder a. bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • c. wateraanvoer, waterafvoer en waterberging; waarbij de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en natuurlijke waarden leidend is;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. wegen;
  • e. voet- en fietspaden;

met de daarbij behorende :

  • f. nutsvoorzieningen en andere openbare voorzieningen;
  • g. kunstwerken en kades;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
3.2.3 Afwijken van de bouwregels

Mits de noodzaak daarvan is aangetoond en de in lid 3.1 bedoelde waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van de bestemming, zoals schuilgelegenheden en bergingen, mits:

  • a. de totale oppervlakte van deze gebouwen niet meer bedraagt dan 2.000 m2;
  • b. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 8 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor permanente bewoning.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1, onder a, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bedoelde gronden ten hoogste 1.500 hectare bedraagt;
  • b. de economische haalbaarheid van de met de afwijking toegestane uitbreiding afdoende is aangetoond;
  • c. voordat een omgevingsvergunning wordt verleend, wint het bevoegd gezag nautisch advies in bij de waterbeheerder;'
  • d. bij het toepassen van deze afwijkingsregel is afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd deze bestemming ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied' zodanig te wijzigen dat daarbinnen een bezoekerscentrum, kleinschalige verblijfsrecreatie en een aanmeerhaven zijn toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. een bezoekerscentrum met een maximum bebouwd oppervlakte van 500 m2 en een bouwhoogte van ten hoogste 12 m;
  • b. kleinschalige verblijfsrecreatie, mits het aantal eenheden ten hoogste 25 bedraagt, het gezamenlijk bebouwd oppervlak niet meer bedraagt dan 2.500 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 8 m.
  • c. een aanmeerhaven, mits het aantal ligplaatsen ten hoogste 25 bedraagt.
  • d. de toelichting op het wijzigingsplan voldoet aan het bepaalde in artikel 3.1.6, tweede lid van het Besluit ruimtelijke ordening .

Artikel 4 Water

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wateraanvoer, waterafvoer en waterberging;
  • b. beroepsvaart en beroepsvisserij;
  • c. zandwinputten en slibgeulen;
  • d. dagrecreatief medegebruik, waaronder in ieder geval recreatievaart wordt begrepen;

met de daarbij behorende:

  • e. nutsvoorzieningen en andere openbare voorzieningen;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bruggen, dammen, duikers, stuwen en beschoeiingen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van palen en masten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het innemen van ligplaatsen met woonboten.

Artikel 5 Water - Natuur 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Natuur 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wateraanvoer, waterafvoer en waterberging, waarbij de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden leidend is;
  • b. beroepsvaart en beroepsvisserij;
  • c. zandwinputten en slibgeulen;
  • d. dagrecreatief medegebruik, waaronder in ieder geval recreatievaart wordt begrepen, en voor zover de onder a. bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast;

met de daarbij behorende:

  • e. nutsvoorzieningen en andere openbare voorzieningen;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van palen en masten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het innemen van ligplaatsen met woonboten.

Artikel 6 Water - Natuur 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Natuur 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wateraanvoer, waterafvoer en waterberging, waarbij de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden leidend is;
  • b. beroepsvaart en beroepsvisserij;
  • c. zand- en schelpenbanken met een aaneengesloten oppervlakte van ten hoogste 10 hectare en een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 60 hectare;
  • d. zandwinning en slibgeulen;
  • e. dagrecreatief medegebruik, waaronder in ieder geval recreatievaart wordt begrepen, en voor zover de onder a. bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast;

met de daarbij behorende:

  • f. nutsvoorzieningen en andere openbare voorzieningen;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van palen en masten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het innemen van ligplaatsen met woonboten.

Artikel 7 Waarde - Archeologie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de (water-)bodem.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² moet, alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de (water-)bodem die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
7.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in lid 7.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de (water-)bodem door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meer van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de (water-) bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen door een daartoe bevoegde instantie;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg, die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere van toepassing zijnde bestemming(en), een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ontgronden, verlagen, baggeren (waaronder saneren) onderzuigen, egaliseren en ophogen en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. dempen, graven, verdiepen of verbreden van vaargeulen, watergangen en waterpartijen;
  • c. werkzaamheden aan oevers en kades;
  • d. het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
  • e. het aanleggen van energie-, transport- en of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
7.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 7.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • b. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
  • c. een kleinere oppervlakte dan 100 m² beslaan;
  • d. onderhoudsbaggerwerkzaamheden betreffen die aantoonbaar niet dieper gaan dan in het recente verleden bereikte baggerdieptes;
  • e. uitsluitend betrekking hebben op ontgraven van gronden die na de inwerktreding van het bestemmingsplan zijn aangebracht.
7.3.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de (water-)bodem.

7.3.4 Onderzoeksplicht

Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend, nadat door de aanvrager een rapport wordt overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de (water-)bodem die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd
7.3.5 Beoordelingscriteria

Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend, moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.

7.3.6 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien uit het in lid 7.3.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden/waterbodems door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de (water-)bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen door een daartoe bevoegde instantie;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de (water-)bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg, die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
7.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd betreffende de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' de regels van het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van archeologisch onderzoek, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 8 Waarde - Ecologie

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Ecologie" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de ecologische waarden van de gronden.

8.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het aanbrengen en/of veroorzaken van veranderingen in de ecologische waarden van het gebied als gevolg van het gebruik van de gronden, indien daardoor afbreuk wordt gedaan aan de ecologische waarden van de gronden.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere van toepassing zijnde bestemming(en), een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ontgronden, verlagen, baggeren (waaronder saneren) onderzuigen, egaliseren en ophogen en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. dempen, graven, verdiepen of verbreden van vaargeulen, watergangen en waterpartijen;
  • c. werkzaamheden aan oevers en kades;
  • d. het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
  • e. het aanleggen van energie-, transport- en of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
8.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 8.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • b. het normale onderhoud betreffen.
8.3.3 Toetsingscriteria

De in lid 8.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ecologische waarden van de gronden.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 9 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan van natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels in die zin dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;
  • d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvangst- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 30,00 m;
  • e. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen in die zin dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
    • 1. de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
    • 2. de bouwhoogte leidt tot een bouwhoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw zal bedragen;

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
  • c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het

bestemmingsplan Marker Wadden van de gemeente Lelystad.

Behorend bij het besluit van