direct naar inhoud van Regels
Plan: Hollandsehout
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0995.BP00041-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Hollandsehout van de gemeente Lelystad;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0995.BP00041-VG01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 archeologische verwachting:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische overblijfselen;

1.7 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische overblijfselen;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, dit met inbegrip van de oppervlakte van (overdekte) bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.10 bed- and-breakfast:

het bieden van, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt binnen de woning aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.11 bestaand:
  • 1. ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet aanwezige bouwwerken en werkzaamheden: bestaand ten tijde van de eerste terinzagelegging van het plan;
  • 2. ten aanzien van het overige gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het plan;

1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of het vergroten van een bouwwerk;

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.17 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.18 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.20 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.22 carport

afdak voor de stalling van een auto;

1.23 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.24 dakopbouw:

een gedeelte van een gebouw, gesitueerd op de bovenste bouwlaag van een gebouw, met een oppervlakte van maximaal 60% van de oppervlakte van de bovenste bouwlaag;

1.25 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.26 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.27 dienstverlening:

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

1.28 dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor
(het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming
van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.29 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.30 erf:

het binnen de (woon) bestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel, met uizondering van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel;

1.31 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.32 extensief dagrecreatief medegebruik:

een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden, dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatief gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, met de daarbijbehorende voorzieningen zoals een vissteiger, een picknickplaats, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen voorziening;

1.33 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.34 geluidsgevoelige functies:

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

1.35 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder e/of het Besluit geluidhinder;

1.36 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.37 grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtsteeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.38 horecabedrijf

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.39 kampeermiddel

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.40 kantoor:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi) overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

1.41 kap:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw met een zekere helling;

1.42 kleinschalige verkoop

ten aanzien van de kleinschalige verkoop van vismaterialen in artikel 5.1.onder g geldt, dat deze in functioneel en ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie, zodat de hoofdfunctie qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft. De verkoopruimte mag daarom maximaal 100 m2 bedragen; de openingstijden zijn gelijk aan die van de hoofdfunctie.

1.43 kunstobject

voortbrengsel van beeldende kuinsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.44 kunstwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een aqua-, navi- of viaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

1.45 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.46 landschappelijke waarde:

waarden in landschappelijk-esthetische en geomorfologische zin;

1.47 maatvoeringsvlak

een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;

1.48 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.49 milieusituatie:

de situatie, waarbij milieuaspecten dienen te worden beoordeeld, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking. In het bijzonder dient bij de situering en omvang van milieubelastende functies (o.a. bedrijven) te worden opgelet dat de uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies (o.a. woningen) zo weinig mogelijk wordt beperkt. Omgekeerd dient er bij uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies te worden opgelet dat bestaande milieubelastende functies zo weinig mogelijk in hun functioneren worden beperkt;

1.50 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, apparatuur voor telecommunicatie en voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling;

1.51 ondergeschikte horeca

de horeca-activiteit moet ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie en moet de hoofdfunctie ondersteunen. Ondergeschikt wil zeggen dat deze vorm van de horeca de kwaliteit van de hoofdfunctie vergroot of completeert, dat er duidelijk sprake moet zijn van een waarneembare ondergeschiktheid van de horecafunctie en de ruimte hiervoor uitsluitend bereikbaar mag zijn via de entree van de hoofdfunctie. De openingstijden zijn gelijk aan die van de hoofdfunctie;

1.52 openbaar gebied:

wegen, voet- of fietspaden, water en/of groen;

1.53 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

1.54 perceelgrens

een grenslijn tussen bouwpercelen onderling;

1.55 plan:

het bestemmingsplan Stadsrandgebied van de gemeente Lelystad

1.56 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.57 recreatiebedrijf

een onderneming die is gericht op het in professionele zin aanbieden van een vorm, of vormen, van vrijetijdsbesteding;

1.58 recreatiewoning

een gebouw, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief (nacht)verblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief nachtverblijf wordt in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;

1.59 risicogevoelig bouwwerk c.q. object:

een bouwwerk c.q. object als bed.oeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, dat kan worden aangemerkt in de zin van dat besluit als een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object;

1.60 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.61 straat- en bebouwingsbeeld

een in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, dat zich in het algemeen kenmerkt door:

  • 1. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • 2. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
  • 3. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
1.62 verblijfsrecreatie:

recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf zoals een recreatiewoning, logeergebouw, pension of kampeermiddel, door personen die elders hun hoofdverblijf hebben;

1.63 verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.64 verkeersveiligheid:

de veiligheid voor het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;

1.65 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.66 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.67 zakelijke dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten en/of het leggen van contacten of het uitvoeren van commerciële handelingen, uitgezonderd detailhandel.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens

vanaf enig punt van een (hoofd)gebouw tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bos

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos en bebossing, met de daarin voorkomende danwel daaraan eigen natuur- en landschapswaarden, alsmede extensief dagrecreatief medegebruik;

en voorzover de onder a bedoelde waarden alsmede cultuur-historische waarden niet onevenredig worden aangetast:

  • b. houtteelt en houtproduktie;
  • c. waterlopen en waterpartijen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. bermen en beplanting;
  • f. wegen, paden, veerasters;
  • g. parkeervoorzieningen;

met daarbij behorende:

  • h. nutsvoorzieningen en andere openbare voorzieningen;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstobjecten, kunstwerken.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd

3.3 Afwijken van de bouwregels

1. Mits geen afbreuk wordt gedaan aan natuurwaarden, cultuur-historische waarden en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 ten behoeve van het oprichten van ten hoogste drie onderhoudsgebouwen voor deze bestemming binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak, en van het bepaalde in lid 3.2.2 ten behoeve van het oprichten van één brandtoren voor brandpreventie en -bestrijding, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte van een onderhoudsgebouw maximaal 500 m2 mag bedragen;
  • b. de hoogte van een onderhoudsgebouw maximaal 8,00 m mag bedragen;
  • c. de hoogte van de brandtoren maximaal 30 meter mag bedragen;

2. Mits geen afbreuk wordt gedaan aan natuurwaarden, cultuur-historische waarden en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kunnen met een omgevingsvergunning bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gerealiseerd mits:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 5,00 m bedraagt;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 6,00 m bedraagt.

3.4 Specifieke gebruiksregels

1. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

*het gebruik van gronden en bouwwerken voor opslagdoeleinden, voor storting van afval en onbruikbare goederen of materialen dan wel in onbruik geraakte goederen of materialen, tenzij het hier gaat om stoffen of materialen die noodzakelijk zijn voor onderhoud, realisering en/of handhaving van de bestemming;

*het gebruiken of het doen gebruiken van gronden van deze bestemming op een wijze die de recreatiemogelijkheden, als bedoeld onder 3.1, belemmeren.

2. het op de verbeelding met functie (sbo-ue) aangeduide gebied kan worden gebruikt als uitloopgebied voor edelherten.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemming(en), een omgevingsvergunning vereist:

a. het aanbrengen van beplanting;

b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

f. het permanent opslaan van goederen

3.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 3.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. werken en werkzaamheden welke noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen;
  • d. werken en werkzaamheden welke noodzakelijk zijn voor het realiseren van de bestemming.

3.5.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de onder lid 3.1 genoemde waarden van de gronden.

3.5.4 Wijzigingsbevoegdheid

A. 1. Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.9a Wro het plan wijzigen in die zin, dat de op de verbeelding met "wetgevingzone-Recreatie-klimbos" aangeduide gronden worden omgezet in de bestemming "Recreatie-klimbos", indien vast staat dat realisatie van de gewenste bestemming niet leidt tot strijd met nationale en internationale regels aangaande natuur- en landschapswaarden, onverlet overige regelgeving. Hierbij dienen in ieder geval te zijn onderzocht:

*extra verkeersbewegingen (geluid, licht) op de Torenvalkweg en Knardijk;

*uitstraling geluid, licht, aanwezigheid mensen op wezenlijke waarden.

Een en ander met dien verstande dat het bepaalde in artikel 13 van toepassing is.

2. Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.9a Wro het plan wijzigen in die zin, dat de op de verbeelding met "wetgevingzone-Recreatie-A-rw" aangeduide gronden worden omgezet in de bestemming "Recreatie-A-rw", indien vast staat dat realisatie van de gewenste bestemming niet leidt tot strijd met nationale en internationale regels aangaande natuur- en landschapswaarden, onverlet overige regelgeving. Hierbij dienen in ieder geval te zijn onderzocht extra verkeersbewegingen (geluid, licht) op de Buizerdweg, alsmede uitstraling bebouwing (geluid, licht, aanwezigheid mensen) op wezenlijke waarden.

Een en ander met dien verstande dat:

a. het bepaalde in de artikelen 12 en 13 van toepassing is;

b. dat binnen het bouwvlak wordt gebouwd

c. ten hoogste 24 ha van het in dit plan aangeduide wijzigingsgebied wordt aangewend voor bebouwing ten behoeve van recreatiewoningen en voorzieningengebouwen;;

d. de hoogte van een gebouw ten hoogste 8.00 meter zal bedragen;

e. de inhoud van een recreatiewoning inclusief berging ten hoogste 300 m3 zal bedragen;

f. het gezamenlijk vloeroppervlak voor gebouwen voor voorzieningen binnen het bouwvlak ten hoogste 2000m2 zal bedragen;

g. de noodzakelijke EHS-compensatie voorafgaand aan het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid in voldoende mate is verzekerd.

3. Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.9a Wro het plan wijzigen in die zin, dat de op de verbeelding met "wetgevingzone-Recreatie B aangeduide gronden worden omgezet in de bestemming "Recreatie-B", indien vast staat dat realisatie van de gewenste bestemming niet leidt tot strijd met nationale en internationale regels aangaande natuur- en landschapswaarden, onverlet overige regelgeving. Hierbij dienen in ieder geval te zijn onderzocht extra verkeersbewegingen (geluid, licht) op de Buizerdweg, alsmede uitstraling bebouwing (geluid, licht, aanwezigheid mensen) op wezenlijke waarden.

Een en ander met dien verstande dat:

a. het bepaalde in de artikelen 12 en 13 van toepassing is voor zover de verbeelding dat aangeeft;

b. dat binnen het bouwvlak wordt gebouwd;

c. de hoogte van een gebouw ten hoogste 8,00 m zal bedragen.

B. Voor zover gebruikmaking van de bevoegdheden gepaard gaat met voorbereidingen waarbij bomen moeten worden gerooid, dient boscompensatie te worden gepleegd op de voor dit bestemmingsplan overeengekomen locatie(s).

 

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bos en bebossing;
  • c. bermen en beplanting;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. wegen, paden, veerasters;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. ligweiden, schuilhutten en barbecuehutten;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. waterlopen, waterpartijen en visplaatsen;
  • i. steiger;
  • j. extensief dagrecreatief medegebruik;

met de daarbijbehorende:

  • k. verhardingen;
  • l. nutsvoorzieningen en andere openbare voorzieningen;
  • m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstobjecten en kunstwerken.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a. het bepaalde in de artikelen 10, 12, 13 en 14 is van toepassing voor zover de verbeelding dat aangeeft;

b. de grondoppervlakte van gebouwen zal in totaal ten hoogste 250 m2 bedragen, waarbij die van een afzonderlijk gebouw ten hoogste 50 m2 zal bedragen;

c. de hoogte zal ten hoogste 3,00 m bedragen

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

-het bepaalde in 4.2.2 sub c voor de bouw van kunstwerken tot een hoogte van maximaal 15 m.

Artikel 5 Recreatie - A

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - A' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water, met de daarbij behorende waterkering;
  • b. één kampeerterrein met bijbehorende voorzieningen, alsmede 14 bijbehorende recreatiewoningen;
  • c. één Bed & Breakfast ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie-bed & breakfast" ;
  • d. maximaal 5 boomhutten voor recreatief verblijf ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie-boomhut" ;
  • e. terreinen ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen, zoals surfen, trapskelter, minigolf, scoutingactiviteiten;
  • f. één jachthaven, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - jachthaven', met uitsluitend de bij een jachthaven behorende voorzieningen, waaronder begrepen; een jachtwerfwerkplaats; opslag-, onderhoud- en reparatieruimten, aanlegsteigers en sanitaire voorzieningen;
  • g. één visvijvercomplex voor sportvissen en dagrecreatie, met multifunctioneel gebouw voor overdekt vissen, kleinschalige verkoop van vismaterialen, en ondergeschikte horeca zonder logiesvoorziening;
  • h. één strand;
  • i. een zorgboerderij met de daarbij behorende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding "zbo";
  • j. één dienstwoning van maximaal 750 m3 per bouwperceel waarop een recreatiebedrijf is gevestigd, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • k. een manege met maximaal twee dienstwoningen;

met de daarbij behorende;

  • l. gebouwen;
  • m. nutsvoorzieningen;
  • n. groenvoorzieningen;
  • o. waterlopen en waterpartijen;
  • p. wegen, straten en paden;
  • q. parkeervoorzieningen;
  • r. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder lichtmasten.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • c. een zorgboerderij zal uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - zorgboerderij';
  • d. ter plaatse van de aanduiding "veiligheidszone - propaan" mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b, zal de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 15,00 m bedragen.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende waterkering en nadat ter zake advies is ingewonnen bij de waterbeheerder, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2 ten behoeve van het oprichten van:

  • a. toiletgebouwtjes op het strand, tot een maximale oppervlakte van 20 m2 en een bouwhoogte van 3 m;
  • b. één beheersgebouw op het strand, met een oppervlakte van maximaal 200 m2 en een maximale bouwhoogte van 4,5 m;
  • c. eveneens kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 5.2.1. onder e. voor het bouwen van beperkt kwetsbare objecten, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend

*permanente bewoning van voor verblijfsrecreatie bedoelde voorzieningen;

*het gebruik van gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object tenzij uit een verkregen omgevingsvergunning blijkt dat geen afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen;

Artikel 6 Recreatie - B

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie - B aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, bestemd voor:

a. één golfbaan met bijbehorende gebouwen en voorzieningen;

b. één kinderboerderij;

c. één manege;

d. één pannenkoekenboerderij;

e. één zorgboerderij;

f. terreinen voor dagrecreatieve voorzieningen;

g. één dienstwoning van maximaal 750 m3 per bouwperceel waarop een recreatiebedrijf is gevestigd, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

met daaraan ondergeschikt:

-bijbehorende kleinschalige horeca-activiteiten zonder logiesvoorziening- onverlet de activiteiten van een pannenkoekenboerderij;

en met de daarbij behorende

h. gebouwen;

i. nutsvoorzieningen;

j. groenvoorzieningen;

k. waterlopen en waterpartijen;

l. wegen en paden;

m. parkeervoorzieningen;

n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder lichtmasten;

6.2 Bouwregels

6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b. de totale grondoppervlakte van de gebouwen zal ten hoogste 1000 m2 bedragen;

c. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 8,00 m bedragen;

d. de bedrijfsvloeroppervlakte voor kleinschalige horeca-activiteiten bedraagt ten hoogste 250 m2. 

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a, zal de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 15,00 m bedragen.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. groenvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. bermen en watergangen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. waterlopen en waterpartijen;
  • g. nutsvoorzieningen en andere openbare voorzieningen;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder lichtmasten en kunstwerken,

7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van kunstwerken en daarmee gelijk te stellen bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 7,00 m bedragen.

Artikel 8 Verkeer - Railverkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. spoorwegvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. paden, bermen en groenvoorzieningen;
  • c. waterlopen en waterpartijen;

met de daarbij behorende:

  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. kunstwerken.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van kunstwerken zal ten hoogste 10.00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het spoorwegverkeer, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

Artikel 9 Water

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterlopen en waterpartijen;
  • b. oevers;
  • c. bermen en beplanting;
  • d. wegen en paden;
  • e. extensief dagrecreatief medegebruik;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. groenvoorzieningen;

met de daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Het bepaalde in de artikelen 13 en 14 is van toepassing voor zover de verbeelding dat aangeeft.

9.2.2 Gebouwen

Op of in deze grond mogen geen gebouwen worden gebouwd.

9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

voor het bouwen van bouwwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van palen en masten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van kunstwerken en daarmee gelijk te stellen bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3,00 m bedragen.

Artikel 10 Leiding - Hoogspanningsverbinding

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Leiding - Hoogspanningsverbinding" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een bovengrondse hoogspanningsleiding tot maximaal 380 kV (kilovolt) voor het transport van electriciteit, met dee daarbij behorende:
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere aangewezen bestemming(en) zullen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd - anders dan ten behoeve van deze bestemming.

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het voor deze bestemming bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte ten hoogste 60 m zal bedragen

10.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2.1, in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de hoogspanningsverbinding;

b. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van hoogopgaand en/of diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het permanent opslaan van goederen;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

10.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 10.4.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • a. die reeds in uitovering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming (-en) betreffen;
  • c. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

10.4.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig schaden.

10.4.4 Onderzoeksplicht

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in lid 10.4.1, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Artikel 11 Waarde - Archeologie SAS

Ter plaatse van de gronden met de bestemming specifieke vorm van archeologie - scheepswrak geldt een bouwverbod. In afwijking van het overigens bepaalde in het plan ten aanzien van de gronden met de bestemming WRA zijn, op en in deze gronden met de bestemming specifieke vorm van archeologie scheepswrak, uitsluitend bouwwerken en voorzieningen ten behoeve van instandhouding en bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden toegestaan.

Artikel 12 Waarde - Archeologie

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Onderzoeksplicht

Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² moet, alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd
  • c. Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend, winnen burgemeester en wethouders zonodig advies in bij een door hen aan te wijzen ter zake deskundige.

12.2.2 Voorschriften omgevingsvergunning

Indien uit het in lid 11.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meer van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg, die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.

12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
12.3.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemming(en), een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
  • c. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
  • d. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.

12.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 12.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
  • d. niet dieper gaan dan 1,00 m beneden het maaiveld en een kleinere oppervlakte dan 100 m² beslaan;
  • e. uitsluitend betrekking hebben op ontgraven van gronden die na de inwerktreding van het bestemmingsplan zijn aangebracht.
12.3.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.

12.3.4 Onderzoeksplicht

Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend, nadat door de aanvrager een rapport wordt overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
  • c. Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend, winnen burgemeester en wethouders zonodig advies in bij een door hen aan te wijzen ter zake deskundige.

12.3.5 Voorschriften omgevingsvergunning

Indien uit het in lid 12.3.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg, die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 13 Waarde - Ecologie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. het behoud en de bescherming van de ecologische waarden van de gronden

13.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende regel:

  • a. een op grond van de basisbestemming toelaatbaar bouwwerk of de uitbreiding of vergroting daarvan, mag slechts worden gebouwd c.q. worden toegestaan, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ecologische waarden van de gronden.

13.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het aanbrengen en/of veroorzaken van veranderingen in de ecologische waarden van het gebied als gevolg van het gebruik van de gronden.

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

13.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemming(en), een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden;
  • b. het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
  • c. het verlagen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen;
  • e. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • f. het planten of verwijderen van opgaande beplanting.

13.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 13.3 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. werken en werkzaamheden welke noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen;
  • d. werken en werkzaamheden welke noodzakelijk zijn voor het realiseren van de bestemming.

13.4.3 Toetsingscriteria

De in lid 13.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ecologische waarden van het gebied.

 

Artikel 14 Waterstaat-waterkering

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waterstaat-Waterkering" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:

a. (werken ten behoeve van) de waterkering en de waterhuishouding;

b. een sluis, ter plaatse van de aanduiding 'waterkering';

met de daarbijbehorende:

c. gebouwen;

d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming zal niet
worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

14.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a. op of in deze gronden zullen uitsluitend gebouwen ten behoeve van een sluis
worden gebouwd;

b. gebouwen ten behoeve van een sluis zullen binnen een bouwvlak worden
gebouwd;

c. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een sluis zal ten hoogste15 meter
bedragen.

14.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende
regel:
*de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
15,00 m bedragen.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid
12.2.1 in die zin dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterkerende functie en de
waterhuishouding.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 15 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 16 Algemene bouwregels

16.1 Bouwregels

a. Onverminderd het overigens in deze regels met betrekking tot het bouwen bepaalde, mag op gronden, grenzend aan een (buiten het plan liggende) dijk, niet worden gebouwd;

b. In afwijking van het bestemmingsplan mogen de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen
worden overschreden door:

1. tot gebouwen behorende funderingen, stoepen, stoeptreden, trap(penhuizen),
galerijen, hellingbanen, entreeportalen, veranda's, luifels, afdaken en balkons;
2. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen als overstekende daken, goot- en
kroonlijsten, gevellijsten, gevelversieringen, pilasters, plinten, ventilatiekanalen,
zonnepanelen, zonnecollectoren, schoorstenen, kozijnen, dorpels en afvoerpijpen
voor hemelwater;
mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1,50 m worden overschreden.

16.2 Afwijken van de bouwregels

Mits advies is ingewonnen van de beheerder van een (buiten het plan liggende) dijk, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.1, ten behoeve van het ten behoeve van de betreffende bestemming bouwen tot aan de bestemmingsgrens van die gronden.

Artikel 17 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemmingen wordt - tenzij in de planregels anders is aangegeven - in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeergelegenheid;
  • b. het permanent bewonen van stacaravans, en gebouwen voor verblijfsrecreatie;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een horecabedrijf.

Artikel 18 Algemene afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de regels in die zin dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • c. de regels in die zin dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • d. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen bebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;
  • e. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en reclame- en/of sirenemasten wordt vergroot tot ten hoogste 30,00 meter, en van een zend-/ontvangstinrichting tot 40,00 m;
  • f. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van gebouwen, in die zin dat de bouwhoogte wordt overschreden ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
    • 1. de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
    • 2. de bouwhoogte leidt tot een bouwhoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen;

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
  • c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
19.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 20 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Hollandsehout.