direct naar inhoud van Artikel 20 Sport - Golfbaan
Plan: Buitengebied 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0988.BPBuitengebied-VA01

Artikel 20 Sport - Golfbaan

20.1 Bestemmingsomschrijving
20.1.1 Algemeen

De voor 'Sport - Golfbaan' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van de golfsport;
  • b. hotel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - hotel';
  • c. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • d. het behoud en/of herstel van aanwezige landschappelijke waarden ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden';

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. daghoreca, lichte horeca en verblijfshoreca;
    • 2. parkeervoorzieningen;
    • 3. groenvoorzieningen;
    • 4. verkeersvoorzieningen, waaronder perceelsontsluitingswegen;
    • 5. voorzieningen ten behoeve van openbaar nut;
    • 6. waterhuishoudkundige voorzieningen.
20.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 45.2.

20.2 Bouwregels
20.2.1 Algemeen

Op de voor 'Sport - Golfbaan' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen passende binnen deze bestemming;
  • b. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke qua aard en afmetingen passen bij deze bestemming;
  • d. verhardingen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen, waaronder begrepen energievoorzieningen.
20.2.2 Regels ter plekke van de aanduiding 'bouwvlak'

Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mogen gebouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • d. de goothoogte van gebouwen, geen bedrijfswoning zijnde, mag maximaal de bestaande goothoogte bedragen;
  • e. de bouwhoogte van gebouwen, geen bedrijfswoning zijnde, mag maximaal 9,00 m bedragen of de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is;
  • f. voor de bedrijfswoning gelden de volgende regels:
    • 1. de inhoud van de bedrijfswoning mag maximaal 750 m³ bedragen of maximaal de bestaande inhoud op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan indien deze groter is;
    • 2. ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, luifels en balkons met een oppervlakte van maximaal 5 m2 mogen de naar de weg gekeerde bouwgrens overschrijden met niet meer dan 1,20 m, mits daarmee de bestemmingsgrens of de perceelsgrens die het dichtst aan de zijde van de weg gelegen is, niet wordt overschreden;
    • 3. de goothoogte van de bedrijfswoning mag maximaal 5,50 m bedragen of maximaal de bestaande goothoogte op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan indien deze hoger is;
    • 4. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag maximaal 8,00 m bedragen of maximaal de bestaande bouwhoogte op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan indien deze hoger is;
  • g. voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag maximaal 150 m² per bedrijfswoning bedragen;
    • 2. de goothoogte van bijgebouwen mag maximaal 3,20 m bedragen, of maximaal de bestaande goothoogte;
    • 3. de bouwhoogte van bijgebouwen mag maximaal 6,00 m bedragen of maximaal de bestaande bouwhoogte;
    • 4. bijgebouwen in de vorm van een overkapping met minimaal 2 en maximaal 3 wanden mogen tot maximaal 1,50 m voor de voorgevel van het hoofdgebouw worden geplaatst, mits het gedeelte van de overkapping voor de voorgevel aan alle kanten open is en mits op zijerven die grenzen aan de weg of het openbaar groen of openbaar water ook de wand(en) die gelegen is/zijn achter het verlengde van de zijgevel van het hoofdgebouw open blijft/blijven voor zover dat voor de voor de verkeersveiligheid benodigde uitzichthoek van 45° ten opzichte van de voorgevel van het hoofdgebouw nodig is. Overkappingen geplaatst op 0,5m of minder van een wand van een hoofd- of bijgebouw worden geacht te zijn omsloten door de desbetreffende wand van het hoofd- of bijgebouw.
20.2.3 Overige regels met betrekking tot bebouwing

Gebouwen van ondergeschikte betekenis, zoals schuilgelegenheden, berg- en werkruimten, afslagplaatsen en bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen ook buiten het bouwvlak, maar dienen uitsluitend binnen het bestemmingsvlak, te worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. gebouwen van ondergeschikte betekenis dienen qua aard en afmetingen bij de bestemming te passen;
  • b. in totaal mag ten hoogste 500 m2 aan gebouwen van ondergeschikte betekenis worden opgericht.
  • c. de goot- en bouwhoogte van een gebouw van ondergeschikte betekenis mogen maximaal 3,00 m bedragen.
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 4,00 m bedragen, met uitzondering van:
    • 1. lichtmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 10,00 m mag bedragen;
    • 2. reclamemasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 4,00 m mag bedragen;
    • 3. ballenvangers en andere sportvoorzieningen, waarvan de bouwhoogte maximaal 10,00 m mag bedragen;
    • 4. erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte maximaal 2,00 m mag bedragen.
20.3 Nadere eisen
20.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van de bebouwing;
  • b. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan.
20.3.2 Toepassingscriteria

De onder 20.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. een goede parkeerbalans;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • g. de bescherming van het cultuurhistorische karakter van de bestaande bebouwing en bouwwerken en van omliggende waarden.
20.4 Afwijken van de bouwregels
20.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het vergroten van het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 20.2, ten behoeve van het vergroten van het bouwvlak waarbij de grenzen van het bouwvlak met maximaal 5 meter worden overschreden, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe wordt aangetoond;
  • b. natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen en het aangrenzende woon- en leefmilieu niet onevenredig worden aangetast;
  • c. dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind;
  • d. er geen extra buitenopslag mag plaatsvinden.
20.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van woningen met een grotere inhoud

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 20.2 ten behoeve van het uitbreiden van de inhoud van de bedrijfswoning naar meer dan 750 m³ doch niet meer dan 1.000 m3, met dien verstande dat:

  • a. bestaande bebouwing op het perceel of elders wordt gesloopt, waarbij per m³ uitbreiding 4 m² bebouwing wordt gesloopt, dan wel;
  • b. op grond van het bepaalde in artikel 46 inzicht wordt geboden in de wijze waarop een afdoende kwaliteitsbijdrage wordt geleverd, waarbij per m³ uitbreiding een kwaliteitsverbetering plaatsvindt ter waarde van de kosten van de sloop van 4 m² bebouwing.
20.4.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het vergroten van de bouw- en goothoogte

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 20.2, ten behoeve van het vergroten van de bouw- en goothoogte, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe wordt aangetoond;
  • b. natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen en het aangrenzende woon- en leefmilieu niet onevenredig worden aangetast;
  • c. dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind
  • d. op grond van het bepaalde in artikel 46 inzicht wordt geboden in de wijze waarop een afdoende kwaliteitsbijdrage wordt geleverd.
20.5 Specifieke gebruiksregels
20.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. als opslag-, stort- en/of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen, grond, stoffen en materialen, behoudens voorzover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. als volkstuin;
  • c. horeca anders dan bedoeld in artikel 20.1;
  • d. voor het geplaatst houden van kampeermiddelen;
  • e. voor het beoefenen van lawaaisporten;
  • f. voor reclamedoeleinden behoudens ten behoeve van de eigen inrichting;
  • g. voor permanente bewoning, voor zover het niet betreft de bestaande bedrijfswoning.
20.5.2 Geurcontour

Onder gebruik strijdig met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het in gebruiknemen en/of in gebruik laten nemen van opstallen als geurgevoelig object ter plaatse van een reeds krachtens de Wet geurhinder en veehouderij dan wel het Activiteitenbebsluit geldende geurcontour.

20.6 Afwijken van de gebruiksregels

Niet van toepassing

20.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.7.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Sport - Golfbaan' aangewezen gronden in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen van houtopstanden;
  • b. het aanplanten van bomen;
  • c. het aanleggen, halfverharden of verwijderen van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen behoudens ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • d. het graven van sloten en de aanleg van drainage dieper dan 40 cm;
  • e. het verwijderen van houtopstanden ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden';
  • f. het vellen of rooien van karakteristieke beplanting ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom'.
20.7.2 Uitzonderingen

Het in artikel 20.7.1 vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn en waarvoor tot het van kracht worden van het plan geen vergunning vereist was dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/afwijking of anderszins mogen worden uitgevoerd.
20.7.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 20.7.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 20.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind. Hierbij gelden de volgende toetsingscriteria:

Omgevingsvergunningplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning  
20.7.1 sub a.
het verwijderen van houtopstanden  
- het verwijderen heeft geen onevenredige aantasting van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarde tot gevolg
- het parkachtige karakter mag niet onevenredig worden aangetast  
20.7.1 sub b.
het aanplanten van bomen  
- het aanplanten heeft geen onevenredige aantasting van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarde tot gevolg
- het parkachtige karakter en de daarbinnen aanwezige zichtlijnen mogen niet onevenredig worden aangetast  
20.7.1 sub c.
het aanleggen, halfverharden of verwijderen van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen behoudens ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'  
- de werken hebben geen onevenredige aantasting van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarde tot gevolg
- de werken moeten noodzakelijk zijn ten behoeve van het terreinbeheer, de ontsluiting van individuele panden dan wel de recreatieve ontsluiting
- de recreatieve betekenis van de omringende terreinen mogen niet onevenredig worden aangetast
- de infiltratie in de bodem mag niet onevenredig worden aangetast  
20.7.1 sub d.
het graven van sloten en de aanleg van drainage dieper dan 40 cm  
- de werken hebben geen onevenredige aantasting van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waaarde tot gevolg
- het vasthouden van het gebiedseigen water wordt niet verminderd
- met de werken wordt geen verlaging van de drainagebasis meegebracht
- met de werken wordt geen verlaging van de grondwaterstand veroorzaakt+c  
20.7.1 sub e.
het rooien of kappen van bomen en het verwijderen van houtopstanden/lgroen/andschapselementen ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden'  
- het verwijderen moet noodzakelijk zijn voor onderhoud of bereikbaarheid ten behoeve van de doeleinden zoals omschreven in artikel 16.1.1
- het verwijderen betekent geen onevenredige aantasting van de aanwezige houtopstanden/ landschapselementen. In verband daarmee kunnen compenserende maatregelen worden vereist  

20.8 Wijzigingsbevoegdheid

Niet van toepassing.