Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bestemmingsplan 5-13 te Craubeek
Status: onherroepelijk
Plan identificatie: NL.IMRO.0986.BPholleweg5-OH01

Artikel 5 Bedrijf - Voorlopig

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.1.1 De voor ‘Bedrijf – Voorlopig’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. uitsluitend een landbouwmechanisatiebedrijf, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – landbouwmechanisatiebedrijf’;
b. tevens voor paardenhuisvesting, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – paardenhuisvesting’;
c. landschappelijke inpassing in de vorm van groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – landschappelijke inpassing’, overeenkomstig het landschapsplan opgenomen als bijlage 2 bij deze regels;
met daaraan ondergeschikt:
  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. groenvoorzieningen;
  3. nutsvoorzieningen.
 
5.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 15.1.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Algemeen
Op de voor ‘Bedrijf – Voorlopig’ aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 5.1 genoemde bestemming.
 
5.2.2 Gebouwen
Regels met betrekking tot gebouwen:
a. gebouwen mogen uitsluitend gebouwd worden binnen het bouwvlak;
b. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd;
c. de bouw- en goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduidingen ‘maximale bouwhoogte’ en ‘maximale bouw- en goothoogte’;

5.3 Nadere eisen

5.3.1 Onderwerpen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van de bebouwing;
b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
d. de aard, situering en oppervlakte van verhardingen.
 
5.3.2 Toepassingscriteria
De in artikel 5.3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:
a. de stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing;
b. de verkeerssituatie;
c. de milieusituatie;
d. de sociale veiligheid;
e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.4.1 Verboden gebruik
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
a. voor Wgh-inrichtingen;
b. woondoeleinden;
c. ambachtelijke en/of industriële doeleinden, anders dan overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.1;
d. detailhandel, anders dan ondergeschikt aan en voortvloeiend uit het toegestane gebruik;
e. groothandel, anders dan ondergeschikt aan en voortvloeiend uit het toegestane gebruik;
f. recreatieve doeleinden;
g. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen, van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
h. het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband;
i. pensionstalling voor paarden van derden;
j. opslag van materialen en (grond)stoffen buiten gebouwen.

5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.5.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de voor ‘Bedrijf – Voorlopig’ aangewezen gronden in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
a. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen, diepploegen en/of egaliseren van de bodem;
b. het verrichten van exploratie- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen;
c. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas, behoudens bij wijze van verzorging;
d. het aanbrengen en/of amoveren van oppervlakteverhardingen;
e. het bebossen van gronden;
f. het aanbrengen van boomsingels en hakhoutwallen of andere lijnvormige beplantingen;
g. het aanleggen van een buitenmanege.
 
5.5.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 5.5.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
a. in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering;
b. in het kader van normaal onderhoud en beheer;
c. van ondergeschikte betekenis;
d. die anderszins reeds vergunningplichtig zijn;
e. die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn of krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.
 
5.5.3 Toepassingscriteria en voorwaarden
De werken en werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 5.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en landschapswaarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
 
Indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders noodzakelijk, kunnen aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden voorwaarden worden verbonden met het oog op de realisering van de definitieve bestemming als bedoeld in artikel 5.7.

5.6 Geldigheidsduur voorlopige bestemming

De termijn waarvoor de voorlopige bestemming geldt, bedraagt 3 jaar, gerekend vanaf de dag van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

5.7 Bestemmingsomschrijving definitieve bestemming

5.7.1 De voor ‘Bedrijf – Voorlopig’ aangewezen gronden zijn na het verstrijken van de geldigheidstermijn als bedoeld in artikel 5.5 bestemd voor 'Agrarisch met waarden', meer specifiek voor:
a. agrarisch gebruik;
b. behoud en ontwikkeling van de aanwezige natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden;
c. realiseren en in stand houden van natuur- en landschapselementen zoals houtopstanden, houtwallen, houtsingels, sloten, beken, waterlopen en overige waterpartijen, water- en oevervegetaties;
d. landschappelijke inpassing in de vorm van groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – landschappelijke inpassing’ overeenkomstig het landschapsplan opgenomen als bijlage 2 bij deze regels;
met daaraan ondergeschikt:
  1. paden en wegen;
  2. recreatief medegebruik;
  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
 
5.7.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 15.1.

5.8 Bouwregels definitieve bestemming

5.8.1 Algemeen
Op de voor ‘Agrarisch met waarden’ aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
a. de daar bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde.
 
5.8.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Op de voor ‘Agrarisch met waarden’ aangewezen gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van:
a. omheiningen en/of erfafscheidingen, uitsluitend in de vorm van draadomheiningen en/of draaderfafscheidingen, met dien verstande dat de hoogte maximaal 1,50 m mag bedragen;
b. voederruiven en/of picknickplaatsen, met dien verstande dat de hoogte maximaal 2,50 m mag bedragen.

5.9 Nadere eisen definitieve bestemming

5.9.1 Onderwerpen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van bebouwing;
b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
d. de aard, situering en oppervlakte van verhardingen.
 
5.9.2 Toepassingscriteria
De in artikel 5.9.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:
a. het stedenbouwkundig beeld;
b. de landschappelijke inpassing;
c. de milieusituatie;
d. verbetering van de gebiedskwaliteit;
e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken en van omliggende waarden.

5.10 Specifieke gebruiksregels definitieve bestemming

5.10.1 Verboden gebruik
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
a. het verrichten van exploratie- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen;
b. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingconstructies, behoudens voor zover deze verband houden met het op de bestemming gerichte gebruik;
c. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
d. het inrichten van een sport- en wedstrijdterrein, zwembad en speel- en/of ligweide;
e. het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband;
f. het aanbrengen en het hebben van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclame-uitingen;
buitenopslag, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik.

5.11 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, definitieve bestemming

5.11.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de voor ‘Agrarisch met waarden’ aangewezen gronden in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
a. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen, diepploegen en/of egaliseren van de bodem;
b. het verrichten van exploratie- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen;
c. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas, behoudens bij wijze van verzorging;
d. het aanbrengen en/of amoveren van oppervlakteverhardingen;
e. het bebossen van gronden;
f. het aanbrengen van boomsingels en hakhoutwallen of andere lijnvormige beplantingen;
g. het aanleggen van een buitenmanege.
 
5.11.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 5.11.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
a. in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering;
b. in het kader van normaal onderhoud en beheer;
c. van ondergeschikte betekenis;
d. die anderszins reeds vergunningplichtig zijn;
e. die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn of krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.
 
5.11.3 Toepassingscriteria
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 5.11.1 zijn slechts toelaatbaar indien die werken en/of werkzaamheden geen onevenredig nadelige gevolgen hebben of kunnen hebben voor de aanwezige hydrologische, ecologische, bodemkundige en visuele waarden, alsmede de aanwezige agrarische waarden.