Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- de maatvoering (incl. percentages) met maximaal 15%;
- de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
- de bestemmingsregels en toestaan dat de op de verbeelding ingetekende begrenzingen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, met maximaal 10 meter worden overschreden;
- de bestemmingsregels voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten behoeve van nutsvoorzieningen, zoals telefooncellen, wachthuisjes, gasreduceer- en schakelstations mits de inhoud niet meer dan 50 m3 en de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt.
9.2 Voorwaarden ten aanzien van de omgevingsvergunning
9.2.1 Voorwaarden ten aanzien van de situering
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voorwaarden stellen ten aanzien van de situering van de in lid 9.1 bedoelde bouwwerken, teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing van deze bouwwerken ten opzichte van de omgeving te waarborgen.
9.2.2. Geen onevenredige afbreuk aan gebruiksmogelijkheden
De in lid 9.1 genoemde afwijkingen mogen slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.