Plan: | Steegse Peelweg 18a Leunen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0984.WBP23011-va01 |
Initiatiefnemer is voornemens om ter plaatse van de Steegse Peelweg 18a te Leunen een bedrijfswoning te realiseren. Deze ontwikkeling is mogelijk op basis van de wijzigingsbevoegdheid (artikel 4.7.5) in het vigerende bestemmingsplan (zie paragraaf 1.3). Omdat het initiatief passend is op de locatie, wordt medewerking verleend aan een afwijking van het bestemmingsplan. In dit document wordt dit toegelicht en gemotiveerd waarom dat kan volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
Het plangebied is gelegen aan de Steegse Peelweg 18a te Leunen. De locatie is gelegen in het buitengebied van de gemeente Venray. Bijgevoegde afbeelding toont globaal de ligging van het plangebied in de omgeving.
Ligging plangebied in omgeving (bron: openstreetmap.org)
Op het plangebied is het bestemmingsplan 'Buitengebied Venray 2010' (vastgesteld op 14 december 2010) van toepassing, inclusief de herzieningen 'Partiële herziening Mantelzorg Venray' (vastgesteld: 10 mei 2011), 'Buitengebied Venray, herziening regels' (vastgesteld op 1 november 2016) en 'Buitengebied Venray 2010, herziening regels' (vastgesteld op 20 september 2017). Daarnaast geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Venray, Herziening regels Ruimtelijk KwaliteitsKader' (vastgesteld op 31 oktober 2023). Navolgende afbeelding toont van het vigerende bestemmingsplan een uitsnede.
Uitsnede vigerend bestemmingsplan, rood omlijnd is het plangebied (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Voor de gronden van het plangebied geldt de bestemming 'Agrarisch met waarden'. Binnen het bestemmingsvlak is een bouwvlak met functieaanduiding 'agrarisch bedrijf' opgenomen Hierbinnen is de uitoefening van een agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij of glastuinbouwbedrijf, toegestaan. Tevens geldt ter plaatse van een deel van het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 3'. Deze gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van eventueel aanwezige archeologische waarden in het gebied. Het plangebied is daarnaast gelegen in gebieden aangewezen met de aanduiding 'agrarisch gemengd' en 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied'.
Voorliggend plan heeft als doel om een bedrijfswoning binnen het plangebied toe te voegen. Dit is mogelijk op grond van de volgende wijzigingsbevoegdheid:
Artikel 4.7.5 Toevoeging 'bedrijfswoning'
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en een functieaanduiding 'bedrijfswoning' op de verbeelding toewijzen ten behoeve van de bouw van een bedrijfswoning onder de voorwaarden dat:
ad.
Hiermee is in voorliggend plan aangetoond dat het initiatief voldoet aan de wijzigingsbevoegdheid uit artikel 4.7.5.
Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van de bestaande situatie en van het plan. Daarna wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid. In hoofdstuk 4 wordt de haalbaarheid van het project getoetst op grond van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Ook wordt ingegaan op de economische haalbaarheid van het plan. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de juridische opzet van het plan. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de wijze hoe burgers en andere belanghebbenden betrokken zijn bij het plan (maatschappelijke uitvoerbaarheid). Hierin zijn de uitkomsten van inspraak, vooroverleg en zienswijzen opgenomen.
In dit hoofdstuk wordt het initiatief beschreven. Eerst wordt ingegaan op de bestaande situatie van het plangebied en de relatie met de omgeving. Daarna wordt ingezoomd op het beoogde initiatief.
Het plangebied is gelegen aan de Steegse Peelweg 18a te Leunen, ten zuidwesten van de bebouwde kom van deze kern. De locatie bevindt zich in een agrarisch gebied, met in de omgeving ervan (vrijstaande) woningen en agrarische bedrijvigheid, waaronder intensieve veehouderijen.
Op de locatie is momenteel een agrarisch bedrijf gevestigd. Dit bedrijf is gespecialiseerd in de teelt van rabarber. De teelt vindt plaats op 23 hectare grond (buiten het plangebied) en tevens is er sprake van binnenteelt op de locatie zelf.
Ten behoeve van dit bedrijf bevinden zich op het terrein een loods aan de zuidwestkant en een teeltruimte/loods aan de noordoostkant. De zone ten zuidoosten van de loods en ten zuidwesten van de teeltruimte/loods is verhard. De noordwestkant van het plangebied is in gebruik als akkerland. Overige gronden zijn in gebruik als grasland. In het plangebied bestaat de aanwezige beplanting uit een zestal tamme kastanjes. Het plangebied wordt ontsloten via een inrit aan de zuidoostkant door de Steegse Peelweg. Parkeren vindt in de huidige situatie plaats op eigen terrein. Navolgende afbeelding geeft de situatie globaal weer.
Luchtfoto plangebied (bron: PDOK viewer)
Voorliggend plan omvat de realisatie van een bedrijfswoning aan de zuidkant van het plangebied. Ten behoeve van deze ontwikkeling is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld. Navolgend worden de belangrijkste elementen uit dit plan toegelicht.
De ruimte rond de bedrijfswoning zal worden ingericht als tuin. De woning wordt ontsloten via de huidige inrit en een aantakking op de aanwezige verhardingen. Aan de zuidwestkant zal een infiltratiesloot worden gerealiseerd. Aan de noordoostkant van de woning worden solitaire bomen toegevoegd, aan de zuidwestkant van het plangebied een rij bomen en rond de tuin komen geschoren hagen. Navolgende afbeelding geeft hiervan een impressie. Het volledige landschappelijke inpassingsplan is toegevoegd als bijlage 1 van de regels.
Impressie toekomstige situatie (ontwerp: Ir. Guido W.F.M. Paumen (Tuin- en landschapsarchitect Bnt))
In een duurzame leefomgeving wordt bewust omgegaan met energie, klimaat, grondstoffen, ruimte, water en groen. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn een logisch moment om de verschillende aspecten van duurzame stedenbouw vanaf het begin in de planvorming mee te nemen.
Bouwbesluit
Het Bouwbesluit stelt eisen aan energiezuinigheid van nieuwe woningen en utiliteitsgebouwen. De maat voor energiezuinigheid heet Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC). Voor woningen geldt sinds 2015 een Energie Prestatie Coëfficiënt van 0,4 op gebouwniveau. Vanaf 2020 wordt deze verlaagd richting een coëfficiënt dichter bij de nul. Vanaf 2020 moeten alle nieuwe gebouwen voldoen aan de BENG-eisen. Dit is rijksbeleid, waarbij BENG staat voor Bijna EnergieNeutrale Gebouwen.
Kansen
Bij de herinrichting van een perceel en bij nieuwbouw liggen kansen om duurzaamheid te verbeteren. Het energieneutraal maken van een gebouw kan beter bij de bouw dan achteraf. Nieuwbouw biedt de kans om meteen voor een duurzame wijze van verwarming te kiezen, maar ook andere duurzaamheidsaspecten zijn bij nieuwbouw relatief eenvoudig te realiseren, zoals het opwekken van duurzame energie. Het is van belang de kansen voor het opwekken van duurzame energie te benutten om de gestelde toename van duurzaam opgewerkte energie te behalen. Sinds 01-07-2018 moeten nieuwe woningen gasloos worden gebouwd. Daarnaast kan bij de inrichting van de buitenruimte rekening worden gehouden met water- en hittestress. Het aanplanten van groen is goed voor de klimaatbestendigheid, omdat het bijdraagt aan het verminderen van de hittestress en het verbeteren van het watervasthoudend vermogen van het gebied.
Planspecifiek
Uitgangspunt van het plan is dat hemelwater geborgen en geïnfiltreerd wordt op eigen terrein. In voorliggend plan is toegelicht hoe met de afkoppeling van hemelwater en afvalwater wordt omgegaan in paragraaf 4.2. De toekomstige woning wordt conform de eisen uit het Bouwbesluit gebouwd. De bedrijfswoning voldoet hiermee aan de actuele normen op het gebied van energie (gasloos) en isolatie. Rondom de woning en ter hoogte van de zuidwestelijke perceelsgrens worden nieuwe bomen aangeplant. Deze bomen zorgen door de schaduwwerking voor verkoeling tijdens (zeer) warme. De bestaande en nieuwe bomen zorgen daarmee samen voor aan aangenaam woon- en leefklimaat.
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Per januari 2021 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) van kracht. De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Alles met zorg voor een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving.
Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen, geeft het richting op de vier prioriteiten en helpt keuzes maken waar dat moet. Want niet alles kan overal. Deze visie is ontwikkeld in nauwe samenwerking met provincies, gemeenten, waterschappen, maatschappelijke instellingen en burgers.
De NOVI is vastgesteld op grond van de geldende regelgeving omdat de Omgevingswet nog niet in werking is. De NOVI voldoet tevens aan de eisen die de Omgevingswet stelt aan een omgevingsvisie. Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze omgevingsvisie dan ook gelden als de Nationale Omgevingsvisie in de zin van deze wet.
Met de komst van de NOVI komen meerdere nationale beleidsstukken te vervallen, waaronder de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Strategisch relevante delen van de SVIR en het Barro worden echter opgenomen in de NOVI en blijven daarmee ook na inwerkingtreding van de NOVI gelden. Dit bestemmingsplan zal daarom ook aan dit beleid worden getoetst.
Gebiedsgericht
De NOVI benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de ecologische hoofdstructuur), de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen.
In het Barro waren regels opgesteld waarmee deze gebiedsbescherming juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht zijn deze regels aanvullend vastgelegd.
Ladder duurzame verstedelijking
Een meer algemeen onderwerp uit de SVIR is 'duurzame verstedelijking'. Via de 'ladder voor duurzame verstedelijking' wordt een zorgvuldige afweging en besluitvorming geborgd bij ruimtelijke vraagstukken in stedelijk gebied. Het gebruik van deze ladder is opgenomen in het Bro (artikel 3.1.6 onder 2).
De ladder richt zich op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. In de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient de behoefte aan die ontwikkeling te worden beschreven. Als de ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied plaatsvindt, moet bovendien gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Het Bro beschrijft wat een stedelijke ontwikkeling is: "een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen." Onder 'bestaand stedelijk gebied' wordt het volgende verstaan: "bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur."
Planspecifiek
Gebiedsgericht
Het plangebied ligt niet in een van de aangewezen gebieden van de NOVI/SVIR en het Barro. Er zijn geen rijksbelangen in het geding.
Ladder duurzame verstedelijking
Met voorliggend plan wordt 1 nieuwe (bedrijfs)woning aan het plangebied toegevoegd. Uit jurisprudentie blijkt dat bij ontwikkelingen van 11 woningen of minder geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van de ladder. Van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is daarom in voorliggend plan geen sprake. Nadere toetsing aan de ladder is daarmee niet nodig.
Conclusie
Het plan is passend binnen het rijksbeleid.
Omgevingsverordening Limburg 2021
De Omgevingsverordening Limburg 2021 treedt in werking bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Tot die tijd geldt de Omgevingsverordening Limburg 2014. De Omgevingsverordening Limburg 2021 voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
Planspecifiek
In de Omgevingsverordening Limburg zijn geen direct relevante artikelen opgenomen voor de voorgenomen ontwikkeling. Wel is opgenomen in de verordening dat onderhavig plangebied gelegen is in de regio Noord-Limburg. Voor deze regio geldt dat een ruimtelijke plan niet voorziet in de toevoeging van woningen aan de bestaande voorraad woningen, alsmede aan de bestaande planvoorraad woningen anders dan op de wijze zoals beschreven in de door de gemeenteraden vastgestelde Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg. Hieraan is getoetst in paragraaf 3.3.1.
Het initiatief is passend binnen de Omgevingsverordening.
Conclusie
Het plan is passend binnen het provinciale beleid.
De Regionale Woonvisie Noord-Limburg 2020-2024 geeft richting aan het woonbeleid van de regio voor de komende vier jaar. Uitgangspunt daarbij is dat de huidige samenwerking en afstemming tussen verschillende partijen, waaronder corporaties, ontwikkelaars, zorginstellingen etc., wordt voortgezet. Op basis van een analyse over de huishoudensontwikkeling, de link tussen de (toekomstige) bevolkingssamenstelling en de bestaande woningvoorraad en enkele trends en ontwikkelingen zijn er in de visie enkele opgaven geformuleerd die als volgt zijn samen te vatten:
Planspecifiek
Het toevoegen van een bedrijfswoning aan de Steegse Peelweg voorziet in een concrete behoefte naar een woning van dit type op deze locatie. Het plan sluit hiermee aan op de woningbehoefte. Het initiatief is daarmee passend binnen de Regionale Woonvisie.
Conclusie
Het plan is passend binnen het regionale beleid.
Op 27 juni 2019 is de Toekomstvisie Venray 2030 'Venray loopt voorop' vastgesteld. In deze visie heeft de gemeente Venray haar ambities opgesteld voor de ontwikkeling van de gemeente tot 2030. Deze visie vervangt de Strategische visie 2020 en de nota 'Venray, stad in de Peel (2025)'. De toekomstvisie geeft de gemeente een koers voor het omgaan met nieuwe trends en ontwikkelingen in de gemeente, zowel binnen de gemeenschap van Venray als in de regio. Belangrijke thema's uit de vorige strategische visie worden doorgezet in deze visie. 'Venray loopt voorop' heeft aandacht voor burgerparticipatie, de rol van de overheid, en regionale samenwerking, met name op het gebied van onderwijs, bedrijfsleven en in de naaste omgeving van inwoners. Hiermee speelt de toekomstvisie in op de nieuwe Omgevingswet. Daarnaast is er veel aandacht voor de kwalitatieve ontwikkeling van onder meer de leefomgeving. De uitdaging daarbij is om de ruimtelijke kwaliteit zowel in de stad, op het platteland als in de natuur op een hoog niveau te houden.
De gemeente Venray heeft voor de komende tien jaar de volgende vijf ambities geformuleerd.
In het Venray van 2030:
Planspecifiek
Het plan voorziet in het toevoegen van een bedrijfswoning op een reeds bestaande bedrijfslocatie. De locatie wordt met het plan landschappelijk ingepast. Uitvoering hiervan leidt tot een versterking en het behoud van landschapselementen. Daarmee wordt voldoende aandacht besteed aan de kwalitatieve ontwikkeling van de locatie. Het plan levert een bijdrage aan de woonambities (op groene locaties) van de gemeente Venray. Het initiatief is passend binnen de Toekomstvisie.
Op 2 november 2021 heeft de gemeente Venray de 'Omgevingsvisie Venray' vastgesteld. In de Omgevingsvisie gaat de gemeente in op de grote uitdagingen van de aankomende tijd en geeft de gemeente aan waar het naar toe wil in de toekomst. De Omgevingsvisie vormt de ruimtelijke vertaling van de strategische visie: Toekomstvisie 2030 'Venray loopt voorop'. De Omgevingsvisie is tot stand gekomen in samenwerking met inwoners, ondernemers en verenigingen uit de gemeente Venray. De volgende vijf ambities zijn geformuleerd:
Verder geeft de gemeente aan dat het de belangrijkste waarden (Erfgoed, Landschap, Natuur en Groen, Water en bodem en Stedenbouwkundig kader) wil beschermen en versterken. Daarbij wordt er rekening gehouden met klimaatverandering, de energietransitie en de woningbouw om het woningtekort op te lossen.
Planspecifiek
Het toevoegen van een bedrijfswoning levert een (summiere) bijdrage aan het oplossen van het woningtekort in de gemeente. Gelet op de landschappelijke inpassing van de locatie wordt gesteld dat rekening gehouden wordt met de voor de omgeving belangrijke waarden. Het initiatief sluit aan bij de ambitie 'Groen wonen voor iedereen'. Het plan is daarmee passend binnen de Omgevingsvisie.
In het Omgevingsprogramma Wonen 'Verder bouwen aan de toekomst van Venray' staat hoe Venray zich wil blijven ontwikkelen als een fijne gemeente om te wonen. Het Omgevingsprogramma vervangt de 'Woonvisie Venray 2017'. Op hoofdlijnen geeft de gemeente richting aan de verschillende belangrijke vraagstukken rondom het wonen. De gemeente richt zich op vijf thema's:
In het Omgevingsprogramma wordt beschreven dat vooral ook passende woningen voor senioren en starters nodig zijn. Daarnaast is een passend aanbod van betaalbare huur- en koopwoningen voor lage en middeninkomens nodig.
Planspecifiek
Met het toevoegen van de bedrijfswoning wordt voorzien in een concrete woningbehoefte. Dit leidt tot het verkleinen van de vraag naar woningen in de omgeving van het plangebied en zorgt daarmee voor een (summiere) verlaging van de gemeentelijke woningdruk. Het plan leidt is hiermee passend binnen het Omgevingsprogramma Wonen.
In februari 2022 heeft de gemeenteraad van Venray het Omgevingsprogramma Wonen en de Uitvoeringsagenda Wonen 2022 vastgesteld. In het Omgevingsprogramma is een aantal instrumenten benoemd die kunnen bijdragen aan het realiseren van de doelstellingen van het Omgevingsprogramma.
Uit het Programma Wonen blijkt dat Venray een urgent woningtekort heeft. De woningmarkt is flink aangetrokken, de woningbehoefte komt voor de meeste kernen van de gemeente beduidend hoger uit dan eerdere prognoses. Om te zorgen dat het in de gemeente nu én in de toekomst goed wonen en leven is, staat de gemeente voor de grote opgave om het woningtekort (kwalitatief én kwantitatief) terug te brengen en te komen tot een gezond woningbouwprogramma. Met het 'Programma Wonen - Koers op Wonen naar meer, beter en groener wonen in Venray' uit 2021 zet de gemeente daarvoor de lijnen uit. In het programma worden de ambities en de koers voor de komende jaren beschreven.
De vraag naar meer woningen wordt bevestigd door de meest recente woningbouwprognose van de provincie Limburg (Progneff 2019 Update). Daaruit blijkt dat er voor de gemeente Venray tot 2035 een groei wordt verwacht van 1.653 huishoudens. De groei is de eerste jaren het hoogst: tot 2030 is de groei in totaal 1.443 huishoudens en de 'laatste' 210 woningen in de vijf jaren daarna. Pas na 2039 zal, volgens de huidige prognosecijfers, een bevolkingsdaling optreden.
Prognosecijfers huishoudens in de gemeente Venray (bron: Programma Wonen)
Aan de hand van vier ambities beoogt de gemeente het woningtekort de aankomende jaren terug te brengen, zowel kwantitatief als kwalitatief:
Planspecifiek
Het plan voorziet in het toevoegen van een bedrijfswoning naar aanleiding van een concrete woningbehoefte. Er is sprake van nieuwbouw. Daarnaast is sprake van een versterking en behoud van bestaand groen middels een landschappelijk inpassingsplan.
Het initiatief is hiermee passend binnen het Programma Wonen.
In de nota 'Wederzijds vertrouwen, Welstandsnota 2013 gemeente Venray, 2e herziening 2018' past de
gemeente Venray een differentiatie in welstandstoezicht toe. Het welstandsbeleid wordt in de eerste plaats
gedifferentieerd naar de specifieke situatie in wijken, buurten of gebieden en naar de plaats van een
bouwwerk op het erf. Dit betekent dat minder beeldbepalende gebieden (waaronder grote delen van Venray,
de kerkdorpen en bedrijventerreinen) preventief worden getoetst door een ambtenaar. Voor nieuwe hoofdgebouwen, monumenten en plannen die niet passend zijn binnen het bestemmingsplan wordt de
toetsing uitgevoerd door de welstandscommissie (in Venray het Adviesbureau Ruimtelijke Kwaliteit).
Planspecifiek
Het plan voorziet in een bedrijfswoning in het buitengebied van de gemeente Venray. Het ARK (Adviesbureau Ruimtelijke Kwaliteit) zal het initiatief daarom niet toetsen aan de welstandsnota. Wel wordt het plan ambtelijk getoetst. De woning wordt conform de geldende bouwregels uit het vigerende bestemmingsplan (zie paragraaf 1.3) gerealiseerd. Geconcludeerd wordt dat de te realiseren woning hiermee qua bouw aansluit bij de omgeving.
De nota 'Wederzijds vertrouwen, Welstandsnota 2013 gemeente Venray' staat het initiatief niet in de weg.
De Toetssteen Openbare Ruimte, heeft betrekking op de (toekomstige) openbare ruimte, geen gebouw zijnde, welke beheerd wordt door de beheerders van de afdeling Openbare Ruimte van de gemeente Venray. De
Toetssteen Openbare Ruimte heeft als doel het waarborgen van de kwaliteit van de openbare ruimte van de gemeente Venray. Het begrip kwaliteit kan worden opgedeeld in:
De Toetssteen beschrijft de uitgangspunten, randvoorwaarden, ontwerpeisen etc. waaraan bouwplannen in de openbare ruimte minimaal dienen te voldoen. Verder verschaft de Toetssteen inzicht in de toetsingsprocedure van de gemeente.
Het meenemen van de uitgangspunten, randvoorwaarden en ontwerpeisen van al de betrokken vakdisciplines in een vroeg stadium zal resulteren in een meer integraal ontwerp. Met deze werkwijze kan op de lange termijn integraal ontworpen openbare ruimte kostenefficiënter worden beheerd en kan deze door keuzes als flexibiliteit en aanpasbaarheid blijven voorzien in de behoeften van de maatschappij. Ook zal het beoordelingstraject van een bouwplan efficiënter verlopen.
Het waarborgen dat wordt voldaan aan de verschillende kwaliteitseisen van de gemeente bestaat uit twee stappen, te weten:
Planspecifiek
Onderhavig initiatief voorziet enkel in ontwikkelingen binnen privaat terrein, waardoor de Toetssteen Openbare Ruimte met betrekking tot dit plan alleen voor het onderdeel 'Verkeer' relevant is. In paragraaf 4.4 is gemotiveerd dat binnen eigen terrein voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn in lijn met de parkeernormen uit de 'Beleidsnota Parkeernormen Venray'. Daarmee is geborgd dat parkeren als gevolg van het toekomstig gebruik van het plangebied binnen eigen terrein dient plaats te vinden en de parkeerdruk op de openbare ruimte door dit initiatief niet toeneemt. De toekomstige burgerwoning blijft op de huidige wijze ontsloten op de Steegse Peelweg. Hiermee is voldaan aan de Toetssteen Openbare Ruimte van de gemeente Venray.
In februari 2022 heeft de gemeenteraad van Venray het Omgevingsprogramma Wonen en de Uitvoeringsagenda Wonen 2022 vastgesteld. In het Omgevingsprogramma is een aantal instrumenten benoemd die kunnen bijdragen aan het realiseren van de doelstellingen van het Omgevingsprogramma. De Doelgroepenverordening Wonen Venray 2022 (vastgesteld op 13 december 2022) is een van die instrumenten.
In het Omgevingsprogramma Wonen is vastgelegd dat van de 1.500 woningen die de komende 10 jaar gerealiseerd worden voor minimaal 50% in het betaalbare segment gerealiseerd worden. Met de doelgroepenverordening kan publiekrechtelijk worden geregeld dat er voldoende woningen in het sociale en betaalbare segment worden gerealiseerd in nieuwe woningbouwontwikkelingen. Tevens wordt geregeld dat deze woningen ook langjarig beschikbaar blijven voor de betreffende doelgroepen.
Met de doelgroepenverordening neemt de gemeente meer regie op de bouw en het beschikbaar houden van woningen in het sociale en betaalbare segment. De doelgroepenverordening is alleen van toepassing bij nieuwbouw van 12 of meer woningen en regelt niet de toewijzing van woningen.
Planspecifiek
Voorliggend plan voorziet in het toevoegen van één nieuwe (bedrijfs)woning binnen het plangebied. De gestelde voorwaarde van 12 of meer nieuwe woningen wordt niet overschreden. De doelgroepenverordening is hiermee niet van toepassing op voorliggend plan.
In november 2021 is de Omgevingsvisie Venray vastgesteld. In de Omgevingsvisie staat bij de uitvoering en monitoring opgenomen dat een Ruimtelijk KwaliteitsKader voor het hele gemeentelijke grondgebied opgesteld wordt. In de Omgevingsvisie wordt ook een beschrijving van de waarden gegeven. Het betreft de waarden:
Deze waarden vormen gezamenlijk de basis voor de ruimtelijke kwaliteit van de gemeente. Door de ruimtelijke kwaliteit van Venray te beschermen en te versterken wordt aangesloten bij het motto van de Omgevingswet ‘Ruimte voor ontwikkeling, waarborgen voor kwaliteit’. Het opgestelde Ruimtelijk KwaliteitsKader geldt zowel voor het landelijk als voor het stedelijk gebied. Hierin wordt de ruimtelijke kwaliteit vastgelegd in de vorm van kenmerken en streefbeelden. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt getoetst aan het Ruimtelijk KwaliteitsKader waarin wordt vastgelegd welke kwaliteiten belangrijk zijn om te behouden en welke ontwikkelingen waar gewenst zijn. Het Ruimtelijk KwaliteitsKader vormt ook een inspiratiedocument voor initiatiefnemers en bevat aanbevelingen die helpen om een initiatief zo goed mogelijk in te passen rekening houdend met de omringende waarden.
Planspecifiek
Het plangebied bevindt zich binnen het deelgebied 'Esgronden'. Kenmerken van dit gebied betreffen:
Met onderhavig initiatief wordt een nieuwe bedrijfswoning toegevoegd bij een bestaand agrarisch bedrijf. De woning is qua uitstraling passend bij de landelijke omgeving en wordt daarnaast landschappelijk ingepast (zie bijlage 1). Hiermee is versterking en behoud van de aanwezige landschappelijke kenmerken gewaarborgd. De beoogde bedrijfswoning wordt aan de voorzijde van de bedrijfsmatige functies gesitueerd. In het inpassingsplan is ruimte voor groen en verder vindt parkeren op eigen terrein plaats (zie paragraaf 4.4). Er wijzigt niets aan de verkavelingsstructuur. De es en het uitzicht erop worden niet aangetast. Het plan is daarmee passend binnen het RKK.
De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.
Op grond van de Wet Bodembescherming (Wbb) moet aangetoond worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Bij een functiewijziging zal in veel gevallen een specifiek bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd.
Planspecifiek
Voor onderhavig initiatief is een vooronderzoek bodem uitgevoerd (zie bijlage 1). Op basis hiervan wordt in het plangebied geen bodemverontreiniging verwacht, met uitzondering van bekende verhoogde achtergrondgehalten. Geconcludeerd kan worden dat het plangebied onverdacht is ten aanzien van bodemverontreiniging en dat uitvoering van een booronderzoek niet nodig is.
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect bodem.
De mate van blootstelling aan luchtverontreiniging speelt een rol in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Met betrekking tot 'luchtkwaliteit' zijn twee aspecten van belang. Ten eerste of de luchtkwaliteit ter plaatse de nieuwe functie toelaat (de gevoeligheid van de bestemming) en ten tweede wat de bijdrage is van het plan aan die luchtkwaliteit.
Luchtkwaliteit ter plaatse
In de Wet milieubeheer zijn normen opgenomen voor de concentraties van een aantal stoffen in de buitenlucht ter bescherming van de mens. De twee belangrijkste stoffen zijn PM10 en PM2,5(fijnstof) en NO2 (stikstofdioxide). Voor grenswaarde van PM10 en NOx bedraagt 40 µg/m3, van PM2,5 is dat 25 µg/m3.
Bijdrage aan luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen. De Wet maakt een onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).
Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate bijdragen" (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een toevoeging van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit, omdat een dergelijk project per definitie niet boven de 3%-norm komt.
Planspecifiek
Luchtkwaliteit ter plaatse van het initiatief
Vanuit een goede ruimtelijke ordening is de huidige luchtkwaliteit ter plaatste getoetst met behulp van het Centraal Instrument Monitoring Luchtkwaliteit (CIMLK). Door de concentraties ter plaatse te toetsen aan de grenswaarden is gekeken of er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De volgende concentraties komen naar voren ter plaatse van de dichtst bijgelegen receptor (14132389_230223):
NO2 (stikstofdioxide) |
PM10
(fijnstof) |
PM2,5 (fijnere fractie van fijnstof) | |
Gemeten totale concentratie jaargemiddelde 2020 (µg/m3) | 14.6 µg/m3 | 6,47 µg/m3 | 10,2 µg/m3 |
Grenswaarde concentratie (µg/m3) | 40 µg/m3 | 40 µg/m3 | 25 µg/m3 |
De gemeten concentraties stikstofdioxide en (zeer) fijn stof liggen ruim onder de gestelde grenswaarden. Met betrekking tot de luchtkwaliteit zijn geen belemmeringen voor onderhavig initiatief.
Bijdrage initiatief
Ten aanzien van de bijdrage aan luchtkwaliteit is het initiatief (1 bedrijfswoning) van geringe omvang ten opzichte van de benoemde grenswaarde (3%, gelijk aan 1.500 woningen). Op basis van de te verwachten toename aan verkeersbewegingen ten gevolge van het project is te concluderen dat dit project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een nadere toetsing ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven.
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect luchtkwaliteit.
De mate waarin het geluid het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd:
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. Binnen deze zones bepaalt het bevoegd gezag de te hanteren grenswaarden. Er geldt een voorkeursgrenswaarde en een bovengrens (hoger mag niet). De Wgh gaat verder onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen. De belangrijkste bronnen van geluidhinder die bij een ruimtelijke ontwikkeling aan de orde kunnen zijn betreffen: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai.
Planspecifiek
Met onderhavig initiatief wordt een geluidgevoelig object (bedrijfswoning) toegevoegd aan het plangebied. Hiervoor is het van belang te kijken naar de mogelijke gevolgen van wegverkeerslawaai. Het plangebied is gelegen aan de Steegse Peelweg. Dit betreft een 60 km/u-weg, waarvoor een geluidszone van toepassing is. Om de gevolgen van wegverkeerslawaai op deze weg ten aanzien van de bedrijfswoning te beoordelen is een berekening met betrekking tot de gevelgeluidbelasting uitgevoerd (zie bijlage 2). Hieruit blijkt dat de gevelbelasting lager ligt dan de voorkeursgrenswaarde, namelijk 45 dB na aftrek 5 dB op basis van artikel 100g Wgh, en dat daarmee voldaan wordt aan de Wgh.
Hinder als een gevolg van industrie- en spoorweglawaai kunnen, gelet op de ruime afstanden van het plangebied tot spoorwegen en industrie(gebieden), op voorhand worden uitgesloten. Het aspect geluid vormt daarmee geen belemmeringen voor onderhavig initiatief.
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect geluid.
Wet Geurhinder en veehouderij.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor milieuvergunningen als het gaat om geurhinder van veehouderijen met landbouwhuisdieren. De Wgv maakt onderscheid in dieren met en dieren zonder een vastgestelde geuremissiefactor. Voor de eerste soort wordt de geurbelasting bij geurgevoelige objecten berekend op basis van de omvang en kenmerken van het bedrijf, voor de tweede (ook wel bekend onder de term 'vaste afstandsdieren') gelden minimumafstanden tot geurgevoelige objecten. De Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) bepaalt in bijlage 1 voor welke dieren geuremissies zijn vastgelegd. Voor dieren met een geuremissie is per diercategorie per stalsysteem een geuremissiefactor vastgesteld. Als het (beoogde) veehouderijbedrijf niet in de regeling wordt genoemd betreft het ‘vaste afstandsdieren’. Op grond van artikel 3 lid 1 van de Wgv gelden de volgende geurnormen ten behoeve van vergunningverlening voor dieren met een geuremissiefactor:
Geurgevoelig object gelegen in: | Maximaal toegestane geurbelasting (odourunits per m³ lucht) |
Concentratiegebied binnen bebouwde kom | 3,0 ouE/m³ |
Concentratiegebied buiten bebouwde kom | 14,0 ouE/m³ |
Niet-concentratiegebied binnen bebouwde kom | 2,0 ouE/m³ |
Niet-concentratiegebied buiten bebouwde kom | 8,0 ouE/m³ |
Tabel A, normen voorgrondbelasting Wet geurhinder en veehouderij
Als het een veehouderijbedrijf is met dieren waarvoor geen geuremissiefactor is vastgelegd
gelden de volgende eisen:
Deze afstanden worden gemeten als kortste afstand tussen een emissiepunt en de buitenzijde van het geurgevoelige object.
Tot slot geldt voor zowel dieren met als voor dieren zonder een geuremissiefactor altijd een minimumafstand tussen de buitenzijde van een dierenverblijf en de buitenzijde van een geurgevoelig object. Dit is 50 meter binnen de bebouwde kom en 25 meter buiten de bebouwde kom.
De minimumafstanden gelden niet voor ruimte-voor-ruimtewoningen (en soortgelijke geurgevoelige objecten).
De Wet geurhinder en veehouderij kent een omgekeerde werking. Dat wil zeggen dat ook bij plannen die woningbouwlocaties of andere geurgevoelige functies mogelijk maken moet worden getoetst aan de normen van de Wet geurhinder en veehouderij. Bij ruimtelijke ordeningsplannen moet daarnaast worden beoordeeld of sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
In de Wet geurhinder en veehouderij is ook geregeld dat een woning die op of na 19 maart 2000 heeft opgehouden deel uit te maken van een veehouderij, qua geur daarna nog steeds (bij de beoordeling van een aanvraag van een veehouderij in die omgeving) beschouwd dient te worden als een woning bij een veehouderij.
Geurverordening gemeente Venray.
De gemeenteraad van de gemeente Venray en de gemeenteraad van de voormalige gemeente Meerlo-Wanssum hebben een Verordening geurhinder en veehouderij vastgesteld. Nadien heeft de gemeente Venray haar verordening nog aangepast in die zin dat voor een viertal locaties de geurnorm gewijzigd is.
In deze verordeningen (inclusief de wijziging van de gemeente Venray) wordt afgeweken van de wettelijke normen uit de Wgv. Beide geurverordeningen zijn inmiddels samengevoegd tot één verordening waarbij de uitgangspunten ongewijzigd zijn gebleven. De normen uit deze samengevoegde verordening zijn:
Gebied: | Maximaal toegestane geurbelasting (odourunits per m³ lucht) |
Zoekgebieden woningbouw | 8,0 ouE/m³ |
Zoekgebieden woningbouw en bedrijventerreinen | 8,0 ouE/m³ |
Vakantiepark de Witte Vennen, clustering TBS/Pascalis/Dichterbij |
8,0 ouE/m³ |
Bedrijfsterreinen | 8,0 ouE/m³ |
Plangebied Burgemeester Ponjéestraat in Wanssum | 7,0 ouE/m³ |
Voor de bestaande woongebieden in Wanssum | 2,50 ouE/m³ |
Voor de bestaande woongebieden van Venray, Leunen, Smakt, Vredepeel, Ysselsteyn, Oostrum, Merselo, Castenray, Oirlo, Veulen, Blitterswijck en Geijsteren. |
3,0 ouE/m³ |
Buitengebied | 14,0 ouE/m³ |
Timmermannsweg 13 Ysselsteyn, Ringweg 33a Ysselsteyn, Pater Tulpstraat 24 Ysselsteyn, Horsterweg 70/70a/70b Castenray |
8,0 ouE/m³ |
Tabel B, normen voorgrondbelasting Verordening geurhinder en veehouderij
Op de 'Kaart behorende bij Aanpassing verordening geurhinder en veehouderij van de gemeente Venray september 2009' is per deelgebied ingetekend wat de normstelling is.
In de gebiedsvisie behorende bij de geurverordening is geen specifieke definitie of uitwerking opgenomen van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Wél is aangegeven dat de afwijkende normering uit de geurverordening niet mag leiden tot een verslechtering van het woon- en leefklimaat.
Aanvulling op de Gebiedsvisie geurhinder en veehouderij gemeente Venray.
In de ‘Aanvulling op de Gebiedsvisie geurhinder en veehouderij gemeente Venray’ heeft de gemeente Venray vastgelegd wat wordt verstaan onder een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Bij het opstellen van deze aanvulling op de gebiedsvisie en het vastleggen van de normen voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat heeft de Handreiking bij de Wet geurhinder en veehouderij (Infomil 2007) als basis gediend.
In onderstaande tabel is de maximale waarde van de voor- en achtergrondbelasting weergegeven waarbij volgens de gemeente Venray nog sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Maximale belasting (odourunits per m³ lucht) | ||
Gebied | Achtergrond | Voorgrond |
Bestaande woongebieden Venray, Oostrum, Smakt, Geijsteren, Blitterswijck en Wanssum | 13,0 ouE/m³ | 6,5 ouE/m³ |
Bestaande woongebieden Ysselsteyn, Veulen, Castenray, Oirlo, Leunen, Heide en Merselo | 20,0 ouE/m³ | 6,5 ouE/m³ |
Zoekgebied woningbouw Wanssum | 13,0 ouE/m³ | 7,0 ouE/m³ |
Overige zoekgebieden woningbouw en bedrijventerreinen | 20,0 ouE/m³ | 8,0 ouE/m³ |
Vakantiepark de ‘Witte Vennen’ en de Clustering TBS/Pascalis/Dichterbij’ | 13,0 ouE/m³ | 7,0 ouE/m³ |
Buitengebied | 20,0 ouE/m³ | 14,0 ouE/m³ |
Tabel C, maximale waarde voor- en achtergrondbelasting
Planspecifiek
Voorgrondbelasting
Voor wat betreft de voorgrondbelasting van een veehouderij is gekeken naar de veehouderij die voor de onderhavige locatie het meeste van invloed is. De gemeente Venray heeft een kaart (situatie 2022) gemaakt met de geurhindercontouren 3 ouE/m³, 8 ouE/m³ en 14 ouE/m³ van alle veehouderijbedrijven in Venray. Ook zijn de vaste afstand contouren van 50m en 100m weergegeven voor bedrijven met ‘vaste afstandsdieren’. In figuur 1 is een uitsnede opgenomen van deze kaart.
Figuur 1, uitsnede <Kaartuitsnede 'kaart indicatieve geurhindercontouren'>
Op de kaart is te zien dat het plangebied gelegen is binnen een indicatieve geurhindercontour van 14 ouE/m3 of vaste afstandcontour van 50 m. Omdat de kaart indicatief is, en om vast te stellen of ten aanzien van deze veehouderij wel sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is daarom een extra berekening (zie bijlage 3) uitgevoerd van de voorgrondgeurbelasting met het programma V-stacks vergunning. Uit de berekening volgt een hoogste geurbelasting in het plangebied (rekenpunt 02 - bedrijf Steegse Peelweg 45) van 12,0 ouE/m³). Op grond van het gemeentelijk beleid is er daarmee sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning.
De geprojecteerde bedrijfswoning ligt op een afstand van meer dan 50 meter van gevel/emissiepunt stallen van de dichtstbijzijnde veehouderij Steegse Peelweg 45 (werkelijke afstand is circa 70 meter).
In het kader van de omgekeerde werking levert een (geurgevoelige) ontwikkeling binnen het plangebied geen belemmeringen op voor de ontwikkelingsmogelijkheden van een veehouderij in de omgeving. Alle veehouderijbedrijven in de omgeving zitten ten aanzien van onderhavig plangebied ‘op slot’ door dichterbij gelegen geurgevoelige objecten met dezelfde geurnorm van 14 ouE/m3.
Achtergrondbelasting
Voor wat betreft de achtergrondbelasting van geur is gekeken naar alle veehouderijen in de omgeving van het plangebied. De gemeente Venray heeft een kaart (situatie 2022) gemaakt van de indicatieve achtergrondbelasting, veroorzaakt door al die veehouderijen. In figuur 2 is een uitsnede opgenomen van deze kaart.
Figuur 2, uitsnede 'kaart achtergrondbelasting geur'
Omdat de kaart indicatief is, is daarom een extra berekening uitgevoerd van de achtergrondgeurbelasting met het programma V-stacks gebied (zie bijlage 3). Uit de berekening volgt dat ter plaatse van de beoogde bedrijfswoning (RecepID #7 en #8) de geurbelasting minder dan 20,0 ouE/m3 bedraagt (respectievelijk 19,7 en 19,1 ouE/m3). Op grond van het gemeentelijk beleid is er daarmee sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning.
Vaste afstanden tot agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijbedrijven.
Aan de Steegse Peelweg 41 is een agrarisch bedrijf (tuin- en akkerbouw) gevestigd. Er worden op deze locatie geen dieren gehouden. De kortste afstand tussen een bedrijfsmatig onderdeel van een agrarisch bedrijf en een woning van derden of een geurgevoelig object in de bebouwde kom dient minimaal 50 meter te bedragen, de afstand tot een woning van derden of een gevoelig object in het buitengebied dient minimaal 25 meter te bedragen. Het plangebied ligt op circa 90 meter afstand van de bedrijfshallen van dit agrarisch bedrijf. In paragraaf 4.1.5 is toegelicht dat dit bedrijf geen belemmeringen ten aanzien van het plan vormt.
Conclusie
Het plan is uitvoerbaar vanuit het aspect geur.
Milieuzonering is het aanbrengen van een ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Doel is om bij het opstellen van een ruimtelijk plan een goed en veilig leefklimaat te waarborgen, maar tegelijkertijd ook aan bedrijven voldoende milieuruimte te bieden voor het uitoefenen van hun activiteiten.
De mate waarin bedrijven invloed hebben op hun omgeving is afhankelijk van de aard van de bedrijvigheid en de afstand tot een gevoelige bestemming. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
Milieuzonering heeft betrekking op aspecten met een ruimtelijke dimensie, zoals geluid, geur, gevaar en stof. De mate van belasting, en daarmee de gewenste aan te houden afstand, kan per aspect en per bedrijfstype verschillen. In de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is een lijst opgenomen met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Van deze richtafstanden kan worden afgeweken, mits wordt onderbouwd waarom de feitelijke milieuhinder als minder belastend wordt gezien.
Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'.
Planspecifiek
Voor de beoogde bedrijfswoning is het nodig om vast te stellen of er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in het kader van milieuzonering. Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente Venray en bevindt zich in de omgeving van verschillende bedrijven en woningen. Hiermee is voor het plangebied sprake van een 'gemengd gebied'. Hierdoor kan getoetst worden aan de richtafstand van een lagere milieucategorie. Het dichtstbijgelegen bedrijf betreft het tot de beoogde bedrijfswoning behorende rabarberteeltbedrijf. De bedrijfswoning is niet gevoelig ten aanzien van de hierbij horende bedrijvigheid. Navolgende tabel geeft de overige in de omgeving gelegen activiteiten weer, getoetst aan de relevante richtafstanden. Het aspect geur is hierin niet meegenomen, daar hier reeds in paragraaf 4.1.4 aan getoetst is.
Activiteit (adres) | Milieucategorie | Richtafstand (gemengd gebied) | Feitelijke afstand tot plangebied |
Pluimveehouderij (Steegse Peelweg 45a) | 3.1 (m.u.v. geur) | 30 m (geluid) | ca. 35 m |
Varkenshouderij (Steegse Peelweg 51) | 3.1 (m.u.v. geur) | 30 m (geluid) | ca. 200 m |
Tuin- en akkerbouwbedrijf (Steegse Peelweg 41) | 2 | 10 m (geluid) | ca. 55 m |
Transportbedrijf (Steegse Peelweg 37a) | 3.1 | 30 m (geluid) | ca. 115 m |
Uit voorgaande tabel valt op te maken dat het plangebied voldoet aan de getoetste richtafstanden. Dit, in combinatie met hetgeen vermeld in paragraaf 4.1.3 (geur), houdt in dat voor het plangebied sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het toevoegen van een bedrijfswoning leidt daarnaast niet tot belemmeringen ten aanzien van bedrijvigheid in de omgeving.
Aan de huidige bedrijfssituatie verandert niets. Het plan heeft daarmee geen negatieve gevolgen voor in de omgeving gelegen woningen.
Het plan is uitvoerbaar met betrekking tot milieuzonering.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving die ontstaan door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Hierbij gaat het om risicovolle inrichtingen, transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en buisleidingen.
De verplichting om in een ruimtelijk plan in te gaan op deze risico's komt voort uit het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi), het 'Besluit externe veiligheid transportroutes' (Bevt) en het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' (Bevb). Daarnaast zijn in het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Vuurwerkbesluit veiligheidsafstanden genoemd die moeten worden aangehouden rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting.
De wetgeving richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, en kinderopvang- en dagverblijven, en grote kantoorgebouwen (>1500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn kleinere kantoren en winkels, horeca, kampeerterreinen en bedrijfsgebouwen waarin geen grote aantallen personen aanwezig zijn.
Binnen het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) van 10-6 per jaar en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risicobeleid bestaat uit harde afstandscontouren tussen risicobron en (beperkt) kwetsbaar object. Het wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 per jaar (de kans dat per jaar 1 persoon overlijdt door een ongeluk met een gevaarlijke stof mag niet groter zijn dan 1 op een miljoen). Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij de berekening van het groepsrisico spelen mee de aard en hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen en het aantal potentiële slachtoffers.
Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen de PR en/of de invloedsgebieden van het GR. Binnen de 10-6-contour is het realiseren van kwetsbare objecten niet toegestaan.
Planspecifiek
Via de website atlasleefomgeving.nl kan voor de locatie worden vastgesteld of er in de directe omgeving inrichtingen, buisleidingen en / of belangrijke transportroutes aanwezig zijn die in het kader van de externe veiligheid van belang zijn. Bijgevoegd een screenshot van die website.
Uitsnede risicokaart (bron: atlasleefomgeving.nl)
Hieruit is op te maken dat het plangebied in de omgeving ligt van een buisleiding voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en een opslagtank voor propaan. Andere risicobronnen zijn in de omgeving van het plangebied niet aanwezig.
Opslag propaan
Op circa 75 meter ten zuidwesten van de beoogde woning ligt een opslagtank voor propaan. Voor het opslaan van propaan gelden vaste veiligheidsafstanden op grond van de inhoud van de tank en de frequentie van de bevoorrading. Deze afstand bedraagt in het worstcasescenario 25 meter voor woningen. Op de kaart is de PR-contour (10-6) voor deze tank weergegeven. Te zien is dat het plangebied hier ruimschoots buiten valt. Het plan ondervindt daarmee geen belemmeringen ten aanzien van de opslagtank.
Buisleiding
Op circa 20 m ten zuidoosten van het plangebied is een buisleiding voor het vervoer van gevaarlijke stoffen gelegen. Dit betreft een hogedrukaardgasleiding van de Gasunie. Dit betreft een buisleiding met een uitwendige diameter van 219 mm en een maximale werkdruk van 4000 kpa. Voor dit type buisleidingen ligt de 1%-letaliteitsgrens op circa 95 m. Het plangebied ligt hierbinnen. Het plangebied is niet gelegen binnen de PR-contour (10-6) van de buisleiding. Deze bevindt zich in het hart van de leiding.
Verantwoording van het groepsrisico
De toekomstige woning is gelegen binnen de 100% letaliteitsgrens (50 m) van de betreffende leiding. Op basis van het Besluit externe veiligheid buisleidingen moet er een uitgebreide groepsrisicoverantwoording plaatsvinden wanneer er sprake is van een toename van het aantal personen binnen de 100% letaliteitsgrens. Mede gelet op de aard van de voorgenomen ontwikkeling (de oprichting van één bedrijfswoning) welke slechts een uiterst marginaal effect zal hebben op het groepsrisico ter plaatse, kan in onderhavig geval worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico. Dit betekent dat dient te worden ingegaan op de bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en zelfredzaamheid in geval van een calamiteit. Voor de beperkte verantwoording van het groepsrisico zijn de adviezen van de Veiligheidsregio Limburg-Noord uit de brief van 17 oktober 2023 (kenmerk: 763364) in acht genomen.
Fakkelbrand scenario
Voor de hogedruk aardgastransportleiding is het maatgevende ongevalscenario een (externe) beschadiging waardoor gas vrijkomt dat vervolgens ontsteekt en een fakkelbrand vormt. Bij een fakkelbrand is de warmtestraling maatgevend voor de afstandsbepaling. De initiatiefnemer en toekomstige bewoners van de nieuwe woning worden op de hoogte gebracht van de risico's van een fakkelbrand en handelingen die verricht moeten worden als een incident plaatsvindt. Bij het ontwerp en de toepassing van bouwmaterialen van de nieuwe woning wordt rekening gehouden met de brandbaarheid van de gebruikte bouwmaterialen (minimaal materiaalklasse B). De toepassing van geschikte materialen wordt verder uitgewerkt in het kader van de omgevingsvergunningaanvraag voor het bouwen.
Mogelijkheden bestrijdbaarheid van een fakkelbrand
Bij een fakkelbrand scenario liggen de mogelijkheden voor de rampenbestrijding in eerste instantie in het blussen en voorkomen van secundaire branden. Ten aanzien van de bereikbaarheid van het plangebied voor de hulpdiensten kan worden opgemerkt dat het plangebied vanuit zowel het oosten als het westen bereikbaar is via de Steegse Peelweg. In de omgeving van het plangebied is voldoende bluswater aanwezig: op ca. 20 meter van de middels onderhavig plan beoogde woning bevindt zich een ondergrondse brandkraan.
Mogelijkheden van zelfredzaamheid bij een fakkelbrand
In het plangebied zullen zich hoofdzakelijk zelfredzame personen bevinden. Ten aanzien van de buisleidingen geldt dat voor een fakkelbrand de warmtestraling bepalend is voor de meest effectieve strategie voor zelfredzaamheid. Afhankelijk van de warmtestraling die optreedt is tot een bepaalde afstand de fakkelbrand dusdanig intens en instant dat binnen dit gebied geen strategie voor zelfredzaamheid beschikbaar is. Personen buiten dit gebied dienen binnen te blijven en/of dekking te zoeken aan de lijzijde van gebouwen. Middels diverse (achter)deuren in de noordelijke gevel van de toekomstige woning wordt voorzien in diverse vluchtwegen afzijdig van de bron. Gelet op de ligging van het plangebied nabij de hogedruk aardgastransportleiding is voorliggend bestemmingsplan ter advies aangeboden bij de Veiligheidsregio Limburg-Noord.
Conclusie
Concluderend kan worden gesteld dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt
voor de in het plangebied beoogde ontwikkeling. De gemeente Venray acht de marginale
toename van het groepsrisico acceptabel en verantwoord.
Water is een belangrijk thema in de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.
Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
Waterwet
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de aloude vergunningstelsels uit de voorheen afzonderlijke waterbeheerwetten zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning.
Nationaal Waterplan
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Dit Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2016-2021 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
Watertoets
De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets, maar een proces waarbij de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek gaan voorafgaand aan de vaststelling van het plan. De watertoets bestaat uit twee onderdelen:
Gemeentelijk rioleringsplan
In het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2022-2025, vastgesteld op 14 december 2021, is het beleid voor het beheer van de gemeentelijke riolering voor de periode 2022 tot en met 2025 vastgelegd. Het plan wordt door de gemeente gebruikt om nu en in de toekomst aan de gemeentelijke zorgplichten te kunnen voldoen en als toetsingskader voor nieuwe ontwikkelingen. Voor de indeling van het GRP is rekening gehouden met de nieuwe Omgevingswet (Ow).
Het veranderende klimaat en de verstedelijking brengen grote uitdagingen met zich mee. Regenbuien worden steeds extremer en komen vaker voor, met veel overlast en schade tot gevolg. Ook het vasthouden van het gewenste grondwaterpeil wordt moeilijker tijdens extreem lange droge of natte perioden. Omdat het aantal warme dagen toeneemt wordt hittestress ook een probleem, vooral in een gebouwde omgeving met weinig groen en veel verharding.
Het besef groeit dat wateroverlast niet langer is op te lossen door alleen maar het aanpassen van de riolering. Om extreme buien doelmatig te verwerken moet de gehele buitenruimte worden benut. Bijvoorbeeld via de aanleg van meer groene voorzieningen, bergingsbassins en oppervlaktewater. Maar ook via het vergroenen van daken en tuinen en het opwaarderen van bestaande sloten.
Hemelwater dient zo lokaal mogelijk te worden verwerkt en kan worden benut voor het aantrekkelijk maken van de leefomgeving. In het GRP geeft de gemeente aan dat inwoners hemelwater zoveel mogelijk op eigen perceel dienen te infiltreren. Bij nieuwe ruimtelijke particuliere ontwikkelingen is het streven om hemelwater bij voorkeur bovengronds te infiltreren in de bodem. De gemeente hanteert daarbij de volgende voorwaarden:
* De norm van 60 mm geldt alleen als er geen verbinding is tussen de infiltratievoorziening en oppervlaktewater. Als de infiltratievoorziening loost op oppervlaktewater gelden de normen van het Waterschap. Deze stelt dat de infiltratievoorziening minimaal 100 mm groot moet zijn. Pas daarna mag een eventueel overschot worden geloosd op het oppervlaktewater. Het waterschap adviseert overigens om altijd, dus ook als er geen verbinding is tussen infiltratievoorziening en oppervlaktewater, 100 mm aan te houden.
Planspecifiek
Het plangebied ligt binnen het beheergebied van waterschap Limburg. Voor dit waterschap is het niet mogelijk een digitale watertoets uit te voeren. Het waterschap zal daarom via het wettelijk vooroverleg op de hoogte worden gebracht van voorliggend initiatief.
Hemelwater/afvalwater
Uitgangspunt van het plan is dat hemelwater, net als in de bestaande situatie, geborgen en geïnfiltreerd wordt op eigen terrein. De beoogde bedrijfswoning wordt gerealiseerd ter plaatse van een infiltratielaagte. Deze wordt als onderdeel van het plan gedicht. Ten behoeve van een goede waterhuishoudkundige situatie wordt aan de zuidwestzijde van het plangebied een infiltratiesloot toegevoegd. Daarmee vindt als een gevolg van het plan geen verslechtering van het waterbergend vermogen plaats. Afvalwater wordt gescheiden van het hemelwater. Het afvalwater wordt afgevoerd via het bestaande rioolnetwerk. Hiervoor is voldoende capaciteit beschikbaar.
Het plan is uitvoerbaar met betrekking tot water.
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. De Wet natuurbescherming beschermt natuurgebieden, inheemse soorten en bosopstanden in Nederland.
Gebiedsbescherming
In de Wet natuurbescherming worden de zogenoemde Natura 2000-gebieden beschermd. Natura 2000 is de overkoepelende naam voor gebieden die worden beschermd vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. Natura 2000-gebieden kennen een zogenaamde 'externe werking'. Dit betekent dat ontwikkelingen die buiten de begrenzing van de Natura 2000-gebieden gelegen zijn, ook getoetst moeten worden of er significant negatieve effecten optreden op het betreffende gebied.
Soortenbescherming
Een hoofdstuk in de Wet natuurbescherming regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden. De wet geeft de mogelijkheid aan provincies om voor een bepaald aantal soorten via een verordening een algemene vrijstelling op bepaalde verbodsbepalingen te geven.
Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menige soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.
Planspecifiek
Gebiedsbescherming
Om de gevolgen van gebiedsbescherming te beoordelen is de website atlasleefomgeving.nl geraadpleegd. Navolgende afbeelding toont een uitsnede van de kaart met de daarop in de omgeving gelegen Natura 2000-gebieden zichtbaar.
Uitsnede kaart Natura 2000-gebieden (bron: atlasleefomgeving.nl)
Op de kaart is zichtbaar dat het circa 4,7 kilometer ten noordoosten van het plangebied zich het dichtstbij gelegen Natura 2000-gebied bevindt. Dit betreft het gebied 'Boschhuizerbergen'. Om de effecten met betrekking tot stikstofdepositie op dit gebied te beoordelen, zijn AERIUS-berekeningen uitgevoerd voor de aanlegfase (bijlage 4) en gebruiksfase (bijlage 5). Hieruit komt naar voren dat voor beide fases geen sprake is van een verhoogde stikstofdepositie op beschermde Natura 2000-gebieden. Het aspect stikstof levert daarmee geen belemmeringen op voor het plan. Gelet op de beperkte omvang van het plan en de grote afstand tot dit Natura 2000-gebied kunnen overige negatieve effecten in het kader van gebiedsbescherming op voorhand worden uitgesloten.
Soortenbescherming
Ten behoeve van het initiatief worden geen gebouwen gesloopt of opgaand groen gekapt. Op de plek van de woning ligt een grasveld dat periodiek wordt gemaaid. Op voorhand kunnen negatieve effecten ten aanzien van soortenbescherming worden uitgesloten.
De uitvoerbaarheid van het initiatief voor ecologie is hiermee aangetoond.
Verkeersgeneratie
Onderdeel van goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuw project op de verkeersstructuur. Het toevoegen van een bedrijfswoning kan leiden tot enige mate van extra verkeersbewegingen van en naar het plangebied. Dit levert een beperkte mate van extra verkeersbewegingen op. Echter, als een gevolg van het plan verkleint het aantal woon-werkgerelateerde verkeersbewegingen van en naar het plangebied. Als een gevolg van het plan neemt het aantal verkeersbewegingen per saldo niet toe. Het plangebied blijft op dezelfde wijze ontsloten door de Steegse Peelweg. Het plan heeft geen merkbare gevolgen met betrekking tot de verkeersstructuur.
Parkeren
Uitgangspunt van het plan is dat in de toekomstige situatie (nog altijd) geparkeerd wordt op eigen terrein. Voor vrijstaande woningen geldt conform de gemeentelijke eisen een parkeernorm van 2 parkeerplaatsen per vrijstaande woning. Hiervoor is op het terrein voldoende ruimte beschikbaar.
Het plan is uitvoerbaar met betrekking tot verkeer en parkeren.
In elk bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.
Cultuurhistorie
Het belang van cultuurhistorie is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Het Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het bestemmingsplan opgenomen moet worden. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken.
Archeologie
De bescherming van archeologische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen is geregeld in de Erfgoedwet. De essentie van de wettelijke bescherming is dat archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem bewaard blijven. Bij ruimtelijke plannen geldt de verplichting om rekening te houden met bekende en te verwachten archeologische waarden. Indien ingrepen gepaard gaan met een verstoring van de bodem, kan het nodig zijn om nader onderzoek te doen, zodat - waar nodig - de archeologische waarden veiliggesteld kunnen worden en/of het plan aangepast kan worden. De verantwoordelijkheid voor archeologische waarden ligt bij de gemeente.
Op basis van artikel 5.10 van de Erfgoedwet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken.
Planspecifiek
Cultuurhistorie
In het plangebied zijn geen objecten of elementen van cultuurhistorische waarde. In de omgeving van het plangebied zijn eveneens geen rijks- of gemeentelijke monumenten aanwezig. Het plan leidt niet tot een aantasting van cultuurhistorische waarden. Ten aanzien van cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen.
Archeologie
Voor de uitvoering van voorliggend plan zijn bouwwerkzaamheden benodigd. Op de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Venray (2011), zie navolgende afbeelding, geldt een (gedeeltelijk) lage archeologische verwachting ter plaatse van de te realiseren woning. Een deel van de locatie van de te bouwen woning (circa 70m²) heeft een hoge archeologische verwachting. Daarmee blijft het oppervlak van de bouwactiviteiten binnen de gronden met een hoge archeologische verwachting onder de onderzoeksgrens van 100 m² uit de bijbehorende dubbelbestemming. Tevens kan worden opgemerkt dat de bodem waar de woning wordt gebouwd in het verleden reeds is geroerd vanwege eerder uitgevoerde bouw- en sloopwerkzaamheden. Er hebben op de plek van de woning in het verleden gebouwen gestaan die zijn gesloopt waarna er op de plek van de beoogde woning een infiltratievijver is aangelegd met een diepte van 2 m. Voor de gronden met een lage archeologische verwachting zijn in het vigerende bestemmingsplan geen archeologische beschermingsregels opgenomen. Het aspect archeologie levert daarmee geen belemmeringen op voor het plan.
Uitsnede archeologische verwachtingskaart gemeente Venray
Conclusie
Het plan is uitvoerbaar vanuit de aspecten cultuurhistorie en archeologie.
Op vele locaties in Nederland bevinden zich nog conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in de ondergrond, zoals niet ontplofte vliegtuigbommen (blindgangers, granaten, mijnen en (handwapen)munitie. Het gehele grondgebied van de gemeente Venray heeft in de Tweede Wereldoorlog zwaar onder vuur gelegen. Bij eventuele grondwerkzaamheden en nieuwe ontwikkelingen in het plangebied, dient er uit het oogpunt van veiligheid en zorgvuldigheid gezocht te worden naar niet gesprongen explosieven (NGE). Met behulp van het explosievenonderzoek worden de aanwezigheid en risico's van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in kaart gebracht. De gemeente Venray adviseert bij grondwerkzaamheden en nieuwe ontwikkelingen een detectieonderzoek uit te (laten) voeren. Dit onderzoek dient plaats te vinden in het kader van de Arbowetgeving en is in het kader van de bestemmingsplanprocedure niet juridisch afdwingbaar. Het is echter te allen tijden de verantwoordelijkheid van de eigenaar van de grond om bij grondwerkzaamheden te zorgen voor een gezonde en veilige werkomgeving.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
Planspecifiek
De ontwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer. Voor de realisatie van het plan hoeft de gemeente geen investering te doen. De kosten die door de gemeente gemaakt worden voor het voeren van de planologische procedure zijn verrekend in de leges. Daarnaast is er een anterieure overeenkomst afgesloten tussen initiatiefnemer en gemeente.
Tevens zal een overeenkomst betreffende planschade worden afgesloten. Deze kosten komen eveneens geheel voor rekening van de initiatiefnemer.
Het plan is economisch uitvoerbaar.
Het wijzigingsplan is opgezet volgens de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).
Het wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het wijzigingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan dit plan ten grondslag liggen. De toelichting is van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing.
Daarnaast maken ook eventuele bijlagen onlosmakelijk onderdeel uit van het wijzigingsplan.
Verbeelding
De verbeelding is een digitale kaart, waarop bestemmingen en aanduidingen zijn weergegeven. Aanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken specifieker te regelen, bijvoorbeeld in de vorm van gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, functieaanduidingen etc.
Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart). Daar waar een verschil is tussen de digitale en de analoge verbeelding, is de digitale versie leidend.
Regels
De planregels zijn standaard onderverdeeld in vier hoofdstukken.
Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen:
De gebiedsaanduidingen 'overige zone - agrarisch gemengd' en 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' worden overgenomen.
Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.
Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp wijzigingsplan dient overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Dit is het vooroverleg, waarin het conceptplan wordt voorgelegd aan het waterschap en aan die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.
Op basis van artikel 3.1.6 Bro dient verslag te worden gedaan van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken. Dit is de inspraak. Van (formele) inspraak kan, zeker bij wat kleinere plannen, worden afgezien. De gemeentelijke inspraakverordening is daarbij ook van belang.
Een ontwerpwijzigingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd te worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door het college wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid voor belanghebbenden beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld.
Tegen het plan zijn geen bedenkingen geuit in het kader van het wettelijk vooroverleg.
Voor het wijzigingsplan is geen formele inspraakprocedure doorlopen. Het wijzigingsplan is direct als ontwerpwijzigingsplan ter inzage gelegd. In het kader van voorliggend initiatief heeft er een omgevingsdialoog plaatsgevonden. Daaruit zijn geen bedenkingen tegen het plan naar voren gekomen.
Het plan heeft tussen 21 december 2023 en 31 januari 2024 ter inzage gelegen. Tegen het plan zijn geen zienswijzen ingediend.