direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Hulst II, wijziging 1
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0984.WBP16001-va01

Toelichting

(NL.IMRO.0984.BP.WBP16001-on01)

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel van het wijzigingsplan

Het bedrijventerrein 'De Hulst II' in Oostrum (gemeente Venray) wordt aan de zuidzijde begrenst door een groenstrook. Binnen deze groenstrook bevindt zich de Lullsche Pas. Dit is een primaire watergang van het waterschap Peel en Maasvallei. Daarnaast heeft de groenstrook een functie als beschermingszone rond die watergang en heeft het een functie als openbaar groen.

Bij de inrichting van het bedrijventerrein 'De Hulst II' en de verkaveling is evenwel abusievelijk een deel van deze groenstrook niet meegenomen als onderdeel van het te ontwikkelen bedrijventerrein. Dit betekent dat deze groenstrook op dit moment te breed is. De gemeente Venray heeft het voornemen om een deel van deze groenstrook alsnog toe te voegen aan de uit te geven gronden van het bedrijventerrein 'De Hulst II'.

Het aan de orde zijnde deel van de groenstrook is in het geldende bestemmingsplan 'De Hulst II' (hierna ook te noemen: het moederplan) bestemd als 'Groen'. Het toevoegen van deze groenstrook aan de naastgelegen gronden betekent dat de bestemming 'Groen' gewijzigd moet worden in de bestemming van de aangrenzende gronden. Concreet betreft het hier de bestemming 'Gemengd'. De planregels van de bestemming 'Groen' kennen een wijzigingsbevoegdheid (artikel 5, lid 5.5.2) om de bestemming 'Groen' onder een aantal voorwaarden te wijzigen in de bestemming 'Gemengd'.

Vanwege de uitbreiding van de bestemming 'Gemengd' kan vervolgens ook het bouwvlak binnen de bestemming vergroot worden. De planregels van de bestemming 'Gemengd' kennen ook een wijzigingsbevoegdheid om onder een aantal voorwaarden het bouwvlak te wijzigen (artikel 4, lid 4.7.2).

Het voorliggende wijzigingsplan 'De Hulst II, wijziging 1' voorziet in een adequate planologisch-juridische regeling ten behoeve van de toevoeging van een deel van de openbare groenstrook aan de uitgeefbare gronden van het bedrijventerrein. Het wijzigingsplan 'De Hulst II, wijziging 1' bestaat uit een digitale en analoge verbeelding met de daarbij behorende regels waaraan een toelichting is toegevoegd. Naast de digitale versie is er tevens een versie op papier van het wijzigingsplan beschikbaar.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied van het onderhavige wijzigingsplan is gelegen aan de oostzijde van de autosnelweg A 73 en maakt deel uit van het bedrijventerrein De Hulst (I en II) dat de kernen Venray en Oostrum met elkaar verbindt. Het plangebied ligt langs aan de N 270 (Deurneseweg) tussen de snelweg A73 en het oostelijke deel van het bedrijventerrein De Hulst II.

Het plangebied maakt verder deel uit van de (stedenbouwkundige en verkeerskundige) bebouwde kom. Het plangebied is kadastraal bekend als gemeente Oostrum, sectie E, nr. 4787 en heeft een omvang van 2300 m2.

Op onderstaande afbeelding is de indicatieve ligging van het plangebied op gemeentelijk niveau weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.WBP16001-va01_0001.jpg"

Op onderstaande afbeelding wordt de begrenzing van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.WBP16001-va01_0002.jpg"

 

1.3 Leeswijzer

De plantoelichting bestaat uit de volgende delen. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2 met een analyse van het plangebied en een beschrijving van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling (het plan). In hoofdstuk 3 wordt het plan getoetst aan het relevante rijks-, provinciale - en gemeentelijke beleid. Hoofdstuk 4 bevat een expliciete toetsing van het plan aan alle voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid. In hoofdstuk 5 wordt het plan verder getoetst aan alle ruimtelijk relevante aspecten die nog niet bij de toetsing aan de wijzigingsvoorwaarden aan de orde zijn gekomen. De juridische vormgeving van het wijzigingsplan wordt beschreven in hoofdstuk 6. Hoofdstuk 7 behandelt de economische uitvoerbaarheid van dit plan, de handhavingsaspecten en beschrijft de gevolgde procedure. Tenslotte worden - via een verwijzing in de planregel van dit wijzigingsplan - alle planregels van het moederplan integraal van toepassing verklaard.

Hoofdstuk 2 Analyse van het plangebied en planbeschrijving

2.1 Beschrijving plangebied e.o.

Het plangebied e.o. is te kwalificeren als een openbare groenvoorziening langs de N 270. De gronden vormen het talud waarop de N270 is gelegen. Dit talud is dichtbegroeid met bomen en bosschages. Daarachter ligt een primaire watergang (sloot) van het waterschap ( Lullsche Pas), met een juridische beschermingszone van 5 meter aan weerszijde. Buiten deze zone - aan de zijde van het bedrijventerrein - ligt het 'eigenlijke' plangebied van dit wijzigingsplan dat bestaat uit gras- en weiland op hetzelfde maaiveldniveau als de aangrenzende bedrijfsgronden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.WBP16001-va01_0003.jpg"

feitelijke situatie plangebied e.o (bron: Google Maps)

2.2 Planbeschrijving

Het plan behelst de toevoeging van een deel van de openbare groenstrook langs de N 270 (Deurneseweg) aan de aangrenzende uitgeefbare gronden van het bedrijventerrein De Hulst II die in het geldende bestemmingsplan 'De Hulst II' bestemd zijn als 'Gemengd'. Het betreft hier een groenstrook van ca. 180 meter breed, een maximale en mininale breedte van ca. 11 resp. 6 meter en een oppervlakte van 1012 m2. Het deel van de groenstrook waar de primaire watergang 'Lullsche Pas' ligt (inclusief een beschermingszone van 5 meter) blijft wel als openbare groenstrook gehandhaafd.

2.3 Ruimtelijk-functionele structuur

2.3.1 Ruimtelijke hoofdstructuur, verkeer en parkeren

Het bedrijventerrein 'De Hulst II' is gelegen tussen de Rijksweg A73, de Henri Dunantstraat, de Deurneseweg (N270), de Nobelstraat, de Newtonstraat en de Oirloseweg. De Hulst II is een bedrijventerrein in ontwikkeling: nog niet alle kavels op het terrein zijn uitgegeven en/of bebouwd. Op het bedrijventerrein zijn momenteel enkele middelgrote tot grote bedrijven gevestigd. Tevens bevinden zich op het bedrijventerrein een evenementenhal / conferentiecentrum en een school.

De reeds ontwikkelde (bedrijfs)kavels worden intensief benut (qua bebouwing en/of opslag). De restruimte op deze kavels wordt gebruikt ten behoeve van parkeervoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van het laden en lossen.

De omvang van de bebouwing is fors en de vormgeving van de gebouwen wordt met name gekenmerkt door een blokvormig, functioneel ontwerp. De uitstraling van de aanwezige bebouwing wordt gekenmerkt door een hoogwaardige kwaliteit.

Het bedrijventerrein De Hulst II wordt aan noordelijke en zuidelijke zijde ontsloten door respectievelijk de Henri Dunantstraat en de N270 / Deurneseweg. De op het bedrijventerrein beoogde wegenstructuur is reeds gerealiseerd. De overige nog onbebouwde gronden liggen momenteel braak en zijn begroeid met een ruderale vegetatie.

Voor de interne ontsluiting van het bedrijventerrein is gekozen voor een rationele verkeersstructuur, waarbij de oost-west verbinding haaks op de centrale ontsluitingsweg staat. De wegen op het bedrijventerrein kunnen worden onderverdeeld in gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen. De gebiedsontsluitingswegen zijn voorzien van vrijliggende fietspaden en kennen een snelheidsregime van 50 km/uur. De erftoegangswegen hebben een verblijfsfunctie met een snelheidsregime van 30 km/uur. Alle wegen zijn ingericht conform de principes van Duurzaam Veilig.

Parkeren geschiedt grotendeels op de percelen van de bedrijven zelf: bedrijven dienen op eigen terrein te voorzien in parkeerplaatsen voor medewerkers en bezoekers en voorzieningen ten behoeve van laden en lossen. Indien op het betreffende perceel zelf niet voldoende parkeergelegenheid kan worden gerealiseerd, dient de eigenaar / exploitant elders voor een passend parkeeralternatief te zorgen.

Door de beoogde toevoeging van een deel van de groenstrook aan de gronden (en kavels) met de bestemming 'Gemengd' wordt de omvang van de uitgeefbare kavels vergroot. De betrokken kavels worden breder c.q. dieper. Het toevoegen van een deel van de groenstrook aan de naastgelegen kavels leidt echter niet tot een wijziging van de verkaveling, de wegenstructuur of de toegelaten functies van respectievelijk op het bedrijventerrein.

2.3.2 Groen en water

In de huidige situatie is er op het bedrijventerrein nog geen sprake van duidelijk herkenbare groenstructuren. Feitelijk is ten aanzien van een groot deel van het terrein nog sprake van een braakliggend gebied. Wel zijn de taluds van het dijklichaam waarop de Deurneseweg (N270) is gelegen dicht begroeid met bomen en andere (hoogopgaande) beplantingen. Binnen deze groenstrook bevindt zich tevens een primaire watergang van het waterschap (Lullsche Pas). De aan de orde zijnde groenstrook behoort tot deze groenvoorziening. Daarnaast bevinden zich enige (dichte) beplantingen langs de beek welke zich bevindt tussen de oostelijke grens van het bedrijventerrein en de Oirloseweg. Tot slot is het gebied ten zuiden van de Deurneseweg (N270) bestemd voor natuurontwikkeling en hemelwaterberging en -infiltratie als onderdeel van het natuurcompensatieplan ‘De Blakt’.

Met dit plan wordt voorzien in de toevoeging van een deel van de groenstrook langs de N270 aan de gronden (en kavels) met de bestemming 'Gemengd' . Het grootste deel van de groenstrook blijft echter intact. Dat is ook nodig omdat het te handhaven deel van de groenstrook onderdeel uitmaakt van de beschermingszone rond de primaire watergang. De bestaande groenvoorziening langs de N 270 blijft dan ook qua structuur en functie intact.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie infrastructuur en ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR is het kader dat de (nieuwe) ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 benoemt. Een van de kernbegrippen in de Structuurvisie is decentralisatie. Dit kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen en provincies en gemeenten letterlijk de ruimte geven om maatwerk te leveren voor regionale opgaven.

Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om oplossingen te creëren. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer (waaronder buisleidingen), energie en natuur, alsook ondergrond en ruimte voor militaire activiteiten. Ook waterveiligheid en milieukwaliteit (lucht, geluid, bodem, water en externe veiligheid) horen daarbij, evenals de bescherming van ons werelderfgoed (zoals de Waddenzee en de Nieuwe Hollandse Waterlinie).

Verstedelijkings-, landschaps- en bedrijventerreinenbeleid laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Nationale belangen zijn door de uitvoering van dit plan niet in het geding. Het plan behelst immers een zeer kleinschalige ruimtelijke ontwikkeling waarbij een deel van een bestaande groenvoorziening binnen een bedrijventerrein bij de uitgeefbare bedrijfskavels wordt gevoegd. Het betreft derhalve een functiewijziging van gronden binnen een bedrijventerrein.

3.1.2 Ladder voor Duurzame Verstedelijking

De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd. De ladder voor duurzame verstedelijking is verankerd in de artikelen 1.1.1 en 3.1.6 leden 2 en 3 Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het doel is een goede ruimtelijke ordening te bereiken door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden en daarnaast ondersteunt het gemeenten en provincies in de vraaggerichte programmering van hun grondgebied. De ladder voor duurzame verstedelijking kent drie treden die achter elkaar doorlopen moeten worden in het geval dat een bestemmingsplan in een nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet:

1. Is er een actuele regionale behoefte aan het beoogde ruimtelijk-functionele programma ?

2. Is (een deel van) die regionale behoefte op te vangen binnen bestaand stedelijk gebied binnen de regio door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderzins ?

3. Voor zover de actuele regionale behoefte niet opgevangen kan worden binnen bestaand stedelijk gebied, zijn er andere multimodaal ontsloten locaties - of kunnen die gerealiseerd worden- buiten het bestaand stedelijk gebied ?

Ad 1

De Hulst II betreft een bestaand bedrijventerrein dat al als zodanig in eerdere bestemmingsplannen uit 2001 en 2009 is bestemd. In het POL 2014 is het gebied van de De Hulst II aangeduid als 'bedrijventerrein'. De Hulst II is in het provinciaal monitoringsysteem REBIS aangeduid als één van de bestaande bedrijventerreinen in de regio (met restcapaciteit). Met monitoringssysteem REBIS worden de werkelijke ontwikkelingen op de bedrijventerreinen bijgehouden, zowel voor informatieverschaffing (o.a. voor vestigingsmogelijkheden voor bedrijven) en om de voortgang in de uitvoering van het bedrijventerreinenbeleid te bewaken. Hieruit blijkt dat met de bestaande voorraad aan bedrijventerreinen (waartoe uitgifte van alle bedrijventerreinen wordt meegerekend inclusief restruimte) wordt voldaan aan de vraag.

Het bedrijventerreinenbeleid uit het POL 2014 (en daarvoor POL 2006) is uitgewerkt in het Programma werklocaties Limburg 2020. Het Programma werklocaties Limburg bevat een planningsopgave voor de herstructurering van bestaande locaties en ontwikkeling van nieuwe locaties aan bedrijventerreinen t.b.v. bedrijven en diensten in Limburg per regio, waarbij nadrukkelijk aandacht is voor trends en ontwikkelingen op regionaal niveau. Deze is gebaseerd op behoefteramingen die afgeleid zijn van de gegevens uit het monitoringssysteem REBIS.Uit dit programma blijkt dat met uitgifte van het bedrijventerrein De Hulst II (incl. de restruimte binnen dit bedrijventerrein) wordt voorzien in de regionale behoefte aan werklocaties.

Het plan behelst een ontwikkeling waarbij een deel van een bestaande groenvoorziening binnen het bedrijventerrein De Hulst II bij de uitgeefbare bedrijfskavels wordt gevoegd. Het plan behelst dan ook formeel een toevoeging van het aantal m2 aan uitgeefbare gronden.Echter de toevoeging van het stuk van de groenstrook is niet ingegeven om een substantiële uitbreiding van het bedrijventerrein mogelijk te maken.

Op dit moment is er binnen het bedrijventerrein De Hulst II een oppervlakte van 47.925 m2 aan nog uit te geven bedrijfsgronden beschikbaar. Het betreft hier gronden van de gemeente Venray ( 23.296 m2), particulier bezit (17.630 m2 (Maessen)) en waterschap Peel en Maasvallei (6.999 m2 (m.n. de gehele groenstrook langs de N270)). Het stukje van deze groenstrook dat bij de bestemming 'Gemengd' wordt gevoegd bedraagt 1012 m2 op een totaal van 47.925 m2 aan nog uit te geven bedrijfsgronden. Verder is de totale groenstrook al beschikbaar als uitgeefbare bedrijfsgrond. Daar verandert dit plan niets aan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.WBP16001-va01_0004.jpg"

beschikbare bedrijfsgronden De Hulst II

Bovendien betreft het hier een uitbreiding van de bedrijfskavels met de bestemming 'Gemengd' buiten het in het moederplan opgenomen bouwvlak. Dat betekent dat de toevoeging van de groenstrook aan deze bedrijfskavels niet zal leiden tot extra bebouwingsmogelijkheden. Deze ontwikkeling is derhalve zodanig kleinschalig dat dit plan geen gevolgen heeft voor de bestaande vraag - en aanbodsituatie m.b.t. bedrijfskavels op bedrijventerreinen in de regio Venray.

Aan trede 1 kan worden voldaan.

Ad 2

Het plangebied maakt deel uit van het bestaande bedrijventerrein De Hulst II. Het plan behelst slechts een functiewijziging van gronden gelegen binnen het bestaande bedrijventerrein c.q. binnen het bestaande stedelijk gebied.

Aan trede 2 kan ook worden voldoen. Hierdoor is toetsing aan trede 3 niet meer aan de orde.

3.1.3 Rooilijnenbeleid Rijkswaterstaat

Ten westen van het plangebied bevindt zich de Rijksweg A73. In de nota Rooilijnen langs rijkswegen1 heeft Rijkswaterstaat haar beleid vastgelegd ten aanzien van (de bebouwing van) gronden die direct grenzen aan autosnelwegen: in verband met verkeersbelangen dient aan weerszijden van een autosnelweg een strook gevrijwaard te blijven van bebouwing. De redenen hiervoor zijn onder andere:

  • mogelijke toekomstige reconstructies;
  • de mogelijke aanleg van elektronische begeleiding van het wegverkeer;
  • de aanwezigheid of de reservering van ruimte ten behoeve van een leidingstrook;
  • het voorkomen van voor de weggebruiker afleidende effecten;
  • het beperken van milieuhinder voor omwonenden.

Concreet betekent dit beleid dat Rijkswaterstaat langs haar autosnelwegen een tweetal rooilijnen hanteert. In de zone van 50 meter uit de as van de dichtstbijgelegen rijbaan van een autosnelweg geldt een bouwverbod. Deze zone wordt dan ook aangeduid als de bebouwingsvrije zone. Tot de rijbanen worden ook gerekend toe- en afritten van en naar andere (snel)wegen. Voor de zone van 50 tot 100 meter uit de as van de dichtstbijgelegen rijbaan geldt eveneens een bouwverbod. Met instemming van de wegbeheerder (Rijkswaterstaat) zijn Burgemeester en Wethouders echter bevoegd van dit verbod af te wijken: deze zone wordt dan ook aangeduid als de overlegzone. Beide zones zijn, voor zover deze gelegen zijn binnen de grenzen van dit wijzigingsplan, op de planverbeelding vastgelegd.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014

Het POL 2014 heeft vier wettelijke functies: structuurvisie (Wet ruimtelijke ordening), provinciaal milieubeleidsplan (Wet milieubeheer), regionaal waterplan (Waterwet), provinciaal verkeer- en vervoersplan (Planwet verkeer en vervoer). In het POL 2014 formuleert de provincie een aantal zogenoemde 'Limburgse principes' welke de komende jaren richtinggevend zijn voor de ruimtelijke ontwikkeling van Limburg.

Belangrijke principes in dit nieuwe omgevingsbeleid zijn:

1. Kwaliteit. Dat komt tot uiting in het koesteren van de gevarieerdheid van Limburg onder het motto 'meer stad, meer land', het bieden van ruimte voor verweving van functies, in kwaliteitsbewustzijn, en in dynamisch voorraadbeheer dat moet resulteren in een nieuwe vorm van groeien.

2. Algemene principes voor duurzame verstedelijking. De ladder van duurzame verstedelijking en de prioriteit voor herbenutting van cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen.

3. Uitnodigen. De manier waarop de provincie samen met de partners het voortreffelijke leef- en vestigingsklimaat willen realiseren. Met instrumenten op maat en ruimte om te experimenteren. De provincie wil hierbij selectief zijn: het POL richt zich alleen op die zaken die er op provinciaal niveau echt toe doen en vragen om regionale oplossingen.

Het plangebied maakt deel uit van de POL-zone 'Bebouwd gebied, bedrijventerrein'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.WBP16001-va01_0005.jpg"

uitsnede kaart POL-zone 1

Het betreft hier specifiek ingerichte gebieden voor grotere bedrijvigheid, waarbij de volgende accenten worden gelegd:

  • Ruimte voor bedrijvigheid;
  • Optimale bereikbaarheid;
  • Duurzame inrichting en gebruik.

Deze POL-zone omvat de aanwezige of als zodanig reeds bestemde bedrijventerreinen. Er is hier in veel gevallen nog de nodige ontwikkelingsruimte. De verstedelijkingsopgave wordt voor wat betreft economie en mobiliteit (werklocaties) met name binnen deze zones ingevuld, met in achtneming van de randvoorwaarden voor een duurzame inrichting en beheer.

Planspecifiek

Het plan behelst een kleinschalige ruimtelijke ontwikkeling binnen een bestaand bedrijventerrein. Het toevoegen van een deel van de bestaande groenstrook van het bedrijventerrein aan uitgeefbare bedrijfskavels, is in overeenstemming met de gewenste functie van dit gebied volgens het POL 2014.

3.2.2 Omgevingsverordening Limburg 2014

De Omgevingsverordening Limburg 2011 was een samenvoeging van de Provinciale milieuverordening, de Wegenverordening, de Waterverordening en de Ontgrondingenverordening. In 2014 is de Omgevingsverordening opnieuw gewijzigd, vanwege de vaststelling van POL 2014, waarin is bepaald dat er een nieuw hoofdstuk Ruimte aan de Omgevingsverordening wordt toegevoegd. Dat hoofdstuk Ruimte is gericht op de doorwerking van het ruimtelijke beleid van POL 2014 naar gemeentelijke ruimtelijke plannen.

Het hoofdstuk Ruimte heeft twee kenmerkende verschillen met de andere onderdelen van de Verordening:

  • Het hoofdstuk bevat geen gedragsvoorschriften die gelden voor iedereen, maar uitsluitend instructiebepalingen die zijn gericht tot gemeentebesturen. Elders in de Omgevingsverordening wordt zeer incidenteel gebruik gemaakt van deze methodiek, maar het hoofdstuk Ruimte kent geen andere bepalingen dan opdrachten aan gemeentebesturen, die door de besturen in acht moeten worden genomen bij het vaststellen van bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen.
  • Het tweede verschil met de overige onderdelen van de Omgevingsverordening is dat de Wet ruimtelijke ordening slechts zeer beperkte mogelijkheden biedt om ontheffing te verlenen van een bepaling uit het hoofdstuk Ruimte.

Artikel 2.2.2 van de Omgevingsverordening eist van het bevoegd gezag dat in een ruimtelijk plan waarin een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt, toepassing wordt gegeven aan de Ladder voor Duurzame Verstedelijking. De toelichting bij het ruimtelijk plan bevat een verantwoording over de wijze waarop invulling is gegeven aan deze eis.

Planspecifiek

Paragraaf 3.1.2 van de toelichting bij dit wijzigingsplan bevat de resultaten van de toepassing van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking m.b.t. dit plan. Hieruit blijkt dat het plan (toevoegen van een klein deel van de groenstrook aan uitgeefbare bedrijfskavels) in overeenstemming is met de Ladder voor Duurzame Verstedelijking . Verwezen wordt hier naar paragraaf 3.1.2 van de plantoelichting.

3.2.3 Programma werklocaties Limburg 2020

Beheer en ontwikkeling van de Limburgse voorraad werklocaties is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van provincie, gemeenten en bedrijfsleven, waarbij regionaal maatwerk is vereist. De feitelijke planningsopgave, die zowel de herstructurering van bestaande locaties en de ontwikkeling van nieuwe locaties kan omvatten is door de provincie vastgelegd in het Programma werklocaties Limburg 2020.

In het Programma Werklocaties wordt het belang van een goede segmentatie benadrukt. In het nieuwe Limburgse werklocatiebeleid wordt gestreefd naar een segmentatie welke primair loopt langs de lijn van ruimtelijke kwaliteit. Op iedere werklocatie dient sprake te zijn van voldoende functionele basiskwaliteit. Dit wordt aangeduid met de afkorting BT1. Daarnaast worden ten aanzien van bedrijventerreinen de segmenten BT2 en BT3 onderscheiden. De BT3-terreinen betreffen de zogenaamde 'excellente vestigingsmilieus'. Bedrijventerreinen welke het niveau BT1 niet halen worden aangeduid als BT0-locaties. Ten aanzien van deze terreinen geldt een herstructureringsopgave.

De kwaliteit van het bedrijventerrein 'De Hulst II' valt in de categorie BT2, wat betekent dat het bedrijventerrein over goede functionele kwaliteit beschikt. Op het terrein wordt ruim voldoende voldaan aan de minimumeisen ten aanzien van bereikbaarheid, parkeermogelijkheden, voldoende ruimte, functionaliteit van de gebouwen en criminaliteitspreventie.

Planspecifiek

Het plan behelst een kleinschalige ruimtelijke ontwikkeling binnen een bestaand bedrijventerrein. Het toevoegen van een deel van de bestaande groenstrook om het bedrijventerrein aan uitgeefbare bedrijfskavels, brengt geen verandering in de functie en kwaliteiten van het bedrijventerrein 'De Hulst II'.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie

De Wet ruimtelijke ordening verplicht gemeenten een structuurvisie voor het gehele grondgebied vast te stellen. Daarin regelt de gemeenteraad op hoofdlijnen het gebruik van de ruimte voor het hele grondgebied en voor de lange termijn: welke grondgebruik wordt waar gerealiseerd, wanneer en hoe. De gemeente Venray heeft zowel voor de verschillende kernen als voor verschillende thema's structuurvisies opgesteld. Ook heeft de gemeente een integrale ruimtelijke visie voor haar hele grondgebied opgesteld. Het betreft hier de Strategische visie Venray 2020 en het Ontwikkelingsperspectief Venray 2015.

3.3.2 Strategische visie Venray 2020 en Ontwikkelingsperspectief Venray 2015.

In de Strategische visie (2009), wordt een toekomstvisie geformuleerd waarin een antwoord wordt gegeven op de vraag waar de gemeente Venray in het jaar 2020 wil staan. Met de visie op de gewenste toekomstrichting kan de gemeente Venray effectief sturing geven aan het proces van beleidsontwikkeling en prioritering.

De visie kent een aantal zogenoemde strategische thema's. Onder het thema 'Venray is kennisintensief' wordt onder andere ingegaan op de gewenste economische ontwikkeling van de gemeente Venray. De gemeente Venray biedt ruimte aan behoud en groei van de bestaande werkgelegenheid en bedrijvigheid. Van belang daarbij is dat wat betreft werkgelegenheid en bedrijvigheid Venray selectief is gegroeid: het zwaartepunt van de groei dient te liggen bij bedrijven in de dienstensector en de moderne kennisindustrie.

Het door de gemeente Venray opgestelde Ontwikkelingsperspectief 2015 beoogt de verbindende schakel te vormen tussen het strategisch beleid zoals verwoord in de strategische visie en het tactisch beleid zoals opgesteld in verschillende Dorp- en Wijkontwikkelingsplannen.

In het document is derhalve een uitvoeringsstrategie opgenomen die de gemeente Venray wil hanteren bij de verdere uitwerking en uitvoering van de nota. Richtinggevende doelen in dit verband zijn onder andere het:

  • nastreven van een sterke regionale betekenis van Venray, door een actieve inzet op de regiofunctie voor verschillende taakvelden. In het bijzonder worden de taakvelden werken, voorzieningen en wonen genoemd. Op het gebied van werken wil Venray profiteren van haar ligging aan de snelweg. Het verbreden van de economische structuur staat hoog in het vaandel. Op het gebied van voorzieningen wil Venray een centrumfunctie voor een groter regionaal gebied vervullen.
  • versterken en verbeteren van de economie. Door het aanwezige vestigingsmilieu kwalitatief te verbeteren en verbreding van de economie te stimuleren.
  • waarborgen van de bereikbaarheid van Venray, de bedrijventerreinen en het buitengebied. Door te voorzien in een goede bereikbaarheid en ontsluiting van Venray zowel in de regio als binnen Venray zelf.

3.3.3 Economische visie 2008-2020

In haar Economische visie geeft de gemeente Venray verdere invulling aan het thema 'Venray is kennisintensief'. De visie dient als leidraad voor het gemeentelijk economisch beleid voor de periode 2008-2020, met waar nodig een doorkijk naar 2020/2025. In de Economische visie kiest Venray voor de volgende drie speerpunten:

  • kennis en innovatie;
  • kwaliteit en duurzaamheid;
  • Regionale identiteit.

Ten aanzien van bedrijventerreinen heeft Venray de ambitie om over voldoende en gevarieerde werklocaties voor bedrijven te willen beschikken, nu en in de toekomst. Er dient ruimte te zijn voor bedrijven in elke fase van hun bestaan, van startend bedrijf tot grote internationale speler. Behoud en versterking van de lokaal aanwezige bedrijven staat voorop.

Planspecifiek

Het plan behelst een kleinschalige ruimtelijke ontwikkeling binnen een bestaand bedrijventerrein. Het toevoegen van een deel van de bestaande groenstrook om het bedrijventerrein aan uitgeefbare bedrijfskavels, zorgt - letterlijk - voor meer ruimte om te ondernemen en levert daardoor een postieve bijdrage aan de economische ontwikkeling van Venray en aan een goed vestigingsklimaat voor bedrijven.

3.3.4 Groenstructuurplan

Met het Groenstructuurplan heeft de gemeente Venray een beleidslijn uitgezet voor de toekomst van het in de kern Venray en de omringende dorpen aanwezige openbare groen. Het gemeentelijk beleid voor wat betreft de gewenste kwantiteit en kwaliteit van het groen zijn in het groenstructuurplan vastgelegd. Bij kwaliteit kan gedacht worden aan de gebruiks-, de belevings- en de ecologische waarde van het groen. Groenvoorzieningen fungeren als belangrijke dragers van de ruimtelijke structuur, staan in relatie met het landschap buiten de bebouwde kom en bieden variatie op wijkniveau.

In de nota wordt het belang van voldoende groen in de publieke ruimte benadrukt: uit onderzoek blijkt het belang van groen voor de leefbaarheid, de menselijke gezondheid, de economie en de natuur. Daarnaast is de aanwezigheid van voldoende groen van groot belang voor het (economisch) vestigingsklimaat en stimuleren van het toeristisch recreatief bedrijfsleven.

Wat betreft de specifieke groenstructuur op wijkniveau wordt in het groenstructuurplan ten aanzien van de in de kern Venray gelegen bedrijventerreinen opgemerkt dat deze worden voorzien van stroken inheems bosplantsoen. In het voor het bedrijventerrein opgestelde inrichtingsvoorstel is hiermee rekening gehouden. Daarnaast wordt in het groenstructuurplan een groot belang toegekend aan het handhaven en versterken van de ecologische waarde van de bermen en de randen langs de A73.

Planspecifiek

Met dit plan wordt voorzien in de toevoeging van een deel van de groenstrook langs de N 270 aan het bedrijventerrein 'De Hulst II'. Het grootste deel van de groenstrook blijft echter intact. Dat is ook nodig omdat het te handhaven deel van de groenstrook onderdeel uitmaakt van de beschermingszone rond de primaire watergang. De bestaande groenvoorziening langs de N270 blijft dan ook qua structuur en functie intact.

3.3.5 Bestemmingsplan 'De Hulst II'

Ter plaatse van het huidige plangebied geldt nu nog het bestemmingsplan “De Hulst II”. Dit plan is op 1 juli 2014 vastgesteld door de raad. De gronden van het plangebied zijn thans bestemd als 'Groen' (artikel 5). Binnen de bestemming 'Groen' mogen de gronden alleen gebruikt worden ten behoeve van groenvoorziengingen, voor de ontsluiting van (aangrenzende) percelen, voet- en rijwielpaden,geluidwerende voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen en watervoorzieningen. Bebouwing is alleen toegestaan in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en uitsluitend ten behoeve van deze functies. Bovendien is de bouwhoogte van deze bouwwerken beperkt tot maximaal 3 meter.

De gronden mogen niet gebruikt worden ten behoeve van bedrijfsdoeleinden. Wel bevat de bestemming een wijzigingsbevoegdheid (artikel 5, lid 5.5.2) om - onder een aantal voorwaarden - de bestemming 'Groen' te wijzigen in de bestemming 'Gemengd'.

Tevens geldt binnen het plangebied deels de gebiedsaanduidingen 'vrijwaringszone - weg 1' en 'vrijwaringszone - weg 2' . Deze gronden zijn, behalve voor de doeleinden van de andere aan deze gronden gegeven bestemmingen, primair bestemd voor de bescherming en het onderhoud van het evenwijdig aan deze zone gelegen tracé van de Rijksweg A73. Voor deze gronden geldt een bouwverbod, uitgezonderd voorzieningen ten behoeve van het wegverkeer en ecologische voorzieningen.

De onderstaande afbeelding bevat een afschrift van de plankaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.WBP16001-va01_0006.jpg"

Het voorliggende wijzigingsplan 'De Hulst II, wijziging 1' voorziet in een adequate planologisch-juridische regeling ten behoeve van de toevoeging van een deel van de openbare groenstrook aan de betrokken uitgeefbare gronden van het bedrijventerrein met de bestemming 'Gemengd'. De regelingen van de beide vrijwaringszones blijven in het wijzigingsplan gehandhaafd.

Hoofdstuk 4 Wijzigingsbevoegdheid

4.1 Wijziging naar bestemming ‘Gemengd’

In het bestemmingsplan 'De Hulst II' is (in artikel 5 lid 5.5.2) een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming 'Groen' te wijzigen in 'Gemengd' onder de voorwaarden dat:

  • a. er geen afbreuk wordt gedaan aan het ter plaatse heersende en/of gewenste stedenbouwkundig beeld, waarbij een bebouwingspercentage van maximaal 80% en een bouwhoogte van maximaal 8 m mag worden toegestaan;
  • b. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen ten aanzien van de bestemmingswijziging;
  • c. door de wijziging van de bestemming de belangen van derden (waaronder begrepen de bedrijfsvoering van bestaande bedrijven in de omgeving) niet onevenredig worden belemmerd;
  • d. er geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor de verkeerscirculatie en/of verkeersveiligheid.

Met een dergelijke wijzigingsprocedure kan medewerking worden verleend aan de noodzakelijke plancorrectie.

Toetsing plan aan de wijzigingsvoorwaarden

Ad a

Het plan behelst op de eerste plaats het toevoegen van een deel van de bestaande groenstrook langs de N 270 (Deurneseweg) aan de gronden van het bedrijfsterrein met de bestemming 'Gemengd'. Dit deel van de uitbreiding van de bedrijfskavels ligt echter buiten het bouwvlak. Dat wil zeggen dat de toevoegen van een stuk groenstrook aan de bestemming 'Gemengd' geen enkele verandering brengt in de bestaande bebouwingsregels c.q. de bestaande bebouwingsmogelijkheden binnen het bouwvlak van de bestemming 'Gemengd'.

Met dit wijzigingsplan wordt via de verbeelding en aangepaste planregels van de (ruimere) bestemming 'Gemengd' verder juridisch geborgd dat het bebouwingspercentage en de bouwhoogte van de toegelaten bebouwing maximaal 50 % respectievelijk maximaal 8 meter bedraagt.

Ad b

Er bestaan geen milieuhygiënische beperkingen voor de beoogde bestemmingswijziging.

  • Geluidhinder

De Wet geluidhinder (Wgh) is van toepassing op woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen (onder meer onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidszorggebouwen) en geluidsgevoelige terreinen (onder meer woonwagenstandplaatsen). Het plan heeft geen betrekking op de realisatie van een woning of een ander geluidgevoelig object of terrein, zodat de Wgh verder niet van toepassing is.

  • Bodem-en grondwater

Bij de vaststelling van het moederplan heeft Econsultancy BV een verkennend bodemonderzoek2 uitgevoerd ter plaatse van de Hulst II en de beoogde wadilocatie ten zuiden van de N270 te Oostrum. Dit onderzoek dateert van 2014. Het verkennend bodemonderzoek is derhalve slechts 2 jaar oud. De gemeente Venray is van mening dat de resultaten van dergelijke recent bodemonderzoek actueel en bruikbaar zijn.

Uit het verkennend bodemonderzoek bleek dat de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geschikt was voor de voorgenomen bestemmingen. Ook het regionaal licht verhoogde waarden van metalen in het grondwater leverde geen belemmeringen op voor de vaststelling van het moederplan.

Indien er werkzaamheden plaatsvinden, waarbij grond vrijkomt, kan de grond niet zonder meer worden afgevoerd of elders worden toegepast. De regels van het Besluit bodemkwaliteit zijn hierop mogelijk van toepassing.

  • Milieuzonering en geurhinder 

Op het bedrijventerrein 'De Hulst II' is sprake van een zogenaamde inwaartse zonering. Dit wil zeggen dat bufferzones rondom de milieugevoelige functies zijn gecreëerd: op korte afstand van de woonbebouwing zijn slechts weinig belastende activiteiten toelaatbaar. Op grotere afstand van de gevoelige bestemmingen zijn potentieel meer belastende milieuactiviteiten toegestaan. Met dit plan wordt een deel van de bestaande groenvoorziening binnen het bestaande bedrijventerrein aan de bedrijfskavel(s) toegevoegd. Dit plan brengt geen wijzigingen in de gekozen systematiek van milieuzondering binnen 'De Hulst II'.

Voor het realiseren van een aanvaardbare woon- en verblijfsklimaat ter plaatse van het pkangebied en om te voorkomen dat agrarische bedrijven in hun ontwikkeling belemmerd worden, is het bepaalde in de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) van belang.Het plan heeft geen betrekking op de realisatie van een woning of een ander geurgevoelig object, zodat de Wgv verder niet van toepassing is.

  • Luchtkwaliteit

In het Besluit NIBM is vastgelegd wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Een project is NIBM, als aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel fijn stof en NO2.

Er zijn twee mogelijkheden om aannemelijk te maken dat een project binnen de NIBM-grens blijft:

  • aantonen dat een project binnen de grenzen van een categorie uit de Regeling NIBM valt. Er is dan geen verdere toetsing nodig, het project is in ieder geval NIBM;
  • als het bevoegd gezag aannemelijk kan maken, bijvoorbeeld door berekeningen, dat een ruimtelijke ontwikkeling jaarlijks niet meer stikstof en/of fijn stof-uitstoot oplevert dan 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van PM10 en NO2. Deze 3%-grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof of stikstofdioxide. Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. Zodra voor een van de twee stoffen de 3%-grens wordt overschreden draagt het project wel in betekenende mate (IBM) bij.

In het kader van dit wijzigingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen of grootschalige bedrijfsuitbreidingen mogelijk gemaakt. Het plan leidt verder alleen tot de vergroting van de bestaande en nieuwe bedrijfskavels en niet tot een toename van het aantal kavels en daarmee het aantal bedrijven en het aantal vervoersbewegingen. Derhalve kan in redelijkheid gesteld worden dat de vaststelling van voorliggend plan niet in betekenende mate bij zal dragen aan de luchtverontreiniging.

Verder wordt de uitstoot van verontreinigende stoffen van de op het bedrijventerrein gevestigde bedrijven en de mogelijke invloed hiervan op de luchtkwaliteit in en rondom het plangebied geregeld in de daarvoor geldende omgevingsvergunningen op grond van de Wet milieubeheer en de Wabo.

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de verdere planontwikkeling.

Ad c

Dit plan legt naar zijn aard geen beperkingen op aan bestaande of nieuw te vestigen bedrijven of andere aanwezige functies. Het plan behelst een kleinschalige ruimtelijke ontwikkeling waarbij een deel van een bestaande groenvoorziening binnen een bedrijventerrein aan bedrijfskavels wordt gevoegd. Hierdoor worden de bestaande en eventueel nieuw uit te geven bedrijfskavels groter, waardoor de verkoopbaarheid van de kavels wordt bevorderd en er 'letterlijk' meer ruimte ontstaat om te ondernemen.

Er zijn verder ter plaatse - naast de bedrijfsfunctie- geen andere functies aanwezig of mogelijk die negatief beëinvloed zouden kunnen worden door de vergroting van de bedoelde bedrijfsgronden. Met name is hier van belang om te constateren dat burger-en bedrijfswoningen op het bedrijfsterrein De Hulst II niet aanwezig en ook niet toegestaan zijn. Ook worden de belangen van Rijkswaterstaat niet geschaad. Door de bestemmingswijziging wordt de bestemming 'Gemengd' wel vergroot met ca. 1012 m2, maar de wijziging ziet alleen op de uitbreiding van het bestemmingsvlak waarop geen bebouwing is toegestaan (buiten bouwblok !). Bovendien blijven de opgenomen gebiedsaanduidingen 'vrijwaringszone - weg 1 resp. weg 2' gewoon gehandhaafd.

Ad d
De aan de orde zijnde uitbreiding van de kavels is zodanig kleinschalig dat dit niet leidt tot veranderingen in de stedenbouwkundige structuur van het bedrijfsterrein noch tot een verandering van de wegenstructuur, de wegprofielen en de wijze van ontsluiting. Het plan leidt verder alleen tot de vergroting van de bestaande en nieuwe bedrijfskavels en niet tot een toename van het aantal kavels en daarmee het aantal bedrijven en het aantal vervoersbewegingen. Het plan heeft geen verkeerskundige consequenties.

4.2 Wijziging bouwvlak

In het bestemmingsplan 'De Hulst II' is (in artikel 4.7.2 ) ook een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om een bouwvlak binnen de bestemming ‘Gemengd’ gedeeltelijk te wijzigen onder de voorwaarden dat:

  • a. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. door de wijziging van de bestemming de belangen van derden (waaronder begrepen de bedrijfsvoering van bestaande bedrijven in de omgeving en de belangen van de wegbeheerder) niet onevenredig worden belemmerd.

Toetsing plan aan de wijzigingsvoorwaarden

Ad a

Met dit wijzigingsplan wordt het bouwvlak in zeer geringe mate uitgebreid. In de vigerende bestemming/verbeelding van het bestemmingsplan 'De Hulst II' ligt het bouwvlak van de bestemming 'Gemengd' op 10 meter van de groenstrook (bestemming 'Groen'). De realisatie van een onbebouwde (open) strook tussen (mogelijke) bebouwing binnen het bouwvlak en de omringende groene/landschappelijke voorzieningen, is één van de uitgangspunten die de gemeente Venray heeft gesteld aan de ontwikkeling van het gebied. Dit heeft te maken met een wenselijk stedenbouwkundig beeld, maar bijvoorbeeld ook in verband met de bereikbaarheid van bedrijfsgebouwen voor de hulpdiensten zoals de brandweer.

Via dit wijzigingsplan wordt een strook van 10 meter van het bestemmingsvlak 'Groen' - aansluitend aan de bestemming 'Gemengd' - in deze laatste bestemming gewijzigd. Hierdoor 'schuift' de resterende bestemming 'Groen' 10 meter op richting de Deurneseweg en kan het bouwvlak van de nieuwe - grotere - bestemming 'Gemengd' ook 10 meter groter worden, waarbij de gewenste afstand - van 10 meter - tussen bouwvlak en de nieuwe groenstrook ook in de nieuwe situatie gehandhaafd blijft. Hierdoor zullen het gewenste stedenbouwkundige beeld en de mogelijkheden voor brandbestrijding ter plaatse niet veranderen.

Ad b

Doordat het bouwvlak opschuift wordt richting de groenstrook (eigendom van de gemeente Venray) en niet richting kavels van andere bedrijven, belemmert dit grotere bouwvlak andere bedrijven niet in hun bebouwings-of gebruiksmogelijkheden. De toegelaten categoriëen van bedrijven blijft ook onveranderd.

Met de belangen van de wegbeheerder van de A-73 wordt rekening gehouden doordat de bestaande vrijwaringszones langs de A-73 met al hun bouwbeperkingen (cfm het rooilijnenbeleid van Rijkswaterstaat) gehandhaafd blijven. Voor het overige is dit wijzigingsplan zodanig kleinschalig dat door de vergroting van de bestemming 'Gemengd' (en van het daarin opgenomen bouwvlak ) en de handhaving van een robuuste groene (rest)strook langs de Deurneseweg, dit plan geen gevolgen heeft voor de bestaande wegenstructuur en weginrichting zowel op het bedrijventerrein als daarbuiten.

Hoofdstuk 5 Overige onderzoeksaspecten

5.1 Externe veiligheid

Bij de totstandkoming van het moederplan zijn door Peutz Adviseurs de relevante externe veiligheidsaspecten onderzocht3 . Dit onderzoek dateert van 2014. Het onderzoek is 2 jaar oud. De gemeente Venray is van mening dat de resultaten van een dergelijk extern veiligheidsonderzoek nog actueel en bruikbaar zijn. Samengevat bleek uit dit onderzoek het volgende:

Risicovolle inrichtingen

In de omgeving aanwezige risicovolle inrichtingen zijn op dermate grote afstand gelegen dat deze geen knelpunt opleveren voor het bedrijventerrein 'De Hulst II' en de hier reeds aanwezige en/of toekomstige bedrijven.

Transport gevaarlijke stoffen

A73

De A73 kent ter hoogte van het bedrijventerrein geen 10-6 /jaar plaatsgebonden risicocontour. Uit berekeningen bleek verder dat de oriëntatiewaarde van het groepsrisico niet wordt overschreden voor de onderzochte scenario's. Wel bleek de overschrijdingsfactor van het groepsrisico hoger dan 10% van de oriëntatiewaarde wanneer het bedrijventerrein volledig tot ontwikkeling is gebracht. Deze toename is te kenmerken als significant. Dit betekent dat het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen over de A73 verantwoord diende te worden.


N270

De N270 kent ter hoogte van het bedrijventerrein evenmin 10-6 /jaar plaatsgebonden risicocontour. Uit berekeningen bleek verder dat ook de oriëntatiewaarde van het groepsrisico als gevolg van de N270 wordt overschreden wanneer het bedrijventerrein volledig tot ontwikkeling is gebracht. De toename is te kenmerken als significant. Dit betekende dat het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen over de N270 eveneens verantwoord diende te worden.


Spoorlijn Nijmegen – Roermond


In de nabijheid van het bedrijventerrein ligt de spoorlijn Nijmegen – Roermond. Omdat over dit spoor geen transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, werd dit spoortraject niet in het onderzoek betrokken.


Buisleidingen

Uit informatie van de Gasunie en de Risicokaart Limburg bleek dat in het zuiden van het bedrijventerrein (parallel aan de N270) een tweetal hogedruk aardgastransportleidingen zijn gelegen, te weten de leidingen Z-541-06-KR-004 en Z-541-07-KR-004.

Beide leidingen kennen ter hoogte van het bedrijventerrein geen 10-6 /jaar plaatsgebonden risicocontour. Uit de uitgevoerde berekeningen bleek dat de 1% letaliteitscontour het bedrijventerrein gedeeltelijk overlapt. Uit indicatieve berekeningen bleek dat de invloed van het aantal personen (tussen de 100% en 1% letaliteit) op het groepsrisico zeer gering was. Omdat in de verdere omgeving (binnen de invloedsgebieden) ook geen dichtbevolkte gebieden aanwezig zijn vormde het groepsrisico in relatie tot de ondergrondse aardgastransportleidingen geen belemmering.


Verantwoording van het groepsrisico
Uit de resultaten van het door Peutz uitgevoerde onderzoek uit 2014 bleek dat de risico's ten gevolge van het transport van gevaarlijke stoffen over de A73 en de N270 konden leiden tot risico's die (met name in relatie tot de N270) verantwoord diende te worden. Deze verantwoording is opgenomen in hoofdstuk 6 van het betreffende onderzoek. In de groepsrisicoverantwoording werd ingegaan op de aard van de risico's, voorzieningen en de aspecten schuilen en ontvluchten alsmede bereikbaarheid en bestrijdbaarheid.
Voor de volledige verantwoording van het groepsrisico kan worden verwezen naar de betreffende notitie. Op basis van de gemaakte afwegingen achtte de gemeente Venray de externe veiligheidssituatie voldoende verantwoord.

5.2 Ecologie

5.2.1 Gebiedsbescherming

Het besluitgebied is geheel in stedelijk gebied gelegen en maakt geen onderdeel uit van de Ecologische HoofdStructuur (EHS), Natura 2000-gebieden zoals Vogel- en Habitatrichtlijngebieden en beschermde natuurmonumenten (in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998) en (zeer) kwetsbare gebieden in het kader van de Wet ammoniak en veehouderij (Wav).

Ten noordoosten van het bedrijventerrein - op een afstand van ca. 1,5 km - ligt het Natura 2000-gebied Boschhuizerbergen. Dit bos- en natuurgebied behoort tot de Ecologische Hoofdstructuur en valt tevens onder de werking van de Habitatrichtlijn. Het meest nabijgelegen Beschermd Natuurmonument is de Rouwkuilen, dat op ca. 7 km ten westen van het bedrijventerrein ligt. Gezien de aard en kleinschaligheid van de voorgenomen functiewijziging (van groenvoorziening naar bedrijvigheid) en de afstand tot de bovengenoemd gebieden, zal dit plan geen invloed hebben op de ecologische waarden in deze gebieden.

5.2.2 Soortenbescherming

De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Naast een aantal in de wet (en daarop gebaseerde besluiten) vermelde specifieke mogelijkheden om ontheffing te verlenen van in de wet genoemde verboden, geeft de wet een algemene ontheffingsbevoegdheid aan de minister van LNV (artikel 75, lid 3). Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden.

Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menig soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.


Flora en fauna in het plangebied 

Via dit plan wordt een deel van de huidige groenstrook langs de Lullsche Pas en langs de N270 bij de aansluitende bedrijfskavels gevoegd. De groenstrook ligt op het talud waarop de N270 is gelegen. Dit talud is dichtbegroeid met bomen en bosschages. Daarachter ligt een primaire watergang (sloot) van het waterschap ( Lullsche Pas). Hierachter - aan de zijde van het bedrijventerrein - ligt het 'eigenlijke' plangebied van dit wijzigingsplan dat geheel bestaat uit gras-en weiland op hetzelfde maaiveldniveau als de aangrenzende bedrijfsgronden.

Om een goed beeld te krijgen van de mogelijke gevolgen van de met dit plan beoogde functiewijziging (van groenvoorziening naar bedrijvigheid) voor eventueel aanwezige beschermde dier- en plantensoorten binnen het plangebied e.o, dient nader onderzoek te worden uitgevoerd.

Bij de vaststelling van het moederplan heeft Econsultancy BV een quickscan flora en fauna uitgevoerd4 ter plaatse van twee deelgebieden binnen het bedrijfstterrein 'De Hulst II' . Het huidige plangebied is onderzocht als onderdeel van onderzoekslocatie B: industrieterrein De Hulst II. Dit onderzoek dateert van 2014. Het onderzoek is 2 jaar oud. De gemeente Venray is van mening dat de resultaten van een dergelijke quickscan flora en fauna nog actueel en bruikbaar zijn.

Uit deze quickscan blijkt dat er in dit deelgebied geen beschermde soorten zijn te verwachten. Wel dient rekening gehouden te worden met de algemene zorgplicht, met het broedseizoen en met de mogelijke aanwezigheid van een vliegroute voor vleermuizen langs de N270. Overtreding van de Flora- en faunawet is dan niet aan de orde.

5.3 Cultuurhistorie en archeologie

Cultuurhistorische waarden in een stedelijk gebied kunnen betrekking hebben op:

  • 1. bebouwde cultuurhistorie (monumenten/historische stedenbouw/molenbiotoop);
  • 2. archeologische waarden.


Ad 1.

Binnen het plangebied e.o. is geen gemeentelijk of rijksmonument aanwezig. Het plangebied is verder niet gelegen in een molenbiotoop van een windmolen.


Ad 2. 

Ten aanzien van archeologie is het uitgangspunt dat het archeologisch erfgoed moet worden beschermd op de plaats waar het wordt aangetroffen. Dit vloeit voort uit het Europese Verdrag van Valetta (1992) inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed en de Wet op de archeologische monumentenzorg die de Monumentenwet 1988 deels heeft aangepast. Gezien dit uitgangspunt mogen bekende archeologische monumenten niet aangetast worden en moet in geval van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden met een archeologische verwachting, in principe een inventariserend en waarderend vooronderzoek plaatsvinden.

Volgens zowel de archeologische beleidskaart van de gemeente Venray uit 2008 als de geactualiseerde en in 2013 vastgestelde versie is het plangebied gelegen in een gebied met een lage archeologische verwachting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.WBP16001-va01_0007.jpg"

uitsnede archeologische beleidskaart Venray

Gebieden met een lage archeologische verwachting zijn bij de vaststelling van de archeologische beleidskaart in principe geheel vrijgegeven ten behoeve van ruimtelijke ontwikkelingen.

5.4 Waterparagraaf

Het moederplan bevat een waterparagraaf (paragraaf 4.3) waarin het gekozen systeem van duurzame hemelwaterverwerking wordt toegelicht. Het onderhavige plan brengt geen wijzigingen in dit gekozen systeem.

Bedrijven op het bedrijventerrein bergen en infiltreren het regenwater primair op het eigen terrein. Ten zuiden van de Deurneseweg (N270) is verder een nieuwe wadi ten behoeve van het bedrijventerrein aangelegd. Het regenwater dat valt in het openbare gebied wordt op een conventionele wijze via kolken en een hwa-stelsel naar deze bergingsvoorziening afgevoerd.

5.5 Niet gesprongen explosieven (NGE)

Het gehele grondgebied van Venray heeft in de 2e wereldoorlog zwaar onder vuur gelegen. Bij eventuele ontwikkelingen of uitbreidingen in dit gebied, waar na de 2e wereldoorlog nog niet in de grond werd geroerd en er geen nadere onderzoeken hebben plaats gevonden, dient er uit het oogpunt van veiligheid en zorgvuldigheid gezocht te worden naar NGE's.

Hoofdstuk 6 Juridische vormgeving

6.1 Algemeen

Het wijzigingsplan heeft als doel het planologisch-juridisch kader te geven voor de ontwikkeling van het beschreven plan. Dit wijzigingsplan bestaat uit de volgende onderdelen:

  • plantoelichting;
  • planregels;
  • verbeelding.

Bij het opstellen van het onderhavige wijzigingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Artikel 8.2.1 Bro geeft voor wat betreft de vormgeving en opmaak van wijzigingsplannen en uitwerkingsplannen overgangsrecht. Een wijzigingsplan en uitwerkingsplan moet worden vormgegeven en ingericht in overeenstemming met het moederplan. Hierbij geldt als eis dat het ontwerp van het moederplan ter inzage is gelegd voor 1 januari 2010.

Dit wijzigingsplan is gebaseerd op het bestemmingsplan 'De Hulst II' van de gemeente Venray (hier ook genoemd: het moederplan)). Het ontwerpplan heeft vanaf 28 februari 2014 tot en met 10 april 2014 ter inzage gelegen en is op 1 juli 2014 door de raad vastgesteld.

Het moederplan is vormgegeven met toepassing van de standaarden ruimtelijke ordening 2012 , zoals opgenomen in de regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 11 juli 2012, nr. IENM/BSK-2012/55325, houdende de vaststelling van digitale standaarden voor de ruimtelijke ordening, Stcrt. 2012, 14821. Dit betekent dat de standaarden ruimtelijke ordening 2012 ook in acht genomen dienen te worden bij de opstelling van dit wijzigingsplan.

6.2 Toelichting op de verbeelding

De verbeelding bestaat uit een digitale geometrische bepaling en weergave van het plangebied en alle planobjecten in een GML-bestand alsmede uit één analoge kaart op een schaal van 1: 1000. Ook hier geldt dat aangesloten is bij de systematiek van het moederplan.

6.3 Toelichting op de regels

De regels van het bestemmingsplan 'De Hulst II', zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Venray op 1 juli 2014 en zoals vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0984.BP14001-va01, zijn integraal van toepassing op het wijzigingsplan 'De Hulst II, wijziging 1' van de gemeente Venray, zoals vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0984.BP.WBP16001-va01.

 

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische uitvoerbaarheid

De ontwikkeling van de locatie vindt plaats op initiatief van en onder regie van de gemeente Venray. De betreffende grond wordt toegevoegd aan de bestaande grondexploitatie Hulst II. In deze grondexploitatie worden de kosten en baten tegen elkaar afgezet. De kosten worden terugverdiend door de uitgifte van bouwrijpe grond. Uit de grondexploitatie blijkt dat het plan financieel en economisch uitvoerbaar is.

7.2 Handhaving

De doelstellingen van het ruimtelijke beleid kunnen slechts verwezenlijkt worden, indien de regels van het bestemmingsplan worden nageleefd. De gemeenten Horst aan de Maas en Venray hebben sinds 1 april 2005 via een gemeenschappelijke regeling hun handhavingscapaciteit gebundeld. Beleidsuitgangspunten voor toezicht en handhaving zijn vastgelegd in de Nota Integraal Handhavingsbeleid Horst een de Maas en Venray (2012-2015). Het beleidsplan bevat naast visie, doelstellingen en prioriteiten ook de werkwijzen hoe met geconstateerde overtredingen wordt omgegaan en welke strategieën daarbij worden gevolgd. Ook wordt invulling gegeven aan de vele eisen die wet- en regelgeving aan de gemeentelijke taakuitvoering stelt.

De gemeenten Horst aan de Maas en Venray voeren hun handhavingstaken uit op basis van de volgende visie. De gemeenten Horst aan de Maas en Venray stellen een ,gezonde, veilige, leefbare en groene leefomgeving centraal. Handhaving is één van de middelen om de kwaliteit van wonen, leven en werken te behouden en te versterken. Het bestuur streeft naar een gestructureerd en integraal handhavinqsbeleid waarbij preventief beleid voorop staat. De betrokkenheid en het eigen verantwoordelijkheidsbesef van de burgers, bedrijven en instellingen moeten daarbij worden vergroot. Als de preventieve inzet (informatievoorziening) niet werkt en het geschonken vertrouwen wordt beschaamd, volgt daadwerkelijke handhavend optreden. Zo krijgt iedereen de aanpak die hij/ zij verdient.

De uit deze visie voorvloeiende doelstellingen en beleidsuitgangspunten van het handhavingsbeleid zijn:

1. Appelleren aan de eigen verantwoordelijkheid.

2. Preventie gaat boven repressie.

3. Draagvlak creëren.

4. Klantgericht handelen.

5. Alleen noodzakelijke en handhaafbare kaders stellen.

Concreet betekent dit dat nadrukkelijk wordt ingezet op preventie. Leidend uitgangspunt is dat burgers, bedrijven en instellingen worden vertrouwd in een rechtmatige uitoefening van hun activiteiten. Er wordt daarbij van uitgegaan dat het maatschappelijk veld met gerichte voorlichting en communicatie, verantwoordelijk kan worden gemaakt (en gehouden) voor de naleving van voor hen geldende wet- en regelgeving. Daarbij past een bewuste differentiatie van de handhavingsinzet. ln een jaarlijks op te stellen handhavinqsuitvoeringsprogramma (HUP) worden de prioriteiten vertaald naar actie. Het jaarlijkse HUP wordt vastgesteld door de colleges van burgemeester en wethouders van beide gemeenten en ter kennis gebracht van de gemeenteraden.

7.3 Procedure en maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.3.1 Procedure

De te volgen procedure voor het voorbereiden van een wijzigingsplan is wettelijk voorgeschreven in artikel 3.9a Wro. Dit artikel stelt het navolgende:

Artikel 3.9a

  • 1. Op de voorbereiding van een wijziging of uitwerking van een bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat de kennisgeving bedoeld in artikel 3:12 van die wet, tevens langs elektronische weg geschiedt, dat het ontwerpbesluit met de hierbij behorende stukken tevens langs elektronische weg beschikbaar wordt gesteld, dat burgemeester en wethouders binnen acht weken na afloop van de termijn van terinzageligging omtrent de uitwerking of wijziging besluiten. Op het besluit tot vaststelling van een wijziging of uitwerking van een bestemmingsplan is artikel 3.8, derde lid, van overeenkomstige toepassing.
  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op de afwijzing van een aanvraag om een wijziging of uitwerking van een bestemmingsplan vast te stellen.
  • 3. Tot een afwijzing als bedoeld in het tweede lid besluiten burgemeester en wethouders zo spoedig mogelijk, doch in elk geval binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.
  • 4. Een besluit tot vaststelling van een wijziging of uitwerking van een bestemmingsplan treedt in werking met ingang van de dag na die waarop de beroepstermijn afloopt.

7.3.2 Wettelijk overleg

In het kader van het wettelijk overleg heeft de provincie Limburg door middel van een e-malbericht van 13 december 2016 gereageerd op dit plan. Het plan is beoordeeld op de adequate doorwerking van de provinciale belangen.De beoordeling van het plan geeft de provincie geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. De reactie van de provincie is als bijlage bij deze toelichting opgenomen.

7.3.3 Procedure ontwerp-wijzigingsplan

Het ontwerp-wijzigingsplan is op 29 juni 2017 gepubliceerd in het Gemeenteblad en was vanaf dat moment ook digitaal raadpleegbaar via www.ruimtelijkeplannen.nl. Het ontwerp-wijzigingsplan heeft verder van vrijdag 30 juni t/m donderdag 10 augustus 2017 voor een ieder ter inzage gelegen in het klantencontactcentrum in het gemeentehuis van Venray. Er zijn in deze periode geen schriftelijke of mondelings zienswijzen ingediend.

bijlagen bij toelichting