direct naar inhoud van Artikel 4 Bijgebouwen bij de bestemming Wonen
Plan: Ringweg 35 Ysselsteyn
Status: vastgesteld
Plantype: projectbesluit
IMRO-idn: NL.IMRO.0984.PRB09032-va01

Artikel 4 Bijgebouwen bij de bestemming Wonen

  • 1. Ongeacht de overige bepalingen in dit artikel dient tenminste 50% van het achtererf onbebouwd en onoverdekt te blijven.

  • 2. Het oprichten van bijgebouwen bij gestapelde woningen is niet toegestaan.

  • 3. Voor het bouwen van bijgebouwen tegen de achtergevel gelden de volgende bepalingen:
  • a. bij woningen mogen bouwwerken tegen de achtergevel van het hoofdgebouw worden gebouwd over de volle breedte van het hoofdgebouw en met een diepte tot 4 m., mits het bepaalde in lid 1 in acht wordt genomen;
  • b. de goothoogte van het bijgebouw mag maximaal 3 m. bedragen tenzij deze aan een woning met meerdere bouwlagen wordt gebouwd; in dat geval mag de goothoogte niet hoger zijn dan 0.25 m. boven de vloer van de eerste verdieping van die woning.

  • 4. Voor het bouwen van bijgebouwen bij tussenwoningen, gelden de volgende bepalingen:
  • a. de situering van bijgebouwen is alleen toegestaan op het zij- en achtererf met uitzondering van de aan- en/of uitbouwen als bedoeld in lid 10 van dit artikel;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 20 m². Bij de berekening van deze oppervlakte blijft de oppervlakte van het toegestane bijgebouw als bedoeld in lid 3 buiten beschouwing;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b. mag de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen meer dan 20 m² bedragen mits het achtererf– ook na het realiseren van een bijgebouw als bedoeld in lid 3 – voor niet meer dan 50% is bebouwd met een maximum oppervlakte van 40 m²;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 3m. bedragen, tenzij het bijgebouw aan een woning met meerdere bouwlagen wordt aangebouwd. In dat geval mag de goothoogte niet hoger zijn dan 0.25 m. boven de vloer van de eerste verdieping van die woning;
  • e. de nokhoogte mag niet meer bedragen dan 4.50 m.;
  • f. de dakhelling van een eventuele kap mag niet meer bedragen dan 45°; overigens dient deze aangekapt dan wel in de vorm van een zadeldak gerealiseerd te worden;
  • g. het bepaalde onder e. en f. is niet van toepassing indien het hoofdgebouw met een plat dak is uitgevoerd. In dat geval dienen de bijgebouwen eveneens met plat dak te worden uitgevoerd en mag de hoogte niet meer bedragen dan 3 m. tenzij het bijgebouw aan een woning met meerdere bouwlagen wordt aangebouwd. In dat geval mag de hoogte niet hoger zijn dan 0,25 m. boven de vloer van de eerste verdieping van die woning;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder f. mag een serre of een transparante overkapping met een hellend of plat dak worden uitgevoerd, mits de maximum hoogte niet meer bedraagt dan 3 m. en de minimum hoogte niet minder bedraagt dan 2.20 m.;
  • i. bij een garage dient aan de voorzijde een opstelruimte van minimaal 5 m. op eigen terrein in acht te worden genomen;
  • j. de voorgevel van een bijgebouw dient minimaal 2.50 m. ten opzichte van de voorgevellijn van de hoofdbebouwing terug te liggen m.u.v. aan- en/of uitbouwen als bedoeld in lid 10;
  • k. bijgebouwen op het achtererf bij woningen in een hoeksituatie mogen niet vóór de voorgevel van de dwars op het perceel staande voorgevellijn geplaatst worden. In afwijking hiervan is een aangebouwd bijgebouw tot 4 m. achter de achtergevellijn toegestaan.

  • 5. Van de maat van minimaal 2.50 m. als bedoeld in lid 4 sub j kunnen Burgemeester en Wethouders vrijstelling verlenen indien dat:
  • a. acceptabel is ter afstemming op het bestaande of mogelijke toekomstige straatbeeld;
  • b. en er een vrije ruimte van 3 m. op het eigen terrein overblijft.

  • 6. Aanvullend op het bepaalde in lid 4, sub b en sub c van dit artikel is de bouw van een carport toegestaan, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  • a. de carport wordt gebouwd op het achtererf;
  • b. het oppervlak van de carport niet meer dan 20 m² bedraagt;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.;
  • d. het achtererf grenst aan de openbare weg.

  • 7. Voor het bouwen van bijgebouwen bij eindwoningen en (half) vrijstaande woningen gelden de volgende bepalingen:
  • a. de situering van bijgebouwen is alleen toegestaan op het zij- en achtererf met uitzondering van de aan- en uitbouwen als bedoeld in lid 10 van dit artikel;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen mag maximaal 50 m2 bedragen. Bij de berekening van deze oppervlakte blijft de oppervlakte van het toegestane bijgebouw als bedoeld in lid 3 buiten beschouwing;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b. mag de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen meer dan 50 m2 bedragen mits het achtererf ook na het realiseren van een bijgebouw als bedoeld in lid 3 voor niet meer dan 40% wordt bebouwd met een maximum oppervlakte van 70 m2;
  • d. bij een vrijstaande woning dient één zijerf onbebouwd en onoverdekt te blijven, met uitzondering van het bepaalde in lid 10;
  • e. de goothoogte mag niet meer dan 3 m. bedragen, tenzij het bijgebouw aan een woning met meerdere bouwlagen wordt aangebouwd. In dat geval mag de goothoogte niet hoger zijn dan 0.25 m. boven de vloer van de eerste verdieping van die woning;
  • f. de nokhoogte mag niet meer bedragen dan 4.50 m.;
  • g. de dakhelling van een eventuele kap mag niet meer bedra-gen dan 45°; overigens dient deze aangekapt dan wel in de vorm van een zadeldak gerealiseerd te worden;
  • h. het bepaalde onder f. en g. is niet van toepassing indien het hoofdgebouw met een plat dak is uitgevoerd. In dat geval dienen de bijgebouwen eveneens met plat dak te worden uitgevoerd en mag de hoogte niet meer bedragen dan 3 m. tenzij het bijgebouw aan een woning met meerdere bouwlagen wordt aangebouwd. In dat geval mag de hoogte niet hoger zijn dan 0.25m. boven de vloer van de eerste verdieping van die woning;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder g. mag een serre of een transparante overkapping met een hellend of plat dak worden uitgevoerd, mits de maximum hoogte niet meer bedraagt dan 3 m. en de minimum hoogte niet minder bedraagt dan 2.20 m.;
  • j. bij een garage dient aan de voorzijde een opstelruimte van minimaal 5 m. op eigen terrein in acht te worden genomen;
  • k. de voorgevel van een bijgebouw dient minimaal 2.50 m. ten opzichte van de voorgevellijn van de hoofdbebouwing terug te liggen m.u.v. aan- en/of uitbouwen als bedoeld in lid 10;
  • l. bijgebouwen op het achtererf bij woningen in een hoeksituatie mogen niet vóór de voorgevel van de dwars op het perceel staande voorgevellijn geplaatst worden. In afwijking hiervan is een aangebouwd bijgebouw tot 4 m. achter de achtergevellijn toegestaan.

  • 8. Van de maat van minimaal 2.50 m. als bedoeld in lid 7 sub k kunnen Burgemeester en Wethouders vrijstelling verlenen indien dat:
  • a. acceptabel is ter afstemming op het bestaande of mogelijke toekomstige straatbeeld;
  • b. er een vrije ruimte van 3 m. op het eigen terrein overblijft.

  • 9. Aanvullend op het bepaalde in lid 7, sub b en sub c, van dit artikel is de bouw van een carport toegestaan indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  • a. de carport wordt gebouwd op het zij- of achtererf;
  • b. het oppervlak van de carport niet meer dan 20 m² bedraagt;
  • c. de carport niet meer dan 2.50m. voor de voorgevellijn van het hoofdgebouw komt te liggen;
  • d. indien de carport wordt gebouwd op het achtererf bij een hoeksituatie mag deze niet meer dan 2.50 m. voor de voorgevellijn die dwars op het perceel ligt komen te liggen voor zover deze bouw niet plaatsvindt op terreinen met de aanduiding "tuin";
  • e. in afwijking van het bepaalde onder sub c en sub d mag de afstand van 2.50 m. worden vergroot mits er voor de carport een ruimte van ten minste 3 m. op eigen terrein overblijft;
  • f. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.;
  • g. voor de voorgevellijn geen tot de constructie behorende wanden liggen.

  • 10. Met betrekking tot de aanbouw tegen de voor- en/of zijgevel gelden de volgende bepalingen:
  • a. aan de bestaande hoofdbouw is het toegestaan om aan de voor- en/of zijgevel een aan- en/of uitbouw te realiseren met dien verstande dat:
  • 1. deze mogelijkheid alleen bestaat voor ondergeschikte bouwdelen zoals erkers, ingangspartijen, overkappingen en hiermee gelijk te stellen bouwdelen;
  • 2. deze aan- en/of uitbouw maximaal 1 m. diep mag zijn;
  • 3. de aanbouw gemeten vanaf de gevel van de bestaande woning, maximaal de helft van de breedte van de betreffende gevel mag beslaan;
  • 4. de goothoogte niet meer dan 3 m. mag bedragen, tenzij de aan- en/of uitbouw aan een woning met meerdere bouwlagen wordt gebouwd. In dat geval mag de goothoogte niet hoger zijn dan 0.25 m. boven de vloer van de eerste verdieping van die woning;
  • b. van de maximale diepte van 1 m. bij sub a. onder 2 van dit artikel kunnen Burgemeester en Wethouders vrijstelling verlenen voor de bouw van een aan- en/of uitgebouwd toegangsportaal aan de voorgevel met een diepte van maximaal 2 m. indien:
  • 1. de afmetingen van het oorspronkelijke toegangsportaal dit rechtvaardigen en deze grotere diepte een stedenbouwkundige dan wel architectonische meerwaarde heeft dan wel;
  • 2. aangetoond kan worden dat de grotere diepte voor een normaal gebruik noodzakelijk is.