Plan: | Peelweg 10-12-14/Deurneseweg 120-122 Ysselsteyn |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0984.BP22033-va01 |
Voorliggend plan betreft het verplaatsen van het recht voor een bedrijfswoning van Deurneseweg 120-122 in Ysselsteyn naar de locatie Peelweg 10-12-14 in diezelfde plaats, alsmede het herschikken van bestaande bouwvlakken van bedrijven binnen het plangebied.
De voorgaande ontwikkelingen passen niet in het geldende bestemmingsplan. Omdat het initiatief wel passend is op de locatie, wordt medewerking verleend aan een wijziging van het bestemmingsplan. In dit document wordt dit toegelicht en gemotiveerd waarom dat kan volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
Het plangebied bestaat uit twee deellocaties in Ysselsteyn, gemeente Venray. Het gaat om de Deurneseweg 120-122 en de Peelweg 10-12-14. Beide locaties bevinden zich in het buitengebied van deze kern. Onderstaande afbeelding toont globaal de ligging van de plangebieden in de omgeving.
De twee deellocaties en de omgeving van Ysselsteyn (bron: OpenStreetMap)
Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van de bestaande situatie en van het plan. Daarna wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid. In hoofdstuk 4 wordt de haalbaarheid van het project getoetst op grond van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Ook wordt ingegaan op de economische haalbaarheid van het plan. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de juridische opzet van het plan. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de wijze hoe burgers en andere belanghebbenden betrokken zijn bij het plan (maatschappelijke uitvoerbaarheid). Hierin zijn de uitkomsten van inspraak, vooroverleg en zienswijzen opgenomen.
In dit hoofdstuk wordt het initiatief beschreven. Eerst wordt ingegaan op de bestaande situatie van het plangebied en de relatie met de omgeving. Daarna wordt ingezoomd op het beoogde initiatief.
Ysselsteyn is een ontginningsdorp in noord-Limburg, gesticht in 1921. Het dorp ligt grofweg halverwege de grotere plaatsen Venray en Deurne. De N270, tussen Ysselsteyn en Venray ook bekend als de Deurneseweg, vormt de verbindingsweg tussen deze plaatsen.
Deurneseweg 120-122
Aan de Deurneseweg bevindt zich een van de deellocaties van voorliggend plan. De locatie ligt in het buitengebied, waar een lage mate van bebouwing is. Aan de Deurneseweg bevinden zich enkele (agrarische) bedrijven met bedrijfswoningen. Daaromheen bevinden zich ruim opgezette akkers en velden. Aan de overkant van het plangebied bevindt zich natuurgebied De Rouwkuilen. Dit gebied kenmerkt zich door de naaldbomen en het ven die daar aanwezig zijn.
Op de locatie bevinden zich een oude hoeve en een bedrijfswoning op het voorerf. Op het achtererf bevinden zich een klein stalletje en een cluster van grotere loodsen. De locatie wordt ontsloten via 2 inritten door de Deurneseweg. Het gebied ten westen van de stallen is verhard met betonplaten. Het gebied ten zuidoosten hiervan en ten zuidoosten van de oude hoeve is voorzien van halfverharding. De omgeving van de woning is in gebruik als tuin.
In het verleden was op deze locatie een traditioneel agrarisch loonbedrijf gevestigd, wat zich bezig hield met alle voorkomende werkzaamheden zoals grondbewerking, mest uitrijden, zaaien, onkruidbestrijding, oogsten van gewassen of werken met een mobiele kraan of verreiker. Door de schaalvergroting binnen de sector zijn deze traditionele loonbedrijven zich gaan specialiseren in specifieke werkzaamheden. Zo zijn er loonbedrijven die uitsluitend mest rijden, uitsluitend onkruid bestrijden of uitsluitend gewassen oogsten. De traditionele loonbedrijven van vroeger bestaan niet of nauwelijks meer. Ook het loonbedrijf aan de Deurneseweg bestaat niet meer, de activiteiten zijn eind jaren negentig gestaakt. De locatie stond al meerdere jaren te koop maar omdat er niet of nauwelijks traditionele loonbedrijven meer zijn, laat staan die nog willen investeren in een nieuwe locatie, was de locatie aan het verrommelen en verpauperen.
De locatie is onlangs in gebruik genomen door een landbouwverwant bedrijf (verreikerbedrijf). Het bedrijf is gespecialiseerd in horizontale en verticale transporten met verreikers en is actief in de bouwwereld, met name in de agrarische sector. Het verreikerbedrijf heeft zich gespecialiseerd in loonwerk met verreikers en is hoofdzakelijk (>85%) actief in de agrarische sector. Het bedrijf assisteert met bemande verreikers bij werkzaamheden zoals asbestverwijdering, leggen van daken en zonnepanelen, bouw- en verbouwwerkzaamheden, snoeiwerkzaamheden, vervoer van machines en landbouwwerktuigen, en andere voorkomende werkzaamheden. Hiermee is het bedrijf passend binnen de functieaanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – landbouwverwant bedrijf’ van het ter plaatse geldende bestemmingsplan (zie paragraaf 3.3.7).
Op 16 juni 2023 is een omgevingsvergunning verleend voor het oprichten van een nieuw bedrijfsgebouw ten behoeve van het verreikerbedrijf. Navolgende afbeelding geeft een impressie van de deellocatie.
Luchtfoto ligging deellocatie Deurneseweg 120-122, Ysselsteyn (bron: PDOK viewer)
Peelweg 10-12-14
De andere deellocatie, Peelweg 10-12-14, bevindt zich circa twee kilometer ten noordwesten van de locatie aan de Deurneseweg. Ook in de omgeving van deze locatie is agrarische grond aanwezig. Ten westen en noorden van het plangebied bevindt zich eveneens een natuurgebied, met daarachter een autocircuit (Raceway Venray) en een militair terrein (Luitenant-generaal Bestkazerne, voorheen luchtmachtbasis De Peel).
In de huidige situatie zijn 4 bedrijven met een verschillend bedrijfstype aanwezig. Van deze vier bedrijfslocaties zijn twee locaties (Peelweg 10 en Peelweg 12) niet in eigendom bij initiatiefnemer. Volgens het bestemmingsplan vallen al deze vier bedrijven wel binnen één bouwvlak. Binnen deze deellocatie bevindt zich onder meer een grondverzetbedrijf (Peelweg 12), waar zand, grind, puingranulaat en andere gelijksoortige materialen zijn opgeslagen. Ook worden er machines en vrachtwagens van het grondverzetbedrijf gestald en is er een werkplaats aanwezig. Daarnaast wordt de locatie Peelweg 12 deels voor een tweede grondverzet bedrijf gebruikt. De totale oppervlakte van de bedrijfsgebouwen van dit adres bedraagt circa 2.800 m2.
Aan de Peelweg 10 bevindt zich een opslag en handel in gebruikte bouwmaterialen. De schuur toebehorende aan dit adres is circa 690 m2. Aan de Peelweg 14 bevindt zich een opslag van quads en trikes. De schuren van dit adres hebben een oppervlakte van circa 830 m2.
Luchtfoto ligging deellocatie Peelweg 10-12-14, Ysselsteyn (bron: PDOK viewer)
Deurneseweg 120-122
Omdat de huidige opzet van het terrein niet volledig past ten aanzien van de bedrijfsvoering, is herontwikkeling benodigd. Hiermee is tevens, in combinatie met de bij dit plan horende landschappelijke inpassing, een verbetering van de omgevingskwaliteit beoogd.
De herontwikkeling bestaat onder meer uit de sloop van de bedrijfswoning op de Deurneseweg 122 (het recht voor de bedrijfswoning verhuist naar de deellocatie aan de Peelweg). Op de locatie van de te slopen bedrijfswoning komt een bedrijfshal. Voor de bedrijfshal is reeds een vergunning verleend. Verder blijft de andere bedrijfswoning behouden ten behoeve van het verreikersbedrijf. Het overige deel van het terrein wordt heringericht. Als gevolg van deze ontwikkelingen worden het bestemmings- en bouwvlak gewijzigd. Het bouwvlak blijft hierbij gelijk in grootte. De met het plan gepaard gaande landschappelijke inpassing is opgenomen in bijlage 2 bij de regels en voorwaardelijk verplicht gesteld. Navolgende afbeelding geeft een impressie van de toekomstige situatie op de locatie.
Impressie toekomstige situatie Deurneseweg 120-122, Ysselsteyn
Verplaatsing naar een bedrijventerrein is nog steeds niet aan de orde. Het bedrijf past binnen de functieaanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – landbouwverwant bedrijf’ van het aan de Deurneseweg 120-122 geldende bestemmingsplan. Het wegbestemmen van de tweede bedrijfswoning en de vormverandering van het bouwvlak leidt ook niet tot een ander bedrijf dat niet meer passend zou zijn in het bestemmingsplan.
Verplaatsing zou ook betekenen dat de locatie Deurneseweg 120-122 opnieuw leeg komt te staan, geen nieuwe invulling krijgt, en weer zou verrommelen en verpauperen. Daarnaast zou dan, vanwege het gebrek aan een beschikbare kavel op een bedrijventerrein, het bedrijventerreinen uitgebreid moeten worden, die uitbreiding zou dan weer ten koste gaan van landbouwgronden.
Peelweg 10-12-14
Het ene bouwvlak voor alle vier de bedrijven wordt gewijzigd naar vier aparte bouwvlakken met voor elk een andere aanduiding voor het bedrijfstype. Dit sluit aan bij de feitelijke situatie. Met het creëren van meerdere bouwvlakken wordt duidelijk wat het maximum bebouwd oppervlakte per bedrijf en per eigenaar is, waar dit nu één maximum is voor alle bedrijven samen. Ook wordt duidelijk welk bedrijfstype waar is toegestaan. Navolgende afbeelding toont de nieuwe opdeling van het plangebied. Het maximum bebouwd oppervlak dat met dit bestemmingsplan per bedrijf wordt toegestaan, is bepaald op basis van de bestaande bebouwing (die met omgevingsvergunningen in afwijking van het bestemmingsplan tot stand is gekomen):
Peelweg 14: 830 m²
perceel tussen Peelweg 12 en 14: 970 m²
Peelweg 12: 1.830 m²
Peelweg 10: 690 m²
In paragraaf 2.1 is beschreven dat bij drie van de vier bedrijven een bedrijfswoning aanwezig is.Vanuit het belang van toezicht en een efficiënte bedrijfsvoering is een bedrijfswoning bij het vierde bedrijf op deze locatie benodigd. Deze bedrijfswoning wordt mogelijk gemaakt door het recht voor de tweede bedrijfswoning aan de Deurneseweg 122 te verplaatsen en toe te voegen aan het vierde bedrijf aan de Peelweg. Door de verplaatsing ontstaat daarmee per saldo geen toename van dergelijke bedrijfswoningen in het buitengebied van Venray. De nieuwe bedrijfswoning aan de Peelweg zal gerealiseerd worden tussen de adressen Peelweg 12 en Peelweg 14, zoals op navolgende afbeelding zichtbaar is. Ten behoeve van de ontwikkeling is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld, welke is opgenomen in bijlage 3 bij de regels.
Toekomstige situatie Peelweg 10-12-14, Ysselsteyn (bron: Michels Advies b.v.)
In een duurzame leefomgeving wordt bewust omgegaan met energie, klimaat, grondstoffen, ruimte, water en groen. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn een logisch moment om de verschillende aspecten van duurzame stedenbouw vanaf het begin in de planvorming mee te nemen.
Bouwbesluit
Het Bouwbesluit stelt eisen aan energiezuinigheid van nieuwe woningen en utiliteitsgebouwen. De maat voor energiezuinigheid heet Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC). Voor woningen geldt sinds 2015 een Energie Prestatie Coëfficiënt van 0,4 op gebouwniveau. Vanaf 2020 wordt deze verlaagd richting een coëfficiënt dichter bij de nul. Vanaf 2020 moeten alle nieuwe gebouwen voldoen aan de BENG-eisen. Dit is rijksbeleid, waarbij BENG staat voor Bijna EnergieNeutrale Gebouwen.
Naast energieprestatie-eisen voor nieuwbouw gelden er ook eisen bij verbouw en renovatie. Volgens het Bouwbesluit, artikel 5.6 lid 1, geldt voor thermische isolatie het rechtens verkregen niveau, met als ondergrens Rc = 1,4 m2K/W. Voor de luchtvolumestroom geldt het rechtens verkregen niveau. Tevens gelden er voorwaarden voor het toepassen van hernieuwbare energie bij een ingrijpende innovatie (meer dan 25% van de oppervlakte van de gebouwschil). Bij hernieuwbare energie gaat het om duurzame of groene energie die afkomstig is van natuurlijke bronnen die constant worden aangevuld. Zonnepanelen, een warmtepomp of warmtenet zijn hiervan voorbeelden.
Kansen
Bij de herinrichting van een perceel en bij nieuwbouw liggen kansen om duurzaamheid te verbeteren. Het energieneutraal maken van een gebouw kan beter bij de bouw dan achteraf. Nieuwbouw biedt de kans om meteen voor een duurzame wijze van verwarming te kiezen, maar ook andere duurzaamheidsaspecten zijn bij nieuwbouw relatief eenvoudig te realiseren, zoals het opwekken van duurzame energie. De nieuwe woning kan worden voorzien van zonnepanelen en een warmtepomp. Voor de opwek van zonne-energie is het raadzaam rekening te houden met de oriëntatie van het dak. Het is van belang de kansen voor het opwekken van duurzame energie te benutten om de gestelde toename van duurzaam opgewerkte energie te behalen. Sinds 01-07-2018 moeten nieuwe woningen gasloos worden gebouwd.
Daarnaast kan bij de inrichting van de buitenruimte rekening worden gehouden met water- en hittestress. Het aanplanten van groen is goed voor de klimaatbestendigheid, omdat het bijdraagt aan het verminderen van de hittestress en het verbeteren van het watervasthoudend vermogen van het gebied. Bij het aanleggen van groensingels en hagen/bomen kan rekening worden gehouden met het gebruik van inheemse soorten. Tevens zijn op platte daken sedum- of grasdaken mogelijk. Dit is naast wateropvang goed als isolerende maatregel bij extreme temperaturen. Ook overstekken op de juiste plaats kan bijdragen aan minder zonnestraling in huis bij hete zomers. Daarnaast kan er gedacht worden aan het hergebruik van materialen, het gebruik van circulaire isolatiematerialen en natuurinclusief bouwen.
Planspecifiek
Met voorliggend plan worden kansen voor duurzaamheid benut. Voor beide locaties geldt dat hemelwater geborgen wordt op eigen terrein. Het hemelwater wordt tevens gescheiden van het afvalwater. Bij de landschappelijke inpassing van de Deurneseweg worden wijzigingen ten behoeve van waterinfiltratie aangebracht. Tevens wordt gebruik gemaakt van inheemse soorten bij het aanleggen van groen.
Bij het bouwen van de bedrijfsbebouwing aan de Deurneseweg wordt aandacht besteed aan de mogelijkheden tot het gebruiken van duurzame bouwmaterialen. Hier kan ook bij het bouwen van de bedrijfswoning rekening mee worden gehouden. Tevens wordt gekeken naar circulaire isolatiematerialen, zoals houtvezel of hennep. Het toepassen van dit soort materialen leidt potentieel tot het bevorderen van het leefklimaat en het langdurig opslaan van CO2. Vrijkomende materialen bij de sloop van de bedrijfswoning aan de Deurneseweg (zoals dakpannen, metselstenen en houten balken) worden 'geoogst' om te kunnen worden hergebruikt voor de restauratie van vergelijkbare boerderijen uit die bouwperiode.
Met de eerder gerealiseerde vestiging van het bedrijf aan de Deurneseweg is er sprake van hergebruik van een in onbruik geraakte locatie. Hiermee is sprake van een nieuwe economische drager van de locatie. Met de sloop van de oude, kwalitatief slechte, bedrijfsgebouwen en de realisatie van een nieuw bedrijfsgebouw dat aan alle eigentijdse eisen voldoet, vindt een algehele verduurzaming plaats.
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Alles met zorg voor een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving.
Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen, geeft het richting op de vier prioriteiten en helpt keuzes maken waar dat moet. Want niet alles kan overal. Deze visie is ontwikkeld in nauwe samenwerking met provincies, gemeenten, waterschappen, maatschappelijke instellingen en burgers.
De NOVI is vastgesteld op grond van de geldende regelgeving omdat de Omgevingswet nog niet in werking is. De NOVI voldoet tevens aan de eisen die de Omgevingswet stelt aan een omgevingsvisie. Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze omgevingsvisie dan ook gelden als de Nationale Omgevingsvisie in de zin van deze wet.
Met de komst van de NOVI komen meerdere nationale beleidsstukken te vervallen, waaronder de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Strategisch relevante delen van de SVIR en het Barro worden echter opgenomen in de NOVI en blijven daarmee ook na inwerkingtreding van de NOVI gelden. Dit bestemmingsplan zal daarom ook aan dit beleid worden getoetst.
Gebiedsgericht
De NOVI benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de ecologische hoofdstructuur), de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen.
In het Barro waren regels opgesteld waarmee deze gebiedsbescherming juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht zijn deze regels aanvullend vastgelegd.
Ladder duurzame verstedelijking
Een meer algemeen onderwerp uit de SVIR is 'duurzame verstedelijking'. Via de 'ladder voor duurzame verstedelijking' wordt een zorgvuldige afweging en besluitvorming geborgd bij ruimtelijke vraagstukken in stedelijk gebied. Het gebruik van deze ladder is opgenomen in het Bro (artikel 3.1.6 onder 2).
De ladder richt zich op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. In de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient de behoefte aan die ontwikkeling te worden beschreven. Als de ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied plaatsvindt, moet bovendien gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Het Bro beschrijft wat een stedelijke ontwikkeling is: "een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen." Onder 'bestaand stedelijk gebied' wordt het volgende verstaan: "bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur."
Planspecifiek
Gebiedsgericht
De deellocaties uit dit plan liggen niet in een van de aangewezen gebieden van de SVIR en het Barro. Het initiatief raakt daarmee op voorhand niet aan één of meer aspecten met een nationaal ruimtelijk belang.
Ladder duurzame verstedelijking
Uit jurisprudentie blijkt dat van een stedelijke ontwikkeling kan worden gesproken als een woningbouwontwikkeling bestaat uit 12 nieuwe woningen of meer. Voorliggend initiatief voorziet in de ontwikkeling van één nieuwe woning bij een bestaande bedrijfslocatie en de sloop van een woning. Hiermee neemt het aantal woningen als gevolg van het plan niet toe en kan in dat opzicht niet gesproken worden van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Daarnaast betreft het plan herschikking van bestaande bedrijfsbestemmingen, die niet voorzien in een wezenlijke toename van de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing ten opzichte van de vergunde situatie. De splitsing van het bouwvlak naar 4 bouwvlakken aan de Peelweg 10-12-14 (zoals beschreven in paragraaf 2.2) maakt hierin geen verschil. Aan de Deurneseweg 120-122 wordt geen uitbreiding van het bebouwd oppervlak voorzien. Gelet hierop is het initiatief ook vanuit dit opzicht niet aan te merken als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Het doorlopen van de ladder voor duurzame verstedelijking is niet nodig.
Het rijksbeleid staat uitvoering van dit plan niet in de weg.
Op 1 oktober 2021 is de Provinciale Omgevingsvisie Limburg vastgesteld. In de omgevingsvisie Limburg is de lange termijn visie van de provincie Limburg beschreven. In de visie staat beschreven hoe de provincie richting wil geven aan toekomstbestendige ontwikkeling en hoe daarbij steeds de balans wordt gezocht tussen het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving. De provincie geeft met deze visie een doorkijk voor de periode 2021 tot 2030 - 2050.
De omgevingsvisie Limburg vervangt het in 2014 vastgestelde Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL2014) en is in een interactief proces met overheden, semi - overheden, belangenvertegenwoordigers, andere partnerorganisaties en inwoners opgesteld. De visie bouwt deels voort op eerder gemaakte beleidskeuzes. Op andere onderdelen zijn nieuwe keuzes gemaakt.
In de omgevingsvisie staan drie hoofdopgaven centraal:
Deze opgaven spelen Limburg-breed, maar de accenten verschillen per gebied en per sector. Per sector is in de omgevingsvisie aangegeven wat de opgave is voor de sector, welke ambitie de provincie heeft met deze sector en welke keuzes worden gemaakt per sector. Ook voor de sector 'land- en tuinbouw' is op deze manier beschreven welke richting de provincie de komende jaren op wil.
Omgevingsverordening Limburg 2014
De Omgevingsverordening Limburg 2014 schept de regels die nodig zijn om het POL2014 juridische binding te geven. De Omgevingsverordening is een samenvoeging van de Provinciale milieuverordening, de Wegenverordening, de Waterwetverordening en de Ontgrondingenverordening. De verordening is uitgebreid met een nieuw hoofdstuk Ruimte, wat een aantal instrumenten bevat gericht op de doorwerking van het ruimtelijk beleid van het POL2014.
Omgevingsverordening Limburg 2021
De Omgevingsverordening Limburg 2021 treedt in werking bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Tot die tijd geldt de Omgevingsverordening Limburg 2014. De Omgevingsverordening Limburg 2021 voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
Planspecifiek
In de Omgevingsverordening Limburg zijn geen direct relevante artikelen opgenomen voor de voorgenomen ontwikkeling. Wel zijn er in de omgevingsvisie aanknopingspunten voor de ontwikkeling te vinden. Een ambitie ten aanzien van bedrijventerreinen is dat er eerst gekeken wordt naar hergebruik van bestaande bebouwing, daarna naar uitbreiding en vervolgens nieuwvestiging. Voor de deellocatie aan de Deurneseweg wordt de bestaande bedrijfsbebouwing hergebruikt, waardoor dit passend is binnen de omgevingsverordening. Aan de Peelweg verandert niets aan de omvang van het bedrijventerrein.
Voorliggend initiatief past binnen het provinciale beleid.
Op 27 juni 2019 is de Toekomstvisie Venray 2030 'Venray loopt voorop' vastgesteld. In deze visie heeft de gemeente Venray haar ambities opgesteld voor de ontwikkeling van de gemeente tot 2030. Deze visie vervangt de Strategische visie 2020 en de nota 'Venray, stad in de Peel (2025)'. De toekomstvisie geeft de gemeente een koers voor het omgaan met nieuwe trends en ontwikkelingen in de gemeente, zowel binnen de gemeenschap van Venray als in de regio. Belangrijke thema's uit de vorige strategische visie worden doorgezet in deze visie. 'Venray loopt voorop' heeft aandacht voor burgerparticipatie, de rol van de overheid, en regionale samenwerking, met name op het gebied van onderwijs, bedrijfsleven en in de naaste omgeving van inwoners. Hiermee speelt de toekomstvisie in op de nieuwe Omgevingswet. Daarnaast is er veel aandacht voor de kwalitatieve ontwikkeling van onder meer de leefomgeving. De uitdaging daarbij is om de ruimtelijke kwaliteit zowel in de stad, op het platteland als in de natuur op een hoog niveau te houden.
De gemeente Venray heeft voor de komende tien jaar de volgende vijf ambities geformuleerd.
In het Venray van 2030:
Planspecifiek
Voorliggend initiatief voorziet in het verplaatsen van het recht van een bedrijfswoning, almede het herschikken van de bestaande bedrijfsbestemmingen. Hierdoor komt een nieuwe bedrijfswoning op een meer geschikte plek. Het plan levert een positieve bijdrage aan de leef- en woonkwaliteit op het platteland.
Het initiatief past binnen de Toekomstvisie Venray 2030 'Venray loopt voorop'.
Op 2 november 2021 heeft de gemeente Venray de 'Omgevingsvisie Venray' vastgesteld. In de Omgevingsvisie gaat de gemeente in op de grote uitdagingen van de aankomende tijd en geeft de gemeente aan waar het naar toe wil in de toekomst. De Omgevingsvisie vormt de ruimtelijke vertaling van de strategische visie: Toekomstvisie 2030 'Venray loopt voorop'. De Omgevingsvisie is tot stand gekomen in samenwerking met inwoners, ondernemers en verenigingen uit de gemeente Venray. De volgende vijf ambities zijn geformuleerd:
Verder geeft de gemeente aan dat het de belangrijkste waarden (Erfgoed, Landschap, Natuur en Groen, Water en bodem en Stedenbouwkundig kader) wil beschermen en versterken. Daarbij wordt er rekening gehouden met klimaatverandering, de energietransitie en de woningbouw om het woningtekort op te lossen.
Planspecifiek
Voorliggend initiatief voorziet niet in het toevoegen van een nieuw bedrijf, maar in de verplaatsing ervan naar een meer passende locatie. Ook blijft het aantal bedrijfswoningen in het buitengebied gelijk. De locatie aan de Deurneseweg 120-122 wordt landschappelijk ingepast, waarbij met het beschermen en versterken van de belangrijkste waarden rekening wordt gehouden. Het plan is daarmee niet in strijd met de ambities van de omgevingsvisie.
De Toetssteen Openbare Ruimte, heeft betrekking op de (toekomstige) openbare ruimte, geen gebouw zijnde, welke beheerd wordt door de beheerders van de afdeling Openbare Ruimte van de gemeente Venray. De
Toetssteen Openbare Ruimte heeft als doel het waarborgen van de kwaliteit van de openbare ruimte van de gemeente Venray. Het begrip kwaliteit kan worden opgedeeld in:
De Toetssteen beschrijft de uitgangspunten, randvoorwaarden, ontwerpeisen etc. waaraan bouwplannen in de openbare ruimte minimaal dienen te voldoen. Verder verschaft de Toetssteen inzicht in de toetsingsprocedure van de gemeente.
Het meenemen van de uitgangspunten, randvoorwaarden en ontwerpeisen van al de betrokken vakdisciplines in een vroeg stadium zal resulteren in een meer integraal ontwerp. Met deze werkwijze kan op de lange termijn integraal ontworpen openbare ruimte kostenefficiënter worden beheerd en kan deze door keuzes als flexibiliteit en aanpasbaarheid blijven voorzien in de behoeften van de maatschappij. Ook zal het beoordelingstraject van een bouwplan efficiënter verlopen.
Het waarborgen dat wordt voldaan aan de verschillende kwaliteitseisen van de gemeente bestaat uit twee stappen, te weten:
1. Aanleveren Toetssteen.
2. Controle op toepassing Toetssteen in de plannen.
Planspecifiek
Voorliggend initiatief voorziet alleen in ontwikkelingen binnen privaat terrein, waardoor de Toetssteen Openbare Ruimte met betrekking tot dit plan alleen voor het onderdeel 'Verkeer' relevant is. In paragraaf 4.4 is gemotiveerd dat binnen eigen terrein voldoende parkeerplaatsen worden aangelegd in lijn met de parkeernormen uit de 'Beleidsnota Parkeernormen Venray'. Daarmee is geborgd dat parkeren als gevolg van het toekomstig gebruik van het plangebied binnen eigen terrein dient plaats te vinden en de parkeerdruk op de openbare ruimte door dit initiatief niet toeneemt. De bedrijfslocaties en de bedrijfswoningen blijven op de huidige wijze ontsloten op de Deurneseweg en Peelweg.
Het initiatief past binnen de 'Toetssteen Openbare Ruimte'.
In februari 2022 heeft de gemeenteraad van Venray het Omgevingsprogramma Wonen en de Uitvoeringsagenda Wonen 2022 vastgesteld. In het Omgevingsprogramma is een aantal instrumenten benoemd die kunnen bijdragen aan het realiseren van de doelstellingen van het Omgevingsprogramma. De Doelgroepenverordening Wonen Venray 2022 is een van die instrumenten.
In het Omgevingsprogramma Wonen is vastgelegd dat van de 1.500 woningen die de komende 10 jaar gerealiseerd worden voor minimaal 50% in het betaalbare segment gerealiseerd worden. Met de doelgroepenverordening kan publiekrechtelijk worden geregeld dat er voldoende woningen in het sociale en betaalbare segment worden gerealiseerd in nieuwe woningbouwontwikkelingen. Tevens wordt geregeld dat deze woningen ook langjarig beschikbaar blijven voor de betreffende doelgroepen.
Met de doelgroepenverordening neemt de gemeente meer regie op de bouw en het beschikbaar houden van woningen in het sociale en betaalbare segment. De doelgroepenverordening is alleen van toepassing bij nieuwbouw van 12 of meer woningen en regelt niet de toewijzing van woningen.
Planspecifiek
Voorliggend plan betreft het toevoegen van één nieuwe woning aan de Peelweg en blijft daarmee ruim onder de gestelde voorwaarde van 12 of meer nieuwe woningen. De doelgroepenverordening is hiermee niet van toepassing op voorliggend plan.
De Doelgroepenverordening Wonen Venray 2022 staat het plan niet in de weg.
In november 2021 is de Omgevingsvisie Venray vastgesteld. In de Omgevingsvisie staat bij de uitvoering en monitoring opgenomen dat een Ruimtelijk KwaliteitsKader voor het hele gemeentelijke grondgebied opgesteld wordt. In de Omgevingsvisie wordt ook een beschrijving van de waarden gegeven. Het betreft de waarden:
Deze waarden vormen gezamenlijk de basis voor de ruimtelijke kwaliteit van de gemeente. Door de ruimtelijke kwaliteit van Venray te beschermen en te versterken wordt aangesloten bij het motto van de Omgevingswet ‘Ruimte voor ontwikkeling, waarborgen voor kwaliteit’. Het opgestelde Ruimtelijk KwaliteitsKader geldt zowel voor het landelijk als voor het stedelijk gebied. Hierin wordt de ruimtelijke kwaliteit vastgelegd in de vorm van kenmerken en streefbeelden. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt getoetst aan het Ruimtelijk KwaliteitsKader waarin wordt vastgelegd welke kwaliteiten belangrijk zijn om te behouden en welke ontwikkelingen waar gewenst zijn. Het Ruimtelijk KwaliteitsKader vormt ook een inspiratiedocument voor initiatiefnemers en bevat aanbevelingen die helpen om een initiatief zo goed mogelijk in te passen rekening houdend met de omringende waarden.
Planspecifiek
Deurneseweg 120-122
De locatie Deurneseweg 120-122 is volledig gelegen binnen het deelgebied 'Jonge ontginningsgronden'. Kenmerken van dit gebied betreffen onder meer lintbeplanting, veel grasland, planmatige verkaveling met sloten als grenzen, rechtlijnige bouwkavels, bedrijfsgebouwen bestaande uit grote bouwmassa's die compact op de kavel staan en agrarische bedrijvigheid. Het gebied herbergt waarden als grootschalige openheid, rationele verkavelingsstructuur, laanbeplanting, bossen als achtergrond/grens van het landschap en genormaliseerde beken en waterlopen.
Peelweg 10-12-14
De deellocatie Peelweg 10-12-14 ligt eveneens grotendeels binnen het deelgebied 'jonge ontginningsgronden'. Enkel de westkant van deze deellocatie ligt in het deelgebied 'Natuurgebieden'. Kenmerken van dit gebied betreffen de grote bosgebieden, een rechtlijnige verkavelingsstructuur nabij de jonge ontginningen, bossen en natuur met hoge ecologische en recreatieve waarde en het maaslandschap. Waarden van dit gebied zijn het besloten karakter, de hoge natuurwaarden, rechtlijnige padenstructuur, het reliëf van de stuifduinen en afwezigheid van bebouwing.
Landschappelijke inpassing
Beide deellocaties worden landschappelijk ingepast conform de geldende landschappelijke kwaliteiten. De te treffen ingrepen zijn opgenomen in paragraaf 2.2 en in de bijlagen 2 en 3bij de regels. Hiermee is een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit beoogd. De ontwikkelingen vinden plaats op gronden die reeds in gebruik zijn ten behoeve van bedrijvigheid. Hiermee heeft het plan geen significante impact op het landschap. Ter plaatse van het deelgebied 'Natuurgebieden' worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die de kenmerken of waarden van dit deelgebied kunnen aantasten. Het plan voldoet hiermee aan de uitgangspunten van het Ruimtelijk KwaliteitsKader.
Ter plaatse van de plangebieden gelden het bestemmingsplan 'Buitengebied Venray 2010' (vastgesteld op 14 december 2010 ) en de meest recente herziening 'Buitengebied Venray 2010, herziening regels' (vastgesteld op 20 september 2017) door de gemeente Venray. Daarnaast geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Venray, Herziening regels Ruimtelijk KwaliteitsKader' (vastgesteld op 31 oktober 2023). Navolgend staat voor beide deellocaties de vigerende planologische situatie beschreven.
Deurneseweg 120-122
Het grootste deel van het deelgebied aan de Deurneseweg kent de bestemming 'Bedrijf', daarnaast kent een klein deel de bestemming 'Agrarisch'. Met uitzondering van de hoek in het noordwesten van het deelgebied is tevens de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie - 2' van toepassing. Binnen de bestemming is het gebied aangeduid met de functie 'specifieke vorm van bedrijf - landbouwverwante bedrijven'. Het noordelijke deel van dit deelgebied is een bouwvlak (circa 6500 m2 groot) waarbinnen twee plekken zijn aangeduid als 'Bedrijfswoning'. De maximale bouwhoogte in het bouwvlak is 6,5 m, de maximale goothoogte 4,5 m. De maximale oppervlakte die bebouwd mag worden, is 1.435 m2.
Uitsnede vigerende bestemmingsplan, deellocatie Deurneseweg 120-122, Ysstelsteyn (bron: Ruimtelijke Plannen)
Artikel 5.7.4 van het vigerende bestemmingsplan staat de wijziging van een bouwvlak (uitbreiding bedrijf) toe. Met de wijziging neemt de oppervlakte van het bouwvlak (ca 6.500 m2) niet toe, maar wijzigt enkel de vorm ervan. Omdat ten aanzien van deze ontwikkeling deze wijzigingsbevoegdheid gebruikt kan worden, is navolgend aan de bij deze regel geldende voorwaarden getoetst. Aangezien het vigerende bestemmingsplan niet voorziet in een wijzigingsbevoegdheid die het wegbestemmen van een bedrijfswoning mogelijk maakt, is voorliggende bestemmingsplanherziening (en geen wijzigingsplan) nodig om de ontwikkeling mogelijk te maken.
Ad:
Peelweg 10-12-14
Het deelgebied aan de Peelweg kent de enkelbestemming 'Bedrijf. Het zuidoostelijke deel van het deelgebied kent daarnaast nog de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2'. De functieaanduiding binnen het deelgebied is 'specifieke vorm van bedrijf - landbouwverwante bedrijven'. Binnen het deelgebied is een bouwvlak opgenomen, waarbinnen drie plekken zijn aangeduid als 'Bedrijfswoning'. Binnen het bouwvlak geldt een maximale bouwhoogte van 9,5 m en een maximale goothoogte van 6 m. De maximale oppervlakte die bebouwd mag worden, is 3.650 m2. Daarnaast liggen beide deelgebieden nog binnen twee gebiedsaanduidingen. De eerste is een 'luchtvaartverkeerszone', de tweede een 'reconstructiewetzone - verwervingsgebied'.
Uitsnede vigerende bestemmingsplan, deellocatie Peelweg 10-12-14, Ysselsteyn (bron: Ruimtelijke Plannen)
Het vigerend bestemmingsplan voorziet niet in een wijzigigingsbevoegdheid die het toevoegen van een bedrijfswoning mogelijk maakt op de locatie. Daarmee is voorliggende bestemmingsplanherziening nodig om de ontwikkeling mogelijk te maken.
De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.
Op grond van de Wet Bodembescherming (Wbb) moet aangetoond worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Bij een functiewijziging zal in veel gevallen een specifiek bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd.
Planspecifiek
Bedrijven zijn geen bodemgevoelige functies. Bovendien zijn de deelgebieden grotendeels al als bedrijf bestemd. Bodemonderzoek is voor de bedrijfsvoering niet nodig. Wel wordt tussen Peelweg 12 en 14 een nieuwe bedrijfswoning toegevoegd. Voor de realisering van dit object is bodemonderzoek uitgevoerd. Deze is terug te vinden in Bijlage 1. Het onderzoek stelt dat de vastgestelde milieuhygiënische bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de voorgenomen wijziging van het bestemmingsplan. Om meer inzicht te krijgen in het asbestgehalte in de bodem en de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem met bodemvreemde bijmengingen is aanvullend onderzoek verricht. De rapportage hiervan is terug te vinden in bijlage 2. Tijdens het uitvoeren van het onderzoek is zowel zintuiglijk als analytisch geen asbest aangetroffen. Er zijn geen verontreinigingen aangetroffen die de norm voor nader onderzoek overschrijden. Het uitvoeren van nader onderzoek is daarom niet nodig. De resultaten van het onderzoek vormen geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkelingen.
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect bodem.
De mate van blootstelling aan luchtverontreiniging speelt een rol in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Met betrekking tot 'luchtkwaliteit' zijn twee aspecten van belang. Ten eerste of de luchtkwaliteit ter plaatse de nieuwe functie toelaat (de gevoeligheid van de bestemming) en ten tweede wat de bijdrage is van het plan aan die luchtkwaliteit.
Luchtkwaliteit ter plaatse
In de Wet milieubeheer zijn normen opgenomen voor de concentraties van een aantal stoffen in de buitenlucht ter bescherming van de mens. De twee belangrijkste stoffen zijn PM10 en PM2,5(fijnstof) en NO2 (stikstofdioxide). Voor grenswaarde van PM10 en NOx bedraagt 40 µg/m3, van PM2,5 is dat 25 µg/m3.
Bijdrage aan luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen. De Wet maakt een onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).
Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate bijdragen" (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een toevoeging van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit, omdat een dergelijk project per definitie niet boven de 3%-norm komt.
Planspecifiek
Deurneseweg 120-122
Vanuit een goede ruimtelijke ordening is de huidige luchtkwaliteit ter plaatse getoetst met behulp van de NSL Monitoringstool. Door de metingen ter plaatse te toetsen aan de grenswaarden is gekeken of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Uit metingen van het dichtstbijzijnde rekenpunt 64154 (aan de Deurneseweg ter hoogte van plangebied) zijn de volgende concentraties naar voren gekomen:
NO2 (stikstofdioxide) |
PM10
(fijnstof) |
PM2,5 (fijnere fractie van fijnstof) | |
Gemeten totale concentratie jaargemiddelde 2020 (µg/m3) | 16,7 µg/m3 | 18,2 µg/m3 | 9,5 µg/m3 |
Grenswaarde concentratie (µg/m3) | 40 µg/m3 | 40 µg/m3 | 25 µg/m3 |
De gemeten concentraties stikstofdioxide en fijn stof liggen ruim onder de gestelde grenswaarden. Met betrekking tot de luchtkwaliteit zijn geen belemmeringen voor onderhavig initiatief.
Peelweg 10-12-14
Ook voor de deellocatie Peelweg is gekeken of er sprake is van een goed leef- en woonklimaat. Uit metingen van het dichtstbijzijnde rekenpunt 233170 (aan de Peelweg ter hoogte van plangebied) zijn de volgende concentraties naar voren gekomen:
NO2 (stikstofdioxide) |
PM10
(fijnstof) |
PM2,5 (fijnere fractie van fijnstof) | |
Gemeten totale concentratie jaargemiddelde 2020 (µg/m3) | 12,5 µg/m3 | 19,0 µg/m3 | 9,4 µg/m3 |
Grenswaarde concentratie (µg/m3) | 40 µg/m3 | 40 µg/m3 | 25 µg/m3 |
De gemeten concentraties stikstofdioxide en fijn stof liggen ruim onder de gestelde grenswaarden. Met betrekking tot de luchtkwaliteit zijn geen belemmeringen voor onderhavig initiatief.
Bijdrage initiatief
Ten aanzien van de bijdrage aan luchtkwaliteit is dit initiatief van geringe omvang ten opzichte van de benoemde grenswaarde (3%). Op basis van de te verwachten beperkte toename aan verkeersbewegingen ten gevolge van het project is te concluderen dat dit project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een nadere toetsing ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven.
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect luchtkwaliteit.
De mate waarin het geluid het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd:
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. Binnen deze zones bepaalt het bevoegd gezag de te hanteren grenswaarden. Er geldt een voorkeursgrenswaarde en een bovengrens (hoger mag niet). De Wgh gaat verder onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen. De belangrijkste bronnen van geluidhinder die bij een ruimtelijke ontwikkeling aan de orde kunnen zijn betreffen: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai.
Hogere waarden geluidbelasting
Gemeenten zijn in sommige gevallen bevoegd om onder voorwaarden een hogere geluidbelasting te hanteren dan de in de Wet geluidhinder geldende waarden. De gemeente Venray hanteert voor deze gevallen het beleidsdocument 'Geluidbeleid Hogere Waarden Wet geluidhinder'. Bij overschrijding van de norm kan een hogere grenswaarde worden aangevraagd.
Planspecifiek
Voorliggend initiatief voorziet in het toevoegen van een geluidsgevoelig object (bedrijfswoning) aan de Peelweg. Hiervoor is een akoestisch onderzoek uitgevoerd, dat is opgenomen in bijlage 3. Hieronder zijn de belangrijkste conclusies met betrekking tot wegverkeerslawaai beschreven. In paragraaf 4.1.5 is toegelicht dat voor de beoogde woning een goed woon- en leefklimaat vanuit het aspect industrielawaai is gewaarborgd.
Wet geluidshinder
Het onderzoek toont aan dat de nieuwe woning aan de Peelweg voldoet aan de maximale ontheffingswaarde in het kader van de Wet geluidshinder. Voor deze ontheffing dient een hogere waardeprocedure Wgh te worden doorlopen. Voorliggend plan is uitvoerbaar met ontheffing van het bevoegd gezag met betrekking tot een hogere grenswaarde. Het verzoek voor een hogere grenswaarde wordt gelijktijdig met de aanvraag voor de ruimtelijke procedure ingediend.
Gevelgeluidbelasting
Ten aanzien van gevelgeluidwering dient aanvullend onderzoek uitgevoerd te worden op het moment dat de definitieve ontwerptekening beschikbaar is.
Uit het onderzoek volgt dat de ontwikkeling vanuit akoestisch oogpunt alleszins inpasbaar is in de lokale omgeving. Aanvullende geluidsreducerende maatregelen zijn niet noodzakelijk.
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect geluid.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor milieuvergunningen als het gaat om geurhinder van veehouderijen met landbouwhuisdieren. De Wgv maakt onderscheid in dieren met en dieren zonder een vastgestelde geuremissiefactor. Voor de eerste soort wordt de geurbelasting bij geurgevoelige objecten berekend, voor de tweede gelden minimumafstanden tot dergelijke objecten (ook wel bekend onder de term 'vaste afstandsdieren'). De Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) bepaald in bijlage 1 voor welke dieren geuremissies zijn vastgelegd. Als het (beoogde) veehouderijbedrijf niet in deze regeling wordt genoemd betreft het vaste afstandsdieren.
Op grond van artikel 3 lid 1 van de Wgv gelden de volgende normen ten behoeve van vergunningverlening voor dieren met een geuremissiefactor:
geurgevoelig object gelegen in: | maximaal toegestane geurbelasting (odour units per m3 lucht) |
concentratiegebied binnen bebouwde kom | 3,0 ouE/m3 |
concentratiegebied buiten bebouwde kom | 14,0 ouE/m³ |
niet-concentratiegebied binnen bebouwde kom | 2,0 ouE/m3 |
niet-concentratiegebied buiten bebouwde kom | 8,0 ouE/m3 |
De Wet geurhinder en veehouderij kent een omgekeerde werking. Dat wil zeggen dat ook bij plannen die woningbouwlocaties mogelijk maken wordt getoetst aan de normen van de Wet geurhinder en veehouderij. Bij ruimtelijke ordeningsplannen moet worden beoordeeld of sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Geurverordening Venray
De gemeenteraad van de gemeente Venray heeft een Verordening geurhinder en veehouderij vastgesteld. In deze verordening wijkt de gemeente Venray deels af van de wettelijke normen uit de Wgv. De
geurverordening van de gemeente Venray stelt de volgende normen:
1. Bestaande woongebieden 3,0 ouE/m³;
2. Zoekgebieden woningbouw en bedrijventerreinen 8,0 ouE/m³;
3. Buitengebied 14,0 ouE/m³.
Aanvulling op de Gebiedsvisie geurhinder en veehouderij gemeente Venray
In de Aanvulling op de Gebiedsvisie geurhinder en veehouderij gemeente Venray heeft de gemeente Venray vastgelegd wat wordt verstaan onder een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Er is onderscheid gemaakt tussen het buitengebied, de kerkdorpen, zoekgebieden woningbouw, vakantiepark de Witte Vennen, de clustering TBS/Pascalis/Dichterbij en bedrijfsterreinen. Op de 'Kaart behorende bij Aanpassing verordening geurhinder en veehouderij gemeente Venray september 2009' is per deelgebied aangegeven wat de norm is voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In het buitengebied is de norm voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat vastgesteld op 14 ouE/m3 voor de voorgrondbelasting en 20 ouE/m3 voor de achtergrondbelasting.
Planspecifiek
Deurneseweg 120-122
Voorliggend plan betreft het wegbestemmen van een bestaande bedrijfswoning op het perceel. Er worden geen geurgevoelige objecten aan deze deellocatie toegevoegd. Verdere toetsing met betrekking tot geur is daarom niet nodig.
Peelweg 10-12-14
Met de nieuwe bedrijfswoning wordt een geurgevoelig object toegevoegd binnen dit deelgebied. Voor deze woning geldt dat getoetst moet worden of ter plaatse sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en of omliggende veehouderijen niet belemmerd worden in hun ontwikkelingsmogelijkheden.
Ten zuiden van deze deellocatie zijn enkele (intensieve) veehouderijen gevestigd. De dichtstbijzijnde intensieve veehouderij bevindt zich op circa 380 m van de deellocatie. Navolgende afbeelding toont de kaart 'Indicatieve geurhindercontouren 3 ou, 8 ou en 14 ou – situatie oktober 2018' van de gemeente Venray. Hieruit valt af te leiden dat de woning niet binnen een 14 ou-contour van een veehouderijbedrijf ligt.
Kaart voorgrondbelasting
Daarnaast is ook getoetst aan de beoordeling van het leefklimaat op basis van de indicatieve achtergrondbelasting ten aanzien van geurhinder. Navolgende afbeelding toont de kaart 'Beoordeling leefklimaat op basis van de indicatieve achtergrondbelasting ten aanzien van geurhinder – situatie oktober 2018'. Hieruit valt af te leiden dat voor de nieuwe bedrijfswoning sprake is van een matig leefklimaat (13.2-20.0 ou).
Kaart achtergrondbelasting
Op de deellocatie zijn reeds enkele bedrijfswoningen gevestigd, die dichter bij veehouderijen liggen dan de toe te voegen bedrijfswoning. De toe te voegen bedrijfswoning is daarmee niet maatgevend voor de ontwikkelingsmogelijkheden van die veehouderijbedrijven.
De nieuwe bedrijfswoning wordt opgericht op een locatie met een aanvaardbaar woon- en leefklimaat op basis van het aspect geur, voorgrondbelasting én achtergrondbelasting. En de toe te voegen bedrijfswoning zorgt in het kader van de omgekeerde werking niet voor beperkingen voor de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende veehouderijbedrijven.
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect geur.
Milieuzonering is het aanbrengen van een ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Doel is om bij het opstellen van een ruimtelijk plan een goed en veilig leefklimaat te waarborgen, maar tegelijkertijd ook aan bedrijven voldoende milieuruimte te bieden voor het uitoefenen van hun activiteiten.
De mate waarin bedrijven invloed hebben op hun omgeving is afhankelijk van de aard van de bedrijvigheid en de afstand tot een gevoelige bestemming. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
Milieuzonering heeft betrekking op aspecten met een ruimtelijke dimensie, zoals geluid, geur, gevaar en stof. De mate van belasting, en daarmee de gewenste aan te houden afstand, kan per aspect en per bedrijfstype verschillen. In de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is een lijst opgenomen met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Van deze richtafstanden kan worden afgeweken, mits wordt onderbouwd waarom de feitelijke milieuhinder als minder belastend wordt gezien.
Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'.
In- en uitwaartse zonering
Uitwaartse zonering gaat uit van de milieubelastende functie (een bedrijf of bedrijventerrein) met als doel milieugevoelige functies uit de omgeving te weren. Bij inwaartse zonering wordt vanuit de milieugevoelige functie (bijvoorbeeld een woongebied) een bufferzone gecreëerd.
Planspecifiek
Deurneseweg 120-122
Er worden geen nieuwe milieugevoelige objecten toegevoegd binnen de locatie. Het verreikerbedrijf is reeds op deze locatie gevestigd. Er is daarmee geen sprake van (nadeligere) effecten op het woon- en leefklimaat van omliggende milieugevoelige functies.
Peelweg 10-12-14
Nieuwe bedrijfswoning
Met voorliggend plan wordt een milieugevoelig object (bedrijfswoning) toegevoegd aan de deellocatie. Deze locatie functioneert als kleinschalig bedrijventerrein waarop het voorkomen van bedrijfswoningen gebruikelijk is.
Rondom deze locatie liggen verschillende functies, waaronder intensieve veehouderijen, agrarische bedrijven, een militair terrein, een mestverwerkingsbedrijf en een autocircuit. Er kan gesproken worden van een gemengd gebied, waardoor voor de beoordeling van het milieueffect op basis van de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' getoetst kan worden aan de richtafstanden van één lagere milieucategorie. Navolgende afbeelding geeft aan hoe de nieuwe bedrijfswoning gelegen is ten opzichte van de bestaande bedrijven op de deellocatie.
Richtafstanden omliggende inrichtingen t.o.v. nieuwe bedrijfswoning (bron: HMB)
Ten aanzien van de beoogde nieuwe bedrijfswoning is akoestisch onderzoek verricht (zie bijlage 3). In de rapportage is de beoogde woning getoetst aan de richtafstanden van de reeds aanwezige bedrijven op de deellocatie. Hieruit kwam naar voren dat de woning niet voldoet aan de richtafstand van het bestaande bedrijf aan de Peelweg 12 (zie voorgaande afbeelding). Hierom is aanvullend onderzoek (eveneens bijlage 3) verricht naar de daadwerkelijk te verwachten geluidbelasting op de beoogde woning. Uit het onderzoek volgt dat de beoogde woning voldoet aan de geldende richtwaarden. Een goed woon- en leefklimaat bij de woning is daarmee vanuit het aspect industrielawaai gewaarborgd.
Uit het onderzoek blijkt verder dat ten aanzien van industrielawaai voldaan wordt aan alle beoordelingsgrootheden uit het onderzoek. Een goed woon- en leefklimaat bij de woning is daarmee voor het onderdeel industrielawaai gewaarborgd. De beoordeling ten aanzien van in de omgeving gelegen functies is in navolgende tabel opgenomen.
Activiteit | SBI | Categorie | Minimale richtafstand (gemengd gebied) | Afstand tot deellocatie |
Loonbedrijf, b.o. > 500 m2
Peelweg 8, Ysselsteyn |
016 | 3.1 | 30 m (geluid) | Ca. 470 m |
Autocricuit , >8u /week in gebruik Peelweg 47, Ysselsteyn |
931 | 6 | 1000 m (geluid) | Ca. 730 m |
Defensie-inrichting met luchthaven Ripseweg 1, Vredepeel |
8422 | 4.1 | 1000 m (geluid) | Ca. 825 m |
Fokken en houden van paarden Peelweg 16, Ysselsteyn |
0145 | 3.1 | 10 m (stof en geluid) | Ca. 130 m |
Mestverwerkingsbedrijf Kempkensberg 7, Ysselsteyn |
382 | 5.1 | 50 m (geluid) | Ca. 700 m |
Voorgaand overzicht toont dat voor het autocircuit en de militaire luchthaven niet voldaan wordt aan de richtafstanden. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is akoestisch onderzoek verricht, terug te vinden in bijlage 3. Uit het onderzoek blijkt dat de ontwikkeling in het kader van de Wet ruimtelijke ordening mogelijk is. Een acceptabel woon- en leefklimaat in de omgeving is ook voor de toekomst gewaarborgd.
De militaire luchthaven en het autocircuit worden niet belemmerd door de nieuwe bedrijfswoning, omdat andere bestaande woningen al dichterbij liggen. Zowel het autocircuit als de luchthaven worden niet dagelijks gebruikt voor activiteiten die (hard) geluid veroorzaken, waardoor eventuele geluidhinder niet structureel aanwezig is. Zie daarvoor ook paragraaf 4.1.3 (geluid).
Toe te voegen bedrijf
Met de herinrichting van het terrein en het toe te voegen bedrijf is tevens de situering van de bestaande bedrijfswoningen ten opzichte van de bedrijven opnieuw gewogen. Op voorgaande afbeelding is zichtbaar dat de bestaande bedrijfswoningen niet gelegen zijn binnen de contouren van de reeds aanwezige bedrijven. De aanwezige bedrijven leveren daarmee geen belemmeringen op voor het plan.
Daarnaast is op navolgende afbeelding zichtbaar dat de bedrijfswoning van Peelweg 12 binnen de richtafstanden van het toe te voegen bedrijf ligt. Daarom is aanvullend onderzoek (bijlage 3) verricht naar de daadwerkelijk te verwachten geluidbelasting op de betreffende woning. Uit het onderzoek blijkt dat voor alle beoordelingsgrootheden wordt voldaan aan de geldende richtwaarde. Het toe te voegen bedrijf heeft geen invloed op andere bedrijfswoningen. Daarmee leidt het toevoegen van het bedrijf niet tot belemmeringen.
30 m-contour rond nieuwe inrichting (bron: HMB)
Het plan is uitvoerbaar met betrekking tot milieuzonering.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving die ontstaan door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Hierbij gaat het om risicovolle inrichtingen, transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en buisleidingen.
De verplichting om in een ruimtelijk plan in te gaan op deze risico's komt voort uit het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi), het 'Besluit externe veiligheid transportroutes' (Bevt) en het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' (Bevb). Daarnaast zijn in het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Vuurwerkbesluit veiligheidsafstanden genoemd die moeten worden aangehouden rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting.
De wetgeving richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, en kinderopvang- en dagverblijven, en grote kantoorgebouwen (>1500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn kleinere kantoren en winkels, horeca, kampeerterreinen en bedrijfsgebouwen waarin geen grote aantallen personen aanwezig zijn.
Binnen het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) van 10-6 per jaar en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risicobeleid bestaat uit harde afstandscontouren tussen risicobron en (beperkt) kwetsbaar object. Het wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 per jaar (de kans dat per jaar 1 persoon overlijdt door een ongeluk met een gevaarlijke stof mag niet groter zijn dan 1 op een miljoen). Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij de berekening van het groepsrisico spelen mee de aard en hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen en het aantal potentiële slachtoffers.
Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen de PR en/of de invloedsgebieden van het GR. Binnen de 10-6-contour is het realiseren van kwetsbare objecten niet toegestaan.
Planspecifiek
Via de website atlasleefomgeving.nl kan voor de locatie worden vastgesteld of er in de directe omgeving inrichtingen, buisleidingen en / of belangrijke transportroutes aanwezig zijn die in het kader van de externe veiligheid van belang zijn. Hieronder staat dit voor beide deellocaties beschreven.
Deurneseweg 120-122
Het plan betreft voor deze deellocatie enkel het wegbestemmen van een reeds bestaande bedrijfswoning. In de huidige planologische situatie is het reeds toegestaan om hier een bedrijf uit te oefenen. Er verandert daarom niets aan de situatie met betrekking tot externe veiligheid. Verdere toetsing is niet nodig voor deze locatie.
Peelweg 10-12-14
Onderstaande afbeelding toont een uitsnede van de kaart van atlasleefomgeving.nl voor de locatie aan de Peelweg. Hierop is te zien dat op circa 1.100 m van de locatie buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen lopen. De nieuwe bedrijfswoning ligt niet binnen de PR 10-6 contouren. Gezien de grote afstand ligt de nieuwe woning ook buiten het invloedsgebied van de buisleidingen.
Risicokaart Peelweg 10-12-14, Ysselsteyn (bron: atlasleefomgeving.nl)
Tevens zijn ten westen van de deellocaties enkele inrichtingen met gevaarlijke stoffen gelegen. De deellocatie ligt op meer dan 800 m van deze inrichtingen, ruim buiten de invloedssfeer. De locatie ligt tevens niet in het invloedsgebied voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over het water, weg of spoor.
Het plan is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect externe veiligheid.
Water is een belangrijk thema in de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.
Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
Waterwet
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de aloude vergunningstelsels uit de voorheen afzonderlijke waterbeheerwetten zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning.
Nationaal Waterplan
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan 2016-2021 vastgesteld door het kabinet. Dit Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de betreffende planperiode, met een vooruitblik richting 2050. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2016-2021 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
Nationaal Waterprogramma 2022-2027
Het Nationaal Waterprogramma 2022-2027 (hierna: NWP) beschrijft de hoofdlijnen en ambities van het nationale waterbeleid voor de periode 2022-2027: waterveiligheid, waterkwaliteit en klimaatadaptatie. Het beschrijf tevens de uitvoering daarvan en het beheer van de rijkswateren en rijksvaarwegen. De wateropgaven staan niet op zichzelf; een integrale aanpak andere opgaven in de fysieke leefomgeving zoals de energietransitie, de woningbouw en de transitie landelijk gebied is noodzakelijk. Voor een integrale aanpak van de opgaven wordt het water- en bodemsysteem meegenomen als leidend principe. Daarnaast benoemt het NWP de drie hoofdambities van het kabinet voor 2050 en verder:
Watertoets
De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets, maar een proces waarbij de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek gaan voorafgaand aan de vaststelling van het plan. De watertoets bestaat uit twee onderdelen:
Gemeentelijk rioleringsplan
In het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2022-2025, vastgesteld op 14 december 2021, is het beleid voor het
beheer van de gemeentelijke riolering voor de periode 2022 tot en met 2025 vastgelegd. Het plan wordt door
de gemeente gebruikt om nu en in de toekomst aan de gemeentelijke zorgplichten te kunnen voldoen en als
toetsingskader voor nieuwe ontwikkelingen. Voor de indeling van het GRP is rekening gehouden met de
nieuwe Omgevingswet (Ow).
Het veranderende klimaat en de verstedelijking brengen grote uitdagingen met zich mee. Regenbuien worden
steeds extremer en komen vaker voor, met veel overlast en schade tot gevolg. Ook het vasthouden van het
gewenste grondwaterpeil wordt moeilijker tijdens extreem lange droge of natte perioden. Omdat het aantal
warme dagen toeneemt wordt hittestress ook een probleem, vooral in een gebouwde omgeving met weinig
groen en veel verharding.
Het besef groeit dat wateroverlast niet langer is op te lossen door alleen maar het aanpassen van de riolering.
Om extreme buien doelmatig te verwerken moet de gehele buitenruimte beter worden benut. Bijvoorbeeld via de aanleg van meer groene voorzieningen, bergingsbassins en oppervlaktewater. Maar ook het vergroenen van daken en tuinen en het opwaarderen van bestaande sloten.
Hemelwater dient zo lokaal mogelijk te worden verwerkt en kan worden benut voor het aantrekkelijk maken
van de leefomgeving. In het GRP geeft de gemeente aan dat inwoners hemelwater zoveel mogelijk op eigen
perceel dienen te infiltreren. Bij nieuwe ruimtelijke particuliere ontwikkelingen is het streven om hemelwater
bij voorkeur bovengronds te infiltreren in de bodem. De gemeente hanteert daarbij de volgende voorwaarden:
1. de infiltratievoorziening dient minimaal een neerslaggebeurtenis van 60 mm te kunnen verwerken*;
2. de infiltratievoorziening dient een leeglooptijd te hebben van 24 uur of minder;
3. de aanwezigheid van een overloopvoorziening (indien mogelijk bovengronds) voor de afvoer van water bij
hevige buien als de voorziening vol is, is zo ontworpen dat deze wateroverlast voorkomt.
* De norm van 60 mm geldt alleen als er geen verbinding is tussen de infiltratievoorziening en oppervlaktewater. Als de infiltratievoorziening loost op een oppervlaktewater gelden de normen van het Waterschap. Deze stelt dat de infiltratievoorziening minimaal 100 mm groot moet zijn. Pas daarna mag een eventueel overschot worden geloosd op het oppervlaktewater. Het waterschap adviseert overigens om altijd, dus ook als er geen verbinding is tussen infiltratievoorziening en oppervlaktewater, 100 mm aan te houden.
Planspecifiek
Het plangebied ligt binnen het beheergebied van waterschap Limburg. Voor het waterschap Limburg is het niet mogelijk een digitale watertoets uit te voeren. Het waterschap zal daarom via het wettelijk vooroverleg op de hoogte worden gebracht van voorliggend initiatief. Voor beide locaties geldt dat ze niet in of nabij (beschermingszones van) oppervlaktewater, (beschermde) waterkeringen of waterwinningsgebieden liggen.
Deurneseweg 120-122, Ysstelsteyn
Dit plan voorziet in het slopen van de bestaande loodsen, het stalletje en een bedrijfswoning op de locatie. Ook wordt aan de achterzijde van het perceel verharding verwijderd. Daar komt een nieuwe bedrijfshal met omringende verharding voor terug. Zie daarvoor het inpassingplan uit bijlage 3 bij de Regels. De hoeveelheid verhard oppervlak op de locatie neemt niet toe.
Ten aanzien van de opvang en infiltratie van het hemelwater voorziet het plan in de nodige maatregelen. Uitgangspunt is dat het hemelwater op eigen terrein wordt geborgen en geïnfiltreerd. Het van het dak en de verhardingen vrijkomende hemelwater kan worden verzameld in zaksloten rondom het verharde gebied. De sloten kunnen overstromen in de aangrenzend gelegen groensingel. Uitstromen over het aangrenzende akkerland zal worden voorkomen door een aanaarding aan de veldkant van de groensingels. Indien hemelwater op de bestaande sloten geloosd wordt, zal eerst een buffer worden aangebracht conform het geldende beleid van het waterschap. Het hemelwater wordt gescheiden van het afvalwater
Het afvalwater blijft, net als in de huidige situatie, aangesloten op de bestaande drukriolering. Hemelwater wordt niet afgevoerd via dit riool.
Peelweg 10-12-14, Ysselsteyn
In de huidige situatie is dit deelgebied nagenoeg geheel verhard. Dit verandert niet of nauwelijks met de komst van de bedrijfswoning. Compenserende maatregelen zijn hier dus niet noodzakelijk.
Voor beide locaties geldt dat het hemelwater in de huidige situatie wordt geborgen op het eigen terrein. Hieraan verandert in de toekomstige situatie niets. Het hemelwater wordt gescheiden van het afvalwater. Het afvalwater van de nieuwe bedrijfswoning wordt aangesloten op het reeds bestaande drukriool.
Het initiatief is uitvoerbaar vanuit het aspect water.
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. De Wet natuurbescherming beschermt natuurgebieden, inheemse soorten en bosopstanden in Nederland.
Gebiedsbescherming
In de Wet natuurbescherming worden de zogenoemde Natura 2000-gebieden beschermd. Natura 2000 is de overkoepelende naam voor gebieden die worden beschermd vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. Natura 2000-gebieden kennen een zogenaamde 'externe werking'. Dit betekent dat ontwikkelingen die buiten de begrenzing van de Natura 2000-gebieden gelegen zijn, ook getoetst moeten worden of er significant negatieve effecten optreden op het betreffende gebied.
Soortenbescherming
Een hoofdstuk in de Wet natuurbescherming regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden. De wet geeft de mogelijkheid aan provincies om voor een bepaald aantal soorten via een verordening een algemene vrijstelling op bepaalde verbodsbepalingen te geven.
Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menige soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.
Planspecifiek
Gebiedsbescherming
Om de gevolgen van gebiedsbescherming te beoordelen is gebruikgemaakt van de website atlasleefomgeving.nl. Hieruit blijkt dat het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ten opzichte van het plangebied Deurnsche Peel & Mariapeel is. Dit gebied ligt op circa 3,7 km afstand van de locatie Deurneseweg en ca 2,5 km afstand van de locatie Peelweg. Door de omvang en afstand van de ontwikkeling tot dit gebied, wordt het optreden van significante negatieve effecten uitgesloten. Ten aanzien van stikstof zijn AERIUS-berekeningen uitgevoerd (zie bijlage 4, 5 en 6). Hieruit blijkt dat in zowel de aanleg- als gebruiksfase geen sprake is van een toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. Daarmee is er geen sprake van significante negatieve gevolgen van het plan met betrekking tot gebiedsbescherming.
Soortenbescherming
Deurneseweg 120-122
Bij de sloopmelding voor de bedrijfswoning zal flora en fauna onderzoek aangeleverd worden. Voor soorten die in dergelijke gebouwen regelmatig worden aangetroffen, zijn altijd mitigerende maatregelen te nemen, zodat als een ontheffing Wnb nodig is, deze altijd verleend kan worden. Daarmee is de uitvoerbaarheid voor deze locatie aangetoond.
Peelweg 10-12-14
Dit deelgebied is een intensief gebruikt bedrijventerrein. Om de nieuwe bedrijfswoning te kunnen realiseren hoeft er geen sloop plaats te vinden. Er zijn geen redenen om aan te nemen dat er een effect kan zijn op beschermde soorten. Nader onderzoek is niet nodig.
Conclusie
De uitvoerbaarheid van het initiatief voor ecologie is hiermee aangetoond.
Onderdeel van een goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuw project op de verkeersstructuur. Hieronder staat voor beide deellocaties beschreven of het initiatief uitvoerbaar is voor dit aspect.
Deurneseweg 120-122
Voorliggend plan betreft het wegbestemmen van een bedrijfswoning op deze deellocatie. In de toekomstige situatie blijft een landbouwverwant bedrijf (verreikerbedrijf) op de locatie gevestigd. Het plan heeft geen vermeerdering van verkeers- of parkeerdruk in de omgeving tot gevolg. Verdere toetsing aan dit aspect is voor deze locatie daarom niet nodig.
Parkeren vindt in de huidige situatie aan de Deurneseweg plaats op het eigen terrein. Daarnaast verdwijnt hier een bedrijfswoning, waardoor de deellocatie minder parkeervoorzieningen behoeft dan er reeds aanwezig zijn. De huidige inrit blijft bestaan.
Peelweg 10-12-14
Voorliggend plan betreft het toevoegen van een nieuwe bedrijfswoning aan deze locatie, alsmede het herschikken van de bouwvlakken. Het toevoegen van één bedrijfswoning is een dusdanig kleine ontwikkeling dat dit voor de verkeerssituatie rond de locatie geen merkbaar effect heeft. De locatie wordt ontsloten door de Peelweg, die ruim voldoende capaciteit heeft om de extra verkeersgeneratie op te vangen.
Parkeren vindt in de huidige situatie aan de Peelweg plaats op het eigen terrein. Ook in de nieuwe situatie zal dit het geval zijn. Op de locatie is voldoende plek aanwerzig waarop geparkeerd kan worden. Het initiatief levert daarmee geen extra parkeerdruk op voor de omgeving. Tevens wordt er gebruikgemaakt van reeds bestaande inritten. Aan de verkeerssituatie verandert evenmin iets.
Het plan is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect verkeer.
In elk bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.
Cultuurhistorie
Het belang van cultuurhistorie is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Het Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het bestemmingsplan opgenomen moet worden. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken.
Archeologie
De bescherming van archeologische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen is geregeld in de Erfgoedwet. De essentie van de wettelijke bescherming is dat archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem bewaard blijven. Bij ruimtelijke plannen geldt de verplichting om rekening te houden met bekende en te verwachten archeologische waarden. Indien ingrepen gepaard gaan met een verstoring van de bodem, kan het nodig zijn om nader onderzoek te doen, zodat - waar nodig - de archeologische waarden veiliggesteld kunnen worden en/of het plan aangepast kan worden. De verantwoordelijkheid voor archeologische waarden ligt bij de gemeente.
Op basis van artikel 5.10 van de Erfgoedwet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken.
Planspecifiek
Cultuurhistorie
Beide deellocaties liggen niet in een gebied dat vanuit het aspect cultuurhistorie een beschermde status kent. Ook liggen er binnen en in de directe omgeving van het plangebied geen cultuurhistorische waardevolle elementen of objecten, zoals rijk- en/of gemeentelijke monumenten. Vanuit cultuurhistorie heeft voorliggend plan geen negatief effect.
Archeologie
Deurneseweg 120-122
Voor de deellocatie aan de Deurneseweg geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie -2', met uitzondering van de noordwestelijke hoek. Voor gronden met deze bestemming geldt een onderzoeksplicht bij verstoring van de bodem dieper dan 50 cm over een oppervlakte groter dan 500 m2. Het plan voorziet met betrekking tot de deellocatie aan de Deurneseweg in het wegbestemmen van een bedrijfswoning binnen het perceel. Hiervoor zijn geen bodemingrepen nodig. Bij het aanleggen van de verharding en de waterinfiltratie wordt de grond niet dieper verstoord dan 50 cm. Het uitvoeren van archeologisch onderzoek is niet nodig. Bij het uitvoeren van werkzaamheden wordt rekening gehouden met de regels voor archeologie binnen het bestemmingsplan.
De voorgenomen nieuwbouw overlapt grotendeels met bestaande bebouwing die gesloopt zal worden ten behoeve van de planrealisatie. Bij de bouw van de bestaande bebouwing is de bodem in meerdere of mindere mate verstoord. Verder is de bebouwing in het plangebied vanaf de vroegere 20ste eeuw geleidelijk gegroeid en gewijzigd. Al met al mag worden aangenomen dat de bodem in vrijwel het gehele plangebied al geroerd is.
De mate van bodemverstoring is weliswaar niet bekend, maar gezien de specifieke (hoge) archeologische verwachting die een groot gedeelte van het plangebied heeft op de gemeentelijke archeologische beleidskaart kan deze met grote zekerheid naar beneden worden bijgesteld naar 'laag'. De verwachting betreft namelijk uitsluitend uitermate kwetsbare resten uit de vroegere fasen van de steentijd. Zinvol archeologisch onderzoek naar vindplaatsen uit deze periode is alleen mogelijk indien de bodem geheel of grotendeels intact is. De ervaring in de omgeving van Ysselsteyn leert dat hiervan vrijwel nooit sprake is.
Op basis van de hoogstwaarschijnlijk te verwachten bodemverstoring in het plangebied is het uitvoeren van een archeologisch onderzoek daarom niet nodig. Het aspect archeologie geen rol bij dit plan. In het verlengde daarvan wordt geen dubbelbestemming opgenomen op de betreffende locatie.
Peelweg 10-12-14
Het plan voorziet daarnaast in het toevoegen van een nieuwe bedrijfswoning op de deellocatie aan de Peelweg, alsmede het herschikken van de bestaande bedrijfsbestemming. Op de plek waar de nieuwe bedrijfswoning toegevoegd wordt, rust volgens het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Venray 2010' geen dubbelbestemming rond archeologie. Een archeologisch onderzoek is niet aan de orde.
Conclusie
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot de aspecten cultuurhistorie en archeologie.
Op vele locaties in Nederland bevinden zich nog conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in de ondergrond, zoals niet ontplofte vliegtuigbommen (blindgangers, granaten, mijnen en (handwapen)munitie. Het gehele grondgebied van de gemeente Venray heeft in de Tweede Wereldoorlog zwaar onder vuur gelegen. Bij eventuele grondwerkzaamheden en nieuwe ontwikkelingen in het plangebied, dient er uit het oogpunt van veiligheid en zorgvuldigheid gezocht te worden naar niet gesprongen explosieven (NGE). Met behulp van het explosievenonderzoek worden de aanwezigheid en risico's van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in kaart gebracht. De gemeente Venray adviseert bij grondwerkzaamheden en nieuwe ontwikkelingen een detectieonderzoek uit te (laten) voeren.
Dit onderzoek dient plaats te vinden in het kader van de Arbowetgeving en is in het kader van de bestemmingsplanprocedure niet juridisch afdwingbaar. Het is echter te allen tijden de verantwoordelijkheid van de eigenaar van de grond om bij grondwerkzaamheden te zorgen voor een gezonde en veilige werkomgeving.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
Planspecifiek
De ontwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer. Met voorliggend plan wordt het bouwvlak niet verruimd. Daarom is er geen sprake van een grondexploitatiewet-bouwplan. Het sluiten van een anterieure overeenkomst is om die reden niet nodig. Voor de realisatie van het plan hoeft de gemeente geen investering te doen. De kosten die door de gemeente gemaakt worden voor het voeren van de planologische procedure zijn verrekend in de leges. Eventuele extra gemeentelijke kosten worden gedekt door de exploitatieovereenkomst.
Tevens zal een overeenkomst betreffende planschade worden afgesloten. Deze kosten komen eveneens geheel voor rekening van de initiatiefnemer.
Het plan is economisch uitvoerbaar.
Het bestemmingsplan is opgezet volgens de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan dit plan ten grondslag liggen. De toelichting is van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing.
Daarnaast maken ook eventuele bijlagen onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.
Verbeelding
De verbeelding is een digitale kaart, waarop bestemmingen en aanduidingen zijn weergegeven. Aanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken specifieker te regelen, bijvoorbeeld in de vorm van gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, functieaanduidingen etc.
Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart). Daar waar een verschil is tussen de digitale en de analoge verbeelding, is de digitale versie leidend.
Regels
De planregels zijn standaard onderverdeeld in vier hoofdstukken.
Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen:
Deurneseweg 120-122, Ysselsteyn
Binnen de bestemming is een bouwvlak opgenomen met de functieaanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - landbouwverwante bedrijven' en 'bedrijfswoning'. Tevens zijn de gebiedsaanduidingen 'luchtvaartverkeerszone' en 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan.
Peelweg 10-12-14, Ysselsteyn
Binnen de bestemming zijn vier bouwvlakken opgenomen. Deze hebben de volgende aanduidingen:
Daarnaast zijn de gebiedsaanduidingen 'luchtvaartvekeerzone' en 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan.
Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.
Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Dit is het vooroverleg, waarin het conceptplan wordt voorgelegd aan het waterschap en aan die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.
Op basis van artikel 3.1.6 Bro dient verslag te worden gedaan van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken. Dit is de inspraak. Van (formele) inspraak kan, zeker bij wat kleinere plannen, worden afgezien. De gemeentelijke inspraakverordening is daarbij ook van belang.
Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd te worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid voor belanghebbenden beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld.
De doelstellingen van het ruimtelijke beleid kunnen slechts verwezenlijkt worden, indien de regels van het
bestemmingsplan worden nageleefd. De gemeenten Horst aan de Maas en Venray hebben sinds 1 april 2005
via een gemeenschappelijke regeling hun handhavingscapaciteit gebundeld. Beleidsuitgangspunten voor
toezicht en handhaving zijn vastgelegd in de Nota Integraal Handhavingsbeleid Horst aan de Maas en Venray
(2012-2015). Het beleidsplan bevat naast een visie, doelstellingen en prioriteiten ook de werkwijzen hoe met
geconstateerde overtredingen wordt omgegaan en welke strategieën daarbij worden gevolgd. Ook wordt
invulling gegeven aan de vele eisen die wet- en regelgeving aan de gemeentelijke taakuitvoering stelt.
De gemeenten Horst aan de Maas en Venray voeren hun handhavingstaken uit op basis van het volgende
uitgangspunt. De gemeenten Horst aan de Maas en Venray stellen een gezonde, veilige, leefbare en groene
leefomgeving centraal. Handhaving is één van de middelen om de kwaliteit van wonen, leven en werken te
behouden en te versterken. Het bestuur streeft naar een gestructureerd en integraal handhavingsbeleid
waarbij preventief beleid voorop staat. De betrokkenheid en het eigen verantwoordelijkheidsbesef van de
burgers, bedrijven en instellingen moeten daarbij worden vergroot. Als de preventieve inzet
(informatievoorziening) niet werkt en het geschonken vertrouwen wordt beschaamd, volgt daadwerkelijke
handhavend optreden. Zo krijgt iedereen de aanpak die hij/ zij verdient.
De uit deze visie voortvloeiende doelstellingen en beleidsuitgangspunten van het handhavingsbeleid zijn:
Concreet betekent dit dat nadrukkelijk wordt ingezet op preventie. Leidend uitgangspunt is dat burgers,
bedrijven en instellingen worden vertrouwd in een rechtmatige uitoefening van hun activiteiten. Er wordt
daarbij van uitgegaan dat het maatschappelijk veld met gerichte voorlichting en communicatie,
verantwoordelijk kan worden gemaakt (en gehouden) voor de naleving van voor hen geldende wet- en
regelgeving. Daarbij past een bewuste differentiatie van de handhavingsinzet. In een jaarlijks op te stellen
handhavingsuitvoeringsprogramma (HUP) worden de prioriteiten vertaald naar actie. Het jaarlijkse HUP wordt vastgesteld door de colleges van burgemeester en wethouders van beide gemeenten en ter kennis gebracht van de gemeenteraden.
Dit bestemmingsplan is in het kader van het wettelijk vooroverleg toegezonden aan de belanghebbende instanties. Tegen het plan zijn geen bedenkingen geuit.
Er is geen formele inspraakprocedure georganiseerd. Het plan is direct als ontwerp ter inzage gelegd. Voor beide locaties heeft een omgevingsdialoog plaatsgevonden. De verslagen hiervan zijn opgenomen in bijlage 7 (Deurneseweg 120-122) en 8 (Peelweg 10-12-14). Geen enkele bedenking is hierbij kenbaar gemaakt tegen het planvoornemen.
Het plan heeft tussen 15 december 2023 en 25 januari 2024 ter inzage gelegen. Tegen het plan zijn geen zienswijzen ingediend.