Plan: | Peelweg 2 - 2a Ysselsteyn |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0984.BP22032-va01 |
Aan de Peelweg 2 en 2a was een agrarisch bedrijf met twee bedrijfswoningen gevestigd. Het bedrijf is niet meer actief (zie paragraaf 2.1), de woningen worden nog wel bewoond. Initiatiefnemer heeft nu het voornemen om de twee woningen als reguliere burgerwoningen in gebruik te nemen. Eén van de twee bestaande bedrijfswoningen is wel vergund (zie paragraaf 2.1), maar door een omissie in het verleden in het bestaande vigerende bestemmingsplan niet als zodanig planologisch geborgd. Voorliggend bestemmingsplan wordt aangegrepen om deze omissie te herstellen door de woning nu als reguliere burgerwoning te bestemmen.
De ingebruikname van de twee woningen als reguliere burgerwoningen is niet passend binnen het vigerende bestemmingsplan. Omdat het initiatief passend is op de locatie, wordt medewerking verleend aan een herziening van het bestemmingsplan. In dit document wordt dit toegelicht en gemotiveerd waarom dat kan volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
Het plangebied is gelegen aan de Peelweg 2-2a in het buitengebied van Ysselsteyn, gemeente Venray. Bijgevoegde afbeelding toont met de rode cirkel globaal de ligging van het plangebied in de omgeving.
Globale ligging plangebied en de omgeving (bron: openstreetmap.org)
Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van de bestaande situatie en van het plan. Daarna wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid. In hoofdstuk 4 wordt de haalbaarheid van het project getoetst op grond van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Ook wordt ingegaan op de economische haalbaarheid van het plan. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de juridische opzet van het plan. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de wijze hoe burgers en andere belanghebbenden betrokken zijn bij het plan (maatschappelijke uitvoerbaarheid). Hierin zijn de uitkomsten van het omgevingsdialoog, vooroverleg en zienswijzen opgenomen.
In dit hoofdstuk wordt het initiatief beschreven. Eerst wordt ingegaan op de bestaande situatie van het plangebied en de relatie met de omgeving. Daarna wordt ingezoomd op het beoogde initiatief.
Het plangebied ligt aan de Peelweg 2-2a in Ysselsteyn, iets ten noorden van de bebouwde kom van deze kern.
De Peelweg is een doorgaande weg in het buitengebied. Verspreid aan de weg liggen vrijstaande burgerwoningen en agrarische bedrijven omgeven door landbouwgrond. Binnen het plangebied was een agrarisch bedrijf gevestigd. Enkele voormalige bedrijfsgebouwen die op het erf aanwezig zijn doen er nog aan denken. Het bedrijf is niet meer actief. De omgevingsvergunning activiteit milieu is ingetrokken op 14 juni 2016 (kenmerk HZ-INT-2016-0002).
De twee bedrijfswoningen staan vooraan op het erf, gericht op de Peelweg. De noordelijke bedrijfswoning met nr. 2 (gelegen aan de kadastrale percelen Y-274 en Y-397) betreft een kenmerkende langgevelboerderij uit 1922. Voor de woning aan de Peelweg 2a is op 23 juni 1971 een vergunning aangevraagd en verkregen (zie bijlage 1). De woning is echter in het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Venray 2010' en de daaropvolgende herziening niet als zodanig bestemd (zie ook 3.4.10). De locatie wordt via twee opritten ontsloten op de Peelweg. De bebouwing wordt omgeven door een tuin met bomen en een kleine dierenweide waar op hobbymatige basis enkele dieren worden gehouden. Navolgende afbeeldingen geven een impressie van de bestaande situatie.
Huidige situatie plangebied (bron: kadastralekaart.com)
Aanzicht op het plangebied vanaf de Peelweg met links de langgevelboerderij (bron: Google Streetview)
Voorliggend initiatief voorziet in een functieverandering van het perceel en aanwezige bebouwing, alsmede het herstel van een omissie in het bestemmingsplan 'Buitengebied Venray, 2010' (vastgesteld op 14 december 2010). De planologische mogelijkheden voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf komen door voorliggend plan te vervallen.
De twee bedrijfswoningen blijven als reguliere burgerwoningen behouden. Ruimtelijk gezien verandert er niets. Er worden geen gebouwen gesloopt of nieuwe gebouwen of bouwwerken opgericht. Met dit plan wordt ten aanzien van de reeds aanwezige inhoud van de bebouwing geen extra planologische ruimte toegestaan. Volgens de regels van het plan mag een woning met bijgebouwen in beginsel een inhoud van 875 m3 hebben. Deze maat is reeds aanwezig en wordt zelfs ruimschoots overschreden. De inhoud van de woning met bijgebouwen op de locatie Peelweg 2 (perceel 274 en 397) is circa 2724 m3. De inhoud van de woning met bijgebouwen op de locatie Peelweg 2a (perceel 398) is circa 1078 m3.
Ook de landschappelijke inpassing met bomen verandert niet. Navolgende afbeelding toont een impressie van de toekomstige situatie.
Toekomstige situatie plangebied (bron: Michels Advies b.v.)
In een duurzame leefomgeving wordt bewust omgegaan met energie, klimaat, grondstoffen, ruimte, water en groen. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn een logisch moment om de verschillende aspecten van duurzame stedenbouw vanaf het begin in de planvorming mee te nemen.
Bouwbesluit
Het Bouwbesluit stelt eisen aan energiezuinigheid van nieuwe woningen en utiliteitsgebouwen. De maat voor energiezuinigheid heet Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC). Voor woningen geldt sinds 2015 een Energie Prestatie Coëfficiënt van 0,4 op gebouwniveau. Vanaf 2020 wordt deze verlaagd richting een coëfficiënt dichter bij de nul. Vanaf 2020 moeten alle nieuwe gebouwen voldoen aan de BENG-eisen. Dit is rijksbeleid, waarbij BENG staat voor Bijna EnergieNeutrale Gebouwen.
Kansen
Bij de herinrichting van een perceel en bij nieuwbouw liggen kansen om duurzaamheid te verbeteren. Het energieneutraal maken van een gebouw kan beter bij de bouw dan achteraf. Nieuwbouw biedt de kans om meteen voor een duurzame wijze van verwarming te kiezen, maar ook andere duurzaamheidsaspecten zijn bij nieuwbouw relatief eenvoudig te realiseren, zoals het opwekken van duurzame energie. Het is van belang de kansen voor het opwekken van duurzame energie te benutten om de gestelde toename van duurzaam opgewerkte energie te behalen. Sinds 01-07-2018 moeten nieuwe woningen gasloos worden gebouwd. Daarnaast kan bij de inrichting van de buitenruimte rekening worden gehouden met water- en hittestress. Het aanplanten van groen is goed voor de klimaatbestendigheid, omdat het bijdraagt aan het verminderen van de hittestress en het verbeteren van het watervasthoudend vermogen van het gebied.
Planspecifiek
De uitoefening van een agrarisch bedrijf is niet meer mogelijk in de toekomstige situatie. Daarmee komen ook de nadelige milieueffecten op de omgeving te vervallen. De twee woningen zijn reeds bestaand en daarmee is het plan niet gemoeid met het gebruik van extra grondstoffen ten behoeve van de bouw. Net als in de huidige situatie wordt hemelwater geborgen op eigen terrein.
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Per januari 2021 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) van kracht. De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Alles met zorg voor een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving.
Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen, geeft het richting op de vier prioriteiten en helpt keuzes maken waar dat moet. Want niet alles kan overal. Deze visie is ontwikkeld in nauwe samenwerking met provincies, gemeenten, waterschappen, maatschappelijke instellingen en burgers.
De NOVI is vastgesteld op grond van de geldende regelgeving omdat de Omgevingswet nog niet in werking is. De NOVI voldoet tevens aan de eisen die de Omgevingswet stelt aan een omgevingsvisie. Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze omgevingsvisie dan ook gelden als de Nationale Omgevingsvisie in de zin van deze wet.
Met de komst van de NOVI komen meerdere nationale beleidsstukken te vervallen, waaronder de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Strategisch relevante delen van de SVIR en het Barro worden echter opgenomen in de NOVI en blijven daarmee ook na inwerkingtreding van de NOVI gelden. Dit bestemmingsplan zal daarom ook aan dit beleid worden getoetst.
Gebiedsgericht
De NOVI benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de ecologische hoofdstructuur), de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen.
In het Barro waren regels opgesteld waarmee deze gebiedsbescherming juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht zijn deze regels aanvullend vastgelegd.
Ladder duurzame verstedelijking
Een meer algemeen onderwerp uit de SVIR is 'duurzame verstedelijking'. Via de 'ladder voor duurzame verstedelijking' wordt een zorgvuldige afweging en besluitvorming geborgd bij ruimtelijke vraagstukken in stedelijk gebied. Het gebruik van deze ladder is opgenomen in het Bro (artikel 3.1.6 onder 2).
De ladder richt zich op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. In de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient de behoefte aan die ontwikkeling te worden beschreven. Als de ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied plaatsvindt, moet bovendien gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Het Bro beschrijft wat een stedelijke ontwikkeling is: "een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen." Onder 'bestaand stedelijk gebied' wordt het volgende verstaan: "bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur."
Planspecifiek
Gebiedsgericht
Het plangebied ligt niet in één van de aangewezen gebieden van de NOVI/SVIR en het Barro. Het initiatief raakt daarmee op voorhand niet aan één of meer aspecten met een nationaal ruimtelijk belang.
Ladder duurzame verstedelijking
Jurisprudentie heeft uitgewezen dat ontwikkelingen van minder dan 12 woningen geen stedelijke ontwikkeling zijn in de zin van de ladder. Voorliggend initiatief maakt geen nieuwe woningen of andere gebouwen mogelijk. Het plan is daarmee op voorhand niet aan te merken als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Verdere toetsing aan de ladder is niet nodig.
Conclusie
Het plan is passend binnen het rijksbeleid.
Op 01 oktober 2021 is de Provinciale Omgevingsvisie Limburg vastgesteld. In de omgevingsvisie Limburg is de langetermijnvisie van de provincie Limburg beschreven. In de visie staat beschreven hoe de provincie richting wil geven aan toekomstbestendige ontwikkeling en hoe daarbij steeds de balans wordt gezocht tussen het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving. De provincie geeft met deze visie een doorkijk voor de periode 2021 tot 2030 - 2050.
De omgevingsvisie Limburg vervangt het in 2014 vastgestelde Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL2014) en is in een interactief proces met overheden, semi - overheden, belangenvertegenwoordigers, andere partnerorganisaties en inwoners opgesteld. De visie bouwt deels voort op eerder gemaakte beleidskeuzes. Op andere onderdelen zijn nieuwe keuzes gemaakt.
In de omgevingsvisie staan drie hoofdopgaven centraal:
Deze opgaven spelen Limburg-breed, maar de accenten verschillen per gebied en per sector. Per sector is in de omgevingsvisie aangegeven wat de opgave is voor de sector, welke ambitie de provincie heeft met deze sector en welke keuzes worden gemaakt per sector. Ook voor de sector 'wonen en leefomgeving' is op deze manier beschreven welke richting de provincie de komende jaren op wil.
De Omgevingsverordening Limburg voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De Omgevingsverordening Limburg treedt in werking bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
Planspecifiek
In de Omgevingsverordening Limburg zijn geen direct relevante artikelen opgenomen voor voorliggende ontwikkeling. Wel is bepaald dat de ontwikkeling dient aan te sluiten bij de Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg. In paragraaf 3.3 wordt toegelicht waarom dit het geval is.
Het plan is passend binnen het provinciaal beleid.
De Regionale Woonvisie Noord-Limburg 2020-2024 geeft richting aan het woonbeleid van de regio voor de komende vier jaar. Uitgangspunt daarbij is dat de huidige samenwerking en afstemming tussen verschillende partijen, waaronder corporaties, ontwikkelaars, zorginstellingen etc., wordt voortgezet. Op basis van een analyse over de huishoudensontwikkeling, de link tussen de (toekomstige) bevolkingssamenstelling en de bestaande woningvoorraad en enkele trends en ontwikkelingen zijn er in de visie enkele opgaven geformuleerd die als volgt zijn samen te vatten:
Planspecifiek
Voorliggend plan betreft het omzetten van twee bestaande agrarische bedrijfswoningen naar reguliere burgerwoningen. Er is in de toekomstige situatie geen relatie meer tussen de woningen en een bedrijf waardoor de woningen door een veel bredere doelgroep in gebruik kunnen worden genomen. Dit komt ten goede aan het kwalitatieve woningaanbod in de regio. Het plan sluit daarmee aan op onder andere de opgave uit de woonvisie om de doorstroming op de woningmarkt te bevorderen.
Het plan is passend binnen de 'Regionale Woonvisie Noord-Limburg 2020-2024'.
Op 27 juni 2019 is de Toekomstvisie Venray 2030 'Venray loopt voorop' vastgesteld. In deze visie heeft de gemeente Venray haar ambities opgesteld voor de ontwikkeling van de gemeente tot 2030. Deze visie vervangt de Strategische visie 2020 en de nota 'Venray, stad in de Peel (2025). De toekomstvisie geeft de gemeente een koers voor het omgaan met nieuwe trends en ontwikkelingen in de gemeente, zowel binnen de gemeenschap van Venray als in de regio. Belangrijke thema's uit de vorige strategische visie worden doorgezet in deze visie. 'Venray loopt voorop' heeft aandacht voor burgerparticipatie, de rol van de overheid, en regionale samenwerking, met name op het gebied van onderwijs, bedrijfsleven en in de naaste omgeving van inwoners. Hiermee speelt de toekomstvisie in op de nieuwe Omgevingswet. Daarnaast is er veel aandacht voor de kwalitatieve ontwikkeling van onder meer de leefomgeving. De uitdaging daarbij is om de ruimtelijke kwaliteit zowel in de stad, op het platteland als in de natuur op een hoog niveau te houden.
De gemeente Venray heeft voor de komende tien jaar de volgende vijf ambities geformuleerd.
In het Venray van 2030:
Planspecifiek
Met voorliggend plan worden de bestaande bedrijfswoningen binnen het plangebied omgevormd naar burgerwoningen. Door het verdwijnen van het agrarisch bouwvlak en het bijbehorende nadelige milieueffect op de omgeving, treedt een kwaliteitsverbetering op. Samen met het behoud van het bestaande groen ontstaat er daardoor een kleinschalige woonlocatie in het buitengebied. Dit sluit aan op de ambitie 'In het Venray van 2030 woon je groen en sociaal'.
Voorliggend initiatief past binnen de Toekomstvisie Venray 2030 'Venray loopt voorop'.
Op 2 november 2021 heeft de gemeente Venray de 'Omgevingsvisie Venray' vastgesteld. In de Omgevingsvisie gaat de gemeente in op de grote uitdagingen van de aankomende tijd en geeft de gemeente aan waar het naar toe wil in de toekomst. De Omgevingsvisie vormt de ruimtelijke vertaling van de strategische visie: Toekomstvisie 2030 'Venray loopt voorop'. De Omgevingsvisie is tot stand gekomen in samenwerking met inwoners, ondernemers en verenigingen uit de gemeente Venray. De volgende vijf ambities zijn geformuleerd:
Verder geeft de gemeente aan dat het de belangrijkste waarden (Erfgoed, Landschap, Natuur en Groen, Water en bodem en Stedenbouwkundig kader) wil beschermen en versterken. Daarbij wordt er rekening gehouden met klimaatverandering, de energietransitie en de woningbouw om het woningtekort op te lossen.
Planspecifiek
Voorliggend plan heeft geen ruimtelijke wijzigingen tot gevolg. Van bedrijfsactiviteiten is in de toekomstige situatie geen sprake meer. Er blijft een kleinschalige woonlocatie over met het aanzien van een kleinschalig agrarisch erf dat passend is in de omgeving. De tuin waarbinnen meerdere bomen staan, waarvan enkele gegroepeerd, blijft als zodanig ingericht. Het initiatief sluit daarmee aan op de ambitie uit de Omgevingsvisie Venray dat groen wonen voor iedereen mogelijk moet zijn. Het verdwijnen van de planologische mogelijkheden voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf en de daaraan verbonden nadelige milieueffecten draagt bij aan een gezondere leefomgeving. Het plan sluit daarmee ook aan op de ambitie 'Een gezond Venray heeft de toekomst'.
Voorliggend initiatief past binnen de Omgevingsvisie Venray.
In het Omgevingsprogramma Wonen 'Verder bouwen aan de toekomst van Venray' staat hoe Venray zich wil blijven ontwikkelen als een fijne gemeente om te wonen. Het Omgevingsprogramma vervangt de 'Woonvisie Venray 2017'. Op hoofdlijnen geeft de gemeente richting aan de verschillende belangrijke vraagstukken rondom het wonen. De gemeente richt zich op vijf thema's:
In het Omgevingsprogramma wordt beschreven dat vooral ook passende woningen voor senioren en starters nodig zijn. Daarnaast is een passend aanbod van betaalbare huur- en koopwoningen voor lage en middeinkomens nodig.
Planspecifiek
Door het verdwijnen van de planologische mogelijkheden voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf verbetert het woon- en leefklimaat op de locatie. Het plan voorziet daarmee in een verbetering van de kwalitatieve woningvoorraad. Met voorliggend initiatief worden de woningen bereikbaar voor een bredere doelgroep en levert het plan daarmee een bijdrage aan een gevarieerd woonaanbod in de gemeente.
Het plan is passend binnen het Omgevingsprogramma Wonen.
Op 30 januari 2018 heeft de gemeenteraad van Venray de 'Visie veehouderij Venray 2018' vastgesteld. In de visie is het beleid van de gemeente Venray uiteengezet dat moet bijdragen aan een balans tussen de ontwikkelingsruimte voor de veehouderijen en de bescherming van een goed woon- en leefklimaat voor de inwoners. In delen van het buitengebied en in enkele dorpskernen wordt door inwoners van de gemeente hinder ervaren door veehouderijen uit de omgeving. De hinder heeft voornamelijk betrekking op geuroverlast maar ook transport, vliegen en geluid dragen bij aan de hinder. In het gemeentelijke beleidsstuk ''Veehouderij en gezondheid omwonenden'' uit 2015 is er ook extra aandacht voor de gezondheid van inwoners. De gemeente wil dat de emissies (geur, ammoniak, fijn stof en endotoxinen) voldoende snel afnemen en het aantal overlastlocaties snel daalt. Dat betekent dat nieuwe overlast moet worden voorkomen en dat
ontwikkeling gepaard moet gaan met een verbetering.
Planspecifiek
Voorliggend plan zet een bestaande agrarische bedrijfslocatie om naar een woonlocatie. In de toekomstige situatie is het bedrijfsmatig houden van dieren niet meer toegestaan. Van nadelige milieuhinder, waaronder geurhinder, op de omgeving is dan ook geen sprake meer. In hoofdstuk 4 is toegelicht dat de omzetting van de bedrijfswoning naar burgerwoning geen nadelige gevolgen heeft ten aanzien van omliggende bedrijven en er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Daarmee komt het plan tegemoet aan de doelstellingen uit de Visie Veehouderij Venray 2018.
Venray heeft een urgent woningtekort. De woningmarkt is flink aangetrokken, de woningbehoefte komt voor de meeste kernen van de gemeente beduidend hoger uit dan eerdere prognoses. Om te zorgen dat het in de gemeente nu én in de toekomst goed wonen en leven is, staat de gemeente voor de grote opgave om het woningtekort (kwalitatief én kwantitatief) terug te brengen en te komen tot een gezond woningbouwprogramma.
De vraag naar meer woningen wordt bevestigd door de meest recente woningbouwprognose van de provincie Limburg (Progneff 2019 Update). Daaruit blijkt dat er voor de gemeente Venray tot 2035 een groei wordt verwacht van 1.653 huishoudens. De groei is de eerste jaren het hoogst: tot 2030 is de groei in totaal 1.443 huishoudens en de 'laatste' 210 woningen in de vijf jaren daarna. Pas na 2039 zal, volgens de huidige prognosecijfers, een bevolkingsdaling optreden.
Prognosecijfers huishoudens in de gemeente Venray (bron: Programma Wonen)
Aan de hand van vier ambities beoogt de gemeente het woningtekort de aankomende jaren terug te brengen, zowel kwantitatief als kwalitatief:
Planspecifiek
Er is in de toekomstige situatie geen relatie meer tussen de woningen en een bedrijf waardoor de woningen door een veel bredere doelgroep in gebruik kunnen worden genomen. Dit komt ten goede aan het kwalitatieve woningaanbod binnen de gemeente. Op die manier levert het plan een bijdrage aan de ambities om het kwalitatieve woningaanbod te veranderen.
Het initiatief past binnen het 'Programma Wonen'.
In de nota 'Wederzijds vertrouwen, Welstandsnota 2013 gemeente Venray, 2e herziening 2018' past de
gemeente Venray een differentiatie in welstandstoezicht toe. Het welstandsbeleid wordt in de eerste plaats
gedifferentieerd naar de specifieke situatie in wijken, buurten of gebieden en naar de plaats van een
bouwwerk op het erf. Dit betekent dat minder beeldbepalende gebieden (waaronder grote delen van Venray,
de kerkdorpen en bedrijventerreinen) preventief worden getoetst door een ambtenaar. Voor nieuwe hoofdgebouwen, monumenten en plannen die niet passend zijn binnen het bestemmingsplan wordt de
toetsing uitgevoerd door de welstandscommissie (in Venray het Adviesbureau Ruimtelijke Kwaliteit).
Planspecifiek
Voorliggend initiatief maakt de oprichting van nieuwe woningen niet mogelijk. Het ARK (Adviesbureau Ruimtelijke Kwaliteit) zal het initiatief daarom niet toetsen aan de welstandsnota. Wel wordt het plan ambtelijk getoetst. De woningen uit het plangebied zijn reeds bestaand en zijn passend binnen de omgeving.
De nota 'Wederzijds vertrouwen, Welstandsnota 2013 gemeente Venray' staat het initiatief niet in de weg.
De Toetssteen Openbare Ruimte, heeft betrekking op de (toekomstige) openbare ruimte, geen gebouw zijnde,
welke beheerd wordt door de beheerders van de afdeling Openbare Ruimte van de gemeente Venray. De
Toetssteen Openbare Ruimte heeft als doel het waarborgen van de kwaliteit van de openbare ruimte van de
gemeente Venray. Het begrip kwaliteit kan worden opgedeeld in:
De Toetssteen beschrijft de uitgangspunten, randvoorwaarden, ontwerpeisen etc. waaraan bouwplannen in de openbare ruimte minimaal dienen te voldoen. Verder verschaft de Toetssteen inzicht in de toetsingsprocedure van de gemeente.
Het meenemen van de uitgangspunten, randvoorwaarden en ontwerpeisen van al de betrokken vakdisciplines
in een vroeg stadium zal resulteren in een meer integraal ontwerp. Met deze werkwijze kan op de lange
termijn integraal ontworpen openbare ruimte kostenefficiënter worden beheerd en kan deze door keuzes als
flexibiliteit en aanpasbaarheid blijven voorzien in de behoeften van de maatschappij. Ook zal het
beoordelingstraject van een bouwplan efficiënter verlopen.
Het waarborgen dat wordt voldaan aan de verschillende kwaliteitseisen van de gemeente bestaat uit twee
stappen, te weten:
1. Aanleveren Toetssteen.
2. Controle op toepassing Toetssteen in de plannen.
Planspecifiek
Voorliggend plan initiatief heeft betrekking op een privaat terrein, waardoor vrijwel alle onderdelen van de Toetssteen geen betrekking hebben op voorliggend plan. Wel kunnen ontwikkelingen binnen het plangebied invloed hebben op het onderdeel 'Verkeer'. Door het wegbestemmen van een agrarisch bedrijf is er in de toekomstige situatie ook geen sprake meer van middelzwaar en zwaar bedrijfsverkeer. Het initiatief heeft daarmee een positief effect op de verkeerssituatie ter plaatse, zie verder ook paragraaf 4.4.
Het initiatief past binnen de 'Toetsteen Openbare Ruimte'.
In februari 2022 heeft de gemeenteraad van Venray het Omgevingsprogramma Wonen en de Uitvoeringsagenda Wonen 2022 vastgesteld. In het Omgevingsprogramma is een aantal instrumenten benoemd die kunnen bijdragen aan het realiseren van de doelstellingen van het Omgevingsprogramma. De Doelgroepenverordening Wonen Venray 2022 (vastgesteld op 13 december 2022) is een van die instrumenten.
In het Omgevingsprogramma Wonen is vastgelegd dat van de 1.500 woningen die de komende 10 jaar gerealiseerd worden voor minimaal 50% in het betaalbare segment gerealiseerd worden. Met de doelgroepenverordening kan publiekrechtelijk worden geregeld dat er voldoende woningen in het sociale en betaalbare segment worden gerealiseerd in nieuwe woningbouwontwikkelingen. Tevens wordt geregeld dat deze woningen ook langjarig beschikbaar blijven voor de betreffende doelgroepen.
Met de doelgroepenverordening neemt de gemeente meer regie op de bouw en het beschikbaar houden van woningen in het sociale en betaalbare segment. De doelgroepenverordening is alleen van toepassing bij nieuwbouw van 12 of meer woningen en regelt niet de toewijzing van woningen.
Planspecifiek
Voorliggend plan voorziet niet in het toevoegen van nieuwe woningen binnen het plangebied. De gestelde voorwaarde van 12 of meer nieuwe woningen wordt niet overschreden. De doelgroepenverordening is hiermee niet van toepassing op voorliggend plan.
De Doelgroepenverordening Wonen Venray 2022 staat het plan niet in de weg.
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Venray 2010', vastgesteld op 14 december 2010 en de meest recente herziening 'Buitengebied Venray 2010, herziening regels', vastgesteld op 20 september 2017 door de gemeente Venray. Daarnaast geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Venray, Herziening regels Ruimtelijk KwaliteitsKader' (vastgesteld op 31 oktober 2023). Navolgende afbeelding geeft een uitsnede van het vigerende bestemmingsplan weer.
Uitsnede vigerende bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Ter plaatse van het plangebied geldt de bestemming 'Agrarisch' met bouwvlak en de functieaanduiding 'agrarisch bedrijf'. Ter plaatse van de langgevelboerderij aan de Peelweg 2 ligt de aanduiding 'bedrijfswoning'. Ter plaatse van de bestaande woning aan de Peelweg 2a is deze aanduiding per abuis niet opgenomen, zie ook 1.1. Verder geldt over het hele plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Over het gehele plangebied is een bouwvlak getrokken, met daarin de functieaanduiding 'agrarisch bedrijf'. Binnen het plangebied zijn twee gebiedsaanduidingen aanwezig: 'luchtvaartverkeerzone' en 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied'. Tenslotte valt het plangebied binnen een luchtvaartverkeerzone waardoor er een maximale bouwhoogte geldt van 72 meter t.o.v. NAP.
Strijdigheid met het vigerende bestemming
Eén van de woningen is aangemerkt als bedrijfswoning en voor de andere woning ontbreekt een planologische aanduiding. De ingebruikname van de twee woningen als reguliere burgerwoningen is daarmee in strijd met het vigerende bestemmingsplan.
De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.
Op grond van de Wet Bodembescherming (Wbb) moet aangetoond worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Bij een functiewijziging zal in veel gevallen een specifiek bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd.
Planspecifiek
Voor voorliggend plan is een bodemonderzoek uitgevoerd, zie bijlage 2. Uit het onderzoek blijkt dat de vastgestelde milieuhygiënische bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de aanvraag van een bestemmingsplanwijziging naar wonen. In de regels van voorliggend bestemmingsplan is het slopen van het asbesthoudende dak van de voormalige varkensstal zonder het uitvoeren van de sanering van de bijbehorende zuidelijke druppelzone van dit dak opgenomen als strijdig gebruik. Hiermee wordt de sanering planologisch geborgd.
Het plan is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect bodem.
De mate van blootstelling aan luchtverontreiniging speelt een rol in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Met betrekking tot 'luchtkwaliteit' zijn twee aspecten van belang. Ten eerste of de luchtkwaliteit ter plaatse de nieuwe functie toelaat (de gevoeligheid van de bestemming) en ten tweede wat de bijdrage is van het plan aan die luchtkwaliteit.
Luchtkwaliteit ter plaatse
In de Wet milieubeheer zijn normen opgenomen voor de concentraties van een aantal stoffen in de buitenlucht ter bescherming van de mens. De twee belangrijkste stoffen zijn PM10 en PM2,5(fijnstof) en NO2 (stikstofdioxide). Voor grenswaarde van PM10 en NOx bedraagt 40 µg/m3, van PM2,5 is dat 25 µg/m3.
Bijdrage aan luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen. De Wet maakt een onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).
Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate bijdragen" (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een toevoeging van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit, omdat een dergelijk project per definitie niet boven de 3%-norm komt.
Planspecifiek
Luchtkwaliteit ter plaatse van het initiatief
Vanuit een goede ruimtelijke ordening is de huidige luchtkwaliteit ter plaatse getoetst met behulp van de NSL Monitoringstool. Door de metingen ter plaatse te toetsen aan de grenswaarden is gekeken of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Uit metingen van het dichtstbij gelegen rekenpunt 233235 (aan de Peelweg ter hoogte van plangebied) zijn de volgende concentraties naar voren gekomen:
NO2 (stikstofdioxide) |
PM10
(fijnstof) |
PM2,5 (fijnere fractie van fijnstof) | |
Gemeten totale concentratie jaargemiddelde 2020 (µg/m3) | 13,3 µg/m3 | 25,4 µg/m3 | 10,2 µg/m3 |
Grenswaarde concentratie (µg/m3) | 40 µg/m3 | 40 µg/m3 | 25 µg/m3 |
De gemeten concentraties stikstofdioxide, fijn stof en zeer fijn stof liggen ruim onder de gestelde grenswaarden. Met betrekking tot de luchtkwaliteit zijn geen belemmeringen voor onderhavig initiatief.
Bijdrage initiatief
Voorliggend plan betreft enkel het planologisch vastleggen van een bestaande situatie door de bestaande agrarische bedrijfswoningen naar burgerwoningen om te zetten. Ten aanzien van de bijdrage aan de luchtkwaliteit wordt geconcludeerd dat het plan geen invloed heeft ten opzichte van de benoemde grenswaarde (3%, gelijk aan 1.500 woningen). Op basis van de niet te verwachten toename aan verkeersbewegingen ten gevolge van het project is te concluderen dat dit project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een nadere toetsing ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven.
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect luchtkwaliteit.
De mate waarin het geluid het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd:
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. Binnen deze zones bepaalt het bevoegd gezag de te hanteren grenswaarden. Er geldt een voorkeursgrenswaarde en een bovengrens (hoger mag niet). De Wgh gaat verder onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen. De belangrijkste bronnen van geluidhinder die bij een ruimtelijke ontwikkeling aan de orde kunnen zijn betreffen: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai.
Planspecifiek
Op basis van art. 76 lid 3 Wgh hoeft de geluidsbelasting van een aanwezige weg (waar geen wijzigingen optreden) op bestaande woningen niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Hieronder valt het omzetten van een agrarische bedrijfswoning naar een (burger)woning. Een akoestisch onderzoek is daarom niet benodigd. Vanuit de Wet geluidhinder gelden geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect geluid.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor milieuvergunningen als het gaat om geurhinder van veehouderijen met landbouwhuisdieren. De Wgv maakt onderscheid in dieren met en dieren zonder een vastgestelde geuremissiefactor. Voor de eerste soort wordt de geurbelasting bij geurgevoelige objecten berekend, voor de tweede gelden minimumafstanden tot dergelijke objecten (ook wel bekend onder de term 'vaste afstandsdieren'). De Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) bepaald in bijlage 1 voor welke dieren geuremissies zijn vastgelegd. Als het (beoogde) veehouderijbedrijf niet in deze regeling wordt genoemd betreft het vaste afstandsdieren.
Op grond van artikel 3 lid 1 van de Wgv gelden de volgende normen ten behoeve van vergunningverlening voor dieren met een geuremissiefactor:
geurgevoelig object gelegen in: | maximaal toegestane geurbelasting (odour units per m3 lucht) |
concentratiegebied binnen bebouwde kom | 3,0 ouE/m3 |
concentratiegebied buiten bebouwde kom | 14,0 ouE/m³ |
niet-concentratiegebied binnen bebouwde kom | 2,0 ouE/m3 |
niet-concentratiegebied buiten bebouwde kom | 8,0 ouE/m3 |
Als het geen bedrijf is waar een geuremissiefactor voor is vastgelegd gelden de volgende eisen:
Tot slot geldt voor zowel dieren met als voor dieren zonder geuremissiefactoren altijd een minimumafstand tussen de buitenzijde van een dierenverblijf en de buitenzijde van een geurgevoelig object. Dit betreft 50 respectievelijk 25 meter voor hetzij binnen dan wel buiten de bebouwde kom.
De Wet geurhinder en veehouderij kent een omgekeerde werking. Dat wil zeggen dat ook bij plannen die woningbouwlocaties mogelijk maken wordt getoetst aan de normen van de Wet geurhinder en veehouderij. Bij ruimtelijke ordeningsplannen moet worden beoordeeld of sprake is van een goed woon- en verblijfklimaat.
Geurverordening Venray
De gemeenteraad van de gemeente Venray en de gemeenteraad van de voormalige gemeente Meerlo-Wanssum hebben een Verordening geurhinder en veehouderij vastgesteld. Nadien heeft de gemeente Venray haar verordening nog aangepast in die zin dat voor een viertal locaties de geurnorm gewijzigd is.
In deze verordeningen (inclusief de wijziging van de gemeente Venray) wordt afgeweken van de wettelijke normen uit de Wgv. Beide geurverordeningen zijn inmiddels samengevoegd tot één verordening waarbij de uitgangspunten ongewijzigd zijn gebleven. De normen uit deze samengevoegde verordening zijn:
Gebied: | Maximaal toegestane geurbelasting (odourunits per m³ lucht) |
Zoekgebieden woningbouw | 8,0 ouE/m³ |
Zoekgebieden woningbouw en bedrijventerreinen | 8,0 ouE/m³ |
Vakantiepark de Witte Vennen, clustering TBS/Pascalis/Dichterbij |
8,0 ouE/m³ |
Bedrijfsterreinen | 8,0 ouE/m³ |
Plangebied Burgemeester Ponjéestraat in Wanssum | 7,0 ouE/m³ |
Voor de bestaande woongebieden in Wanssum | 2,50 ouE/m³ |
Voor de bestaande woongebieden van Venray, Leunen, Smakt, Vredepeel, Ysselsteyn, Oostrum, Merselo, Castenray, Oirlo, Veulen, Blitterswijck en Geijsteren. |
3,0 ouE/m³ |
Buitengebied | 14,0 ouE/m³ |
Timmermannsweg 13 Ysselsteyn, Ringweg 33a Ysselsteyn, Pater Tulpstraat 24 Ysselsteyn, Horsterweg 70/70a/70b Castenray |
8,0 ouE/m³ |
Tabel , normen voorgrondbelasting Verordening geurhinder en veehouderij
Op de 'Kaart behorende bij Aanpassing verordening geurhinder en veehouderij van de gemeente Venray september 2009' is per deelgebied ingetekend wat de normstelling is.
In de gebiedsvisie behorende bij de geurverordening is geen specifieke definitie of uitwerking opgenomen van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Wél is aangegeven dat de afwijkende normering uit de geurverordening niet mag leiden tot een verslechtering van het woon- en leefklimaat.
Aanvulling op de Gebiedsvisie geurhinder en veehouderij gemeente Venray.
In de 'Aanvulling op de Gebiedsvisie geurhinder en veehouderij gemeente Venray' heeft de gemeente Venray vastgelegd wat wordt verstaan onder een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Bij het opstellen van deze aanvulling op de gebiedsvisie en het vastleggen van de normen voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat heeft de Handreiking bij de Wet geurhinder en veehouderij (Infomil 2007) als basis gediend.
In onderstaande tabel is de maximale waarde van de voor- en achtergrondbelasting weergegeven waarbij volgens de gemeente Venray nog sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Maximale belasting (odourunits per m³ lucht) | ||
Gebied | Achtergrond | Voorgrond |
Bestaande woongebieden Venray, Oostrum, Smakt, Geijsteren, Blitterswijck en Wanssum | 13,0 ouE/m³ | 6,5 ouE/m³ |
Bestaande woongebieden Ysselsteyn, Veulen, Castenray, Oirlo, Leunen, Heide en Merselo | 20,0 ouE/m³ | 6,5 ouE/m³ |
Zoekgebied woningbouw Wanssum | 13,0 ouE/m³ | 7,0 ouE/m³ |
Overige zoekgebieden woningbouw en bedrijventerreinen | 20,0 ouE/m³ | 8,0 ouE/m³ |
Vakantiepark de 'Witte Vennen' en de Clustering TBS/Pascalis/Dichterbij' | 13,0 ouE/m³ | 7,0 ouE/m³ |
Buitengebied | 20,0 ouE/m³ | 14,0 ouE/m³ |
Planspecifiek
Voorgrondbelasting
De voorgrondbelasting betreft de geurbelasting veroorzaakt door de veehouderij die voor dat geurgevoelige object dominant is. In de omgeving van het plangebied is dit de intensieve veehouderij aan de Peelweg 4. Op navolgende afbeelding zijn de indicatieve geurcontouren van dit bedrijf zichtbaar. Hierop is te zien dat het plangebied (paars omcirkeld) ruimschoots buiten de 14 ou-contour ligt. Gelet op de in de gemeente Venray geldende normen voor het buitengebied is op de planlocatie sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Uitsnede kaart 'Indicatieve geurhindercontouren 3 ou, 8 ou en 14 ou' (bron: gemeente Venray)
Omgekeerd levert de omzetting van twee bedrijfswoningen naar twee burgerwoningen geen belemmering op voor de ontwikkelingsmogelijkheden van de veehouderij. De Wet geurhinder en veehouderij bepaalt namelijk dat een woning die op of na 19 maart 2000 heeft opgehouden deel uit te maken van een veehouderij qua geur daarna nog steeds beoordeeld dient te worden als een woning bij een veehouderij.
Andere geurgevoelige objecten zijn reeds dichter bij de veehouderij gelegen dan de woningen uit het plangebied. De toekomstige burgerwoning is daarmee niet maatgevend voor de ontwikkelingsmogelijkheden van het betreffende bedrijf. Het plan heeft geen negatieve gevolgen voor dit bedrijf.
Achtergrondbelasting
Daarnaast is ook getoetst aan de achtergrondbelasting ten aanzien van geurhinder. Navolgende afbeelding geeft de beoordeling van de woon- en leefkwaliteit in de omgeving van het plangebied weer. Hierop is te zien dat voor het plangebied sprake is van een matig woon- en leefklimaat (13,2 - 20,0 ou). Hiermee voldoet het plangebied aan de norm voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat (<20 ou), volgens de 'Aanvulling op de gebiedsvisie Geurhinder en veehouderij gemeente Venray'.
Uitsnede kaart achtergrondbelasting geur (bron: Gemeente Venray)
Conclusie
Uit het voorgaande blijkt dat ter plaatse van het plangebied zowel ten aanzien van de voorgrond- als achtergrondbelasting sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In het kader van de omgekeerde werking levert de omzetting van de agrarische bedrijfswoningen in burgerwoningen geen belemmeringen op voor de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende veehouderijen.
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect geur.
Milieuzonering is het aanbrengen van een ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Doel is om bij het opstellen van een ruimtelijk plan een goed en veilig leefklimaat te waarborgen, maar tegelijkertijd ook aan bedrijven voldoende milieuruimte te bieden voor het uitoefenen van hun activiteiten.
De mate waarin bedrijven invloed hebben op hun omgeving is afhankelijk van de aard van de bedrijvigheid en de afstand tot een gevoelige bestemming. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
Milieuzonering heeft betrekking op aspecten met een ruimtelijke dimensie, zoals geluid, geur, gevaar en stof. De mate van belasting, en daarmee de gewenste aan te houden afstand, kan per aspect en per bedrijfstype verschillen. In de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is een lijst opgenomen met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Van deze richtafstanden kan worden afgeweken, mits wordt onderbouwd waarom de feitelijke milieuhinder als minder belastend wordt gezien.
Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'.
In- en uitwaartse zonering
Uitwaartse zonering gaat uit van de milieubelastende functie (een bedrijf of bedrijventerrein) met als doel milieugevoelige functies uit de omgeving te weren. Bij inwaartse zonering wordt vanuit de milieugevoelige functie (bijvoorbeeld een woongebied) een bufferzone gecreëerd.
Planspecifiek
Voorliggend plan voorziet in het omzetten van twee bedrijfswoningen naar burgerwoningen. Voor deze burgerwoningen is het nodig vast te stellen of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Rondom deze locatie liggen verschillende functies, waaronder intensieve veehouderijen en andere agrarische bedrijven. De locatie wordt niet beschouwd als gemengd gebied, waardoor getoetst is aan de reguliere richtafstanden uit de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de VNG. Navolgende tabel geeft de in de omgeving gelegen functies en hun afstanden aan. De richtafstanden voor geur zijn niet in het overzicht opgenomen. De uitvoerbaarheid met betrekking tot dit aspect is behandeld in paragraaf 4.1.4.
Activiteit | Adres | Milieucategorie | Getoetste richtafstand | Feitelijke afstand tot plangebied |
Handel en reparatie (bedrijfs)auto's, aanhangers en caravans | Peelweg 9, Ysselsteyn | 2 | 30 m (geluid) | ca. 65 m |
Agrarische dienstverlening (b.o. > 500 m2) | Peelweg 13, Ysselsteyn | 3.1 | 50 m (geluid) | ca. 230 m |
Vakantieboerderij | Deurneseweg 160, Ysselsteyn | 1 | 10 m (geluid) | ca. 110 m |
Voorgaande tabel geeft aan dat de locatie voldoet aan de richtafstanden van de nabijgelegen functies. Hierdoor wordt geconcludeerd dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat op de locatie in het kader van milieuzonering. Daarnaast worden er met het plan geen bedrijven in de bedrijfsvoering gehinderd, gezien deze reeds rekening dienen te houden met de woningen in de bestaande situatie.
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect milieuzonering.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving die ontstaan door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Hierbij gaat het om risicovolle inrichtingen, transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en buisleidingen.
De verplichting om in een ruimtelijk plan in te gaan op deze risico's komt voort uit het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi), het 'Besluit externe veiligheid transportroutes' (Bevt) en het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' (Bevb). Daarnaast zijn in het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Vuurwerkbesluit veiligheidsafstanden genoemd die moeten worden aangehouden rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting.
De wetgeving richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, en kinderopvang- en dagverblijven, en grote kantoorgebouwen (>1500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn kleinere kantoren en winkels, horeca, kampeerterreinen en bedrijfsgebouwen waarin geen grote aantallen personen aanwezig zijn.
Binnen het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) van 10-6 per jaar en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risicobeleid bestaat uit harde afstandscontouren tussen risicobron en (beperkt) kwetsbaar object. Het wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 per jaar (de kans dat per jaar 1 persoon overlijdt door een ongeluk met een gevaarlijke stof mag niet groter zijn dan 1 op een miljoen). Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij de berekening van het groepsrisico spelen mee de aard en hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen en het aantal potentiële slachtoffers.
Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen de PR en/of de invloedsgebieden van het GR. Binnen de 10-6-contour is het realiseren van kwetsbare objecten niet toegestaan.
Planspecifiek
Voorliggend initiatief heeft geen toename van het aantal kwetsbare objecten tot gevolg. Ook worden er geen activiteiten mogelijk gemaakt die in het kader van externe veiligheid voor een veiligheidsrisico zorgen op de omgeving. In de omgeving van het plangebied zijn geen BEVI-inrichtingen aanwezig. Een nadere beoordeling in het kader van externe veiligheid is niet aan de orde.
Het initiatief is uitvoerbaar vanuit het aspect externe veiligheid.
Water is een belangrijk thema in de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.
Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
Waterwet
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de aloude vergunningstelsels uit de voorheen afzonderlijke waterbeheerwetten zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning.
Nationaal Waterplan
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Dit Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2016-2021 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
Watertoets
De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets, maar een proces waarbij de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek gaan voorafgaand aan de vaststelling van het plan. De watertoets bestaat uit twee onderdelen:
Planspecifiek
Onderhavig initiatief betreft uitsluitend het herbestemmen van twee reeds bestaande agrarische bedrijfswoningen tot burgerwoningen. Aan de ruimtelijke situatie in het plangebied verandert niets. De hoeveelheid bebouwing en verharding blijft in de toekomstige situatie gelijk. Hemelwater wordt op eigen terrein geïnfiltreerd en geborgen. De twee woningen behouden de huidige aansluiting op het riool. Op dit riool (drukriool) wordt alleen afvalwater geloosd. De wijze van afvoer van hemelwater blijft ongewijzigd. Het plan heeft daarmee geen negatieve effecten op waterhuishoudkundige aspecten.
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect water.
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. De Wet natuurbescherming beschermt natuurgebieden, inheemse soorten en bosopstanden in Nederland.
Gebiedsbescherming
In de Wet natuurbescherming worden de zogenoemde Natura 2000-gebieden beschermd. Natura 2000 is de overkoepelende naam voor gebieden die worden beschermd vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. Natura 2000-gebieden kennen een zogenaamde 'externe werking'. Dit betekent dat ontwikkelingen die buiten de begrenzing van de Natura 2000-gebieden gelegen zijn, ook getoetst moeten worden of er significant negatieve effecten optreden op het betreffende gebied.
Soortenbescherming
Een hoofdstuk in de Wet natuurbescherming regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden. De wet geeft de mogelijkheid aan provincies om voor een bepaald aantal soorten via een verordening een algemene vrijstelling op bepaalde verbodsbepalingen te geven.
Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menige soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.
Planspecifiek
Gebiedsbescherming
Voorliggend plan voorziet in de omzetting van een agrarische bestemming naar een woonbestemming. Aan de situatie binnen het plangebied verandert ruimtelijk niets. Door het wegbestemmen van het agrarisch bedrijf treden er in de toekomstige situatie ook geen nadelige milieueffecten meer op. Negatieve effecten voor Natura 2000-gebieden kunnen op voorhand worden uitgesloten. Het plan heeft geen betrekking op stikstofdepositie. Het uitvoeren van een AERIUS-berekening voor de aanleg- en gebruiksfase is niet aan de orde. Er zijn geen belemmeringen vanuit gebiedsbescherming.
Soortenbescherming
Voorliggend initiatief heeft geen fysieke veranderingen aan het plangebied tot gevolg. Er worden geen gebouwen gesloopt of bijgebouwd of bomen gekapt. Negatieve effecten in het kader van soortenbescherming kunnen op voorhand worden uitgesloten.
Het initiatief is uitvoerbaar vanuit het aspect ecologie.
Onderdeel van goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuw project op de verkeersstructuur. Voorliggend initiatief heeft tot gevolg dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf niet meer mogelijk is in de toekomstige situatie. Daarmee verdwijnen ook de middelzware en zware verkeersbewegingen van bedrijfsverkeer. Dit komt ten goede aan de verkeerssituatie ter plaatse. De twee woningen blijven via de twee bestaande opritten ontsloten op de Peelweg. Parkeren is net als nu mogelijk binnen eigen terrein. Achter de woningen is meer dan voldoende ruimte aanwezig om per woning minimaal drie auto's te parkeren. Daarmee wordt voldaan aan de parkeernorm uit de 'Beleidsnota Parkeernormen gemeente Venray'.
Het plan is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect verkeer.
In elk bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.
Cultuurhistorie
Het belang van cultuurhistorie is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Het Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het bestemmingsplan opgenomen moet worden. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken.
Archeologie
De bescherming van archeologische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen is geregeld in de Erfgoedwet. De essentie van de wettelijke bescherming is dat archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem bewaard blijven. Bij ruimtelijke plannen geldt de verplichting om rekening te houden met bekende en te verwachten archeologische waarden. Indien ingrepen gepaard gaan met een verstoring van de bodem, kan het nodig zijn om nader onderzoek te doen, zodat - waar nodig - de archeologische waarden veiliggesteld kunnen worden en/of het plan aangepast kan worden. De verantwoordelijkheid voor archeologische waarden ligt bij de gemeente.
Op basis van artikel 5.10 van de Erfgoedwet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken.
Planspecifiek
Cultuurhistorie
Het plangebied ligt niet in een landschap dat vanuit cultuurhistorisch oogpunt bescherming geniet. Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn ook geen cultuurhistorisch waardevolle objecten zoals (rijks)monumenten aanwezig. Het initiatief heeft geen fysieke veranderingen van het plangebied tot gevolg. Negatieve effecten ten aanzien van cultuurhistorie kunnen op voorhand worden uitgesloten.
Archeologie
Het gehele plangebied kent in het vigerende bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Deze waarde is gebaseerd op de archeologische beleidskaart (ABK) van de gemeente Venray uit 2008. In 2013 is een geactualiseerde versie van de ABK vastgesteld. Het plangebied kent hierin enkel nog in het westelijke deel deze dubbelbestemming. Op de overige gronden is deze komen te vervallen. Met voorliggend plan vinden geen bouwwerkzaamheden of bodemingrepen plaats. Daarmee heeft het plan geen negatief effect op eventueel aanwezige archeologische waarden. Om eventueel aanwezige archeologische waarden te beschermen, wordt in onderhavig plan de dubbelbestemming uit de recente ABK overgenomen.
Het plan is uitvoerbaar met betrekking tot de aspecten cultuurhistorie en archeologie.
Op vele locaties in Nederland bevinden zich nog conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in de ondergrond, zoals niet ontplofte vliegtuigbommen (blindgangers, granaten, mijnen en (handwapen)munitie. Het gehele grondgebied van de gemeente Venray heeft in de Tweede Wereldoorlog zwaar onder vuur gelegen. Bij eventuele grondwerkzaamheden en nieuwe ontwikkelingen in het plangebied, dient er uit het oogpunt van veiligheid en zorgvuldigheid gezocht te worden naar niet gesprongen explosieven (NGE). Met behulp van het explosievenonderzoek worden de aanwezigheid en risico's van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in kaart gebracht. De gemeente Venray adviseert bij grondwerkzaamheden en nieuwe ontwikkelingen een detectieonderzoek uit te (laten) voeren. Dit onderzoek dient plaats te vinden in het kader van de Arbowetgeving. Het is te allen tijden de verantwoordelijkheid van de eigenaar van de grond om bij grondwerkzaamheden te zorgen voor een gezonde en veilige werkomgeving.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
Planspecifiek
De ontwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer. Voor de realisatie van het plan hoeft de gemeente geen investering te doen. De kosten die door de gemeente gemaakt worden voor het voeren van de planologische procedure zijn verrekend in de leges.
Er zal een overeenkomst betreffende planschade worden afgesloten. Deze kosten komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer.
Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het plan economisch uitvoerbaar is.
Het bestemmingsplan is opgezet volgens de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan dit plan ten grondslag liggen. De toelichting is van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing.
Daarnaast maken ook eventuele bijlagen onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.
Verbeelding
De verbeelding is een digitale kaart, waarop bestemmingen en aanduidingen zijn weergegeven. Aanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken specifieker te regelen, bijvoorbeeld in de vorm van gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, functieaanduidingen etc.
Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart). Daar waar een verschil is tussen de digitale en de analoge verbeelding, is de digitale versie leidend.
Regels
De planregels zijn standaard onderverdeeld in vier hoofdstukken.
Bij voorliggend bestemmingsplan is qua regels aangesloten bij de bestemmingsregeling vanbestemmingsplan 'Buitengebied Venray 2010' (vastgesteld op 14 december 2010) en de meest recenter herziening 'Buitengebied Venray 2010, herziening regels' (vastgesteld op 20 september 2017) door de gemeente Venray.
Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen:
Daarnaast heeft het plangebied de gebiedsaanduidingen 'Luchtvaartverkeerzone' en 'Reconstructiewetzone - verwevingsgebied'. Ook de maximale bouwhoogte van 72 meter ten aanzien van de luchtvaartverkeerzone blijft behouden.
Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.
Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Dit is het vooroverleg, waarin het conceptplan wordt voorgelegd aan het waterschap en aan die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.
Op basis van artikel 3.1.6 Bro dient verslag te worden gedaan van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken. Dit is de inspraak. Van (formele) inspraak kan, zeker bij wat kleinere plannen, worden afgezien. De gemeentelijke inspraakverordening is daarbij ook van belang.
Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd te worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid voor belanghebbenden beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld.
Inspraak
Ingevolge artikel 1.3.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna ook: Bro) dienen Burgemeester en Wethouders te besluiten en te publiceren of er terinzagelegging van het bestemmingsplan plaatsvindt, of er zienswijzen kunnen worden ingediend en of er een onafhankelijke adviesinstantie advies uitbrengt.
Ook is in artikel 1.3.1. Bro bepaald dat het voornemen tot het voorbereiden van een bestemmingsplan waarbij geen MER wordt opgesteld, dient te worden gepubliceerd conform artikel 3:12 lid 1 en 2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en langs elektronische weg.
In beginsel dient de wettelijk geregelde procedure met betrekking tot de inspraak gevolgd te worden. Er mag echter uitzondering worden gemaakt in de Inspraakverordening van de gemeente.
Bij algemeen besluit van de gemeenteraad van de gemeente Venray van 4 november 2008 is de Inspraakverordening 2007 aangepast. Hierin is het volgende besloten:
Mocht een bestemmingsplan toch aanleiding geven om inspraak te verlenen, dan kunnen Burgemeester en Wethouders met het delegatiebesluit (op grond van artikel 156 van de Gemeentewet) alsnog besluiten om inspraak te verlenen. Hiervoor kan aanleiding bestaan bij politiek of maatschappelijk gevoelige kwesties.
De doelstellingen van het ruimtelijke beleid kunnen slechts verwezenlijkt worden, indien de regels van het
bestemmingsplan worden nageleefd. De gemeenten Horst aan de Maas en Venray hebben sinds 1 april 2005
via een gemeenschappelijke regeling hun handhavingscapaciteit gebundeld. Beleidsuitgangspunten voor
toezicht en handhaving zijn vastgelegd in de Nota Integraal Handhavingsbeleid Horst aan de Maas en Venray
(2012-2015). Het beleidsplan bevat naast een visie, doelstellingen en prioriteiten ook de werkwijzen hoe met
geconstateerde overtredingen wordt omgegaan en welke strategieën daarbij worden gevolgd. Ook wordt
invulling gegeven aan de vele eisen die wet- en regelgeving aan de gemeentelijke taakuitvoering stelt.
De gemeenten Horst aan de Maas en Venray voeren hun handhavingstaken uit op basis van het volgende
uitgangspunt. De gemeenten Horst aan de Maas en Venray stellen een gezonde, veilige, leefbare en groene
leefomgeving centraal. Handhaving is één van de middelen om de kwaliteit van wonen, leven en werken te
behouden en te versterken. Het bestuur streeft naar een gestructureerd en integraal handhavingsbeleid
waarbij preventief beleid voorop staat. De betrokkenheid en het eigen verantwoordelijkheidsbesef van de
burgers, bedrijven en instellingen moeten daarbij worden vergroot. Als de preventieve inzet
(informatievoorziening) niet werkt en het geschonken vertrouwen wordt beschaamd, volgt daadwerkelijke
handhavend optreden. Zo krijgt iedereen de aanpak die hij/ zij verdient.
De uit deze visie voorvloeiende doelstellingen en beleidsuitgangspunten van het handhavingsbeleid zijn:
1. Appelleren aan de eigen verantwoordelijkheid.
2. Preventie gaat boven repressie.
3. Draagvlak creëren.
4. Klantgericht handelen.
5. Alleen noodzakelijke en handhaafbare kaders stellen.
Concreet betekent dit dat nadrukkelijk wordt ingezet op preventie. Leidend uitgangspunt is dat burgers,
bedrijven en instellingen worden vertrouwd in een rechtmatige uitoefening van hun activiteiten. Er wordt
daarbij van uitgegaan dat het maatschappelijk veld met gerichte voorlichting en communicatie,
verantwoordelijk kan worden gemaakt (en gehouden) voor de naleving van voor hen geldende wet- en
regelgeving. Daarbij past een bewuste differentiatie van de handhavingsinzet. ln een jaarlijks op te stellen
handhavingsuitvoeringsprogramma (HUP) worden de prioriteiten vertaald naar actie. Het jaarlijkse HUP wordt vastgesteld door de colleges van burgemeester en wethouders van beide gemeenten en ter kennis gebracht van de gemeenteraden.
Dit plan is in het kader van het wettelijk overleg toegezonden aan de relevante partijen. Het waterschap Limburg is akkoord met het plan. De provincie Limburg heeft het plan beoordeeld en heeft geen opmerkingen ten aanzien van het plan.
Bij voorliggend plan is er geen sprake van een formele inspraakprocedure. Het bestemmingsplan zal direct als ontwerpbestemmingsplan ter inzage worden gelegd. Voor het plan is een omgevingsdialoog (bijlage 3) gevoerd met de buurt. Uit de dialoog is geen enkele bedenking naar voren gekomen. Er is geen enkel bezwaar tegen het plan.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft tussen 29 september en 9 november 2023 ter inzage gelegen. Tegen het plan zijn geen zienswijzen ingediend.