direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Partiële herziening Buitengebied Venray 2010 - Vesaliuslaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0984.BP22031-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Planbeschrijving

1.1 Aanleiding

Initiatiefnemers hebben door koop gronden in eigendom verkregen die voorheen in gebruik waren als grasland (agrarische bestemming). Het betrof de onbebouwde gronden plaatselijk bekend Vesaliuslaan (ongenummerd) in de kern Venray. Kadastraal bekend als gemeente Venray, sectie B, nummer 2856. Zie afbeelding 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP22031-va01_0001.png"

Afbeelding 1.1: voormalig perceel sectie B, nummer 2856

Na aankoop zijn de gronden notarieel beschreven, vastgelegd en kadastraal gesplitst in 4 verschillende percelen (zie afbeelding 2). Het betreft de percelen kadastraal bekend, gemeente Venray, sectie B, nummers 4711, 4712, 4713 en 4714.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP22031-va01_0002.png"

Afbeelding 1.2: de 4 nieuwe percelen

Tevens is er een kleine perceelscorrectie bij de zuidelijke kavel sectie B, nummer 4714 doorgevoerd vanwege eigendomsaanpassingen. Zie hiervoor paragraaf 1.2.2 en afbeelding 1.4.

Bij de gemeente Venray is een principe verzoek ingediend. Het verzoek behelst het wijzigen van de huidige agrarische bestemming naar een woonbestemming, om deze gronden te kunnen aanwenden voor vergroting van de achtertuinen van de woonpercelen gelegen aan de Vesaliuslaan 6, 8, 10 en 12.

Bij schrijven van 6 februari 2022 heeft de gemeente aangegeven medewerking te willen verlenen aan het verzoek. Hiervoor dient een bestemmingsplanherziening dan wel een andere planologische regeling opgestart te worden in het kader van de inwerkingtreding van de Omgevingswet (op basis van meest recente informatie naar verwachting per 1 januari 2024).

Ruimtelijk gezien is een wijziging naar een woonbestemming een logische ontwikkeling. Mede gelet op het feit dat ten westen van dit perceel plannen liggen om op deze gronden tot woonkavels te ontwikkelen. De gemeente kan instemmen met een tuin of achtererf functie zodat de bewoners van deze woonpercelen de gronden kunnen gaan gebruiken als achtertuin. Het betreft dan ook enkel een woonbestemming zonder bouwtitel voor een extra hoofdgebouw. De gebruikelijke erfbebouwingsregeling behorende bij woningen is wel van toepassing.

1.2 Plangebied

1.2.1 Ligging

De planlocatie is gesitueerd aan de Vesaliuslaan in het westen van de kern Venray. Zie afbeelding 1.3. Het gebied staat bekend als 'Vlakwater' en sluit aan op de Villawijk 'Vlakwater. het gebied ligt ruimtelijk gezien enigzins 'los' van de kern Venray tussen de bosranden en het beekdal van de Loobeek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP22031-va01_0003.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP22031-va01_0004.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP22031-va01_0005.png" Afbeelding 1.3: planlocatie in Vlakwater in de gemeente Venray

1.2.2 Begrenzing met kadastrale percelen

Het plangebied omvat gronden die behoren tot de volgende percelen:

  • gemeente Venray, sectie B, nummer 4711 - 1.195 m2;
  • gemeente Venray, sectie B, nummer 4712 - 720 m2;
  • gemeente Venray, sectie B, nummer 4713 - 705 m2;
  • gemeente Venray, sectie B, nummer 4714 - 550 m2.

Tevens is op verzoek van de gemeente en de particuliere eigenaar van perceel 4714, naar aanleiding van de beoogde infrastructuur (aanleg pad) ten behoeve van de nog te realiseren Ruimte-voor-Ruimte (woon)kavels ten westen van het plangebied en een meer logische aansluiting van gronden aan het bestaande perceel van de particuliere eigenaar van het meest zuidelijke perceel, een kleine perceelscorrectie doorgevoerd tussen deze particuliere eigenaar en de gemeente Venray. De particuliere eigenaar verkrijgt 20 m2 extra grond en staat af circa 13 m2 grond (achter een bestaande boom ten behoeve aanleg van een pad). Deze perceelswijziging is meegenomen in onderhavig plan. Zie hiervoor afbeelding 1.4.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP22031-va01_0006.png"

Afbeelding 1.4: correctie plangebied vanwege eigendomswijzigingen

1.3 Vigerend bestemmingsplan

De juridisch-planologische regeling ter hoogte van het plangebied is vastgelegd in het bestemmingsplan 'Buitengebied Venray 2010', vastgesteld op 2016-11-01 (onherroepelijk). Ter plaatse geldt de bestemming 'Agrarisch met waarden', de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' en de dubbelbestemming 'Waarde - Beekdal'. Tevens zijn de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerszone' (maximale bouwhoogte van 140 en 145 meter) en 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' van toepassing. Zie afbeelding 1.5.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP22031-va01_0007.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP22031-va01_0008.png"

 Afbeelding 1.5: uitsnede van vigerende planologische regeling ('Buitengebied Venray - 2010)

De regels behorende bij voornoemd bestemmingsplan zijn tweemaal herzien, te weten:

  • 'Buitengebied Venray 2010, herziening regels', vastgesteld op 2016-11-01 (onherroepelijk);
  • 'Buitengebied Venray, 2010, herziening regels', vastgesteld op 2017-09-20 (onherroepelijk).

Tevens is op de plangebied van toepassing de het bestemmingsplan 'Partiële herziening Mantelzorg Venray vastgesteld op 2011-05-10 (onherroepelijk).

1.4 Leeswijzer

De opbouw van dit plan is als volgt:

  • de planbeschrijving in hoofdstuk 1 schenkt aandacht aan de aanleiding tot planontwikkeling, de planlocatie en het vigerend bestemmingsplan;
  • hoofdstuk 2 beschrijft de toetsing van de ontwikkeling aan de relevante beleidskaders en omgevingsaspecten;
  • de opgenomen juridische regeling in het plan wordt in hoofdstuk 3 uiteengezet;
  • hoofdstuk 4 gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid;
  • hoofdstuk 5 geeft inzicht in de wettelijke procedure.

Hoofdstuk 2 Toetsing

2.1 Beleidskader

Beleid en regelgeving van Rijk, provincie en gemeente zijn, gelet op de effect van de geringe aanpassing in onderhavig bestemmingsplan, niet relevant met betrekking tot deze partiële herziening.

Planontwikkeling

De planontwikkeling betreft de omzetting van agrarisch bestemd grasland naar een woonbestemming, met als doel de gronden te gebruiken als tuinzone met de standaard erfbebouwingsregeling die de gemeente hanteert bij wonen. Er worden geen nieuwe extra woningen op de planlocatie toegestaan.

De planlocatie maakt onderdeel uit van een groter ontwikkelgebied, waarbij intensieve veehouderijen in de kernrandzone van Venray zijn beëindigd en/of verplaatst die door de milieubelasting de leefbaarheid van een woonkern of wijk negatief beïnvloeden.

Het betreffende ontwikkelgebied wordt vervolgens getransformeerd in een nieuw woongebied met burgerwoningen op ruime -landschappelijk ingepaste- kavels op basis van de zogenaamde Ruimte-voor-Ruimte-regeling. Hierdoor wordt een bijdrage geleverd aan een verbetering van de woon-en leefomgeving van de inwoners van de wijk ‘Vlakwater’ .

Op onderstaande afbeelding 2.1 is de reeds getransformeerde omgeving door middel van de Ruimte-voor-Ruimte regeling weergegeven. Dit deel van de Ruimte-voor-Ruimte regeling is planologisch vastgelegd in het bestemmingsplan 'Vlakwater 2009', vastgesteld op 2011-03-10 (onherroepelijk).

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP22031-va01_0009.png"

Afbeelding 2.1: Ruimte-voor-Ruimte regeling planologisch vastgelegd in het bestemmingsplan 'Vlakwater 2009'

Inmiddels is een nieuw gebied planologisch in voorbereiding voor een invulling met Ruimte-voor-Ruimte kavels, waaraan gemeente en provincie medewerking verlenen. Het betreft het gebied met de gronden ten westen van de planlocatie, zijnde de geel gearceerde percelen kadastraal bekend gemeente Venray, sectie B, nummers 1003 en 1004 op onderstaande afbeelding 2.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP22031-va01_0010.png"

Afbeelding 2.2: gebied dat voor Ruimte-voor-Ruimte regeling beschikbaar komt

De resterende gronden, zijnde de planlocatie van onderhavig bestemmingsplan, hebben gezien deze ontwikkeling géén functionele toekomst meer als agrarische gronden (weiland). Transformatie van het gebruik van deze gronden naar een functioneel gebruik passend in een woonomgeving ligt dientengevolge voor de hand.

2.1.1 Rijksbeleid

Het onderhavige plan heeft geen betrekking op deze nationale belangen of rijksbelangen, en tevens is er ook geen sprake van een gebiedsreservering voor de lange termijn.

De gebruiksfunctie van de gronden wordt uitsluitend gewijzigd van agrarisch (weiland) naar wonen (tuinzone met bebouwing - geen woningen). Een toets van dit bestemmingsplan aan de 'Ladder Duurzame Verstedelijking' is niet noodzakelijk, aangezien de planontwikkeling niet gezien wordt als stedelijke ontwikkeling in de zin van de ladder. Dit blijkt uit de Nota van Toelichting bij de wijziging van art. 3.1.6 Bro (Staatsblad 2017, 182).

2.1.2 Provinciaal beleid
2.1.2.1 Provinciale omgevingsvisie Limburg (POVI)

Op 1 oktober 2021 hebben Provinciale Staten van Limburg de Omgevingsvisie Limburg (hierna: POVI) vastgesteld, met inachtneming van de aanvaarde amendementen. De POVI vervangt het in 2014 vastgestelde Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL2014) en is via een interactief proces met overheden, semi-overheden, belangenorganisaties en burgers opgesteld. De POVI is in werking getreden op 25 oktober 2021.

De POVI is een strategische en lange termijn visie (2030-2050) op de fysieke leefomgeving. De POVI kijkt echter breder dan enkel naar de fysieke leefomgeving. Dat wil zeggen dat de visie ook ingaat op onderwerpen als gezondheid en veiligheid, economie en sociale aspecten. Dit in onderlinge samenhang en met oog voor de internationale context waarin Limburg zich bevindt. De opzet en scope van de Omgevingsvisie (fysieke leefomgeving in brede zin) sluiten aan bij de nieuwe Omgevingswet (beoogde inwerkingtreding per 01-01-2024).

Er is één Provinciale Omgevingsvisie voor het grondgebied van Limburg. Deze omgevingsvisie is opgebouwd uit met elkaar samenhangende en afgestemde (beleids-)modules, zowel gebiedsgericht als thematisch. In de Omgevingswet zijn geen regels gesteld over een verplichting tot actualiseren of een (vaste) termijn waarbinnen een actualisatie van de Omgevingsvisie moet plaatsvinden. Dit biedt de flexibiliteit om, (als dat nodig is) via partiële herzieningen één of meerdere modules van de Omgevingsvisie aan te passen, waarbij de integraliteit van de Omgevingsvisie in de gaten gehouden moet worden. Impulsen hiertoe kunnen voortkomen uit nieuwe college- of coalitieprogramma’s, maatschappelijke ontwikkelingen, monitoring en evaluatie, en wetgeving. De geconsolideerde Omgevingsvisie bevat voor alle modules altijd de actuele versies.

Bij de operationalisering van beleidsdoelen uit een omgevingsvisie spelen programma’s een belangrijke rol. Een programma kan een sectoraal of gebiedsgericht karakter hebben en kan verschillende elementen bevatten. Het kan ook kaders stellen voor de uitoefening van bevoegdheden door het bestuursorgaan dat het programma vaststelt.

Het Omgevingsbeleid voor Limburg richt zich op het koesteren en verder uitbouwen van de sterke punten uit de profielschets en tegelijkertijd op een strategie om de zwakke punten aan te pakken.

De regio Venray biedt een bijzonder aantrekkelijke omgeving om te wonen, te werken en te recreëren, voor zowel inwoners als toeristen. De regio trekt nieuwe inwoners aan, want het op peil houden van het inwoneraantal draagt bij aan het behoud en het verbeteren van een brede welvaart.

Wonen en leefomgeving

Voor wonen staan voor een belangrijk deel de gemeenten aan de lat. De werkwijze voor wonen is vanaf 2015 gegroeid en per regio vastgelegd in bestuursafspraken tussen de gemeenten en de Provincie. De essentie van deze werkwijze is dat de gemeenten in regionaal verband per thema de kaders uit de provinciale omgevingsvisie (ambitie, opgave, principes) concretiseren tot gezamenlijke (inter)gemeentelijke programma’s (voorheen structuurvisies of visies), waarvan de essenties onderdeel worden van de gemeentelijke omgevingsvisies. De Provincie is nauw betrokken bij deze uitwerkingen. De vaststelling vindt evenwel plaats door gemeenteraden/ besturen. De bestuursafspraken gaan over de totstandkoming, uitwerking, uitvoering, borging, naleving en monitoring van deze regionale uitwerkingen. De regionale aanpakken maken maatwerk per regio mogelijk.

Er is sprake van zowel kwalitatieve als kwantitatieve opgaven op de woningmarkt en van een trage doorstroming. Deze opgaven verschillen per regio. Ook de betaalbaarheid van woningen staat onder druk.

Waarvoor wordt gekozen?

  • De POVI is het richtinggevende kader op hoofdlijnen. Daarnaast worden nadere uitwerkingen gemaakt op basis van regionale en lokale woonbehoeften, zoals de Limburgse Agenda Wonen 2020-2023. Deze meer gerichte uitwerkingen zijn noodzakelijk in provinciale, regionale en/of gemeentelijke programma's, agenda's en instrumenten. Enerzijds omdat de woningbehoefte verandert en anderzijds omdat er lokale en regionale verschillen zijn in de opgaven ten aanzien van woon- en leefomgeving. Zo bieden we flexibiliteit om opgaven gericht op te pakken en bij te sturen
  • Vanwege het brede maatschappelijke belang van de opgave is gekozen voor een agenderende, stimulerende, meesturende en verbindende rol. In hoofdzaak acteert de provincie vanuit toegevoegde waarde, meestal ondersteunend en aanvullend aan die de partners en via de inzet van (financieel en juridisch) instrumentarium. Indien nodig worden provinciale instrumenten ingezet.
  • Monitoring vormt de basis voor regionale samenwerking. Provinciale monitoring is belangrijk om de Limburgse en regionale woonopgave voortdurend in beeld te hebben. Op basis daarvan kunnen gemotiveerd provinciale en regionale uitwerkingen voor het beleidsveld wonen worden gemaakt. Daarnaast kunnen de regio’s op basis van de monitoringsgegevens hun programmering maken en afstemmen.
  • De woningbouwontwikkelingen worden benaderd vanuit een brede maatschappelijke context. Dit vraagt een integrale aanpak van locaties en gebieden in de vorm van herstructurering en transformatie/herbestemming in centra, buurten, wijken, dorpen en het buitengebied. Bij het nemen van keuzes wordt rekening gehouden met samenhangende belangen zoals leegstand bij detailhandel, kantoren, maatschappelijk vastgoed, monumenten, etc. Daarnaast wordt de woningopgave altijd bezien in samenhang met veiligheid en leefbaarheid. Met het stimuleren van natuur inclusief en circulair bouwen, de verduurzamingsopgave en het levensloopbestendig maken van bestaande en nieuwe woningen, vraagt de provincie om gebruik te maken van meekoppelkansen voor een klimaatbestendige en -adaptieve woonomgeving.
  • Via het principe van de Ladder voor duurzame verstedelijking wordt de ruimte in bestaand bebouwd gebied optimaal benut, zowel kwantitatief als kwalitatief. Dat betekent dat eerst leegstaand vastgoed hergebruikt en herbestemd wordt in lijn met de Limburgse principes. Daarvoor wordt samengewerkt met andere beleidsvelden. Wonen is in beginsel alleen maar toegestaan in bestaand bebouwd gebied. Hierop kunnen – tijdelijke – uitzonderingen worden gemaakt in de vorm van flexibele woonvormen. Voorbeelden hiervan zijn tijdelijk permanente bewoning toestaan in recreatieparken toestaan voor de huisvesting van internationale werknemers en/of woonurgenten voor de duur van maximaal tien jaar en onder (nader te bepalen) voorwaarden als verdienmodel voor toekomstige herontwikkeling of sanering van het park, of het herbestemmen van monumentale bebouwing in het buitengebied zijn hiervan voorbeelden (zie hiervoor ook het hoofdstuk Economie). Deze uitzondering – hoewel niet tijdelijk – geldt ook voor Ruimte voor Ruimte woningen.
  • Waar nodig wordt samen met ondernemers ruimte gemaakt voor arbeidsmigratie met leefbare huisvesting voor tijdelijke internationale werknemers en goede integratie van ‘nieuwe Limburgers’. Gemeenten worden geholpen om op een goede wijze de huisvesting te organiseren waarbij toegewerkt wordt naar één keurmerk, namelijk het keurmerk van de Stichting Normering Flexwonen (SNF).

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling is niet strijdig met de beleidskaders van de POVI.

2.1.2.2 Omgevingsverordening Limburg

Met de komst van de Omgevingswet is een nieuwe omgevingsverordening nodig die past binnen de kaders en het instrumentarium van de Omgevingswet. Hoewel het ontwerp van de Omgevingsverordening Limburg (2021) hoofdzakelijk een beleidsneutrale omzetting van de Omgevingsverordening Limburg 2014 is, staan er enkele nieuwe of inhoudelijk aanmerkelijk gewijzigde onderwerpen in. Het gaat hier om instructieregels aan gemeenten op het gebied van wonen, zonne-energie, na-ijlende effecten van de steenkoolwinning en huisvestingsnormen voor internationale werknemers. Deze nieuwe en gewijzigde onderdelen vinden hun oorsprong in de POVI.

Op 17 december 2021 hebben Provinciale Staten van Limburg de Omgevingsverordening Limburg (2021) vastgesteld. Doordat de inwerkingtreding van de Omgevingswet echter is uitgesteld tot waarschijnlijk 1 januari 2024 wordt daarmee automatisch de inwerkingtreding van de Omgevingsverordening Limburg ook uitgesteld tot die datum. Tot die tijd blijft de Omgevingsverordening Limburg 2014 gelden.

In de Omgevingsverordening Limburg staan regels op het gebied van milieu, wegen, water, grond, landbouw, natuur, wonen en ruimte. Alle regels die betrekking hebben op het omgevingsbeleid zijn ondergebracht in één verordening. De Omgevingsverordening bevat grofweg twee typen regels:

  • instructieregels gericht tot gemeenten of het waterschap;
  • regels voor activiteiten die rechtstreeks voor een ieder gelden of voor specifieke doelgroepen.

Instructie regels gemeenten

In de Omgevingsverordening Limburg staan instructieregels die gemeenten in acht moeten nemen als zij een omgevingsplan vaststellen of wijzigen. In artikel 2.1.1 van de Omgevingsverordening Limburg 2014 was bepaald dat de instructieregels die waren opgenomen in hoofdstuk 2 van die verordening niet alleen voor ‘bestemmingsplannen’ golden, maar breder voor ‘ruimtelijke plannen’. Hieronder werden niet alleen bestemmingsplannen begrepen, maar onder meer ook wijzigings-of uitwerkingsplannen, beheersverordeningen en omgevingsvergunningen waarmee werd afgeweken van het bestemmingsplan.

Een soortgelijke bepaling in de omgevingsverordening is onder de Omgevingswet niet meer nodig. Voor een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplan- activiteit geldende instructieregels namelijk rechtstreeks op grond van de artikelen 8.0b en 8.0c van het Besluit kwaliteit leefomgeving. Deze artikelen bepalen dat de instructieregels van de Omgevingsverordening voor het vaststellen van een omgevingsplan, overeenkomstig worden toegepast als beoordelingsregel bij het beoordelen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit.

De overeenkomstige toepassing van de instructieregels bij een omgevingsvergunning voor een binnenplanse omgevingsplanactiviteit is niet expliciet geregeld, maar dat is ook niet nodig. Immers het hele omgevingsplan, inclusief binnenplanse vergunningstelsels en daarbij horende beoordelingsregels, moet voldoen aan de instructieregel zoals opgenomen in de omgevingsverordening. De overige ‘ruimtelijke besluiten’ die artikel 2.1.1 van de Omgevingsverordening Limburg 2014 noemde, hebben onder de Omgevingswet geen vergelijkbare opvolger gekregen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP22031-va01_0011.png"

Figuur 2.3: uitsnede van kaart 4 'Beschermingszones natuur en landschap' (bron: Ontwerp Omgevingsverordening Limburg)

Beoordeling

In het Landschapskader voor Noord- en Midden-Limburg (kaart 4) zijn de verschillende landschapstypen ruimtelijk geduid en worden in hoofdstuk 4 de kernkwaliteiten groene karakter (landschapsecologie/natuurlijk), visueel-ruimtelijke karakter, cultuurhistorisch erfgoed en reliëf (onder landschapskenmerken en landschapsecologie/natuurlijk en en de diverse landschapstypen beschreven. Tevens wordt per landschapstype inspiratie gegeven voor een gewenste ontwikkelingsrichting. Bij de beschrijving van de verschillende landschapstypen wordt min of meer uitgegaan van het ideaaltype. In werkelijkheid zullen uitzonderingen voorkomen die uitgewerkt kunnen worden.

Het plangebied maakt onderdeel uit van de ter plaatse aanwezige bronsgroene landschapszone (landschapstype - Beekdal), waarbij het ruimtegebruik in min of meerdere mate de identiteit van het landschap bepaalt. Het gebied is ten noorden en oosten ingeklemd door een stedelijk woongebied. Ten westen van het plangebied is een gebiedsontwikkeling met Ruimt-voor-Ruimte woonkavels voorzien. Daarmee veranderd het open landschap en word stedelijke bebouwing ter plaatse geïntroduceerd. De percelen in onderhavig plangebied worden als tuinzone betrokken bij de bestaande woonkavels aan de Vesaliuslaan en gaan aansluiten op de ruimte voor ruimte kavels ten westen van het plangebied. Mogelijke bebouwing ter plaatse betreft erfbebouwing behorende bij de bestaande woningen (hoofdgebouwen). De gronden zullen hoofdzakelijk gebruikt en ingericht worden als tuinzone.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling op de project locatie is uitvoerbaar met inachtneming van de (toekomstige) verordende regels van de Omgevingsverordening Limburg. Zie hiervoor onder meer de verantwoording in paragraaf 2.1.1 en in paragraaf 2.2 ("Omgevingsaspecten").

2.1.2.3 Geconsolideerde Omgevingsverordening Limburg 2014

Algemeen

In de Omgevingsverordening Limburg 2014 staan de regels die nodig zijn om het omgevingsbeleid van het POL 2014 juridische binding te geven. De Omgevingsverordening is een samenvoeging van de Provinciale milieuverordening, de Wegenverordening, de Waterverordening en de Ontgrondingenverordening. Nu is de Omgevingsverordening uitgebreid met een nieuw hoofdstuk Ruimte. Dat hoofdstuk Ruimte bevat een aantal instrumenten die gericht zijn op de doorwerking van het ruimtelijk beleid van het POL 2014. Behalve de toevoeging van het hoofdstuk Ruimte zijn in de Omgevingsverordening Limburg 2014 ook de Verordening Veehouderijen en Natura 2000 en de Verordening Wonen Zuid-Limburg vrijwel ongewijzigd opgenomen. Hierdoor zijn alle doorwerkingsinstrumenten van het omgevingsbeleid nu ondergebracht in één document. Voor onderhavig project voornemen is artikel 2.2 (Duurzame verstedelijking) van toepassing. De laatste versie (geconsolideerde versie) van de Omgevingsverordening Limburg is vastgesteld op 22 november 2019.

Beoordeling

Op kaart 2 ('Duurzame verstedelijking en bestuursafspraken regionale uitwerking POL 2014') van de Omgevingsverordening Limburg 2014 is de project locatie aan de veslaiuslaan aangeduid als "Landelijk gebied".

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP22031-va01_0012.png"

Figuur 2.4: Uitsnede van kaart 2 'duurzame verstedelijking en bestuursafspraken regionale uitwerking POL 2014' (bron: Omgevingsverordening Limburg 2014)

Onderzocht is of er regels van het hoofdstuk Ruimte van toepassing zijn op het plangebied. Het thema "Duurzame verstedelijking" is van toepassing, dit volgt tevens uit het Besluit ruimtelijke ordening. Aangezien het project voornemen niet voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling, is toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking niet nodig. Zie hiervoor paragraaf 2.1.1. In artikel 2.4 wordt verwezen naar de bestuursafspraken regionale uitwerking POL 2014.

Op de overige themakaarten zijn geen specifieke zaken opgenomen die nader aandacht behoeven in deze toelichting.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling op de project locatie is uitvoerbaar met inachtneming van de (toekomstige) verordende regels van de Omgevingsverordening Limburg 2014. Zie hiervoor onder meer de verantwoording in paragraaf 1.21 en hoofdstuk 1.24 ("Omgevingsaspecten").

2.1.3 Waterbeleid Provincie Limburg

Het provinciaal beleid is onder andere verwoord in het Provinciaal Waterplan Limburg 2022-2027. Het Provinciaal Waterplan vormt de strategische basis voor het Limburgse waterbeleid en waterbeheer, voor de korte en lange termijn. Het waterplan houdt rekening met duurzaamheid en klimaat veranderingen. Het is een breed gedragen beleidsplan, omdat het tot stand is gekomen in nauwe samenwerking met veel belanghebbende (water)partijen in Limburg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP22031-va01_0013.png"

Figuur 2.5: Uitsnede van kaart 3 'Omgevingswaarden wateroverlast' (bron: Omgevingsverordening Limburg 2014)

Op kaart 3 (Omgevingswaarden wateroverlast) van de Omgevingsverordening Limburg 2014 geldt, met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit waarop regionale wateren moeten zijn ingericht, voor de projectlocatie overstromingskansgebied A geen gemiddelde overstromingskans per jaar als omgevingswaarde. Dit betekent dat de niet zorgt voor belemmeringen ten aanzien van de ontwikkeling op de project locatie.

In paragraaf 2.2.2 wordt daar nader op ingegaan op het aspect waterhuishouding.

Op de overige themakaarten zijn geen specifieke zaken opgenomen die nader aandacht behoeven in deze toelichting.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling op de project locatie is uitvoerbaar met inachtneming van de (toekomstige) verordende regels van de Omgevingsverordening Limburg. Zie hiervoor onder meer de verantwoording in paragraaf 1.21 en hoofdstuk 1.24 ("Omgevingsaspecten").

2.1.4 Gemeentelijk beleid

2.1.4.1 Omgevingsvisie Venray

De gemeenteraad van Venray heeft op 2011-11-02 de 'Omgevingsvise Venray' vastgesteld.

In de omgevingsvisie wordt aangegeven voor welke uitdagingen de Gemeente Venray staat en waar de gemeente naar toe wil in de toekomst. De omgevingsvisie vormt de ruimtelijke vertaling van de strategische visie: onze Toekomstvisie 2030 ‘Venray loopt voorop’.

Samen met de input van de inwoners, ondernemers en verenigingen is de omgevingsvisie tot stand gebracht. Uitgangspunt is om de belangrijke waarden van Venray te beschermen en versterken. daarbij wordt rekening gehouden met verschillende opgaven zoals de klimaatverandering, de energietransitie en de woningbouw om het woningtekort op te lossen. Dit vindt plaats aan de hand van de gefomuleerde ambities. Deze ambities spelen een rol in ontwikkelingen binnen de verschillende deelgebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP22031-va01_0014.png"

Figuur 2.6: Uitsnede uit kaartbeeld Omgevingsvisie (bron: Omgevingsvisie Venray)

Het plangebied is gesitueerd in het aangeduide 'Agrarisch gebied' in de Omgevingsvisie Venray. Voor het toekomstige agrarisch gebied zullen de functies tussen wonen en intensieve veehouderij meer gescheiden worden om een gezonder woonklimaat te realiseren. In de kernrandzones en woonclusters zal wonen mogelijk zijn met minder geuroverlast. In het overig agrarische gebied ligt de nadruk op landbouw. Deze gebiedsgerichte benadering zorgt voor een juiste balans tussen wonen, recreatie en veehouderij in het agrarisch gebied. Beoogd wordt een agrarisch gebied in evenwicht, waar toekomstige generaties in schone lucht kunnen genieten en recreëren.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling op de projectlocatie is uitvoerbaar met inachtneming van de uitgangspunten en ambities zoals geformuleerd in de 'Omgevingsvisie Venray'.

2.2 Omgevingsaspecten

De planontwikkeling betreft de omzetting van agrarisch bestemd grasland naar een woonbestemming, met als doel de gronden te gebruiken als tuinzone. Er worden geen nieuwe extra woningen op de planlocatie toegestaan.

De beoordeling van de omgevingsaspecten met betrekking tot deze beoogde ontwikkeling is, gelet op de geringe impact van de functionele gebruiksverandering, hieronder kort beschreven.

2.2.1 Bodem

Beleid

Uitgangspunt van een goede ruimtelijke ordening is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming en de daarin toegestane gebruiksvormen. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit.

Voor locaties waar nieuwe (woning)bouwmogelijkheden zijn opgenomen, is een bodemonderzoek (conform NEN 5740) nodig om eventuele bodem- en/of grondwaterverontreinigingen in kaart te brengen. Wanneer een ontwikkeling geen bestemmingswijziging tot gevolg heeft, is geen bodemonderzoek in het kader van het bestemmingsplan nodig; de bodem wordt in dat geval geschikt geacht voor de toegestane functie. Het bodemonderzoek wordt in die gevallen uitgevoerd in het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen.

Bodemonderzoek historisch

Er is geen aanleiding gezien het historisch gebruik van de gronden, om te veronderstellen dat de milieuhygiënische bodemkwaliteit ter plaatse dusdanig is dat de beoogde gebruiksfunctie als tuin ter plaatse niet mogelijk zou zijn. Er is vooralsnog geen sprake van een bekende lokale bodemverontreiniging met risico's of een verdachte bodem bedreigende locatie op basis waarvan een verkennend bodemonderzoek zou moeten worden uitgevoerd. er zijn ook geen aanwijzingen, die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten. verondersteld kan worden dat de bodemgebruikswaarde voldoet ten behoeve van de bodemgebruiksvorm (wonen met tuin).

Nader bodemonderzoek is aan de orde, indien niet vergunningsvrij gebouwd gaat worden op de planlocatie. Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen moet namelijk een onderzoeksrapport betreffende de bodemgesteldheid worden overgelegd, volgens artikel 2.4 onder d. van de Regeling omgevingsrecht.

“In of bij de aanvraag om een vergunning voor een bouwactiviteit verstrekt de aanvrager ten behoeve van toetsing aan de overige voorschriften van de bouwverordening een onderzoeksrapport betreffende verontreiniging van de bodem, gebaseerd op onderzoek dat is uitgevoerd door een persoon of een instelling die daartoe is erkend op grond van het Besluit bodemkwaliteit”.

Bodemonderoek verkennend

Het verkennend bodemonderzoek is uitgevoerd in het kader van de voorgenomen aankoop van de onderzoekslocatie. Dit onderzoek is integraal als bijlage 1 bij de toelichting van het bestemmingsplan gevoegd.

Op basis van het milieuhygiënisch vooronderzoek bodem is geconcludeerd dat de onderzoekslocatie onderzocht dient te worden volgens de strategie "onverdacht, niet lijnvormig" (ONV).

De bodem bestaat voornamelijk uit matig tot sterk siltig, matig fijn tot zeer fijn zand. De bovengrond is bovendien zwak humeus. De ondergrond is plaatselijk zwak gleyhoudend. In het opgeboorde materiaal zijn zintuiglijk geen verontreinigingen waargenomen.

Er zijn op basis van het milieuhygiënisch vooronderzoek bodem, tijdens de terreininspectie en bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden geen aanwijzingen gevonden, die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten.

De bovengrond van zowel het noordelijke- als zuidelijke terreindeel blijkt analytisch licht verontreinigd met cadmium, koper en lood. In de ondergrond zijn geen verontreinigingen geconstateerd.

Het grondwater is licht verontreinigd met barium. Deze metaalverontreiniging is hoogstwaarschijnlijk, te relateren aan regionaal verhoogde achtergrondconcentraties van metalen in het grondwater.

Conclusie en advies

De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als "onverdacht, niet lijnvormig" kan worden beschouwd wordt, op basis van de lichte verontreinigingen, verworpen. Echter, gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaat er géén reden voor een nader onderzoek en bestaan er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem géén belemmeringen voor de gebruiksfunctie wonen op de onderzoekslocatie.

Indien er bij werkzaamheden grond vrijkomt die niet op de locatie kan worden hergebruikt, zijn de regels van het Besluit bodemkwaliteit, het “Tijdelijk handelingskader voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie (d.d. 2 juli 2020) of de regionale bodemkwaliteitskaart van toepassing.

2.2.2 Waterhuishouding

De planlocatie is niet gesitueerd in of in de nabijheid van een grondwaterbeschermingsgebied of boringsvrije zone, Zie afbeelding

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP22031-va01_0015.png"

Afbeelding 2.3: boringsvrije zone en grondwaterbeschermingsgebieden (bon: Atlas leefomgeving)

In de huidige situatie is de planlocatie volledig onverhard. In de toekomstige situatie treedt hier mogelijk deels verandering in op. Er zal sprake kunnen zijn van een toename van verhard oppervlak op de planlocatie door inrichting van de gronden als tuin met deels erfverharding en deels bebouwing. Gelet op de omvang van de aangekochte percelen zal dit beperkt zijn (minder dan 200 m2) en blijven de gronden grotendeels onbebouwd en daarmee om regenwater op eigen perceel te bergen/laten infiltreren in de bodem.

Het hemelwater zal geloosd worden op de gronden. die voorzien in een infiltratie(voorziening) van minimaal 60 mm (TOR 2022/GRP2022).

Het aspect water/waterhuishouding vormt géén belemmering voor de uitvoerbaarheid het onderhavige bestemmingsplan.

2.2.3 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

De gronden zijn in het vigerende bestemmingsplan ('Buitengebied Venray 2010') planologisch beschermd door middel van een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'.

Dit betekent dat op of in de als 'Waarde - Archeologie - 2' aangegeven gronden niet mag worden gebouwd op basis van de onderliggende bestemming, mits de verstoring van de bodem maximaal 500 m2 bedraagt en niet dieper dan 50 cm, danwel nadat de aanvrager een rapport (voortoets, bijvoorbeeld bureauonderzoek, inventariserend veldonderzoek, proefsleuvenonderzoek, opgraving, sleufgraaf, archeologische begeleiding) van een door gemeenteweg erkende archeologisch deskundige heeft overgelegd waaruit blijkt dat de in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemmingsplan omschreven archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

Er bestaat al een planologische bescherming/waarborging vanuit het vigerende bestemmingsplan op een gedeelte van het plangebied. Het betreft de percelen, sectie B, nummer 4711 t/m 4714. Deze planologische bescherming is in onderhavig bestemmingsplan overgenomen. De percelen sectie B, nummers 4603 t/m 4606, waarop de hoofdgebouwen zijn gesitueerd met bijgebouwen, zijn archeologisch gevrijwaard in het vigerende bestemmingsplan. Hierop rust geen dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'.

De dubbelbestemming heeft wel een andere benaming gekregen, aansluitend op de systematiek opgenomen in het meest recente bestemmingsplan voor de kern Venray ('Venray' vastgesteld in 2017-09-19), te weten 'Waarde - Archeologie 4'. Ook in deze bestemming is bepaald, dat indien de verstoring meer dan 500 m² per bouwperceel bedraagt en deze verstoring dieper gaat dan 50 centimeter, de aanvrager een rapport (bureauonderzoek, inventariserend (verkennend, karterend of waarderend) veldonderzoek d.m.v. proefsleuven of boringen, opgraving, archeologische begeleiding) dient te overleggen, waaruit blijkt dat de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

Indien blijkt dat er in de toekomst bouwactiviteiten gaan plaatsvinden op de bouwpercelen, die voornoemde oppervlakte en diepte zoals opgenomen in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' overschrijden, zal alvorens een omgevingsvergunning bouwen kan worden afgegeven een archeologisch onderzoek uitgevoerd moeten worden.

Cultuurhistorie

Er zijn géén cultuurhistorisch waardevolle elementen (bouwwerken en/of bomen) aanwezig in het plangebied of in de directe waarmee rekening dient te worden gehouden. Het aspect cultureel erfgoed staat de uitvoering van de ontwikkeling derhalve niet in de weg.

2.2.4 Geluid

Er liggen geen geluidszones van het spoorlawaai, industrielawaai en vliegtuiglawaai over het plangebied. Het plangebied ligt bovendien niet in een zone behorende tot de gezoneerde wegen (wegverkeerslawaai) volgens de wet geluidhinder. Het aspect geluid hoeft dientengevolge niet nader beschouwd c.q. onderzocht te worden.

2.2.5 Externe veiligheid

Uit de risico kaart blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied geen risico relevante inrichtingen aanwezig zijn, dan wel transportverbindingen van gevaarlijke stoffen over weg, vaarweg, spoor, lucht of via buisleidingen. Onderzoek naar het aspect externe veiligheid is niet aan de orde. Zie afbeelding 2.4.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP22031-va01_0016.png"

Afbeelding 2.4: transportverbindingen gevaarlijke stoffen en inrichtingen (bon: Atlas leefomgeving)

2.2.6 Natuur & flora en fauna

Per 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) en het bijbehorende Besluit natuurbescherming (Bnb) en de Regeling natuurbescherming (Rnb) in werking getreden. De Wnb gaat uit van vijf gebiedssoorten te weten: Natura 2000-gebieden, het Natuur Netwerk Nederland (NNN), bijzondere nationale natuurgebieden, nationale parken, bijzondere provinciale natuurgebieden en bijzondere provinciale landschappen. De Wnb verplicht tot het tot stand brengen van het NNN en tot het aanwijzen van Natura 2000-gebieden, die beide van cruciaal belang zijn voor het nakomen van de verplichtingen uit de Habitatrichtlijn.

Gebiedsbescherming

In de nabijheid van het plangebied zijn geen van de hiervoor genoemde gebieden gesitueerd. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is gelegen op circa 4,2 kilometer ten noordoosten van het plangebied. Het betreft het gebied 'Boschhuizenbergen'. Zie afbeelding 2.5.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP22031-va01_0017.png"

Afbeelding 2.5: Natura 2000-gebied in omgeving van planlocatie (bon: Atlas leefomgeving)

Het plangebied is ook niet gelegen binnen het NNN. Ten westen van het plangebied bevindt zich op circa 235 meter afstand het dichtstbijzijnde NNB-gebied. Zie afbeelding 2.6.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP22031-va01_0018.png"

Afbeelding 2.6: situering Natuurnetwerk Nederland (NNN) in omgeving van planlocatie (bon: Atlas leefomgeving)

Soortenbescherming

Het plangebied zelf is in zijn algemeenheid potentieel ongeschikt voor beschermde flora en fauna en kent geen natuurwaarden. Het aanwezige grasland wordt onderhouden (regelmatig gemaaid) en vormt geen broedplaats voor dieren (vogels/zoogdieren).

Bij het in gebruik nemen en inrichten van de gronden als tuin dient ten alle tijde de algemene zorgplicht in acht genomen te worden. Artikel 1.11 Wnb voorziet in deze zorgplicht. De zorgplicht houdt in dat werkzaamheden, die nadelig kunnen zijn voor dieren en planten, in redelijkheid zo veel mogelijk nagelaten moeten worden of dat maatregelen genomen moeten worden om onnodige schade aan dieren en planten te voorkomen. Die plicht is niet alleen van belang voor soorten maar ook voor gebieden. De zorgplicht fungeert als vangnet ten opzichte van de bij en krachtens de Wnb gestelde voorschriften.

2.2.7 Luchtkwaliteit

Er wordt ter plaatse voldaan aan de normen die gelden voor luchtkwaliteit. De Wet luchtkwaliteit staat de uitvoering van de beoogde ontwikkeling dan ook niet in de weg. Er is sprake van een aanvaardbaar woon- en verblijfsklimaat.

De ontwikkeling voorziet niet in de realisatie van woningen. De ontwikkeling draagt hiermee niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Er is ook geen sprake van negatieve gevolgen omtrent het aspect lucht in relatie tot gezondheid.

2.2.8 Bedrijven en milieuzonering

De omliggende bedrijven, met name agrarische bedrijven, liggen op enige afstand van de planlocatie en worden ten gevolge van de beoogde ontwikkeling niet belemmerd in de eigen bedrijfsvoering. Ter plaatse van de planlocatie is sprake van een goed en passend woon- en leefklimaat.

2.2.9 Kabels en leidingen

Binnen het plangebied en in de directe omgeving daarvan zijn geen planologisch relevante leidingen en/of hoogspanningslijnen aanwezig waarmee rekening dient te worden gehouden.

2.2.10 Overige aspecten

Overige aspecten zoals, trilling, geur, spuitzones, verlichting of straling zijn niet aanwezig in of in de nabijheid van het plangebied die in het kader van het beoogde gebruik nader beschouwd dienen te worden.

Hoofdstuk 3 Juridische regeling

3.1 Planonderdelen

Het bestemmingsplan bestaat uit de toelichting, de regels en de verbeelding.

De toelichting heeft géén bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van de aanwezige bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Per hoofdstuk worden de diverse bepalingen artikelsgewijs besproken.

De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels, alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende deel van het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan voor het projectgebied is opgesteld conform de landelijke richtlijn voor bestemmingsplannen (SVBP 2012), alsmede de Wet ruimtelijke ordening (Wro), Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en conform de gemeentelijke systematiek. In dit bestemmingsplan heeft daarbij de systematiek, zoals toegepast in de kern Venray als uitgangspunt gediend.

3.2 Toelichting op de verbeelding

De analoge verbeelding is getekend op een bijgewerkte en digitale kadastrale ondergrond, schaal 1:1.000. Elke bestemming is voorzien van een eigen kleur met daarin, indien van toepassing aanduidingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP22031-va01_0019.png"

Afbeelding 3.1 : analoge verbeelding van het plangebied

3.3 Toelichting op de regels

Hieronder worden de gebruikte bestemmingen nader toegelicht. Er wordt tevens een toelichting gegeven op welke wijze de regels zijn ingedeeld. Ook wordt de inhoud van de regels verkort weergegeven. De planregels zijn verdeeld in 4 hoofdstukken, te weten:

  • Hoofdstuk 1: inleidende regels met daarin de begrippen en de wijze van meten;
  • Hoofdstuk 2: bestemmingsregels. Hiermee worden de op de verbeelding opgenomen bestemmingen geregeld;
  • Hoofdstuk 3: algemene regels, waaronder zijn opgenomen de antidubbeltelregel, algemene gebruiksregels, algemene bouw-, afwijkings- en wijzigingsregels en algemene procedureregels;
  • Hoofdstuk 4: overgangs- en slotregels, waarin het overgangsrecht en de slotregel zijn opgenomen.
3.3.1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1)

In dit artikel zijn bepalingen (begrippen) opgenomen welke in het algemeen spraakgebruik onvoldoende vastliggen en waarbij verschillen in interpretatie bij toepassing van de planregels mogelijk zijn. Een aantal begrippen is standaard voorgeschreven in de SVBP2012.

Wijze van meten (artikel 2)

Hierin wordt aangegeven op welke manier hoogte, lengte, breedte, inhoud en oppervlakte van bouwwerken/ percelen gemeten moeten worden.

3.3.2 Bestemmingsregels

De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • nadere eisen
  • afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de gebruiksregels;
  • wijzigingsbevoegdheid.

Duidelijk zal zijn dat een bestemmingsregel niet alle elementen hoeft te bevatten. Dit kan per bestemming verschillen. In het onderstaande worden de regels van de opgenomen bestemmingen nader toegelicht.

Wonen (artikel 3)

De planlocatie heeft een woonbestemming gekregen. De gronden betreffen de percelen, waarop de al gebouwde hoofdgebouwen met bijgebouwen gesitueerd zijn alsmede de aangekochte percelen aan de achterzijde die voorheen een agrarische bestemming hadden en nu meegnomen worden bij de woonpercelen. Voor wat betreft de bebouwings- en gebruiksregeling op de woonpercelen is aangesloten op de meest recente systematiek erfbebouwingsregeling zoals opgenomen in de bestemming 'Wonen' binnen de kern Venray (bestemmingsplan 'Venray').

Het is onder andere verboden de gronden te gebruiken voor een bedrijf aan huis of voor een seksinrichting. Binnen deze bestemming zijn diverse afwijkingen mogelijk, onder andere ten aanzien van de vestiging van een bedrijf aan huis en/ of mantelzorg. Er moet met betrekking tot deze afwijkingen wel voldaan worden aan een aantal voorwaarden.

Waarde - Archeologie 4 (artikel 4)

Ter verwezenlijking van de instandhouding en bescherming van oudheidkundig waardevolle elementen (archeologische (waardevolle) terreinen) wordt gestreefd naar het voor de toekomst behouden van de archeologische waarden in de grond (in situ). Daar waar dit niet mogelijk is ten gevolge van noodzakelijke bouwactiviteiten binnen het kader van de onderliggende bestemming, zullen binnen archeologisch potentieel waardevolle terreinen, zoals weergegeven op de archeologische beleidskaart van de gemeente Venray voorafgaand aan bouwactiviteiten of grondverzet de archeologische waarden door middel van onderzoek veilig gesteld moeten worden. De dubbelbestemming 'Waarde- Archeologie 4' op een klein gedeekte van het plangebied correspondeert met een op de archeologische beleidskaart aangeduid gebied en de daaraan gekoppelde onderzoeksinspanningen. Op de gronden met deze dubbelbestemming mag op basis van de onderliggende bestemming 'wonen' worden gebouwd, waarbij de grond voor maximaal 500 m² per bouwperceel (gemeten op maaiveldniveau) wordt verstoord. Indien de verstoring meer dan 500 m² per bouwperceel bedraagt en deze verstoring dieper gaat dan 50 centimeter dient de aanvrager een rapport (voortoets, bijvoorbeeld bureauonderzoek, inventariserend veldonderzoek, proefsleuvenonderzoek, opgraving, sleufgraaf, archeologische begeleiding) van een door gemeenteweg erkende archeologisch deskundige te overleggen, waaruit blijkt dat de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

3.3.3 Algemene regels

In artikel 5, de Anti-dubbeltelregel wordt bepaald dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, deze bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft. Het nog overgebleven terrein mag dus niet nog eens meegenomen worden bij het toestaan van een ander bouwwerk.

In artikel 6 is een algemene aanduidingsregel opgenomen met betrekking tot de luchtvaartverkeerzone. Hier geld een hoogtebeperking van deels 140 meter en deels 145 meter in het plangebied.

In artikel 7 en 8 zijn de Algemene bouw- en gebruiksregels opgenomen.

In artikel 9 en 10 van de algemene regels zijn Algemene afwijkings- en wijzigingsregels opgenomen. Deze verschaffen het bevoegd gezag de gewenste beleidsruimte om bij de uitvoering van het plan te kunnen inspelen op gegevens of situaties die vooraf niet bekend kunnen zijn.

In artikel 11 zijn de Algemene procedureregels opgenomen. Deze geven voor de in het plan voorkomende procedure aan welke wettelijke termijnen/ bepalingen in acht genomen moeten worden.

In artikel 12 zijn de Overige regels opgenomen, waarin onder andere de voorrangsregeling voor de dubbelbestemmingen is beschreven.

3.3.4 Overgangs- en slotbepalingen

In de bepaling Overgangsrecht (artikel 13) is geregeld in hoeverre en onder welke voorwaarden bestaande gebouwen en het bestaand gebruik van gronden en bouwwerken mogen afwijken van het plan.

In de Slotregel (artikel 14) is aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Financiële uitvoerbaarheid

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening is de gemeente verplicht om bij het vaststellen van een bestemmingsplan dat nieuwe mogelijkheden voor woningbouw schept, maatregelen te hebben genomen die verzekeren dat alle kosten die gepaard gaan met de ontwikkeling van de locatie worden verhaald op de initiatiefnemer van het plan.

Aangezien deze partiële herziening geen nieuwe mogelijkheden voor woningbouw schept, is kostenverhaal niet aan de orde.

De realisatie en het economisch risico van dit plan liggen bij de initiatiefnemer. Met de uitvoering van het plan zijn geen gemeentelijke middelen gemoeid. In deze partiële herziening is duidelijk gemaakt dat het initiatief van de opdrachtgever getuigt van een goede ruimtelijke ordening, dat het plan niet strijdig is met gemeentelijk beleid en niet strijdig is met het beleid van hogere overheden en dat er geen wettelijke beletselen zijn voor herziening van het bestemmingsplan.

Om een eventuele tegemoetkoming in schade te kunnen verhalen op de initiatiefnemer, wordt tussen initiatiefnemer en de gemeente een planschadeovereenkomst afgesloten. De gemeente loopt daarom geen financiële risico's.

De financiële uitvoerbaarheid van deze ontwikkeling is met het oog op het voorgaande afdoende gewaarborgd.

4.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

4.2.1 Inspraak

De gemeente Venray kent een verordening inzake de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken.

Op basis van deze verordening behoeft geen inspraak verleend te worden ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen.

In beginsel dient de wettelijk geregelde procedure met betrekking tot de inspraak gevolgd te worden. Er mag echter uitzondering worden gemaakt in de Inspraakverordening van de gemeente. Bij algemeen besluit van de gemeenteraad van de gemeente Venray van 4 november 2008 is de Inspraakverordening 2007 aangepast.

Hierin is het volgende besloten:

  • 1. er wordt geen inspraak verleend bij bestemmingsplannen, projectbesluiten en structuurvisies;
  • 2. de bevoegdheid tot het verlenen van inspraak wordt gedelegeerd aan het college van Burgemeester en Wethouders.

Mocht een bestemmingsplan toch aanleiding geven om inspraak te verlenen, dan kunnen Burgemeester en Wethouders met het delegatiebesluit (op grond van artikel 156 van de Gemeentewet) alsnog besluiten om inspraak te verlenen. Hiervoor kan aanleiding bestaan bij politiek of maatschappelijk gevoelige kwesties. Hiervan is geen sprake bij onderhavig bestemmingsplan. Er wordt geen mogelijkheid tot inspraak geboden.

In de toelichting op het bestemmingsplan is een zorgvuldige belangenafweging gemaakt inzake het maatschappelijk belang van het initiatief.

Voor dit bestemmingsplan zal geen inspraak worden geboden.

4.2.2 Omgevingsdialoog

Een verplicht onderdeel van een ruimtelijke ontwikkeling en/of een vergunningsaanvraag is de omgevingsdialoog: een zorgvuldig overleg tussen initiatiefnemer en omgeving (buren, bedrijven, belangenorganisaties) over het project.

Gezien de aard en omvang van de planherziening (wijzigen van grasland in een tuinbestemming) kan een uitgebreide omgevingsdialoog achterwege blijven. De tuinbestemming sluit aan bij de bestaande woonpercelen, waardoor deze percelen een grotere tuinbestemming krijgen. Extra hoofdgebouwen kunnen niet worden gerealiseerd. Ten westen van de plangebied bestaat het voornemen een gebiedsontwikkeling te realiseren. De gebiedsontwikkeling voorziet in een wijziging van de agrarische gronden naar een aantal ruimte-voor-ruimte woonkavels met infrastructuur, waardoor de bestaande woonomgeving verder uitgebreid wordt. De ontwikkelaar van deze gebiedsontwikkeling is op de hoogte gebracht van onderhavige planherziening en heeft aangegeven hierin geen nadelige effecten en/of beperkingen te ondervinden. De ruimte-voor-ruimte kavels dienen nog in de verkoop gebracht te worden. Er is derhalve nog geen zicht op de toekomstige gebruikers van de woonkavels, die over onderhavige planherziening geïnformeerd kunnen worden.

Hoofdstuk 5 Procedure

5.1 Resultaten overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Het overleg dient beperkt te blijven tot die instanties waarmee overleg werkelijk noodzakelijk is om te voorkomen dat de taak of verantwoordelijkheid van het andere overheidsorgaan ontoelaatbaar wordt beperkt, of dat het door dat orgaan te behartigen belang aantoonbaar wordt benadeeld.

Provincie

Op 25 mei 2023 heeft de provincie Limburg per email doorgegeven het bestemmingsplan te hebben beoordeeld op de adequate doorwerking van de provinciale belangen. Daarbij is te kennen gegeven, dat de beoordeling van het plan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen en dat, indien het plan op deze wijze wordt voortgezet, er geen aanleiding zal zijn om in de verdere procedure van het plan een zienswijze in te dienen.

Waterschap Limburg

Met het waterschap is geen vooroverleg gepleegd, aangezien de omvang van het verhard oppervlakte welke met deze aanpassing van de bestemming zou kunnen toenemen, niet meer bedraagt dan in vergelijkbare erfbebouwingregelingen binnen de gemeente Venray.

5.2 Vaststellingsprocedure

De vaststellingsprocedure van onderhavig plan wordt omschreven in art. 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. Deze procedure kan als volgt worden samengevat:

  • openbare kennisgeving van het ontwerpbestemmingsplan;
  • terinzagelegging van het ontwerp en bijbehorende stukken gedurende 6 weken en toezending aan gedeputeerde staten en de betrokken rijksdiensten, waterschappen en gemeenten;
  • gedurende de termijn van terinzagelegging kunnen door een ieder schriftelijk of mondeling zienswijzen worden ingebracht;
  • vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad binnen 12 weken indien zienswijzen zijn ingediend;
  • algemene bekendmaking van het bestemmingsplan door terinzagelegging met voorafgaande kennisgeving en toezending aan gedeputeerde staten en betrokken rijksdiensten, waterschappen en gemeenten: binnen 2 weken dan wel, indien gedeputeerde staten of de inspecteur zienswijzen hebben ingebracht of het bestemmingsplan gewijzigd is vastgesteld, vanaf 6 weken na vaststelling;
  • mogelijkheid tot beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen 6 weken na bekendmaking voor belanghebbenden;
  • inwerkingtreding op de dag na afloop van de beroepstermijn, zijnde 6 weken na de bekendmaking, tenzij binnen deze termijn een verzoek om een voorlopige voorziening is ingediend bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Het ontwerpbestemmingsplan is gepubliceerd op 21 juni 2023 in het gemeenteblad en heeft van 23 juni 2023 tot 4 augustus 2023 ter inzage gelegen. Digitaal via www.ruimtelijkeplannen.nl en op afspraak in het gemeentehuis van Venray.

In deze periode zijn géén zienswijzen tegen het ontwerpbestemmingsplan ingediend.

Het bestemmingsplan is vervolgens ongewijzigd vastgesteld in de raadsvergadering van 31 oktober 2023.