Plan: | Drie woningen Beetezijweg Blitterswijck |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0984.BP22007-va01 |
Initiatiefnemer is voornemens om op de onbebouwde gronden aan de Beetzijweg te Blitterswijck 3 vrijstaande woningen te realiseren. Hiermee vindt er een stedenbouwkundig gezien passende afronding plaats van de woonkern Blitterswijck.
Het plangebied is gelegen in het bestemmingsplan Blitterswijck (vastgesteld op 27 juni 2019) en heeft daarin de bestemmingen 'Wonen', en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2' gekregen, zonder bouwvlak.
Binnen de planregels van het bestemmingsplan is het daarom niet mogelijk aan de gewenste ontwikkeling medewerking te verlenen.
Bij schrijven van 23 juli 2021 heeft het bevoegd gezag hieraan in beginsel haar medewerking toegezegd, onder de volgende specifieke voorwaarden:
Door de vaststelling van een nieuwe en passende planologisch-juridische regeling in de vorm van onderhavig bestemmingsplan 'Drie woningen Beetezijweg Blitterswijck ', wordt voorzien in een adequate planologisch-juridische regeling voor het project .
Het plangebied is gelegen aan de Beetezijweg te Blitterswijck, kadastraal bekend gemeente Wanssum sectie E nummer 584, in de zuidwestelijke rand van de kern.
De totale oppervlakte van het projectgebied bedraagt 1605 m2.
Afbeelding: plangebied op kaart
Afbeelding: plangebied op luchtfoto
Voor het projectgebied vigeert het volgende bestemmingsplan:
Naam bestemmingsplan | Bestemming | Vaststelling Raad |
bestemmingsplan Blitterswijck | - Wonen - Waarde - Archeologie - 2 |
27 juni 2019 |
Afbeelding: Uitsnede verbeelding
Binnen deze bestemming is het bij afwezigheid van een bouwvlak niet mogelijk om woningen te realiseren. Voor het creëren van een bouwmogelijkheid is het noodzakelijk om het bestemmingsplan te herzien.
Deze toelichting bestaat uit de volgende delen. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2 met een uitgebreide analyse van (de waarden van) het plangebied. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de ruimtelijke ontwikkeling zelf. In hoofdstuk 4 wordt het plan getoetst aan het geldende ruimtelijke beleid. Hoofdstuk 5 geeft inzicht in de milieu-planologische aspecten. Hoofdstuk 6 bevat de waterparagraaf. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is neergelegd in hoofdstuk 7. In hoofdstuk 8 wordt aandacht besteed aan de economische uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 9 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure inclusief de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
In dit hoofdstuk wordt de feitelijke situatie van het plangebied beschreven. Er wordt ingegaan op de aanwezige ruimtelijk-functionele structuur van het plangebied en omgeving. Ook worden de aanwezige gebiedswaarden (natuur en landschap, flora en fauna en cultuurhistorie) van het plangebied beschreven.
Het perceel Beetezijweg ongenummerd (ten zuiden van de Beetezijweg 1b en ten oosten van de Beetezijweg 12 en 14) te Blitterswijck is kadastraal bekend als gemeente Wanssum sectie E nummer 584, en ligt aan de rand van de kern Blitterswijck. Het perceel is onbebouwd en ligt braak.
Het aanzicht van deze bestaande situatie vanaf de openbare weg gezien, ziet er als volgt uit:
Afbeeldingen van bestaande situatie plangebied
Afbeeldingen van bestaande situatie omgeving
Het plangebied is gelegen in de zuidwestelijke rand van de kern Blitterswijck.
De bebouwing van Blitterwijck bestaat voornamelijk uit woonbebouwing bestaande uit 1 of 2 bouwlagen met een kap. In de buurt van het Plein en op kruispunten van oude wegen is nog historische bebouwing te vinden. Deze historische bebouwing is over het algemeen opgetrokken uit rode baksteen. De naoorlogse bebouwing bestaat voor het grootste gedeelte uit twee-onder-één-kap woningen en vrijstaande woningen. Deze woningen zijn meestal opgetrokken uit rode en soms uit gele bakstenen.
De woningen aan de Beetezijweg bestaan voor het merendeel uit één of anderhalve bouwlaag en zijn voorzien van een hellend dak. De nokrichting aan de westzijde van de Beetezijweg is parallel aan de weg gelegen; aan de oostzijde is dit afwisselend parallel of haaks. Het betreffen allemaal vrijstaande woningen.
Aan de Beeteweg bevindt zich op een ruim woonperceel, grenzend aan de achterzijde van het plangebied, een woning uit het jaar 1825. Het betreft een karakteristieke woning.
Ruimtelijk gezien is het acceptabel dat het plangebied ook ontwikkeld wordt. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt wordt daarmee kwaliteit toegevoegd van de openbare ruimte. Hiermee wordt de Beetezijweg door middel van bebouwing afgemaakt en wordt zinvol gebruik gemaakt van deze braak liggende gronden.
De hoofdontsluiting van Blitterswijck bestaat uit de Oude Heerweg/Ooijenseweg (de doorgaande weg van Wanssum naar Broekhuizenvorst). Dit is een gebiedsontsluitingsweg. De overige wegen binnen het kerkdorp zijn erftoegangswegen. Zoals eerder gezegd wordt de ruimtelijke structuur van Blitterswijck grotendeels bepaald door de historische linten waaronder deze doorgaande weg en enkele erftoegangswegen. In de bebouwde kom van Blitterswijck geldt een maximum snelheid van 30 km/uur.
Ook door de ligging van de Maas is de ruimtelijke structuur van Blitterswijck bepaald. De Maas maakt onderdeel uit van een groot netwerk van vaarwegen. De transportbewegingen die over deze rivier plaatsvinden hebben echter weinig tot geen invloed op het kerkdorp.
De Beetezijweg is een doodlopende weg met een smal profiel, waar een snelheidsregime geldt van 30 km/uur.
In de omgeving van het plangebied zijn verder openbaar vervoersmogelijkheden. Hierbij kan gedacht worden aan de bushalte aan de Oude Heerweg op circa 250 meter van het plangebied waar buslijn 798 passeert.
Het plan leidt niet tot substantieel extra verkeersbewegingen. De verkeersbewegingen zullen beperkt blijven tot bewoners- en bezoekersverkeer, gerelateerd aan driewoningen. Het project heeft geen wezenlijke consequenties voor de wegenstructuur en verkeersveiligheid.
De parkeernorm van de gemeente Venray (‘Beleidsnota Parkeernormen Venray ' en het CROW) betreft voor grondgebonden woningen 2 parkeerplaatsen.
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. De gebiedsbescherming wordt geregeld in hoofdstuk 2 van de Wnb.
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Op onderstaande afbeelding is de ligging van het plangebied te zien ten opzichte van het NNN (grijze vlakken).
Afbeelding: natuurnetwerk Nederland
Tevens zijn de Natura 2000-gebieden in de wijde omgeving van het plangebied in beeld gebracht:
Afbeelding: Natura 2000-gebieden
Het lichtgroene vlak betreft de Maasduinen (op ruim 1,8 km van het plangebied).
Ten behoeve van de instandhouding van de natuurgebieden dienen negatieve effecten te worden uitgesloten. Er dient te worden aangetoond dat met het beoogde plan geen negatieve effecten worden voorzien op de omliggende Natura 2000-gebieden. Bij een projectbijdrage van 0,00 mol/ha/jaar zal het beoogde plan niet voor een significante toename in stikstofdepositie zorgen en kunnen negatieve effecten worden uitgesloten. Wanneer het projecteffect hoger is dan 0,00 mol/ha/jaar dient een vergunning te worden aangevraagd en is nader aanvullend onderzoek noodzakelijk. De vergunning kan alleen worden verleend indien de zekerheid is verkregen dat de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied niet worden aangetast.
De relevante emissies van stikstofoxiden (NOx) en ammoniak (NH3) tijdens de aanlegfase vinden plaats door de verkeersbewegingen ten behoeve van de aanvoer van materialen en de inzet van mobiele werktuigen tijdens de constructie ten behoeve van de realisatie van het plan. De relevante emissies tijdens de gebruiksfase vinden plaats door de verkeersbewegingen van en naar het plan door bewoners en bezoekers.
De berekening van het projecteffect van de beoogde situatie met rekenjaar 2023 is verricht met behulp van het programma Aerius Calculator (versie januari 2023) door Stammen Projecten (zie bijlage).
Het projecteffect op de Natura 2000-gebieden is kleiner dan of gelijk aan 0,00 mol/ha/jaar. Bij een dergelijke projectbijdrage zal het beoogde plan niet voor een significante toename in stikstofdepositie zorgen en kunnen negatieve effecten worden uitgesloten. Op basis van het onderzoek blijkt dat er geen ontheffing benodigd is voor het aspect stikstof.
In de volgende paragraaf zal ingegaan worden op mogelijke aantasting van flora en fauna.
Met de Wet natuurbescherming (Wnb) wordt een eind gemaakt aan de discussies over de implementatie van de Europese richtlijnen. In artikel 3.1 Wnb wordt direct een link gelegd met de Vogelrichtliijn. Alle vogels die beschermd zijn op grond van artikel 1 Vogelrichtlijn vallen onder het beschermingsregime van de artikel 3.1 Wnb, voor zover deze vogels van nature in Nederland voorkomen. Artikel 3.1 eerste lid Wnb ziet op het verbod om vogels te doden of vangen. De verboden in de Wnb zijn vrijwel letterlijk overgenomen uit de artikelen 5 en 6 Vogelrichtlijn. Net als de in de Vogelrichtlijn zijn de verboden beperkt tot opzettelijke handelingen. Het beschermingsregime voor vogels is iets versoepeld ten opzichte van het systeem onder de Flora en faunawet. Het verbod op het opzettelijk verstoren van vogels is beperkt tot verstoringen die van “wezenlijke invloed” zijn op de staat van instandhouding van de soort. Onder wezenlijke invloed wordt verstaan: “een wezenlijke negatieve invloed op een beschermde soort”. Of daar sprake van is hangt af van de populatie van de diersoort. Hoe zeldzamer de soort hoe groter de kans dat naar bijvoorbeeld een lokale populatie moet worden gekeken. Daarnaast is van belang of de populatie een negatief effect zelf teniet kan doen, bijvoorbeeld of er voldoende uitwijkmogelijkheden zijn naar een volwaardig leefgebied elders. Als een populatie het effect niet zelf teniet kan doen is de kans groter dat het effect als wezenlijke invloed kan worden aangemerkt.
De wet voorziet in ruime mogelijkheden voor het verlenen van vrijstellingen, ook voor vogels en strikt beschermde soorten. Bij het verlenen van de vrijstelling moet aan dezelfde voorwaarden worden voldaan als bij het verlenen van de vroegere ontheffing.
Een ontheffing van een verbod ex artikel 3.1 Wnb kan slechts worden verleend indien:
Quickscan flora en fauna
Het plangebied ligt braak; water is binnen het plangebied niet aanwezig. Het deel van het perceel waar de nieuwe woningen zijn gepland, betreft een weide, omzoomd met doorgeschoten struiken en een enkele wilde boom welke erg dicht op de openbare weg staat en welke beter plaat kunnen maken voor kwaliteitsgroen als onderdeel van de drie nieuwe woonpercelen. In deze wonen zijn overigens geen nesten aangetroffen.
Op basis van de flora- en faunagegevens uit onder andere 'Waarneming.nl' is over een heel kalenderjaar (november 2020 - november 2021) voor het gebied 'Blitterswijck' nagegaan welke dier- en plantensoorten in dit gebied (meer specifiek op korte afstand van het plangebied) waargenomen zijn welke bescherming verdienen. Op onderstaande afbeelding zijn de waarnemingen ten opzichte van het plangebied weergegeven:
bron: Waarneming.nl, Stichting Observation International en lokale partners
Hieruit is gebleken dat ter plaatse van het plangebied geen beschermde soorten zijn aangetroffen. In de omgeving van het plangebied zijn ruim voldoende uitwijkmogelijkheden voor alle diersoorten.
Deze aanname is bevestigd in het ecologisch onderzoek dat op 25 mei 2022 is uitgevoerd door Faunaconsult, waarin het volgende is geconcludeerd:
"Algemeen voorkomende grondgebonden zoogdieren en amfibieën
In het plangebied komen mogelijk zoogdieren en amfibieën voor, die onder de Wnb zijn beschermd. Het gaat om algemeen voorkomende soorten (zogenaamde A-soorten), waarvoor in Limburg een vrijstelling geldt in geval van ruimtelijke ontwikkeling en beheer en onderhoud. Dit houdt in dat deze soorten verstoord mogen worden, zonder dat daar vooraf een ontheffing voor is verkregen. Wel geldt altijd de Zorgplicht (artikel 1.11 Wnb); deze houdt in dat nadelige gevolgen voor dieren en planten altijd zoveel mogelijk moeten worden voorkomen. Om aan de algemene zorgplicht te voldoen, moeten dieren die tijdens de werkzaamheden worden aangetroffen, zo snel mogelijk naar een aangrenzende locatie buiten het plangebied worden verplaatst.
Vogels
In de opgaande vegetatie in het plangebied komen mogelijk beschermde vogelnesten voor tijdens het broedseizoen. Het gaat om vogels waarvan het nest niet jaarrond wordt beschermd of als strenger beschermd wordt beschouwd. Hiervoor zijn maatregelen die negatieve effecten voorkomen wel verplicht. Verstoring van broedvogels en vernietiging van vogelnesten kan worden voorkomen door de vegetatie buiten de periode 15 maart – 15 juli (het broedseizoen van de meeste vogels) te verwijderen. Door naleving van deze maatregel worden ten aanzien van vogels geen overtredingen op de Wet natuurbescherming begaan."
De rapportage van het ecologisch veldwerk door Faunaconsult is als bijlage bij de plantoelichting gevoegd. Initiatiefnemer zal bij de uitvoering van de werkzaamheden het advies in acht nemen en de vegetatie buiten de periode 15 maart – 15 juli verwijderen.
Ten aanzien van archeologie is het uitgangspunt dat het archeologisch erfgoed moet worden beschermd op de plaats waar het wordt aangetroffen. Dit vloeit voort uit het Europese Verdrag van Valetta (1992) inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed en de Wet op de archeologische monumentenzorg die de Monumentenwet 1988 deels heeft aangepast. Gezien dit uitgangspunt mogen bekende archeologische monumenten niet aangetast worden en moet in geval van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden met een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde, in principe een inventariserend en waarderend vooronderzoek plaatsvinden. Eventueel aangetroffen waarden dienen primair ter plekke (in situ) beschermd te worden dan wel - indien dat redelijkerwijs niet mogelijk is - door een opgraving (ex situ) te worden veilig gesteld.
Uit onderstaande uitsnede van de gemeentelijke Archeologische Beleidskaart blijkt dat voor de gronden van het plangebied waarop de toekomstige ontwikkeling zal plaatsvinden, de aanduiding “categorie 2” geldt. Deze categorie omvat monumenten van zeer hoge waarde en monumenten die betrekking hebben op de historische kernen.
Figuur: uitsnede archeologische beleidskaart
Voor deze categorie 2-gebieden geldt dat bij herinrichting van gebieden een bureauonderzoek wenselijk is om archeologische gebiedskenmerken te onderzoeken, ingeval de verstoring meer dan 250 m2 bedraagt en dieper reikt dan 50 cm onder maaiveld.
Hiervan is in casu sprake; de verwachtingswaarde “categorie 2” wordt conform gemeentelijk beleid vertaald in de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2.
Op 19 januari 2022 is een archeologisch onderzoek uitgevoerd door Econsultancy BV. Hierin is het volgende geconstateerd:
'Volgens het bureauonderzoek worden er in het plangebied rivierafzettingen van de Formatie van Beegden verwacht, met eventueel daarop dekzandafzettingen van de Formatie van Boxtel. In de top van de rivierafzettingen worden archeologische resten verwacht vanaf het Laat-Paleolithicum.
Het veldonderzoek heeft uitgewezen dat ter plaatse van het plangebied een plaggendek aanwezig is met een dikte tussen circa 80 en 100 cm met hieronder Pleistocene rivierafzettingen van de Maas. In de top van de rivierafzettingen is verbruining opgetreden. Binnen het plangebied zijn er geen dekzandafzettingen aangetroffen.
Uit het vooronderzoek kan worden geconcludeerd dat het plangebied op rivierafzettingen ligt, behorend tot de Formatie van Beegden. Hierop is een 80 tot 100 cm dik plaggendek aangetroffen. Onder het plaggendek in de top van de rivierafzettingen is een 10 tot 30 cm dikke verbruiningshorizont (Bw-horizont) aangetroffen. Binnen deze verbruiningshorizont zouden archeologische resten bewaard kunnen zijn gebleven. De verwachting voor resten uit het Vroeg-Paleolithicum – Vroege Middeleeuwen wordt hiermee bevestigd. De verwachting voor resten uit de Late Middeleeuwen – Nieuwe tijd kan naar laag worden bijgesteld, omdat de top van het plaggendek mogelijk geroerd is.
Econsultancy adviseert om de dubbelbestemming ‘waarde – archeologie 2’ te handhaven. Dit betekent dat bij toekomstige vergunningplichtige werkzaamheden dieper dan 50 cm -mv en groter dan 250 m2 eerst verder onderzoek moet worden uitgevoerd. Dit onderzoek kan het beste worden uitgevoerd in de vorm van een karterend/waarderend veldonderzoek door middel van proefsleuven. Dit onderzoek heeft tot doel vast te stellen of er binnen het plangebied archeologische resten aanwezig zijn in de verbruiningslaag.
Het proefsleuvenonderzoek dient te worden uitgevoerd op basis van een door de bevoegde overheid goedgekeurd Programma van Eisen, waarin is vastgelegd waaraan het onderzoek moet voldoen.
Bovenstaand advies is van Econsultancy. Er is, op grond van de gebruikte onderzoeksmethode, geprobeerd een zo gefundeerd mogelijk advies te geven. Over de aan- of afwezigheid van archeologische sporen of resten in het plangebied kan nooit volledig uitsluitsel worden gegeven. Aan dit advies kunnen geen rechten worden ontleend. De resultaten van dit onderzoek zullen eerst moeten worden beoordeeld door de bevoegde overheid (gemeente Venray), die vervolgens het advies over neemt of niet.'
Dit onderzoek is als bijlage 2 toegevoegd aan de planstukken.
Initiatiefnemer is voornemens om op de gronden gelegen aan de Beetezijweg te Blitterswijck, kadastraal bekend gemeente Wanssum sectie E nummer 584 drie vrijstaande woningen te realiseren. Hiermee vindt er een stedenbouwkundig gezien passende afronding plaats van de woonkern Blitterswijck.
Dit perceel beslaat een oppervlakte van 1605 m2 en is onbebouwd.
De gemeente Venray wil meewerken aan het project 'Beetezijweg', omdat kwaliteit wordt toegevoegd aan deze nu braak liggende kavel welke al aan drie zijden wordt omringd door woningen. Door de toevoeging van drie woningen wordt de straat door middel van bebouwing afgemaakt, en wordt zinvol gebruik gemaakt van de ruimte.
Stedenbouwkundige voorwaarden zijn de volgende:
Het uiteindelijke plan behelt 3 vrijstaande levensloopbestendige woningen, verdeeld over het plangebied tot aan het snijpunt van de achterste perceelsgrenzen met de Beeteweg. De woningen bestaand uit een begane grond met daarop een kap, welke in dezelfde richting is georiënteerd als de woningen aan de overzijde van de weg. De voorgevels van de woningen worden op ten minste 3 meter vanuit de voorste perceelgrens gesitueerd.
De wegafsluiting blijft onverkort gehandhaafd. Voor wat betreft de situering van een keerlus is tijdens de omgevingsdialoog gebleken dat aangrenzende bewoners geen problemen ervaren. De afvalinzamelaar steekt achteruit de Beetezijweg in; na realisatie van de drie woningen zal dit op dezelfde manier kunnen gebeuren. Verder zal elke nieuwe woning beschikken over 2 parkeerplaatsen op eigen terrein, gesitueerd naast elkaar en achter de voorgevelrooilijn. Zie ook paragraaf 3.2 van deze plantoelichting.
Voor een gebiedseigen en verkeersveilige groen invulling van de zuidelijke punt van het plangebied is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld, waarin deze voorwaarden zijn verwerkt. Zie ook paragraaf 3.3 van deze plantoelichting.
Uitgaande van de eisen voor een infiltratievoorziening zoals neergelegd in de Toetssteen Openbare Ruimte 2022 zal moeten worden voorzien in een buffer van circa 12 m3 per woning, hetgeen gerealiseerd kan worden in de vorm van een infiltratiekrat/grindkoffer op eigen erf of een gezamenlijke infiltratiemogelijkheid als open wadi met een capaciteit van 36 m3, in de oksel van de Beeteweg en de Beetezijweg. Dit gezamenlijke punt ligt ook het laagst ten opzichte van het maaiveld, zodat dit de natuurlijke weg van het hemelwater zal zijn. Zie ook hoofdstuk 6 van deze plantoelichting.
Op 24 maart 2022 heeft een uitgebreide informatieavond voor omwonenden en de Kerngroep Blitterswijck plaatsgevonden. Het verslag van deze eerste informatieavond is separaat aan het bevoegd gezag ter hand gesteld.
Hieruit blijkt dat aan alle door de gemeene Venray gestelde voorwaarden zal worden voldaan.
Op verzoek van het bevoegd gezag zal in dit bestemmingsplan een zogenaamde haakse aansluiting van de Beetezijweg op de Beeteweg worden meegenomen.
Op onderhavige schets is de projectering van de nieuwe woningen op het perceel weergegeven, almede de nieuwe haakse aansluting.
Figuur: situering nieuwe woningen
Onderstaand is een eerste (indicatieve) impressie weergegeven van de mogelijke verschijningsvorm van de vrijstaande woningen, waarbij duidelijk is te zien hoe goed de vorm, goot- en bouwhoogte en gevelindeling aansluiten op de woningen aan de overzijde van de Beetezijweg:
Figuur: eerste impressies van woningen
Qua bouwregels is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij het bestemmingsplan Blitterswijck.
Ontsluiting:
Het plangebied wordt, via de Beetezijweg (naar het zuiden toe een doodlopende weg), ontsloten op de Oude Heerweg. Deze leidt in noordelijke richting naar Wanssum en in zuidelijke richting via de Beeteweg naar Meerlo.
De woonstraten in Blitterswijck kennen een maximum snelheid van 30 km/uur; alleen aan de Oude Heerweg mag binnen de bebouwde kom 50 km/uur gereden worden.
In de omgeving van het plangebied zijn verder openbaar vervoersmogelijkheden. Hierbij kan gedacht worden aan de bushalte aan de Oude Heerweg op circa 250 meter van het plangebied waar buslijn 798 passeert.
Het plan leidt niet tot substantieel extra verkeersbewegingen. De verkeersbewegingen zullen beperkt blijven tot bewoners- en bezoekersverkeer, gerelateerd aan drie woningen. Het project heeft geen wezenlijke consequenties voor de wegenstructuur en verkeersveiligheid.
Parkeren bij de nieuwe woningen:
De parkeernorm van de gemeente Venray (‘Beleidsnota Parkeernormen Venray ' en het CROW) betreft voor grondgebonden woningen 2 parkeerplaatsen. Per woning zal ruimte voor 2 auto's op eigen terrein worden gereserveerd. Deze parkeerplaatsen zullen naast welkaar worden aangebracht en qua maatvoeringen voldoen aan de eisen uit de beleidsnota (2,5 x 5 m per parkeerplaats).
Afbeelding: situering van de parkeerplaatsen
Het plangebied zal als drie reguliere en ruime woonpercelen worden ingericht, waarbij door de relatief beperkte diepte van het perceel, veel ruimte tùssen de woningen kan worden aangehouden, hetgeen zorgt voor een 'luchtige'overgang van de woonkern naar het agrarische buitengebied. De structuur in de woonwijk als geheel zal ongewijzigd gehandhaafd blijven en ter plaatse van het plangebied op een passende wijze worden afgerond.
Voor wat betreft de erfbeplanting op de woonpercelen en in de openbare ruimte voorzover vallend binnen het plangebied is onderstaand weergegeven hoe deze voorzien is:
Afbeelding: erfbeplanting
Het landschappelijk inpassings- cq erfbeplantingsplan is als bijlage toegevoegd.
In het Bouwbesluit 2012 zijn regels gesteld ten aanzien van brandveiligheid van onder andere woongebouwen. Aan deze regels zal worden getoetst op het moment dat de omgevingsvergunningen voor de woningen worden aangevraagd.
De ambities ten aanzien van duurzaamheid in Venray zijn hoog, zoals neergelegd in de Energiestrategie 2030 (zie voor de inhoud van deze strategie paragraaf 4.5.5). Het Bouwbesluit stelt dat vanaf 1 januari 2021 nieuwbouw bijna energieneutraal (BENG) moet zijn.
De binnen het plangebied te realiseren woningen zullen in ieder geval voldoen aan 'BENG'.
In het bestemmingsplan kunnen alleen regels worden opgenomen die bijdragen aan 'een goede ruimtelijke ordening'. Voor de uitleg van dit begrip is in de rechtspraak het criterium ‘ruimtelijk relevant’ ontwikkeld. Alleen regels die ruimtelijk relevant zijn, kunnen in het bestemmingsplan opgenomen worden. Algemeen erkend wordt dat energietransitie een ruimtelijke impact heeft, maar de visie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State is dat hiertoe geen regels in het bestemmingsplan kunnen worden opgenomen.
De gemeente Venray heeft met betrekking tot het aspect 'duurzaamheid' geen extra eisen opgenomen in het principebesluit.
In de uitwerking van onderhavig plan zullen in de omgevingsvergunning aanvraag de volgende duurzaamheidsmaatregelen worden overwogen:
Voor een onaanvaardbare aantasting van privacy bij belendende percelen hoeft niet gevreesd te worden. De afstand tussen de te bouwen woningen en de overige woningen in de straat is even groot als, zo niet groter dan, tussen de bestaande woningen onderling. Voor de woning aan de Beeteweg 6 zal de impact het grootste zijn, omdat de buitenruimten bij die woning zijn georiënteerd op het nog braak liggende perceel. Door een stevige, natuurlijk vormgegeven erfafscheiding te realiseren, kan de vermindering van privacy tot een minimum beperkt worden. Door de dakhelling parallel aan de straat te leggen, de goorhoogte laag te houden en in het achterste dakvlak slechte een kleine dakkapel aan te brengen in de badkamer, wordt inkijk vanaf bovenverdiepingen in de tuin van het belendende perceel zoveel mogelijk beperkt en zou er in alle redelijkheid geen sprake hoeven zijn van 'onaanvaardbare schending van privacy'.
Evenmin is er sprake van onaanvaardbare vermindering van zonlicht, danwel dat als gevolg van de drie nieuwe woningen de lichtinval in omliggende woningen te beperkt wordt.
Woningen die op bepaalde uren van de dag in de schaduw zullen liggen, hebben op die dakvlakken geen zonnepanelen of collectoren, zodat er geen sprake kan zijn van een verminderde opbrengst; daarbij zou deze verminderde lichtinval op zonnepanelen, gezien de tussenliggende afstanden en de oriëntatie ten opzichte van de zon, zo beperkt zijn dat hierdoor geen sprake is van een substantiële vermindering van de opbrengst van zonnepanelen.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI), vastgesteld op 11 september 2020, is een onderdeel van de nieuwe Omgevingswet. De Omgevingswet verplicht het Rijk tot een strategische visie op de fysieke leefomgeving. Het doel is om alle onderdelen van de fysieke leefomgeving met elkaar in samenhang te brengen. Ook gemeenten en provincies maken een omgevingsvisie vanwege deze nieuwe wet.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) richt zich op onderstaande vier prioriteiten. Deze onderwerpen hebben onderling veel met elkaar te maken en ze hebben gevolgen voor hoe de fysieke leefomgeving wordt ingericht. De Nationale Omgevingsvisie helpt bij het maken van de noodzakelijke keuzes.
Ruimte maken voor de klimaatverandering en energietransitie
Het klimaat verandert. De gevolgen hiervan worden steeds duidelijker merkbaar. Denk aan de steeds drogere zomers, de hevigere regenval en stijgende zeespiegel. Op deze en andere gevolgen van de klimaatverandering moet tijdig worden ingespeeld. Tegelijkertijd moet de overstap worden gemaakt naar duurzame energie. Het is de bedoeling dat ons land in 2050 een duurzame energievoorziening heeft. Iedereen draagt hier zelf aan bij door bijvoorbeeld zoveel mogelijk woningen aardgasvrij te maken. Maar er zullen ook aanpassingen nodig zijn, bijvoorbeeld met windenergie, die moeten worden ingepast in het landschap. Mensen in de omgeving moeten ook voordelen ervaren van geplaatste windmolens.
De economie van Nederland verduurzamen en ons groeipotentieel behouden
Nederland heeft een sterke internationale concurrentiepositie. Vanuit die positie wordt gewerkt aan een nieuw economisch verdienmodel dat duurzaam is en circulair. Door grondstoffen te hergebruiken in de bouw bijvoorbeeld. De overstap naar duurzame energie en het zorgen voor een gezond milieu zijn belangrijk. Ook zullen bedrijven zich hier goed moeten kunnen vestigen met voldoende ruimte voor bedrijvigheid. Daarvoor is het van belang om alle verschillende aspecten te betrekken die hierbij een rol spelen, zodat duurzaam geld verdiend kan blijven.
Onze steden en regio’s sterker en leefbaarder maken
Veel mensen zijn op zoek naar een geschikte, betaalbare woning. Iedereen wil graag wonen in een prettige omgeving. Een omgeving met voldoende groen en met aandacht voor veiligheid en gezondheid. Denk bijvoorbeeld aan groen en fonteinen op plekken waar het erg warm kan worden (hittestress). Tegelijkertijd is het belangrijk dat de woningen goed bereikbaar zijn door goede fiets- en wandelpaden en aansluiting op het wegennet en het openbaar vervoer. Kortom, het gaat niet alleen om voldoende woningen, maar ook om een aantrekkelijke woonomgeving.
Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen
In sommige regio’s staan de natuurlijke systemen en het landschap onder druk. Soms is daar sprake van een verzakkende bodem, onder meer door een te laag waterpeil. Als het waterpeil omhoog wordt gebracht, kan dat gevolgen hebben voor de landbouw en de veeteelt. In sommige gebieden wordt het dan misschien logischer om duurzame energie te produceren in plaats van voedsel. Tegelijkertijd moeten de kwaliteiten van het landschap worden behouden om te kunnen recreëren en ook vanwege het cultureel erfgoed.
In hoofdstuk 3 van onderhavige plantoelichting zijn de aspecten duurzaamheid, kwaliteit van leefomgeving, bereikbaarheid, groen en water uitgebreid aan de orde gesteld. Tevens in relatie met hoofdstuk 5 kan gesteld worden dat in onderhavig bouwproject voldoende aandacht is voor de afwegingen die op basis van de nationale omgevingsvisie dienen te worden gemaakt.
De Laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In artikel 1.1.1 onder i van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is een nadere omschrijving van het begrip stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Als stedelijke ontwikkeling wordt genoemd: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.' In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Voor woningbouwlocaties geldt volgens de overzichtsuitspraak dat: 'in beginsel' sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden.
In casu is er sprake van een toevoeging van 3 woningen, hetgeen geen stedelijke ontwikkeling betreft en daarom is de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing.
In het Barro zijn een aantal onderwerpen opgenomen waarvoor het rijk uit het oogpunt van de nationale belangen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte ruimtelijke regels stelt:
Voor een aantal van de genoemde Barro-onderwerpen, waaronder de uitbreiding van het hoofdwegennet, het hoofdspoorwegennet en de militaire radars, geldt dat de regels worden uitgewerkt in de Rarro.
Op onderhavig project werken geen van de in het Barro genoemde rijksbelangen rechtstreeks door.
De Omgevingsvisie is een strategische en lange termijn (2030-2050) visie op de fysieke leefomgeving en beschrijft onderwerpen zoals wonen, infrastructuur, milieu, water, natuur, landschap, bodem, ruimtelijke economie, luchtkwaliteit en cultureel erfgoed. Daarnaast worden ook de aspecten gezondheid en een gezonde leefomgeving in de Omgevingsvisie meegenomen. In de Omgevingsverordening legt de Provincie regels vast voor onder meer natuur, milieu, (grond-)water, ontgronding, wegen, ruimte (verstedelijking, woon- en werklocaties, agrarische bedrijven).
De Omgevingsvisie en het ontwerp van de bijbehorende Omgevingsverordening zijn in augustus 2020 ter inzage gelegd en de Omgevingsvisie is in oktober 2021 door Provinciale Staten vastgesteld. Met betrekking tot het aspect Wonen is de volgende ambitie in de Omgevingsvisie neergelegd:
Omdat de woonbehoeften veranderen, maar ook omdat er lokale en regionale verschillen zijn in de opgaven ten aanzien van wonen en leefomgeving, zijn deze meer gerichte uitwerkingen in provinciale, regionale en/of gemeentelijke programma’s, agenda’s en instrumenten noodzakelijk. Vanuit de wetgever is onze provinciale rol wat betreft dit thema beperkt. Vanwege het brede maatschappelijke belang van de opgave kiest de provincie voor een agenderende, stimulerende, meesturende en verbindende rol.
Wij bekijken woningbouwontwikkelingen vanuit een brede maatschappelijke context. Dit vraagt een integrale aanpak van locaties en gebieden in de vorm van herstructurering en transformatie/herbestemming in centra, buurten, wijken, dorpen en het buitengebied. Bij onze keuzes houden we rekening met samen- hangende belangen zoals leegstand bij detailhandel, kantoren, maatschappelijk vastgoed, monumenten, etc. Daarnaast bezien we de woningopgave altijd in samenhang met veiligheid en leefbaarheid. Met het stimuleren van de verduurzamingsopgave en het levensloopbestendig maken van bestaande en nieuwe woningen zien wij meekoppelkansen voor een klimaatbestendige en klimaat- adaptieve woonomgeving.
We vinden het belangrijk dat eerst de kwaliteit van het feitelijk bestaand bebouwd gebied op orde wordt gemaakt. Via het principe van de Ladder voor duurzame verstedelijking benutten we de ruimte in bestaand bebouwd gebied optimaal, zowel kwantitatief als kwalitatief. Dat betekent dat eerst leegstaand vastgoed hergebruikt en herbestemd wordt in lijn met de Limburgse principes. Daarvoor werken we samen met andere beleidsvelden. Wonen is in beginsel alleen maar toegestaan in bestaand bebouwd gebied. Hierop kunnen – tijdelijke – uitzonderingen worden gemaakt in de vorm van flexibele woonvormen. Tijdelijk permanente bewoning toestaan in recreatieparken voor de huisvesting van internationale werknemers en/of woonurgenten voor de duur van maximaal tien jaar en onder (nader te bepalen) voorwaarden als verdienmodel voor toekomstige herontwikkeling of sanering van het park, of het herbestemmen van monumentale bebouwing in het buitengebied zijn hiervan voorbeelden (zie hiervoor ook het hoofdstuk economie).
Omdat er sprake is van een locatie gelegen binnen het bebouwd gebied (ook in de feitelijke bebouwde kom), er al sprake is van een stedelijke functie (bestemming Wonen) binnen een bestaande woonwijk én sprake is van een aantoonbare behoefte, wordt voldaan aan de ladder duurzame verstedelijking zoals beschreven in paragraaf 4.1.2.
Onderhavig verzoek past binnen die ambities van de provincie Limburg, doordat de 3 wooneenheden worden toegevoegd binnen bestaand bebouwd gebied en zullen worden gerealiseerd naar de wens en de specifieke behoeften van de kopers.
Met de komst van de Omgevingswet is een nieuwe omgevingsverordening nodig die past binnen de kaders en het instrumentarium van de Omgevingswet.
Hoewel de op 17 december 2021 vastgestelde Omgevingsverordening Limburg (2021) hoofdzakelijk een beleidsneutrale omzetting van de Omgevingsverordening Limburg 2014 is, staan er enkele nieuwe of inhoudelijk aanmerkelijk gewijzigde onderwerpen in. Het gaat hier om instructieregels aan gemeenten op het gebied van wonen, zonne-energie, na-ijlende effecten van de steenkoolwinning en huisvestingsnormen voor internationale werknemers.
Artikel 2.4.2 van de omgevingsverordening heeft betrekking op de planvoorraad 'wonen'. Hierin is bepaald dat de motivering bij een omgevingsplan dat betrekking heeft op de realisatie van een of meerdere woningen beschrijft dat:
De voorgenomen ontwikkeling voorziet op de toevoeging van drie woningen aan de Beetezijweg in Blitterswijck. Volgens de POVI is wonen in beginsel enkel toegestaan binnen bestaand bebouwd gebied. Op de kaart behorende bij de POVI is te zien dat het plangebied is gelegen binnen het bestaand bebouwd gebied van Blitterswijck.
Afbeelding: Uitsnede Omgevingsverordening Limburg 2014
De woningen worden levensloopbestendig gebouwd, waarmee ze voorzien in de kwalitatieve behoefte en de ambities uit de Omgevingsvisie Limburg.
In Venray hebben we de ambitie om 2.000 woningen te realiseren tot 2035 (zie ook het omgevingsprogramma Wonen). Deze ambitie is voortgekomen uit de Woonbehoeftepeiling Venray uitgevoerd door de Stec Groep (vastgesteld door het College van B&W op 14 december 2021) en is tevens gebaseerd op de Progneff huishoudensprognose 2020 van de provincie Limburg. Laatstgenoemde prognose is geactualiseerd in 2021 en vormt samen met de prognose Pearl 2022 de basis voor de kwantitatieve woonopgave zoals opgenomen in de Woonmonitor van de Provincie uit 2022. Er is dus behoefte aan de toevoeging van woningen in Venray, ook in Blitterswijck. In kwalitatieve zin is volgens de Woonmonitor vooral behoefte aan appartementen en nultredenwoningen. Uit de lokale Woonbehoeftepeiling blijkt voorts dat men in de kern Blitterswijck de voorkeur geeft aan een vrijstaande woning. In de regionale woonvisie (Regionale woonvisie Noord-Limburg 2020-2024) wordt tevens kwalitatief duidelijk dat er nog een opgave te realiseren valt als het gaat om woningbouw. Er is een mismatch in de huidige woningvoorraad en de toekomstige bevolkingssamenstelling. Vanuit de gedachte om woningen levensloopbestendig te houden en de match te laten bestaan waarbij rekening wordt gehouden met de bevolking, worden de woningen levensloopbestendig gebouwd. Op deze wijze wordt er kwalitatief rekening gehouden met veranderingen in de woningmarkt.
Met de realisatie van drie levensloopbestendige woningen in Blitterswijck wordt tegemoet gekomen aan deze behoefte. Mede gelet op de regionale en gemeentelijke beleidskaders past het onderhavige initiatief binnen dit onderdeel van de Provinciale Omgevingsvisie Limburg.
Aan sub c. wordt ook voldaan. Op pagina 26 van de regionale woonvisie Noord-Limburg 2020-2024 staat dat gemeenten plannen bij meer dan 10 woningen dienen af te stemmen in de regio. Het plan Beetezijweg bestaat uit de toevoeging van drie woningen en is derhalve niet afgestemd in de regio Noord-Limburg, omdat dat volgens de afspraken niet nodig is.
Sub d. betreft de Plancapaciteitsmonitor Limburg (PCM). Het plan is opgenomen in de PCM. De PCM is raadpleegbaar via www.pcmlimburg.nl en wanneer ingezoomd wordt op de locatie van het plangebied van het bestemmingsplan 'Drie woningen Beetezijweg Blitterswijck' is te zien dat deze locatie is opgenomen in de PCM.
In een anterieure overeenkomst met initiatiefnemer is een realisatietermijn vastgesteld welke voldoet aan sub e van artikel 2.4.2 van de omgevingsverordening. Bij niet tijdig nakomen van deze gestelde termijn is een boete verschuldigd welke per week oploopt. Mocht realisatie van de woningen binnen 5 jaar na vaststelling van het omgevingsplan niet worden gehaald, dan wordt afgewogen hoe en wanneer de mogelijkheid tot realisatie van deze woningen komt te vervallen in overeenstemming met op dat moment wenselijke en binnen het provinciale beleid passende bestemming.
Geconcludeerd kan worden dat het project niet strijdig is met de Omgevingsverordening Limburg 2014.
Op 22 september 2020 heeft de gemeente Venray de nieuwe Regionale Woonvisie Noord-Limburg 2020-2024 vastgesteld. Deze woonvisie geeft richting aan het woonbeleid voor de komende 4 jaar. Het is de 2e visie die door de 8 Noord-Limburgse gemeenten in gezamenlijkheid is opgesteld. In deze visie wordt teruggekeken naar de vorige visie: waar komen we vandaan en wat willen we meenemen naar de nieuwe visie. En zijn er ook zaken die veranderd zijn? Het 'wonen’ is steeds meer verweven met andere beleidsvelden in het economische én het sociaal domein. In het hoofdstuk 'analyse: trends en ontwikkelingen' wordt aangegeven wat de huishoudensontwikkeling is. Demografie blijft immers een belangrijke onderlegger voor het woonbeleid. Prognoses geven een handvat om in te spelen op de toekomstige ontwikkeling van onze bevolking. Hierbij gaat het zeker niet alleen om aantallen, maar ook om de samenstelling van onze bevolking. Uit de analyse die inzicht geeft in de sterke en zwakke segmenten van de woningvoorraad, blijkt dat de aandacht met name moet uitgaan naar de bestaande voorraad. Ook zijn allerlei trends en ontwikkelingen die de context waarbinnen wordt gewerkt, beïnvloeden en de druk op de leefbaarheid vergroten. Denk hierbij aan grote ontwikkelingen zoals de energietransitie en de vergaande extramuralisering van de zorg. Vanuit deze analyse is er dan ook een aantal opgaven dat kan worden samengevat in:
Toets aan regionale Woonvisie:
Het woningbouwproject zoals beschreven in paragraaf 3.1 van deze plantoelichting heeft consequenties voor de woningvoorraad in die zin dat er 3 woningen worden toegevoegd.
De geplande vrijstaande woningen aan de rand van deze kleine woonkern zijn geschikt voor het huisvesten van doelgroepen welke op zoek zijn naar een woning in een (qua prijs) gemiddeld doch kwalitatief heel mooi segment. Vooral voor de doorstromers op de Blitterswijckse woningmarkt biedt dit mogelijkheden om in het dorp te blijven wonen.
Het project is derhalve passend in de gedachtengang zoals verwoord in de regionale Woonvisie Noord-Limburg.
In het coalitieakkoord 2018-2022 'Een gezonde toekomst voor Venray' is opgenomen dat de gemeente Venray wil komen tot een nieuwe strategische visie met een horizon tot 2030. Deze stip op de horizon moet richting geven aan de vraag waarin de gemeente zich de komende jaren wil ontwikkelen gezien de actuele trends en ontwikkelingen. Bijvoorbeeld op het gebied van klimaat, energie, duurzaamheid, leefomgeving, gezondheid, demografie en technologie, maar ook kijkend naar de positie en rol van de gemeentelijke overheid.
Hiertoe heeft de gemeenteraad op 27 juni 2019 een nieuwe strategische visie vastgesteld; de Toekomstvisie 2030 'Venray loopt voorop'. Deze visie vervangt de Strategische visie Venray 2020 en de nota 'Venray, stad in de Peel (2025)'.
De toekomstvisie geeft richting om de koers te bepalen waarlangs we de gevolgen van de trends en ontwikkelingen laten landen in de gemeente, binnen de gemeenschap van Venray én in de regio. Belangrijke thema's uit de vorige (herijkte) strategische visie 'Tweede stad in de Peel' lopen door naar deze visie. 'Venray loopt voorop' geeft een eigentijdse vertaling van zelfsturing met een herijking van participatie en de rol van de overheid. Daarnaast is er veel aandacht voor de kwalitatieve ontwikkeling van onder meer de leefomgeving. Ook is samenwerking nader geduid als het gaat om de regio, met onderwijs, bedrijfsleven en in de naaste omgeving van inwoners.
Speciale aandacht verdient de komst van de Omgevingswet. De toekomstvisie 2030 is een belangrijke 'eerste stap' (identiteit, kwaliteiten, doelen) voor de totstandkoming van de Omgevingsvisie. In dat traject zal de verdieping plaatsvinden op de toekomstvisie, meer specifiek in de ruimtelijke vertaling.
De gemeente Venray heeft voor de komende tien jaar de volgende vijf concrete ambities geformuleerd:
"In het Venray van 2030:
In de toekomstvisie worden weinig directe beleidsuitspraken gedaan over woningbouwontwikkelingen in de gemeente Venray. Venray stelt zich tot doel dat er voor de diverse doelgroepen voldoende woningen beschikbaar zijn.
De invulling van de braak liggende kavel aan de Beetezijweg met drie vrijstaande woningen waarbij duidelijk aandacht is voor een levensloopbestendige en duurzame uitvoering, komt de ruimtelijke kwaliteit in deze omgeving ten goede en past goed in het stedenbouwkundige beeld van de woonbebouwing in de omgeving en bij de woonwensen/-behoeften in deze kern. Hierdoor is het plan in overeenstemming met de toekomstvisie.
Op 2 november 2021 heeft de gemeenteraad van Venray de Omgevingsvisie Venray vastgesteld. De omgevingsvisie van geeft aan wat belangrijk wordt gevonden in de fysieke leefomgeving. De fysieke leefomgeving is alles wat we buiten zien en voelen: bijvoorbeeld hoe de gemeente eruit ziet, wat de kwaliteit is van de lucht en welke bedrijven er zijn. De omgevingsvisie gaat in op ambities, beleid en de samenhang tussen ruimte, water, milieu, natuur, landschap, verkeer en vervoer, wonen en werken en cultureel erfgoed.
De onderdelen van deze leefomgeving waar de gemeente trots op is, moeten worden beschermd en verbeterd. Daarnaast zet de gemeente in op nieuwe doelen die zijn beschreven in vier hoofdambities. De omgevingsvisie is gebiedsgericht.
Voor wat betreft het plangebied is er sprake van 'woongebied'.
Afbeelding: Uitsnede uit Omgevingsvisie Venray
Aan de hand van hoofdambities zijn de volgende actielijnen uitgewerkt:
Onderhavig plan betreft het toevoegen van 3 woningen aan de planvoorraad van Blitterswijck. De woningen vormen een passende afronding van de kern, als overgang naar het buitengebied. Er zal veel aandacht zijn voor de duurzaamheidsaspecten als gasloos, afkoppeling van hemelwater, aanbrengen van bijvoorbeeld zonnepanelen, zonnecollectoren of een warmteterugwininstallatie.
Gelet hierop past de ontwikkeling binnen het planologische beleid, zoals neergelegd in de Omgevingsvisie Venray.
De gemeenteraad van Venray heeft op 15 februari 2022 het Omgevingsprogramma Wonen ‘Verder bouwen aan de toekomst van Venray’ vastgesteld. Venray heeft een woningtekort. De vraag naar meer woningen wordt bevestigd door de woningbouwprognose, die beduidend hoger uitkomt dan eerdere prognoses. De kwalitatieve opgave is in de voorgaande Nota Koers op Wonen echter nog onderbelicht gebleven. In het Omgevingsprogramma Wonen is een en ander verder uitgewerkt. Zo zijn de eerdere vier actielijnen (versnellen, vergroten, veranderen en verduurzamen) aangevuld en vertaald naar vijf centrale thema’s:
1. Snel voldoende woningen bouwen
2. Een gevarieerd aanbod
3. Duurzame woningvoorraad
4. Wonen, gezondheid en zorg
5. Vitale wijken en dorpen
Onderhavig plan betreft de toevoeging van drie woningen in een segment waarnaar de vraag groot is en tegemoet komt aan de wens van de gemeente om de toe te voegen woningen levensloopgeschikt uit te voeren, waarbij de gemeente een voorkeur uitspreekt voor het voorzien in een badkamer en slaapkamer op de begane grond. In de uitwerking van de bouwplannen wordt dit aspect concreet meegenomen.
Verder zullen de woningen zo duurzaam als redelijkerwijs mogelijk is worden uitgevoerd en voorzien worden van substantieel groen (klimaatadaptatie).
Het plangebied is gesitueerd op een locatie nabij de kern van Blitterswijck, op voldoende korte afstand van primaire voorzieningen en dicht bij mogelijkheden voor extensieve recreatie (wandelen en fietsen). Door het realiseren van drie levensloopbestendige woningen tegelijk, zal de saamhorigheid bij de nieuwe bewoners al tijdens de bouwfase ontstaan en is er potentie dat de woonstraat uitgroeit tot een straat waar men naar elkaar omkijkt, waardoor op elkaar kan worden teruggevallen ingeval van nood.
Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het Omgevingsprogramma Wonen.
In 2013 is de Energiestrategie 2030 voor de gemeenten Beesel, Venlo en Venray: 'Energie voor groene groei' vastgesteld. Door de gemeenteraad is daarbij de ambitie uitgesproken om in 2030 CO2-neutraal (ofwel energieneutraal met compensatiemaatregelen) te zijn. Op basis van deze visie is door het college het 2e Uitvoeringsprogramma Energie Venray (2018-2021) vastgesteld. Met de Energiestrategie en het bijbehorende UP zijn de doelstellingen en de gefaseerde uitvoering op lange en korte termijn uitgewerkt.
De gemeente is voor het bereiken van de energiedoelen afhankelijk van alle energiegebruikers en energieleveranciers in de gemeente: bedrijfsleven, huishoudens, instellingen etc. De samenleving laat zich echter niet door de overheid sturen om energie te besparen of lokaal duurzaam op te wekken. Daarvoor moet er in de samenleving vooral ruimte zijn die leidt tot creativiteit en innovatie van de bedrijven en inwoners zelf. De overheid heeft daarin een rol als partner die samenwerkt, belemmeringen wegneemt, faciliteert en het goede voorbeeld geeft. De betrokkenheid van de overheid zorgt voor het aanjagen en versnellen van de gewenste ontwikkelingen.
Het streefbeeld in 2030 voor woningen laat zich als volgt schetsen:
In paragraaf 3.5 is reeds aan de orde gekomen hoe duurzaamheidsmaatregelen in onderhavig plan voor de realisatie van de nieuwe woningen voorzien zijn.
De Structuurvisie bijdrage Ruimtelijke Ontwikkeling 2011 is vastgesteld op 20 december 2011 en op 1 januari 2012 in werking getreden. Het in deze structuurvisie vastgelegde kwaliteitsbeleid omtrent een bijdrage Ruimtelijke ontwikkeling is gebaseerd op de gedachte dat ruimtelijke ontwikkelingen (bouwactiviteiten) leiden tot verlies aan ruimtelijke kwaliteit en dat dit verlies moet worden gecompenseerd. Achterliggend doel is het behoud en waar mogelijk versterking van de (groene) kwaliteiten van zowel het buitengebied als het stedelijk gebied.
Voor het bepalen van de hoogte van de bijdrage in het stedelijk gebied wordt aangesloten bij de bijdrage ruimtelijke ontwikkeling zoals vastgelegd in de nota grondbeleid 2011. Deze bijdrage bestaat uit € 2.500,- per kavel. De tegenprestatie vindt zo veel mogelijk ter plaatse en/of in de nabijheid van de ingreep plaats. Indien dit niet mogelijk is, komt de bijdrage ten goede van het kwaliteitsfonds stedelijk gebied.
Voor het projectgebied vigeert het volgende bestemmingsplan:
Naam bestemmingsplan | Bestemming | Vaststelling Raad |
bestemmingsplan Blitterswijck | - Wonen - Waarde - Archeologie - 2 |
27 juni 2019 |
Afbeelding: Uitsnede verbeelding
Binnen deze bestemming is het bij afwezigheid van een bouwvlak niet mogelijk om woningen te realiseren. Voor het creëren van een bouwmogelijkheid is het noodzakelijk om het bestemmingsplan te herzien.
Op 7 juli 2017 is het gewijzigde Besluit m.e.r. in werking getreden. Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde is moet een m.e.r.-beoordelingsbesluit worden genomen. Dit houdt in dat in afwijking van voorheen voor iedere activiteit die wordt genoemd in kolom 1 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en onder de drempelwaarde blijft van gevallen in kolom 2, een m.e.r.-beoordelingsbesluit moet worden genomen.
Bijlage D van het Besluit m.e.r. bepaalt onder activiteit 10 dat een m.e.r onderzoeksplicht geldt voor (kolom 1) plannen voor de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen, in geval er sprake is van (kolom 2) een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.
Blijkens jurisprudentie (o.a. ABRS 22 mei 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1668) en Rechtbank Amsterdam 6 februari 2018 (ECLI:NL:RBAMS:2018:648)) dient niet iedere mogelijk gemaakte wijziging of uitbreiding van een stedelijke ontwikkeling te worden aangemerkt als een wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in kolom I, van categorie 11.2, van onderdeel D, van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en artikel 2, onderdeel A, van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Dat hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij spelen onder meer aspecten als de aard en de omvang van de voorziene wijziging of uitbreiding van de stedelijke ontwikkeling een rol.
In het voorliggende geval is sprake van het realiseren van drie woningen. Gezien de beperkte omvang van het project (1605 m2), mede afgezet tegen de oppervlakten en aantallen die worden genoemd in categorie 11.2, onderdeel D, van de bijlage bij het Besluit m.e.r., is sprake van een kleinschalig project.
Daarnaast is er geen sprake is van significante milieueffecten als gevolg van de ontwikkeling en is ook geen sprake van een ligging binnen of in de nabijheid van een kwetsbaar gebied.
Op basis van het bovenstaande dient de voorliggende ontwikkeling niet aangemerkt te worden als (de uitbreiding van) een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in kolom I van categorie 11.2, onderdeel D, van de bijlage bij het Besluit m.e.r.. Er hoeft dan ook geen milieueffectrapport te worden opgesteld en er hoeft ook geen m.e.r.-beoordeling te worden doorlopen. Ter onderbouwing van dit bestemmingsplan worden uiteraard wel alle aspecten onderzocht die het gevolg zijn, dan wel kunnen zijn van het initiatief. Hiervoor zij met name verwezen naar onderhavig hoofdstuk 5.
Wegverkeerslawaai
De Wet geluidhinder (Wgh) is van toepassing op woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen (onder meer onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidszorggebouwen) en geluidsgevoelige terreinen (onder meer woonwagenstandplaatsen). Uit art. 74 Wgh vloeit voort dat in principe alle wegen voorzien zijn van een geluidzone, met uitzondering van wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied of wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/uur geldt. De zonebreedte is afhankelijk van het gebied (stedelijk of buitenstedelijk) en het aantal rijstroken. Binnen de zones moet een akoestisch onderzoek worden verricht. De voorkeursgrenswaarde voor woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen bedraagt in die zone op de buitengevel 48 dB (art. 82 Wgh).
De hoofdontsluiting van Blitterswijck bestaat uit de Oude Heerweg/Ooijenseweg (de doorgaande weg van Wanssum naar Broekhuizenvorst). De overige wegen binnen het kerkdorp zijn erftoegangswegen. In de bebouwde kom van Blitterswijck geldt een maximum snelheid van 30 km/uur. De Beetezijweg is een doodlopende weg met een smal profiel, waar een snelheidsregime geldt van 30 km/uur.
Het plangebied ligt op een afstand van circa 80 meter vanuit het deel van de Beetezijweg waar een maximum snelheid geldt van 60 km/uur en op 100 meter vanuit de Oude Heerweg waar 50 km/uur mag worden gereden. Beide wegen zijn voorzien van een geluidszone van 250 respectievelijk 200 meter.
Ten behoeve van het bepalen van het woon- en leefklimaat is op 25 november 2021 door Econsultancy BV een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Hierin is het volgende geconstateerd:
'Bij de projectie van een nieuwe geluidgevoelige bestemming binnen de zone van een weg is een onderzoek verkeerslawaai noodzakelijk. De geluidgevoelige bestemmingen zijn gelegen in de geluidszone van de Oude Heerweg, Beeteweg en Berkenstraat. De Beeteweg en Berkenstraat zijn deels gezoneerd. In het kader van een goede ruimtelijke ordening worden tevens de nabijgelegen niet-gezoneerde wegen (Beetezijweg en het niet-gezoneerde deel van de Beeteweg en de Berkenstraat) in het onderzoek betrokken. In het onderzoek wordt de geluidbelasting op de geluidgevoelige bestemming inzichtelijk gemaakt en beoordeeld op basis van het toetsingskader.
Voor het plangebied is reeds een tekening opgesteld met de projectie van de woningen. Voor elke zijde van de woning zijn toetspunten ten behoeve van maximaal 2 bouwlagen gemodelleerd. De berekeningen zijn verricht aan de hand van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 en met behulp van het programma Geomilieu, versie 2021.1.
De geluidsbelasting op de nieuw te bouwen woningen bedraagt ten hoogste 47 dB. Er vindt geen overschrijding van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van 48 dB plaats. Er gelden vanuit akoestisch oogpunt geen belemmeringen voor de realisatie van het plan.'
Het akoestisch onderzoek is integraal als bijlage aan de planstukken toegevoegd.
Spoorweglawaai
In de nabijheid van het plangebied is geen spoorlijn gesitueerd. De spoorlijn, Venlo-Nijmegen bevindt zich op een afstand van circa 3,2 km ten oosten van het plangebied.
In het kader van het onderhavige plan worden binnen het plangebied nieuwe bodemgevoelige functies toegelaten in de vorm van drie woningen. Voordat deze nieuwe functies mogelijk worden gemaakt zal er inzicht moeten zijn of de bodem- en grondwaterkwaliteit een dergelijke bebouwing en gebruik ook mogelijk maken.
Op 25 november 2021 heeft Econsultancy BV de (als bijlage bijgevoegde) rapportage van het verkennend bodemonderzoek op de locatie Beetezijweg te Blitterswijck opgeleverd. Hierin is het volgende geconstateerd:
'Op basis van het milieuhygiënisch vooronderzoek bodem is geconcludeerd dat de onderzoekslocatie onderzocht dient te worden volgens de strategie "onverdacht". De bodem bestaat voornamelijk uit zwak tot sterk siltig, matig fijn tot zeer fijn zand. De bovengrond is bovendien zwak humeus (tot maximaal 0,5 m -mv). In het opgeboorde materiaal zijn zintuiglijk geen verontreinigingen waargenomen.
Er zijn op basis van het milieuhygiënisch vooronderzoek bodem, tijdens de terreininspectie en bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden geen aanwijzingen gevonden, die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten.
In de boven- en ondergrond zijn geen verontreinigingen geconstateerd. In het grondwater zijn eveneens geen verontreinigingen geconstateerd.
Conclusie en advies
De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als "onverdacht " kan worden beschouwd wordt, op basis van de onderzoeksresultaten, bevestigd. Er bestaan volgens Econsultancy met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem dan ook géén belemmeringen voor de nieuwbouw op de onderzoekslocatie.
Algemeen
Indien er bij werkzaamheden grond vrijkomt die niet op de locatie kan worden hergebruikt, zijn de regels van het Besluit bodemkwaliteit, het “Tijdelijk handelingskader voor hergebruik van PFAShoudende grond en baggerspecie (d.d. 2 juli 2020) of de regionale bodemkwaliteitskaart van toepassing. '
De regels inzake luchtkwaliteit kennen het onderscheid tussen 'kleine' en grote' projecten. Kleine projecten dragen niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen). Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in het Besluit “Niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)”.
Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten - die jaarlijks meer dan 3 procent van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van PM10 en NO2 bijdragen- een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing.
De Regeling 'Niet in betekenende mate bijdragen' bevat regels omtrent de aanwijzing van categorieën van gevallen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen als bedoeld in artikel 5.16, eerste lid, onder c, van de Wet milieubeheer (Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)).
Voor woningbouw geldt dat woningbouwprojecten van netto niet meer dan 1500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) niet in betekende mate bedragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit (art. 4 lid 1 Besluit NIBM jo. art. 4 lid 2, bijlage 3B.2 Regeling NIBM).
Het onderhavige project valt met drie nieuw te realiseren woningen zonder meer onder de Regeling NIBM.
De woning is echter ook een object dat moet voldoen aan het blootstellingscriterium. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient te worden bezien of de luchtkwaliteit ter plaatse goed genoeg is om een goed woon- en leefklimaat te kunnen waarborgen.
Voor de concentratie van NO2, PM10 en PM2,5 is gebruik gemaakt van de concentraties uit de monitoringstool van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. De concentraties NO2 en PM10 bedragen beiden minder dan 15 microgram/m3 en de concentratie PM2,5 bedraagt minder dan 10 microgram/m3 . Het aantal dagen dat de grenswaarden voor fijnstof (PM10) worden overschreden, is minder dan 35 per jaar. Hieruit blijkt dat de concentraties voor de verschillende stoffen een goede luchtkwaliteit tot gevolg hebben en er dus sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Luchtkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor het project.
De veiligheid rond bedrijven wordt gereguleerd in de vigerende milieuvergunning (of een geldende Algemene Maatregel van Bestuur) en het Besluit externe veiligheid inrichtingen van 21 oktober 2004 (Bevi). In het Bevi worden specifieke regels opgenomen voor specifieke risicovoIle inrichtingen. Het gaat hierbij onder meer om inrichtingen in het kader van het Besluit risico's zware ongevallen 1999, LPG-tankstations, inrichtingen waar gevaarlijke (afval)stoffen of bestrijdingsmiddelen in emballage van meer dan 10.000 kg worden opgeslagen, inrichtingen met een koel-of vriesinstallatie met meer dan 400 kg ammoniak. In het Bevi heeft iedere risicovolle inrichting een veiligheidszone gekregen. Dit heet de plaatsgebonden risicocontour (PR-contour). Binnen deze contour mogen nieuwe kwetsbare objecten (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen, grootschalige kantoren, hotels, winkelcentra, campings) of beperkt kwetsbare objecten (zoals verspreid liggende woningen, bedrijfswoningen dan wel bedrijfsgebouwen van derden, kleinere kantoren, hotels en winkels, sporthallen, zwembaden) niet of niet zonder meer worden opgericht. Het Bevi gaat uit van een PR-contour 10-6 /jr.
Het kan gaan om inrichtingen waarbij door middel van een vaste afstand wordt voldaan aan deze contour (zogenaamde “categoriale inrichtingen”) en inrichtingen waarbij deze contour individueel moet worden berekend (Quantitative Risk Assement (QRA)). Dit is geregeld in Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi).
Bij het nemen van een planologisch besluit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan) moet het bevoegd gezag deze contour in acht nemen voor kwetsbare objecten. Hierbij geldt de PR-contour 10-6/jr. als grenswaarde. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de contour als richtwaarde, d.w.z. in principe moet PR 10-6/jr. aangehouden worden, maar er mag gemotiveerd van worden afgeweken.
Naast het plaatsgebonden risico kent het Bevi ook het groepsrisico (GR). Het groepsrisico geeft aan wat de kans is op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000 dodelijke slachtoffers in de omgeving van de beschouwde bron. Het aantal personen dat in de omgeving van de bron verblijft bepaalt daardoor mede de hoogte van het groepsrisico. Voor het GR geldt geen harde juridische norm (zoals de PR-contour 10-6/jr. wel is) maar een zogenaamde oriënterende waarde. Het berekende groepsrisico wordt weergegeven in een curve, waarbij de kans op een ongeval wordt uitgezet tegen het aantal mensen dat daarbij omkomt. In dezelfde grafiek wordt de oriënterende waarde uitgezet. Als die wordt overschreden door een ruimtelijke ontwikkeling moet dat worden verantwoord. Hiermee wordt in beeld gebracht of en in welke mate het bevoegd gezag het GR wel of niet aanvaardbaar vindt, al dan niet na het nemen van maatregelen.
De woningen zijn te kwalificeren als een kwetsbaar object . Volgens de Risicokaart van de provincie Limburg liggen in de directe omgeving van het plangebied (binnen een straal van 750 meter) geen risicovolle inrichtingen.
Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), stelt regels aan transportroutes en de omgeving daarvan. Zo moet een basisveiligheidsniveau rond transportassen (plaatsgebonden risico) en een transparante afweging van het groepsrisico worden gewaarborgd. Daarmee wordt de opdracht aan het bevoegd gezag voor ruimtelijke besluiten nadrukkelijk vastgelegd om rekening te houden met de risico's van transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor. In het basisnet is de omvang voor de verschillende transportmodaliteiten vastgelegd.
Het dichtstbijzijnde tracé waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt is de Maas. De PR-contour 10-6/jr bedraagt hier 0 meter; het plangebied ligt op een afstand van ruim 1 kilometer.
Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt milieuzonering gehanteerd. Hieronder wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woongebieden. Om milieuzonering hanteerbaar te maken wordt gebruik gemaakt van de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals die is opgenomen in de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering'.
De indeling van de bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten is vastgelegd een Staat van bedrijfsactiviteiten die is opgenomen in de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering', van maart 2009. In deze Staat worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in een zestal categorieën met toenemende potentiële milieuemissies. Op grond van deze Staat kan een beleidsmatige selectie worden gemaakt van de op het plangebied toe te laten bedrijfsactiviteiten. De bedrijven zijn op basis van de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI-codes) in deze Staat gerangschikt. Per bedrijfsactiviteit is voor elk ruimtelijk relevante milieucomponent (geur, stof, geluid en gevaar) een richtafstand aangegeven die in beginsel moet worden aangehouden tussen een bedrijf en milieugevoelige objecten (woningen) om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. Bij het bepalen van deze richtafstanden zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
De grootste afstand van de milieucomponenten vormt de indicatie voor de aan te houden afstand van de bedrijfsactiviteit tot een milieugevoelig object. Elk bedrijf c.q. bedrijfsactiviteit wordt in een bepaalde milieucategorie ingedeeld. De milieucategorie is direct afgeleid van de grootste afstand.
Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kortere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype 'gemengd gebied', dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hogere milieubelasting kent. In zo'n geval is het ruimtelijk aanvaardbaar dat de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd.
Het plangebied ligt binnen de bebouwde kom van Blitterswijck.
In de nabijheid van het plangebied bevinden zich de volgende (als zodanig bestemde) bedrijven anders dan kleinschalige, aan huis verbonden bedrijvigheid welke passend is binnen een woonomgeving:
adres | inrichting | richtafstand | feitelijke afstand tot plangebied |
Oude Heerweg 23 | garagebedrijf | 30 m | 80 m |
Beeteweg 7 | glastuinbouw | 30 m | 10 m |
Beeteweg 14 | boomkwekerij | 30 m | 130 m |
Oude Heerweg 41 | agrarisch bedrijf (kwekerij) | 30 m | 150 m |
Het plangebied voor de drie woningen ligt binnen de richtafstand tot het glastuinbouwbedrijf aan de Beeteweg 7; feitelijk betreft het dan één woning welke binnen de zone van 30 meter vanuit het glastuinbouwbedrijf ligt. Omdat de akoestische uitstraling van het bedrijf bepalend is voor de milieuzone, heeft Econsultancy bv hiertoe op 17 december 2021 een onderzoek uitgevoerd naar inrichtingsgerelateerd lawaai. In dat onderzoek wordt geconcludeerd dat het berekend langtijdgemiddeld beoordelingsniveau, maximale geluidsniveau en het geluidniveau ten gevolge van de indirecte hinder als gevolg van de kwekerij, ter plaatse van de nieuw te realiseren woningen voldoet aan de richtwaarde uit de VNG-publicatie (stap 2) en het Activiteitenbesluit.
Ook dit akoestisch onderzoek is als bijlage toegevoegd.
Samenvattend kan worden geconcludeerd dat het project voor de bouw van 3 nieuwe woningen op deze locatie geen omliggende bedrijven/bedrijfsfuncties belemmert in hun bedrijfsuitoefening, en evenmin wordt het project belemmerd door die functies.
Aan de zuid- en westzijde zijn agrarische percelen gesitueerd, die worden gebruikt voor het telen van bomen. Akkerbouwgewassen, waaronder ook bomen worden verstaan, worden beschermd door middel van gewasbeschermingsmiddelen. Bij het toebrengen van deze middelen kan de spuitvloeistof ten gevolge van luchtstroming verplaatst worden naar omliggende percelen. Dit wordt 'drift' genoemd. Voor wat betreft het spuiten van gewassen zijn geen wettelijke voorschriften over de minimaal aan te houden afstanden tussen gronden waarop bomen en andere gewassen in de open lucht worden gekweekt, en nabijgelegen gevoelige objecten. Het ontbreken van dergelijke voorschriften laat echter onverlet dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening een afweging van alle bij het gebruik van de gronden betrokken belangen dient plaats te vinden, waarbij de aan te houden afstand tussen akkerbouwgronden en gevoelige objecten zodanig gekozen dient te worden dat een aanvaardbaar leefklimaat kan worden gegarandeerd. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft eerder overwogen dat toepassing van de vuistregel om een afstand aan te houden van 50 m tussen gevoelige functies en agrarische bedrijvigheid waarbij gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt, in het algemeen niet onredelijk is (uitspraak van 27 mei 2015 in zaak nr. 201410309/1/R6). Dit brengt echter niet reeds met zich dat een kortere afstand in dit geval niet redelijk zou kunnen zijn. Dit hangt mede samen met de hoogte van de gewassen (hoe hoger, des te meer sprake er kan zijn van drift), windrichting, soort bestrijdingsmiddelen en frequentie van spuiten.
De heersende windrichting in de regio is zuid-west, zoals uit onderstaande gegevens van het KNMI blijkt:
Afbeelding bron Klimaatviewer KNMI
De nieuwe woningen zijn gepland op een afstand van circa 40 meter van de bomenteelt ten zuiden van het plangebied en op ruim 100 meter van de bomenteelt ten westen. Ten aanzien van de teelt op 40 meter wordt geconstateerd dat er al een bestaande woning recht tegenover de boomteelt ligt, op nog geen 20 meter. Door daarmee rekening te houden met het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, worden tevens de drie nieuw te realiseren woningen beschermd tegen invloeden vanuit de spuitzone. Ondanks het feit dat de drift in beginsel richting de woningen gaat, zorgt de bestaande woning voor belemmeringen voor het sluiten en wordt hierdoor de afstand van de locatie waar wèl gespoten mag worden tot aan de nieuwe woningen binnen het plangebied groter dan 50 meter.
Hierdoor wordt voldaan aan de regels met betrekking tot spuitzones en is er sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de nieuwe woningen.
Ruimtelijk relevante leidingen en straalpaden worden op de plankaart en in de planvoorschriften geregeld. Leidingen met ongevaarlijke stoffen zoals hoofdwatertransportleidingen, afvalwatertransport-/rioolpersleidingen zijn in beginsel niet opgenomen in het bestemmingsplan, tenzij door de leidingbeheerder de noodzaak voor opname is aangetoond. Een vereiste voor opname in het bestemmingsplan is dat de opgave van de ligging van de leidingen op digitale wijze dient te geschieden. Dit in verband met het bepalen van de exacte ligging.
Een buisleiding die wordt gebruikt voor transport van gevaarlijke stoffen, vormt een risico voor de veiligheid. Als de leiding gaat lekken, kunnen de gevaarlijke stoffen vrijkomen en ontstaat er een kans op explosie, vergiftiging van mensen of dieren of verontreiniging van het milieu.
In het Besluit externe veiligheid buisleidingen zoals dit per 1 januari 2011 geldt, staan veiligheidseisen voor de exploitant en de gemeente. Exploitanten hebben een zorgplicht en moeten ervoor zorgen dat hun buisleidingen veilig zijn. Gemeenten moeten buisleidingen in hun bestemmingsplannen opnemen en bij nieuwbouw zorgen voor genoeg afstand tot de buisleidingen.
In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen leiding- of hoogspanningkabeltracés welke belemmerend zijn voor het project.
Verspreid over Nederland staat een aantal militaire- en burgerradarstations. Deze dienen voor de beveiliging van het nationale luchtruim en voor de veilige afhandeling van het militaire en het civiele luchtverkeer. Onderhavig plangebied valt niet binnen een obstakelbeheer- en radarverstoringsgebied.
Op vele locaties in Nederland bevinden zich nog conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in de ondergrond, zoals niet ontplofte vliegtuigbommen (blindgangers, granaten, mijnen en (handwapen)munitie. Het gehele grondgebied van de gemeente Venray heeft in de Tweede Wereldoorlog zwaar onder vuur gelegen. Bij eventuele grondwerkzaamheden en nieuwe ontwikkelingen in het plangebied, dient er uit het oogpunt van veiligheid en zorgvuldigheid gezocht te worden naar niet gesprongen explosieven (NGE). Met behulp van het explosievenonderzoek worden de aanwezigheid en risico's van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in kaart gebracht. De gemeente Venray adviseert bij grondwerkzaamheden en nieuwe ontwikkelingen een detectieonderzoek uit te (laten) voeren.
Dit onderzoek dient plaats te vinden in het kader van de Arbowetgeving en is in het kader van de bestemmingsplanprocedure niet juridisch afdwingbaar. Het is echter te allen tijden de verantwoordelijkheid van de eigenaar van de grond om bij grondwerkzaamheden te zorgen voor een gezonde en veilige werkomgeving.
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Limburg. In het kader van het beleid van zowel de gemeente Venray als het waterschap dient binnen het plangebied een duurzaam waterhuishoudkundig systeem gerealiseerd te worden. Concreet betekent dit dat er sprake moet zijn van gescheiden schoon- en vuilwaterstromen die afzonderlijk worden verwerkt. Vanuit de eisen genoemd in de Toetssteen Openbare Ruimte 2022 van de gemeente Venray gelden daarbij de volgende uitgangspunten:
Ook in het kader van het beleid van het waterschap dient binnen het projectgebied een duurzaam waterhuishoudkundig systeem gerealiseerd te worden, hetgeen betekent dat er sprake moet zijn van gescheiden schoon- en vuilwaterstromen die afzonderlijk worden verwerkt. Vanuit het waterschap Limburg gelden daarbij de volgende uitgangspunten als wens:
Doorgaans zijn lager gelegen gebiedsdelen het meest geschikt. Nagaan of plangebied nodig is voor wateropgave van omliggende gebieden; zorgen dat geen logische waterstructuren worden geblokkeerd.
Voorkomen van wateroverlast en erosie door afstromend water vanuit de omgeving naar het plangebied en andersom.
Input voor ontwerpen van het hemelwatersysteem. Denk ook aan bodemverontreinigingen.
Schoonhouden, scheiden, zuiveren.
Hergebruik water, vasthouden in de bodem (infiltratie), tijdelijk bergen, afvoeren naar oppervlaktewater, afvoeren naar gemengd of DWA-riool.
Verantwoorde systeemkeuze conform voorkeurstabel; maatwerk per situatie. Bij voorkeur toepassen van bovengrondse waterhuishoudkundige voorzieningen. Bij diepte-infiltratie gelden zeer strenge randvoorwaarden; liever geen diepte-infiltratie toepassen.
Infiltratie- en bergingsvoorzieningen in het plan dimensioneren op Infiltratie- en bergingsvoorzieningen in het plan dimensioneren op 100 mm per etmaal voor Noord Limburg (ten noorden van Sittard) en 80 mm per twee uur ten zuiden van Sittard met een beschikbaarheid van de gehele berging binnen 24 uur.
Denk aan bereikbaarheid, controlemogelijkheid, verantwoordelijkheid.
Binnen het plangebied moet een duurzaam waterhuishoudkundig systeem aanwezig zijn om de hoeveelheid regenwater te verwerken dat gelet op het ter plaatse aan de orde zijnd (nieuw) afvoerend verhard oppervlak van globaal 200 m² per woning (bebouwing inclusief erfverhardingen) binnen het plangebied valt.
De K-waarde (geeft de mate van infiltratiegeschiktheid aan) van het plangebied bedraagt volgens de kaart inzake de bodemdoorlatendheid (K-waarde) van de gemeente Venray van het waterschap 0,45 - 0,75 m/dag. De onderhavige gronden zijn derhalve geschikt voor hemelwaterinfiltratie. Bij de bepaling van de capaciteit/kwantiteit van de gekozen infiltratievoorziening wordt, op basis van de eisen zoals neergelegd in de Toetssteen Openbare Ruimte 2022, uitgegaan van een neerslaggebeurtenis waarbij 60 mm neerslag valt in 24 uur. De te realiseren waterbergingsruimte kan dan berekend worden door de toename van het afvoerend verhard oppervlak (m2) te vermenigvuldigen met 0,06 m.
Benodigde buffercapaciteit bedraagt in casu 200 m2 x 0,06 m = 12 m3 per woning.
Er zal derhalve moeten worden voorzien in een buffer van 12 m3 (uiteraard afhankelijk van het concrete bouwplan), hetgeen gerealiseerd kan worden in de vorm van een infiltratiekrat/grindkoffer. Deze voorziening moet bestand zijn tegen het verkeer indien de kratten/koffers onder de oprit wordt gelegd.
Afvoer van huishoudelijk afvalwater dient plaats te vinden via het aanwezige vuilwaterriool.
Bouwmaterialen
De gemeente Venray streeft naar het terugdringen van het gebruik van uitlogende bouwmaterialen. Dit aspect is als aanbeveling opgenomen in het pakket duurzaam bouwen. Er zal derhalve, voorzover relevant, geen gebruik worden gemaakt van uitlogende bouwmaterialen.
Het bestemmingsplan heeft als doel het planologisch-juridisch kader te geven voor de ontwikkeling van het beschreven plan. De nadere juridische invulling is gedetailleerd geregeld. Dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende onderdelen:
Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Waar dat noodzakelijk was , is afgeweken van de standaard en is het plan specifiek toegesneden op de feitelijke situatie in het onderhavige plangebied. De plansystematiek voldoet aan de volgende RO-standaarden 2012:
Er is, volgens de Wro, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik.
Verder is aansluiting gezocht bij de systematiek van het bestemmingsplan Venray.
In de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis ingevolge het voorliggende plan, indien en voor zover deze in de regels daaraan wordt gegeven. Als een aanduiding juridisch gezien geen enkele betekenis heeft, is deze niet opgenomen in de verbeelding. Ten behoeve van de leesbaarheid is het plan wel op een topografische ondergrond gelegd. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in de hoofdgroepen volgens de SVBP2012 en zijn bij de verbeelding opgenomen in een renvooi.
Opgemerkt wordt nog dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen, immers de wijze van raadplegen is ook verschillend. Inhoudelijk zijn geen verschillen te vinden.
De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, in bestemmingsregels, in algemene regels en in overgangs- en slotregels.
De Inleidende regels (hoofdstuk 1) bestaan uit begrippen en de wijze van meten, teneinde te voorkomen dat discussie ontstaat over de interpretatie van de regels. In de Begrippen (artikel 1) wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als gebruikte begrippen niet in deze lijst voorkomen, dan geldt de uitleg/interpretatie conform het dagelijks taalgebruik.
In het artikel over de "Wijze van meten" (artikel 2) worden de te gebruiken meetmethodes vastgelegd.
Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingen. De bestemmingen vangen steeds aan met de bestemmingsbenaming. Daarna wordt in de doeleindenomschrijving weergegeven voor welke doeleinden de betreffende gronden bestemd zijn. Indien er sprake zou kunnen zijn van conflicterende belangen, is er een nadere detaillering van de doeleinden opgenomen waarin wordt vermeld welke doeleinden prevaleren. Vervolgens wordt in de bebouwingsregeling aangegeven welke bouwwerken bij recht mogen worden opgericht en welke situerings- en maatvoeringseisen hiervoor gelden. In sommige bestemmingen wordt bovendien nader ingegaan op de toegestane voorzieningen. Vervolgens is een gebruiksbepaling opgenomen waarin wordt aangegeven dat gronden en opstallen niet in strijd met de bestemming mogen worden gebruikt. Voor de duidelijkheid is in een aantal situaties aangegeven die in ieder geval in strijd met de bestemming worden geacht.
In de Algemene regels (hoofdstuk 3) zijn opgenomen de Anti-dubbeltelbepaling, de algemene bouwregels, de algemene afwijkingsregels, de algemene wijzigingsregels, de algemene procedureregels voor wijzigingen, ontheffingen en nadere eisen en de overige regels.
In de Overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4) zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen.
Omdat onderhavig bestemmingsplan slechts een partiële herziening inhoudt, zijn in de regels ook slechts de gewijzigde bepalingen opgenomen.
De realisatie van het project geschiedt voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke financiën zijn hierbij niet in het geding. De te ontwikkelen gronden zijn in eigendom van initiatiefnemer danwel worden tijdig overgedragen van de eigenaren aan initiatiefnemer. Verder zijn de gronden niet belast met beperkt zakelijke rechten van derden.
Er is sprake van een bouwplan op basis van grexwet; er wordt een anterieure overeenkomst gesloten met betrekking tot kostenverhaal, ambtelijke kosten, bijdragen bovenwijkse voorzieningen en ruimtelijke ontwikkeling en planschade.
Elk nieuw bestemmingsplan ontstaat uit een initiatief. De totstandkoming begint met de beslissing dat een bestemmingsplan zal worden opgesteld.
Conform artikel 3.1.1. Bro wordt de provincie Limburg en waterschap Limburg in het kader van dit bestemmingsplan betrokken in het vooroverleg.
Artikel 3.8 Wro regelt de procedure van het bestemmingsplan. Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Awb van toepassing. Hierbij zijn een aantal aanvullingen:
Binnen twee weken wordt het besluit tot vaststelling bekend gemaakt. Indien door de Gedeputeerde Staten (GS) een zienswijze is ingediend en deze niet volledig is overgenomen, dan vindt bekendmaking plaats binnen zes weken na vaststelling. Dit geldt tevens indien de gemeenteraad wijzigingen aanbrengt in het ontwerp. In deze gevallen zend het college na vaststelling onverwijld een afschrift van het raadsbesluit aan de GS.
Indien het Rijk of de provincie gebruik wil maken van haar aanwijzingsbevoegdheid gaat deze termijn niet op. Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan wordt dan, met uitsluiting van het onderdeel waarop het aanwijzingsbesluit ziet, samen met het aanwijzingsbesluit bekend gemaakt.
Het besluit treedt in werking 1 dag na afloop van de beroepstermijn.
In het kader van het wettelijk overleg heeft overleg plaatsgevonden met de provincie Limburg en het Waterschap Limburg.
De enige opmerking van de provincie Limburg had betrekking op de Aeriusberekening waarbij gebruik is gemaakt van een inmiddels verouderde versie van het rekenprogramma en de aanlegfase nog niet is onderzocht. Initiatiefnemer zal vóór de vaststelling van het bestemmingsplan zorg dragen voor een nieuwe aeriusberekening waarin de aanlegfase wordt meegenomen en welke berekeing is gebaseerd op de nieuwe release van 26 januari 2023.
Het Waterschap Limburg adviseert om de hemelwatervoorziening te dimensionering op 100 mm per m2 verharding. Dit advies zal in de uitwerking van de bouwplannen nader door initaitiefnemer worden overwogen, maar vooralsnog volstaat een dimensionering van 60 mm/m2 op basis van de gemeentelijke toetssteen.
Beide reacties zijn als bijlage bij de plantoelichting gevoegd.
Op 24 maart 2022 heeft een uitgebreide informatieavond voor omwonenden en de Kerngroep Blitterswijck plaatsgevonden. Het verslag van deze eerste informatieavond is separaat aan het bevoegd gezag ter hand gesteld. Hierna zijn de omwonenden van het plangebied op 17 oktober 2022 opnieuw geïnformeerd en zijn de mogelijkheden voor herinrichting van de Beetezijweg en de aansluiting op de Beeteweg aan de orde gesteld. Ook het verslag van deze tweede bijeenkomst, waarbij de gemeente venray ook vertegenwoordigd was, is ter hand gesteld aan het bevoegd gezag.
Deze omgevingsdialoog heeft niet geleid tot een aanpassing van de plannen, en evenmin tot grote wijzigingen in de wegstructuur.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 14 april 2023 tot en met 25 mei 2023 voor een ieder ter inzage gelegen.
Gedurende deze periode zijn twee zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen hebben geleid tot een beperkte tekstuele aanpassing van paragraaf 4.2.2 van de plantoelichting.
De beide zienswijzen en de reactie hierop, zijn opgenomen in de Nota van Zienswijzen welke als bijlage bij het vaststellingsbesluit is gevoegd.