direct naar inhoud van Regels
Plan: Bedrijventerrein Agrobaan fase 4 Ysselsteyn
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0984.BP21019-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Agrobaan fase 4 Ysselsteyn' met identificatienummer NL.IMRO.0984.BP21019-va01 van de gemeente Venray.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage.

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.6 Bedrijf

Een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en/of verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel productiegebonden detailhandel plaatsvindt.

1.7 Bebouwingspercentage

Een op de verbeelding of in de regels van dit plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.8 Bestaand
  • a. Onder bestaande bebouwing wordt verstaan bebouwing welke op het tijdstip van de inwerkingtreding dit bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning;
  • b. Onder bestaand gebruik wordt verstaan het gebruik van grond en bouwwerken dat bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.9 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.10 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.11 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.12 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.13 Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en de voor personen toegankelijke onderbouw en met uitsluiting van een zolder.

1.14 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.15 Bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.16 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.17 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal welke hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.18 Brutovloeroppervlak

De som van de horizontale vloeroppervlakte van alle tot het gebouw behorende binnenruimten, met inbegrip van de daarbij behorende kantoren, magazijnen, werkplaatsen en overige dienstruimten, buitenwerks gemeten.

1.19 Detailhandel

Het bedrijfsmatig aan particulieren te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling en verkoop en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijfsactiviteit.

1.20 Detailhandel in volumineuze goederen

Detailhandel in ABC-goederen (auto's, boten en caravans), (grove) bouwmaterialen, keukens, sanitair en wooninrichting waaronder meubels.

1.21 Erf

Het onbebouwde gedeelte van een perceel, dat direct gelegen is bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.22 Eigen terrein

Het terrein dat is uitgegeven in erfpacht, is verhuurd of in gebruik gegeven aan, dan wel in eigendom is van een natuurlijke persoon of rechtspersoon, welke de betreffende gronden gebruikt ten behoeve van een middels de regels van dit plan ter plaatse toegestane functie.

1.23 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.24 Geluidszoneringsplichtige inrichting

Een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld.

1.25 Hoeksituatie

Een bouwvlak waarvan de bouwgrenzen gelegen zijn langs twee of meer openbare wegen.

1.26 Kantoor(activiteiten)

Activiteiten die in overwegende mate bestaan uit administratieve werkzaamheden, dan wel werkzaamheden die worden uitgevoerd uit hoofde van juridische, bancaire, ontwerptechnische of hiermee vergelijkbare dienstenverlenende beroepsgroepen, dan wel werkzaamheden welke verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen of hiermee vergelijkbare instellingen.

1.27 Nachtperiode

De periode van 23:00 uur tot 07:00 uur.

1.28 Ondergeschikt bouwdeel

Een buiten de gevel of het dakvlak uitstekend ondergeschikt deel van een gebouw, zoals bijvoorbeeld luifels, liftopbouwen of -kokers, antennes, reclame-uitingen, technische installaties en noodtrappen, met uitzondering van uitgebouwde gedeeltes van een gebouw.

1.29 Peil
  • a. Voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.30 Prostitutie

Het bedrijfsmatig geven van gelegenheid tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen vergoeding.

1.31 Risicovolle inrichting
  • a. Een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in een bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten, dan wel;
  • b. Een inrichting waarvoor krachtens een artikel 8.40 van de Wet Milieubeheer vastgestelde algemene maatregel van bestuur regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/of het gebruik van gevaarlijke stoffen, dan wel;
  • c. Bedrijven waarvan de aantoonbare PR10-6 contour is gelegen buiten de inrichtingsgrens.
1.32 Seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijk besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of erotisch / pornografische voorstellingen plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, seksautomatenhal en sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.33 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bedrijfsactiviteitenlijst ontleend aan de VNG uitgave “Bedrijven en Milieuzonering” zoals opgenomen in Bijlage 1 van deze planregels.

1.34 Stedenbouwkundig beeld

Het beeld dat wordt bepaald door de bouwmassa’s, de gevelindeling, en de dakvormen van de bebouwing, alsmede de situering en de verschijningsvorm in zijn omgeving.

1.35 Waterhuishoudkundige voorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van waterberging of -infiltratie en voorzieningen ten behoeve van de aan- en afvoer van (hemel)water, zoals leidingen, watergangen, waterlopen en waterpartijen.

1.36 Weg

Een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten.

1.37 Wegbeheerder

De beheerder van een (auto)(snel)weg.

1.38 Werk

Een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze bepalingen wordt als volgt gemeten:

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 Bouwhoogte van een bouwwerk

De vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 Inhoud van een bouwwerk

De tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 Lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

Horizontaal tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).

2.6 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 Ondergeschikte bouwdelen

De in deze bepalingen gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op gevel- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels, dakgoten en overstekende daken, ventilatiekanalen, schoorstenen en soortgelijke ondergeschikte bouwdelen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven uit de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 1 'Staat van bedrijfsactiviteiten', met uitzondering van geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen, alsmede kantooractiviteiten ten behoeve van deze bedrijven, waarbij maximaal 30% van het brutovloeroppervlak ten behoeve van deze kantooractiviteiten mag worden aangewend, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1', uitsluitend bedrijven van milieucategorie 2 en 3.1' zijn toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2', uitsluitend bedrijven van milieucategorie 2, 3.1 en 3.2 zijn toegestaan;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' uitsluitend parkeren is toegestaan ten behoeve van de onder sub 1 tot en met 3 genoemde doeleinden, dit met inbegrip van voorzieningen als bedoeld onder b, f, g, h en i.

met de daarbij behorende:

  • b. erven en terreinen;
  • c. ontsluitingswegen;
  • d. voorzieningen ten behoeve van het laden en lossen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' en de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
  • e. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat, binnen de bestemming 'Bedrijf' te allen tijde ten behoeve van de ter plaatse aanwezige functie(s) moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Bij het bepalen of voldoende parkeergelegenheid is aangebracht wordt gebruikt gemaakt van de 'Beleidsnota parkeernormen gemeente Venray' zoals die geldt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan en, indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, aan die wijziging;
  • f. water en (ondergrondse) waterhuishoudkundige- en infiltratievoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. (openbare) nutsvoorzieningen;
  • i. overige bijbehorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
  • a. Op of in de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen slechts die gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.
  • a. Gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden opgericht.
  • b. Het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)'.
3.2.2 Gebouwen

Ten aanzien van de situering en maatvoering van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De maximum bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)'.
  • b. De afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt minimaal 5 m, met dien verstande dat één zijgevel in de zijdelingse perceelsgrens mag worden opgericht.
  • c. De onderlinge afstand tussen de gebouwen, indien niet aaneengebouwd, mag niet minder dan 3 m bedragen.
3.2.3 Gebouwen van openbaar nut

Voor gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde van openbaar nut, zoals voorzieningen voor telecommunicatie, water- en energiedistributie, geldt dat:

  • a. de bebouwde oppervlakte niet meer dan 10 m² mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Ten aanzien van de situering en maatvoering van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. De hoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 2,5 m.
  • b. De hoogte van antennes, en reclamemasten bedraagt maximaal 15 m, met dien verstande dat de hoogte van reclamemasten die in het voorerf worden gesitueerd maximaal 3 m bedraagt.
  • c. De hoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 4 m, met dien verstande dat de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde gesitueerd tussen de bedrijfsbebouwing en de aan de weg gelegen bouwperceelgrens maximaal 3 m bedraagt.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de op grond van dit artikel toegelaten situering en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken met een maximum afwijkingspercentage van 10%, indien dit noodzakelijk is, ter voorkoming van onevenredig nadelige gevolgen voor:

  • a. het straat en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de externe veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, daar waar binnen het bouwvlak ingevolge de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' een maximum bouwhoogte van 8 m geldt, een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.2 onder a voor de oprichting van gebouwen met een maximum bouwhoogte van 12 m.

3.4.1 Afwegingskader

Een in 3.4 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het niet voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein ten behoeve van de ter plaatse gevestigde functie(s);
  • b. het gebruik van de gronden en opstallen voor detailhandel;
  • c. het gebruik van gronden voor zelfstandige kantooractiviteiten;
  • d. het gebruik van de gronden en opstallen voor het opslaan en stallen van materialen buiten de bebouwing;
  • e. het gebruik van de gronden en opstallen voor permanente of tijdelijke bewoning en bedrijfswoning.
3.5.2 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt tevens gerekend het gebruik als bedoeld in artikel 3.1 onder a, indien en zo lang de landschappelijke inpassing binnen de bestemming 'Groen' niet binnen 2 jaar na inwerkingtreding van dit bestemmingsplan is gerealiseerd en in stand wordt gehouden conform het als Bijlage 2 bij de regels gevoegde Landschapinpassingsplan.

3.5.3 Voorwaardelijke verplichting geluidswerende voorziening

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt tevens gerekend het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' voor parkeerdoeleinden als omschreven in artikel 3.1 a onder 4 en voor verkeersbewegingen van vrachtwagens (al dan niet ten behoeve van parkeerdoeleinden) gedurende de nachtperiode (van 23:00 - 07-00 uur), indien ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluidswerende voorziening' niet is voorzien in een geluidswerende voorziening met een hoogte van minimaal 2,5 meter en met een massa van 10 kg/m².

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in:

  • a. artikel 3.1 sub a voor het toestaan van een bedrijf in een hogere milieucategorie dan ter plaatse toegestaan, tot maximaal milieucategorie 3.2, voor zover dit bedrijf voorkomt op de 'Staat van bedrijfsactiviteiten', zoals opgenomen in Bijlage 1, mits de aard en de omvang van de milieuhinder die dit bedrijf veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf als genoemd in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten' dat conform de bepalingen van dit plan ter plaatse wel is toegestaan;
  • b. artikel 3.1 sub a voor het toestaan van een bedrijf in de milieucategorieën 2, 3.1 en 3.2 dat niet voorkomt op de 'Staat van bedrijfsactiviteiten', zoals opgenomen in Bijlage 1, dan wel voor bedrijven die vallen onder een zwaardere milieucategorie dan ter plaatse toegestaan, mits de aard en de omvang van de milieuhinder die dit bedrijf veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf tot maximaal milieucategorie 3.2 als genoemd in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten' dat conform de bepalingen van dit plan ter plaatse wel is toegestaan;
  • c. artikel 3.5 sub d voor het toestaan van het opslaan en stallen van materialen buiten de bebouwing, met dien verstande dat de (beoogde) opslag en/of stalling gelegen dient te zijn achter de begrenzing van het bouwvlak aan de naar de weg gekeerde zijde van de ter plaatse aanwezige bebouwing en niet waarneembaar mag zijn vanaf de openbare weg.
  • d. artikel 3.1 sub a en 3.5.3 en toestaan dat binnen de gehele bestemming 'Bedrijf', bedrijfsactiviteiten tot maximaal milieucategorie 3.2 worden toegestaan, zonder dat hiervoor de realisatie van een geluidswerende voorziening als bedoeld in 3.5.3 noodzakelijk is, indien de woonbestemming ter hoogte van de Deurneseweg 147 is komen te vervallen en ter plaatse geen milieugevoelige functies zijn toegestaan.
  • e. artikel 3.5.2 en toestaan dat op een aangepaste wijze invulling wordt gegeven aan de beoogde landschappelijke inpassing middels een aangepast landschapinpassingsplan.
3.6.2 Afwegingskader

Een in 3.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplantingen;
  • c. voet- en rijwielpaden;
  • d. (ondergrondse) water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, infiltratie, -aanvoer en afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;
  • e. overige bijbehorende voorzieningen.
4.2 Bouwregels

Op of in de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen geen gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van de gronden voor parkeerdoeleinden;
  • b. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. bermen en groenvoorzieningen;
  • d. (openbare) nutsvoorzieningen;
  • e. (ondergrondse) waterhuishoudkundige- en infiltratievoorzieningen;
  • f. overige bijbehorende voorzieningen.

met dien verstande dat motorbrandstofverkooppunten niet zijn toegestaan.

5.2 Bouwregels

Op of in de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer maximaal 12 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van kunstobjecten maximaal 12 m bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3 m bedraagt.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden en opstallen voor parkeerdoeleinden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden de gronden of opstallen gelegen binnen dit bestemmingsplan te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze welke in strijd is met dit bestemmingsplan.

7.2 Algemeen verbod op uitoefening prostitutie

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de binnen dit bestemmingsplan gelegen gronden en opstallen voor prostitutiedoeleinden, dan wel de exploitatie van een seksinrichting of daarmee vergelijkbare vorm van bedrijf.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Afwijkingsbevoegdheid

Indien hierbij geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, kan het bevoegd gezag afwijken van de desbetreffende bepalingen in het plan en een omgevingsvergunning verlenen voor:

  • a. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering ten aanzien van bouwhoogten, bebouwde oppervlakten, dakhellingen, inhoudsbepalingen, goothoogten, en hoogten van bouwwerken geen bouwwerken zijnde, met ten hoogste 10%;
  • b. het in geringe mate, doch niet meer dan 1 meter, afwijken (ten behoeve van bebouwing of gebruik) van een bestemmingsgrens of van de ligging van de begrenzing van het bouwvlak aan de naar de weg gekeerde zijde, voor zover dit noodzakelijk is om het plan (en de daaraan ten grondslag liggende intenties) in te passen in de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein;
  • c. de situering van een ondergeschikt bouwdeel buiten het bouwvlak;
  • d. het ten aanzien van een ondergeschikt bouwdeel afwijken van de ter plaatse toegestane maximale bouwhoogte.
8.2 Randvoorwaarde parkeergelegenheid op eigen terrein

Bij het afwijken van de regels van dit plan op grond van dit artikel of op grond van een een elders in deze regels opgenomen afwijkingsbevoegdheid dient ten behoeve van de (toekomstige) functie waarvoor de afwijking wordt verleend te allen tijde te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Bij het bepalen of voldoende parkeergelegenheid is aangebracht wordt gebruikt gemaakt van de 'Beleidsnota parkeernormen gemeente Venray' zoals die geldt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan en, indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, aan die wijziging.

Artikel 9 Overige regels

9.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Agrobaan fase 4 Ysselsteyn'.