Plan: | Buizerdlaan 7 en 9 Venray |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0984.BP21012-va01 |
Initiatiefnemer is voornemens om op het perceel kadastraal bekend als gemeente Venray, sectie C nummers 9368 (ged.) en 11.300 (ged.) en plaatselijk als Buizerdlaan ongenummerd te Venray twee woningen te realiseren in de vorm van een tweekapper.
De locatie Buizerdlaan ongenummerd te Venray is gelegen binnen het bestemmingsplan “Venray” en heeft daarin de bestemmingen 'Wonen' (zonder bouwvlak) en 'Groen' gekregen, met de gebiedsaanduiding 'overige zone - radarverstoringsgebied'.
De gemeente Venray wil aan deze ruimtelijke ontwikkeling medewerking verlenen omdat het ruimtelijk gezien wenselijk en acceptabel is dat het betreffende perceel ook ontwikkeld wordt. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt wordt daarmee tevens kwaliteit toegevoegd aan de openbare ruimte. Hiermee wordt namelijk de straatwand door middel van bebouwing afgemaakt, zinvol gebruik gemaakt van het snippergroen, een rommelige achterzijde aan de Buizerdlaan voorkomen en krijgt de groenstructuur een heldere afsluiting. Enkele belangrijke stedenbouwkundige voorwaarden zijn dat de kaders van de Buizerdlaan 13 gevolgd dienen te worden. Zo dient de voorgevelrooilijn van nummer 13 aangehouden te worden, een minimale perceeldiepte van 28 meter, een maximale goothoogte van 6 meter en een afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen van minimaal 3 meter. In verband met het beeld vanuit de Torenvalk wordt als voorwaarde gesteld dat de erfgrens aan de oostkant ingericht wordt met groene beplanting. Er dienen 2 parkeermogelijkheden per woning te zijn: 1 auto op eigen terrein en 1 auto op een langsparkeerplaats voor de woning (openbaar terrein). Hiervoor is het noodzakelijk dat minimaal 10 meter afstand tussen de 2 inritten van de betreffende woningen aangehouden dient te worden.
Door de vaststelling van een nieuwe en passende planologisch-juridische regeling in de vorm van onderhavig bestemmingsplan 'Buizerdlaan 7 en 9 Venray ', wordt voorzien in een adequate planologisch-juridische regeling voor het project .
Het plangebied is kadastraal bekend als gemeente Venray, C nummers 9368 (ged.) en 11.300 (ged.) en plaatselijk als Buizerdlaan ongenummerd te Venray. Het plangebied beslaat een oppervlakte van 704 m2. Op onderstaande luchtfoto en uitsnede uit de kadastrale omgevingskaart is de ligging van de ontwikkelingslocatie globaal weergegeven:
Afbeelding:Ligging plangebied
De kadastrale situatie is op onderstaande afbeelding weergegeven.
Afbeelding: omgevingskaart
Voor het te ontwikkelen plangebied vigeert het volgende bestemmingsplan:
Naam bestemmingsplan | Bestemming | Vaststelling Raad | |
bestemmingsplan Venray | bestemmingen 'Wonen' en 'Groen' | 19 september 2017 |
Afbeelding: Uitsnede verbeelding
Binnen deze bestemming is het bij afwezigheid van een bouwvlak niet mogelijk om woningen te realiseren. Voor het creëren van een bouwmogelijkheid is het noodzakelijk om het bestemmingsplan te herzien.
Deze toelichting bestaat uit de volgende delen. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2 met een uitgebreide analyse van (de waarden van) het plangebied. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de ruimtelijke ontwikkeling zelf. In hoofdstuk 4 wordt het plan getoetst aan het geldende ruimtelijke beleid. Hoofdstuk 5 geeft inzicht in de milieu-planologische aspecten. Hoofdstuk 6 bevat de waterparagraaf. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is neergelegd in hoofdstuk 7. In hoofdstuk 8 wordt aandacht besteed aan de economische uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 9 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure inclusief de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
In dit hoofdstuk wordt de feitelijke situatie van het plangebied beschreven. Er wordt ingegaan op de aanwezige ruimtelijk-functionele structuur van het plangebied en omgeving. Ook worden de aanwezige gebiedswaarden (natuur en landschap, flora en fauna en cultuurhistorie) van het plangebied beschreven.
Het perceel Buizerdlaan ongenummerd (ten oosten van Buizerdlaan 11 en ten noorden van de Beekweg 26) te Venray is kadastraal bekend als gemeente Venray, C nummers 9368 (ged.) en 11.300 (ged.), en ligt aan de rand van de wijk Brabander. Het perceel is onbebouwd en in gebruik als achtertuin bij de woning Beekweg 26. Het perceel Buizerdlaan 11 is nog niet bebouwd, hoewel de omgevingsvergunning voor een vrijstaande woning met bijgebouw wel is verleend. Ten oosten grenst het plangebied aan een openbaar speeltuintje, waar diverse speeltoestellen zijn geplaatst.
Het aanzicht van deze deels toekomstige en deels bestaande situatie vanaf de openbare weg gezien, ziet er als volgt uit:
Afbeeldingen van bestaande situatie plangebied
Afbeeldingen van toekomstige situatie aan Buizerdlaan 11
Afbeeldingen van bestaande situatie omgeving (NB: woningen op groene veld zijn inmiddels in aanbouw)
Impressie in aanbouw zijnde woningen ten noordwesten van plangebied
Het plangebied is gelegen ten noordwesten van de kern van Venray. De gronden maken onderdeel uit van de wijk Brabander. Sinds de jaren '90 is de woonwijk Babander als vierde grootschalige nieuwbouwwijk voor Venray nog volop in ontwikkeling. De wijk is gelegen ten noordwesten van de kern tussen de Beekweg en Overloonseweg. Het gebied vormt de overgangszone naar het open buitengebied. Bij de stedenbouwkundige opzet van de wijk is uitgegaan van een sterke contrastwerking tussen oudere lintbebouwing en nieuwbouw (Overloonseweg). Het historisch wegenpatroon is rechtlijnig en noord-zuid gericht, terwijl de uitbreiding meer oost-west verloopt. De inrichting van het openbaar gebied ondersteunt de belevingswaarde en karakteristieke beeldwerking. Incidenteel is sprake van beeldbepalende uitzichten over het landschap.
De bebouwing in de wijk bestaat uit enkele karakteristieke woningen opgetrokken in rode baksteen in één bouwlaag met (mansarde-)kap aan de Overloonseweg en Noordsingel. Opvallend zijn de gerestaureerde of historiserende gebouwen die in verschillende vormen voorkomen in de oudere structuren. De nieuwe bebouwing is relatief grootschalig en varieert sterk in vorm, materiaalgebruik en kleurstelling.
De woningen aan de Buizerdlaan zijn veelal voorzien van een hellend dak; de woningen gelegen ten oosten van de Buizerdlaan en ten westen van de Nieuwe Overloonseweg hebben een platte afdekking.
Ruimtelijk gezien is het wenselijk en acceptabel dat het plangebied ook ontwikkeld wordt. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt wordt daarmee kwaliteit toegevoegd van de openbare ruimte. Hiermee wordt de straatwand aan de zijde van de Buizerdlaan door middel van bebouwing afgemaakt, zinvol gebruik gemaakt van het snippergroen, een rommelige achterzijde aan de Buizerdlaan wordt voorkomen en de groenstructuur krijgt een heldere afsluiting.
Het plangebied wordt, via de Broekweg, ontsloten op de rotonde met de Nieuwe Overloonseweg. Deze leidt in zuidelijke richting naar de Beekweg: in oostelijke richting naar de singels rondom de kern Venray en in westelijke richting de Midden Peelweg (N277). De Nieuwe Overloonseweg en de Beekweg zijn voorzien van vrijliggende fietspaden.
De woonstraten in de wijk Brabander zijn aangewezen als erftoegangswegen met een maximum snelheid van 30 km/uur. De Nieuwe Overloonseweg en de Beekweg zijn gebiedsontsluitingswegen waar, ter hoogte van het plangebied, een snelheidsregime geldt van 50 km/uur.
In de omgeving van het plangebied zijn verder diverse openbaar vervoersmogelijkheden. Hierbij kan gedacht worden aan de bushalte 'Broekweg' aan de Nieuwe Overloonseweg op circa 200 meter van het plangebied waar buslijn 82 passeert.
Het plan leidt niet tot substantieel extra verkeersbewegingen. De verkeersbewegingen zullen beperkt blijven tot bewoners- en bezoekersverkeer, gerelateerd aan de twee woningen. Het project heeft geen wezenlijke consequenties voor de wegenstructuur en verkeersveiligheid.
De parkeernorm van de gemeente Venray (‘Beleidsnota Parkeernormen Venray ' en het CROW) betreft voor grondgebonden woningen 2 parkeerplaatsen, waarvan minstens 1 op eigen terrein. Per woning zal 1 auto op eigen terrein en 1 auto op een langsparkeerplaats voor de woning (openbaar terrein) worden geparkeerd. Tussen de 2 inritten van de woningen dient een afstand van minimaal 10 meter aangehouden te worden, zodat er ruimte is voor 2 voertuigen achter elkaar.
De wijk Brabander, waarvan het plangebied deel uitmaakt, ligt tussen een tweetal groenvoorzieningen met een stedelijke functie. De Beekweg met zijn bospercelen en individuele grote kavels, die een bijdrage leveren aan de groenbeleving. De Nieuwe Overloonseweg met de daaraan grenzende forse groene ruimte heeft een open karakter met een ecologische functie. De meer strakke parkachtige sferen komen verder in de wijk terug. De variatie in hoogte en diepte, met steile en flauwe glooiingen, de incidentele en de wat dichtere begroeiing met daaraan gekoppeld het verschil in bezonning maken dit gebied aantrekkelijk. Door de hoogteverschillen is er ook voldoende ruimte voor de noodzakelijke opvang van het regenwater.
Naast deze elementen zijn een aantal groene dragers van belang die enerzijds een verbindende functie hebben en anderzijds een positieve bijdrage leveren aan de groene uitstraling.
De Broekweg is een wijkontsluitingsweg welke door de groenzone van 4,5 meter een ruime groenbeleving heeft. De centrale groene dragers binnen het gebied zijn later aangeplant. Dit lint vormt een verbinding intern in de wijk, maar ook extern richting buitengebied en centrum. De verbinding mondt uit in een tweetal groene ruimten: een park in eerste fase van "Aan den Heuvel" en een bestaand bosperceel. Een bijzonder element in de structuur vormen de bestaande bosjes. Op onderstaande afbeelding is de groenstructuur rondom het plangebied weergegeven.
Afbeelding: groenstructuur Brabander (Bron: Beeldkwaliteitsplan Brabander 2013)
Binnen de woonbuurt zelf is weinig ruimte voor openbaar groen. In de woonstraten is hooguit ruimte voor een incidentele (kleinere) boom. In de beeldvorming zijn de te handhaven laanbeplanting en houtwallen belangrijk, die ter versterking van de coulissenvorming hier een daar worden uitgebreid.
Grenzend aan het plangebied is een openbare speelvoorziening met enkele speeltoestellen en een tafeltennistafel.
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. De gebiedsbescherming wordt geregeld in hoofdstuk 2 van de Wnb. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Op onderstaande afbeelding is de ligging van het plangebied te zien ten opzichte van het NNN (grijze vlakken).
Afbeelding: natuurnetwerk Nederland
Tevens zijn de Natura 2000-gebieden in de wijde omgeving van het plangebied in beeld gebracht:
Afbeelding: Natura 2000-gebieden
Het betreft de Boschhuizerbergen (op een afstand van ongeveer 2,9 km ten noordoosten van het plangebied), de Deurnsche en Mariapeel en de Maasduinen (op circa 8,3 respectievelijk 9,1 km van het plangebied).
Ten behoeve van de instandhouding van de natuurgebieden dienen negatieve effecten te worden uitgesloten. Er dient te worden aangetoond dat met het beoogde plan geen negatieve effecten worden voorzien op de omliggende Natura 2000-gebieden. Bij een projectbijdrage van 0,00 mol/ha/jaar zal het beoogde plan niet voor een significante toename in stikstofdepositie zorgen en kunnen negatieve effecten worden uitgesloten. Wanneer het projecteffect hoger is dan 0,00 mol/ha/jaar dient een vergunning te worden aangevraagd en is nader aanvullend onderzoek noodzakelijk. De vergunning kan alleen worden verleend indien de zekerheid is verkregen dat de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied niet worden aangetast.
De relevante emissies van stikstofoxiden (NOx) en ammoniak (NH3) tijdens de aanlegfase vinden plaats door de verkeersbewegingen ten behoeve van de aanvoer van materialen en de inzet van mobiele werktuigen tijdens de constructie ten behoeve van de realisatie van het plan. De relevante emissies tijdens de gebruiksfase vinden plaats door de verkeersbewegingen van en naar het plan door bewoners en bezoekers.
De berekening van het projecteffect van de beoogde situatie met peiljaar 2021 is verricht met behulp van het programma Aerius Calculator (versie 2020) door Econsultancy BV uitgevoerd in december 2020 (zie bijlage).
Het projecteffect op de Natura 2000-gebieden is kleiner dan of gelijk aan 0,00 mol/ha/jaar. Bij een dergelijke projectbijdrage zal het beoogde plan niet voor een significante toename in stikstofdepositie zorgen en kunnen negatieve effecten worden uitgesloten. Op basis van het onderzoek blijkt dat er geen ontheffing benodigd is voor het aspect stikstof.
In de volgende paragraaf zal ingegaan worden op mogelijke aantasting van flora en fauna.
Met de Wet natuurbescherming (Wnb) wordt een eind gemaakt aan de discussies over de implementatie van de Europese richtlijnen. In artikel 3.1 Wnb wordt direct een link gelegd met de Vogelrichtliijn. Alle vogels die beschermd zijn op grond van artikel 1 Vogelrichtlijn vallen onder het beschermingsregime van de artikel 3.1 Wnb, voor zover deze vogels van nature in Nederland voorkomen. Artikel 3.1 eerste lid Wnb ziet op het verbod om vogels te doden of vangen. De verboden in de Wnb zijn vrijwel letterlijk overgenomen uit de artikelen 5 en 6 Vogelrichtlijn. Net als de in de Vogelrichtlijn zijn de verboden beperkt tot opzettelijke handelingen. Het beschermingsregime voor vogels is iets versoepeld ten opzichte van het systeem onder de Flora en faunawet. Het verbod op het opzettelijk verstoren van vogels is beperkt tot verstoringen die van “wezenlijke invloed” zijn op de staat van instandhouding van de soort. Onder wezenlijke invloed wordt verstaan: “een wezenlijke negatieve invloed op een beschermde soort”. Of daar sprake van is hangt af van de populatie van de diersoort. Hoe zeldzamer de soort hoe groter de kans dat naar bijvoorbeeld een lokale populatie moet worden gekeken. Daarnaast is van belang of de populatie een negatief effect zelf teniet kan doen, bijvoorbeeld of er voldoende uitwijkmogelijkheden zijn naar een volwaardig leefgebied elders. Als een populatie het effect niet zelf teniet kan doen is de kans groter dat het effect als wezenlijke invloed kan worden aangemerkt.
De wet voorziet in ruime mogelijkheden voor het verlenen van vrijstellingen, ook voor vogels en strikt beschermde soorten. Bij het verlenen van de vrijstelling moet aan dezelfde voorwaarden worden voldaan als bij het verlenen van de vroegere ontheffing.
Een ontheffing van een verbod ex artikel 3.1 Wnb kan slechts worden verleend indien:
Quickscan flora en fauna
Het plangebied maakt nog onderdeel uit van de achtertuin van de woning Beekweg 26; water is binnen het plangebied niet aanwezig. Het deel van het perceel waar de nieuwe woningen zijn gepland, is een tuinsituatie met een grasveld, omzoomd met doorgeschoten struiken en een stuk braakliggend groen langs de openbare weg, met een opgeworpen bult om doorgaand verkeer te belemmeren. Op de locatie bevindt zich nog een carport-opstelplaats voor een caravan en een tuinhuis. In deze tuin zijn geen vogels en of dieren permanent gehuisvest of waargenomen of bekend bij bewoners anders dan passanten die in de wijk en buurtuinen voorkomen.
Op basis van de flora- en faunagegevens uit onder andere het 'Vogelarchief Limburg' is over een heel kalenderjaar (januari 2020 - januari 2021) voor het gebied 'Brabander' nagegaan welke dier- en plantensoorten in dit gebied (meer specifiek op korte afstand van het plangebied) waargenomen zijn welke bescherming verdienen. Op onderstaande afbeelding zijn de waarnemingen ten opzichte van het plangebied weergegeven:
bron: Waarneming.nl, Stichting Observation International en lokale partners
Hieruit is gebleken dat ter plaatse van het plangebied geen beschermde soorten zijn aangetroffen. In de omgeving van het plangebied zijn ruim voldoende uitwijkmogelijkheden voor alle diersoorten.
In dit kader wordt nadrukkelijk gewezen op de algemene zorgplicht welke in artikel 3.5 van de Wnb is opgenomen.
Door de sloop-, graaf- en bouwwerkzaamheden buiten de periode van maart tot augustus te starten, is de kans op verstoring van broedende vogels het kleinst. Ook buiten deze periode mogen broedende vogels niet worden verstoord en moet gewacht worden tot het broeden voorbij is en de jongen zijn uitgevlogen.
Ten aanzien van archeologie is het uitgangspunt dat het archeologisch erfgoed moet worden beschermd op de plaats waar het wordt aangetroffen. Dit vloeit voort uit het Europese Verdrag van Valetta (1992) inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed en de Wet op de archeologische monumentenzorg die de Monumentenwet 1988 deels heeft aangepast. Gezien dit uitgangspunt mogen bekende archeologische monumenten niet aangetast worden en moet in geval van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden met een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde, in principe een inventariserend en waarderend vooronderzoek plaatsvinden. Eventueel aangetroffen waarden dienen primair ter plekke (in situ) beschermd te worden dan wel - indien dat redelijkerwijs niet mogelijk is - door een opgraving (ex situ) te worden veilig gesteld.
Uit onderstaande uitsnede van de gemeentelijke Archeologische Beleidskaart blijkt dat voor de gronden van het plangebied waarop de toekomstige ontwikkeling zal plaatsvinden, de aanduiding “categorie 7” geldt. Deze categorie omvat droge en natte gebieden met een lage verwachting, vrijgegeven en verstoorde gebieden.
Figuur: uitsnede archeologische beleidskaart
Voor deze categorie 7-gebieden geldt dat eerst bij grootschalige herinrichting van gebieden een bureauonderzoek wenselijk zou zijn om archeologische gebiedskenmerken te onderzoeken.
Van een 'grootschalige herinrichting' is in casu geen sprake; de verwachtingswaarde “categorie 7” wordt conform gemeentelijk beleid niet vertaald in een dubbelbestemming.
Indien tijdens de grondwerkzaamheden onverhoopt toch archeologische vondsten plaatsvinden, zal initiatiefnemer dat moeten melden.
Initiatiefnemer is voornemens om op het perceel kadastraal bekend als gemeente Venray, sectie C nummers 9368 (ged.) en 11.300 (ged.) en plaatselijk als Buizerdlaan ongenummerd te Venray twee woningen te realiseren in de vorm van een tweekapper. Deze percelen beslaan, voorzover het het plangebied betreft, een oppervlakte van 704 m2 en maken nu nog onderdeel uit van het achtererf van de woning aan de Beekweg 26. Ter plaatse van de Buizerdlaan 11 is de footprint van de reeds vergunde, maar nog niet gerealiseerde woning opgenomen.
De gemeente Venray wil onder andere meewerken aan het project 'Buizerdlaan', omdat kwaliteit wordt toegevoegd aan de openbare ruimte. Door de toevoeging van twee woningen wordt de straatwand door middel van bebouwing afgemaakt, zinvol gebruik gemaakt van het snippergroen, een rommelige achterzijde aan de Buizerdlaan voorkomen en krijgt de groenstructuur een heldere afsluiting. Stedenbouwkundige voorwaarden zijn dat de kaders (voorgevelrooilijn) van de Buizerdlaan 13 gevolgd dienen te worden, een minimale perceeldiepte van 28 meter aangehouden wordt, en in verband met het beeld vanuit de Torenvalk de voorwaarde is gesteld dat de erfgrens aan de oostkant ingericht wordt met groene beplanting.
Op onderhavige schets is de projectering van de nieuwe woningen op het perceel weergegeven.
Figuur: situering nieuwe woningen
Door de voorgevels van de nieuwe woningen in één lijn te leggen met de voorgevels van de bestaande (en vergunde) woningen aan de Buizerdlaan, blijft het stedenbouwkundig beeld in de straat gehandhaafd en evenwichtig. Onderstaand is een eerste (indicatieve) impressie weergegeven van de mogelijke verschijningsvorm van de tweekapper, waarbij duidelijk is te zien hoe goed deze vorm en gevelindeling aansluit op de vergunde woning aan de Buizerdlaan 11, waarvan de impressie is opgenomen in paragraaf 2.1:
Figuur: eerste impressies van woningen Buizerdlaan
Qua bouwregels is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij het bestemmingsplan Venray.
Ontsluiting:
Het plangebied wordt, via de Broekweg, ontsloten op de rotonde met de Nieuwe Overloonseweg. Deze leidt in zuidelijke richting naar de Beekweg: in oostelijke richting naar de singels rondom de kern Venray en in westelijke richting de Midden Peelweg (N277). De Nieuwe Overloonseweg en de Beekweg zijn voorzien van vrijliggende fietspaden.
De woonstraten in de wijk Brabander zijn aangewezen als erftoegangswegen met een maximum snelheid van 30 km/uur. De Nieuwe Overloonseweg en de Beekweg zijn gebiedsontsluitingswegen waar, ter hoogte van het plangebied, een snelheidsregime geldt van 50 km/uur.
In de omgeving van het plangebied zijn verder diverse openbaar vervoersmogelijkheden. Hierbij kan gedacht worden aan de bushalte 'Broekweg' aan de Nieuwe Overloonseweg op circa 200 meter van het plangebied waar buslijn 82 passeert.
Het plan leidt niet tot substantieel extra verkeersbewegingen. De verkeersbewegingen zullen beperkt blijven tot bewoners- en bezoekersverkeer, gerelateerd aan de twee woningen. Het project heeft geen wezenlijke consequenties voor de wegenstructuur en verkeersveiligheid.
Parkeren bij de nieuwe woningen:
De parkeernorm van de gemeente Venray (‘Beleidsnota Parkeernormen Venray ' en het CROW) betreft voor grondgebonden woningen 2 parkeerplaatsen, waarvan minstens 1 op eigen terrein. Per woning zal 1 auto op eigen terrein en 1 auto op een langsparkeerplaats voor de woning (openbaar terrein) worden geparkeerd. Tussen de 2 inritten van de woningen dient een afstand van minimaal 10 meter aangehouden te worden, zodat er ruimte is voor 2 voertuigen achter elkaar.
Op onderstaande afbeelding is weergegeven waar deze parkeerplaatsen zullen worden gesitueerd, rekening houdend met de voorwaarden welke zijn genoemd in de beleidsnota en in het principeakkoord van de gemeente Venray. Ook de maatvoeringen voldoen aan die eisen (2,5 x 5 m per parkeerplaats).
Afbeelding: situering van de parkeerplaatsen
Het plangebied zal als twee reguliere woonpercelen worden ingericht, vergelijkbaar met de percelen aan de even zijde van de Buizerdlaan (2-24). De structuur in de woonwijk als geheel zal ongewijzigd gehandhaafd blijven en ter plaatse van het plangebied op een passende wijze worden afgerond door een achtererfsituatie welke langs het woonperceel aan de Buizerdlaan uitkomt in een 'voorerfgebied' op te heffen en in de structuur van deze straat in te vullen met een nieuwe tweekapper.
De woonpercelen zijn te beperkt van omvang om een landschappelijk inrichtingsplan voor op te stellen. Voor wat betreft de erfafscheiding is beknopt weergegeven hoe deze voorzien is:
Aan de zijde van de Torenvalk wordt de bestaande laurierhaag als natuurlijke afscheiding en overgang naar naastgelegen park gehandhaafd.
De achterste erfgrens zal eveneens voorzien worden van een, in overleg met de eigenaar van de Beekweg 26 nader te bepalen, natuurlijke haag. De erfafscheiding ter plaatse van de Buizerdlaan 11 zal in overleg met betreffende eigenaar gekozen worden, waarbij vanuit het bevoegd gezag de voorkeur uitgaat naar een natuurlijke inrichting, waarbij het doortrekken van een groenblijvende natuurlijke haag een goede optie is. Daar waar al een natuurlijke begroeiing aanwezig zijn, kan deze ook erfafscheiding behouden blijven.
Door de restrictie dat de gezamenlijke bebouwde oppervlakte van het achtererf door toevoeging van meer bijbehorende bouwwerken dan 50 m2 voor niet meer dan 40% mag worden bebouwd, wordt bereikt dat er in deze relatief dicht bebouwde woonwijk toch voldoende groen in de vorm van beplanting aanwezig zal blijven. Een natuurlijk aangeplante achtertuin zorgt voor beschutting en verkoeling in de zomer en het vasthouden van water in de bodem.
In het Bouwbesluit 2012 zijn regels gesteld ten aanzien van brandveiligheid van onder andere woongebouwen. Aan deze regels zal worden getoetst op het moment dat de omgevingsvergunningen voor de woningen worden aangevraagd.
De ambities ten aanzien van duurzaamheid in Venray zijn hoog, zoals neergelegd in de Energiestrategie 2030 (zie voor de inhoud van deze strategie paragraaf 4.5.5). Het Bouwbesluit stelt dat vanaf 1 januari 2021 nieuwbouw bijna energieneutraal (BENG) moet zijn.
De binnen het plangebied te realiseren woningen zullen in ieder geval voldoen aan 'BENG'.
In het bestemmingsplan kunnen alleen regels worden opgenomen die bijdragen aan 'een goede ruimtelijke ordening'. Voor de uitleg van dit begrip is in de rechtspraak het criterium ‘ruimtelijk relevant’ ontwikkeld. Alleen regels die ruimtelijk relevant zijn, kunnen in het bestemmingsplan opgenomen worden. Algemeen erkend wordt dat energietransitie een ruimtelijke impact heeft, maar de visie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State is dat hiertoe geen regels in het bestemmingsplan kunnen worden opgenomen.
De gemeente Venray heeft met betrekking tot het aspect 'duurzaamheid' geen extra eisen opgenomen in het principebesluit.
In de uitwerking van onderhavig plan zullen in de omgevingsvergunning aanvraag de volgende duurzaamheidsmaatregelen worden overwogen:
Voor een onaanvaardbare aantasting van privacy bij belendende percelen hoeft niet gevreesd te worden. De afstand tussen de te bouwen woningen en de overige woningen in de straat is even groot als tussen de bestaande woningen onderling. Het feit dat ten oosten van de nog te realiseren woning aan de Buizerdlaan 11 in de bestaande situatie de achtertuin van de Beekweg 26 reikt, betekent niet dat door de realisatie van de nieuwe tweekapper sprake is van een onaanvaardbare aantasting van privacy, doch van een maatschappelijk en stedenbouwkundig zeer aanvaardbare invulling van deze plek. De tweekapper zal op een afstand van ten minste 3 meter van de zijdelingse perceelsgrenzen dienen te worden gesitueerd, vergelijkbaar met de bestaande woningen in deze straat. Inkijk vanaf de bovenverdiepingen in de tuinen van belendende percelen is in alle reguliere woonwijken een feit, maar niet van zodanige impact dat dit 'onaanvaardbare schending van privacy' genoemd kan worden.
Evenmin is er sprake van onaanvaardbare vermindering van zonlicht, danwel dat als gevolg van de tweekapper de lichtinval in omliggende (nog te realiseren) woningen te beperkt wordt.
Woningen die op bepaalde uren van de dag in de schaduw zullen liggen, hebben op die dakvlakken geen zonnepanelen of collectoren, zodat er geen sprake kan zijn van een verminderde opbrengst; daarbij zou deze verminderde lichtinval op de zonnepanelen, gezien de tussenliggende afstanden en de oriëntatie ten opzichte van de zon, zo beperkt zijn dat hierdoor geen sprake is van een substantiële vermindering van de opbrengst van zonnepanelen.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI), vastgesteld op 11 september 2020, is een onderdeel van de nieuwe Omgevingswet. De Omgevingswet verplicht het Rijk tot een strategische visie op de fysieke leefomgeving. Het doel is om alle onderdelen van de fysieke leefomgeving met elkaar in samenhang te brengen. Ook gemeenten en provincies maken een omgevingsvisie vanwege deze nieuwe wet.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) richt zich op onderstaande vier prioriteiten. Deze onderwerpen hebben onderling veel met elkaar te maken en ze hebben gevolgen voor hoe de fysieke leefomgeving wordt ingericht. De Nationale Omgevingsvisie helpt bij het maken van de noodzakelijke keuzes.
Ruimte maken voor de klimaatverandering en energietransitie
Het klimaat verandert. De gevolgen hiervan worden steeds duidelijker merkbaar. Denk aan de steeds drogere zomers, de hevigere regenval en stijgende zeespiegel. Op deze en andere gevolgen van de klimaatverandering moet tijdig worden ingespeeld. Tegelijkertijd moet de overstap worden gemaakt naar duurzame energie. Het is de bedoeling dat ons land in 2050 een duurzame energievoorziening heeft. Iedereen draagt hier zelf aan bij door bijvoorbeeld zoveel mogelijk woningen aardgasvrij te maken. Maar er zullen ook aanpassingen nodig zijn, bijvoorbeeld met windenergie, die moeten worden ingepast in het landschap. Mensen in de omgeving moeten ook voordelen ervaren van geplaatste windmolens.
De economie van Nederland verduurzamen en ons groeipotentieel behouden
Nederland heeft een sterke internationale concurrentiepositie. Vanuit die positie wordt gewerkt aan een nieuw economisch verdienmodel dat duurzaam is en circulair. Door grondstoffen te hergebruiken in de bouw bijvoorbeeld. De overstap naar duurzame energie en het zorgen voor een gezond milieu zijn belangrijk. Ook zullen bedrijven zich hier goed moeten kunnen vestigen met voldoende ruimte voor bedrijvigheid. Daarvoor is het van belang om alle verschillende aspecten te betrekken die hierbij een rol spelen, zodat duurzaam geld verdiend kan blijven.
Onze steden en regio’s sterker en leefbaarder maken
Veel mensen zijn op zoek naar een geschikte, betaalbare woning. Iedereen wil graag wonen in een prettige omgeving. Een omgeving met voldoende groen en met aandacht voor veiligheid en gezondheid. Denk bijvoorbeeld aan groen en fonteinen op plekken waar het erg warm kan worden (hittestress). Tegelijkertijd is het belangrijk dat de woningen goed bereikbaar zijn door goede fiets- en wandelpaden en aansluiting op het wegennet en het openbaar vervoer. Kortom, het gaat niet alleen om voldoende woningen, maar ook om een aantrekkelijke woonomgeving.
Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen
In sommige regio’s staan de natuurlijke systemen en het landschap onder druk. Soms is daar sprake van een verzakkende bodem, onder meer door een te laag waterpeil. Als het waterpeil omhoog wordt gebracht, kan dat gevolgen hebben voor de landbouw en de veeteelt. In sommige gebieden wordt het dan misschien logischer om duurzame energie te produceren in plaats van voedsel. Tegelijkertijd moeten de kwaliteiten van het landschap worden behouden om te kunnen recreëren en ook vanwege het cultureel erfgoed.
In hoofdstuk 3 van onderhavige plantoelichting zijn de aspecten duurzaamheid, kwaliteit van leefomgeving, bereikbaarheid, groen en water uitgebreid aan de orde gesteld. Tevens in relatie met hoofdstuk 5 kan gesteld worden dat in onderhavig bouwproject voldoende aandacht is voor de afwegingen die op basis van de nationale omgevingsvisie dienen te worden gemaakt.
De Laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In artikel 1.1.1 onder i van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is een nadere omschrijving van het begrip stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Als stedelijke ontwikkeling wordt genoemd: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.' In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Voor woningbouwlocaties geldt volgens de overzichtsuitspraak dat: 'in beginsel' sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden.
In casu is er sprake van een toevoeging van 2 woningen, hetgeen geen stedelijke ontwikkeling betreft en daarom is de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing.
In het Barro zijn een aantal onderwerpen opgenomen waarvoor het rijk uit het oogpunt van de nationale belangen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte ruimtelijke regels stelt:
Voor een aantal van de genoemde Barro-onderwerpen, waaronder de uitbreiding van het hoofdwegennet, het hoofdspoorwegennet en de militaire radars, geldt dat de regels worden uitgewerkt in de Rarro.
Op onderhavig project werken geen van de in het Barro genoemde rijksbelangen rechtstreeks door.
Op 12 december 2014 is het provinciaal omgevingsplan Limburg vastgesteld. Belangrijke principes in dit nieuwe omgevingsbeleid zijn:
Op basis van de POL-kaarten uit 2014 is het plangebied gesitueerd in het 'overig bebouwd gebied', zoals te zien is op onderstaande uitsnede:
Uitsnede POL-kaart
Het betreft gemengde woon/werkgebieden met voorzieningen, deels met een stedelijk karakter, deels met een dorps karakter. Transformatie naar woningbouw dient samen te gaan met kwaliteitsverbetering, herstructurering en waar nodig sloop. Dynamisch voorraadbeheer betekent ook dat er slechts ruimte is voor nieuwe toevoegingen aan de voorraad als deze echt kwaliteit toevoegen en samengaan met het schrappen van slechte voorraad.
Noord-Limburg kenmerkt zich door een aantrekkelijk woon- en leefklimaat. Er dient een transformatie van de bestaande woningvoorraad plaats te vinden, aangezien er nauwelijks bevolkingsgroei meer is. Daarbij zal primair worden gekozen voor inbreiding, aanpassing en functieverandering en slechts beperkte uitbreiding in de nabijheid van kleine kernen.
Uitbreiding via uitleggebieden slechts in zeer uitzonderlijke gevallen, met als uitgangspunt bouwen voor eigen behoefte.
Omdat er sprake is van een locatie gelegen binnen het bebouwd gebied (ook in de feitelijke bebouwde kom) én er al sprake is van een woonbestemming (zij het zonder bouwvlak), is er geen strijdigheid met het POL 2014.
Binnen afzienbare tijd zal voornoemd POL 2014 vervangen worden door de Provinciale Omgevingsvisie Limburg (nu nog in 'ontwerp-fase'). Hierin wordt het woningbouwbeleid bestendigd. De woningbouwontwikkelingen worden vanuit een brede maatschappelijke context bekeken. Dit vraagt een integrale aanpak van locaties en gebieden in de vorm van herstructurering en transformatie/herbestemming in centra, buurten, wijken, dorpen en het buitengebied. Bij de keuzes houdt de provincie rekening met samenhangende belangen zoals leegstand bij detailhandel, kantoren, maatschappelijk vastgoed, monumenten, etc. Daarnaast wordt de woningopgave altijd in samenhang met veiligheid en leefbaarheid gezien. Het is van belang dat eerst de kwaliteit van het feitelijk bestaand bebouwd gebied op orde wordt gemaakt. Via het principe van de Ladder voor duurzame verstedelijking dient de ruimte in bestaand bebouwd gebied optimaal te worden benut, zowel kwantitatief als kwalitatief. Wonen is in beginsel alleen maar toegestaan in bestaand bebouwd gebied.
Onderhavig verzoek past binnen die ambities van de provincie Limburg, doordat de 2 wooneenheden worden toegevoegd binnen bestaand bebouwd gebied en zullen worden gerealiseerd naar de wens en de specifieke behoeften van de kopers.
De Omgevingsverordening Limburg is in 2014 gewijzigd vanwege de vaststelling van het POL 2014, waarin was bepaald dat er een nieuw hoofdstuk Ruimte aan de Omgevingsverordening zou worden toegevoegd. Dat hoofdstuk Ruimte is gericht op de doorwerking van het ruimtelijke beleid van het POL 2014 naar gemeentelijke ruimtelijke plannen.
Artikel 2.4.2 van de Omgevingsverordening Limburg heeft betrekking op 'wonen' en kent de volgende bepalingen:
1. Een ruimtelijk plan voor een gebied gelegen in de regio Noord-Limburg voorziet niet in de toevoeging van woningen aan de bestaande voorraad woningen alsmede aan de bestaande planvoorraad woningen anders dan op de wijze zoals beschreven in de door de gemeenteraden vastgestelde Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg.
2. Een ruimtelijk plan voor een gebied gelegen in de regio Midden-Limburg voorziet niet in de toevoeging van woningen aan de bestaande voorraad woningen alsmede aan de bestaande planvoorraad woningen anders dan op de wijze zoals beschreven in de door de gemeenteraden vastgestelde Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg.
3. Een ruimtelijk plan voor een gebied gelegen in de regio Zuid-Limburg voorziet niet in de toevoeging van woningen aan de bestaande voorraad woningen alsmede aan de bestaande planvoorraad woningen.
4. Het derde lid is niet van toepassing indien:
a. er sprake is van een door de gemeenteraad vastgestelde Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg; en
b. het ruimtelijk plan voldoet aan het bepaalde in de vastgestelde Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg.
5. De toelichting bij het ruimtelijke plan voor een gebied gelegen in de regio Noord-Limburg respectievelijk de regio Midden-Limburg respectievelijk de regio Zuid-Limburg, dat betrekking heeft op het toevoegen van woningen aan de bestaande voorraad woningen alsmede aan de bestaande planvoorraad woningen, bevat een verantwoording van de wijze waarop invulling is gegeven aan het bepaalde in het eerste lid respectievelijk het tweede lid respectievelijk het vierde lid.
In dit kader zijn de leden 1 en 5 van toepassing. Zoals in paragraaf 4.3 (Regionale Woonvisie Noord-Limburg 2020-2024) van onderhavige plantoelichting is vermeld, is er in casu sprake van bouwen naar reële behoefte (er hebben zich al kopers gemeld) en worden woningen toegevoegd die qua kwaliteit, woningomvang en perceelsomvang beantwoorden aan een feitelijk aanwezige behoefte en tevens qua prijzen marktconform zijn.
Voor het plangebied zijn er verder geen beperking opgenomen. Het project is dan ook niet strijdig met de Omgevingsverordening Limburg 2014.
Op 22 september 2020 heeft de gemeente Venray de nieuwe Regionale Woonvisie Noord-Limburg 2020-2024 vastgesteld. Deze woonvisie geeft richting aan het woonbeleid voor de komende 4 jaar. Het is de 2e visie die door de 8 Noord-Limburgse gemeenten in gezamenlijkheid is opgesteld. In deze visie wordt teruggekeken naar de vorige visie: waar komen we vandaan en wat willen we meenemen naar de nieuwe visie. En zijn er ook zaken die veranderd zijn? Het 'wonen’ is steeds meer verweven met andere beleidsvelden in het economische én het sociaal domein. In het hoofdstuk 'analyse: trends en ontwikkelingen' wordt aangegeven wat de huishoudensontwikkeling is. Demografie blijft immers een belangrijke onderlegger voor het woonbeleid. Prognoses geven een handvat om in te spelen op de toekomstige ontwikkeling van onze bevolking. Hierbij gaat het zeker niet alleen om aantallen, maar ook om de samenstelling van onze bevolking. Uit de analyse die inzicht geeft in de sterke en zwakke segmenten van de woningvoorraad, blijkt dat de aandacht met name moet uitgaan naar de bestaande voorraad. Ook zijn allerlei trends en ontwikkelingen die de context waarbinnen wordt gewerkt, beïnvloeden en de druk op de leefbaarheid vergroten. Denk hierbij aan grote ontwikkelingen zoals de energietransitie en de vergaande extramuralisering van de zorg. Vanuit deze analyse is er dan ook een aantal opgaven dat kan worden samengevat in:
Toets aan regionale Woonvisie:
Het woningbouwproject zoals beschreven in paragraaf 3.1 van deze plantoelichting heeft consequenties voor de woningvoorraad in die zin dat er 2 woningen worden toegevoegd.
De geplande twee-aaneengesloten woningen zijn geschikt voor het huisvesten van doelgroepen welke op zoek zijn naar een woning in een (qua prijs) gemiddeld doch kwalitatief heel mooi segment; de ligging op relatief korte afstand van stedelijke voorzieningen is daarbij een pre. Het project is derhalve passend in de gedachtengang zoals verwoord in de regionale Woonvisie Noord-Limburg.
In het coalitieakkoord 2018-2022 'Een gezonde toekomst voor Venray' is opgenomen dat de gemeente Venray wil komen tot een nieuwe strategische visie met een horizon tot 2030. Deze stip op de horizon moet richting geven aan de vraag waarin de gemeente zich de komende jaren wil ontwikkelen gezien de actuele trends en ontwikkelingen. Bijvoorbeeld op het gebied van klimaat, energie, duurzaamheid, leefomgeving, gezondheid, demografie en technologie, maar ook kijkend naar de positie en rol van de gemeentelijke overheid.
Hiertoe heeft de gemeenteraad op 27 juni 2019 een nieuwe strategische visie vastgesteld; de Toekomstvisie 2030 'Venray loopt voorop'. Deze visie vervangt de Strategische visie Venray 2020 en de nota 'Venray, stad in de Peel (2025)'.
De toekomstvisie geeft richting om de koers te bepalen waarlangs we de gevolgen van de trends en ontwikkelingen laten landen in de gemeente, binnen de gemeenschap van Venray én in de regio. Belangrijke thema's uit de vorige (herijkte) strategische visie 'Tweede stad in de Peel' lopen door naar deze visie. 'Venray loopt voorop' geeft een eigentijdse vertaling van zelfsturing met een herijking van participatie en de rol van de overheid. Daarnaast is er veel aandacht voor de kwalitatieve ontwikkeling van onder meer de leefomgeving. Ook is samenwerking nader geduid als het gaat om de regio, met onderwijs, bedrijfsleven en in de naaste omgeving van inwoners.
Speciale aandacht verdient de komst van de Omgevingswet. De toekomstvisie 2030 is een belangrijke 'eerste stap' (identiteit, kwaliteiten, doelen) voor de totstandkoming van de Omgevingsvisie. In dat traject zal de verdieping plaatsvinden op de toekomstvisie, meer specifiek in de ruimtelijke vertaling.
De gemeente Venray heeft voor de komende tien jaar de volgende vijf concrete ambities geformuleerd:
"In het Venray van 2030:
In de toekomstvisie worden weinig directe beleidsuitspraken gedaan over woningbouwontwikkelingen in de gemeente Venray. Venray stelt zich tot doel dat er voor de diverse doelgroepen voldoende woningen beschikbaar zijn.
De invulling van de braak liggende kavel aan de Buizerdlaan met twee woningen (tweekapper) waarbij duidelijk aandacht is voor een levensloopbestendige en duurzame uitvoering, komt de ruimtelijke kwaliteit in deze omgeving ten goede en past goed in het stedenbouwkundige beeld van de woonbebouwing in de omgeving en bij de woonwensen/-behoeften in kern. Hierdoor is het plan in overeenstemming met de toekomstvisie.
In mei 2017 heeft de gemeenteraad de 'Woonvisie Venray 2017: Transformatie van de woningmarkt' vastgesteld. De woonvisie geeft op hoofdlijnen de visie van het gemeentebestuur voor de komende jaren. De visie heeft de focus op de rol van het wonen in de algehele ambitie om Venray sterker en aantrekkelijker te maken. Uit de verrichte onderzoeken is gebleken dat in Limburg, dat wordt aangeduid als een anticipeergebied, er tegen de stroom in nog 3 plaatsen zijn die groeien; één daarvan is de gemeente Venray.
De kwaliteit van het wonen speelt een grote rol voor de tevredenheid, identiteit, zelfredzaamheid en participatie van Venraynaren en is zeker ook van belang voor de economische ontwikkeling van Venray.
Met deze woonvisie wil de gemeente ervoor zorgen dat Venray zich ook op langere termijn positief ontwikkelt. De focus ligt op het beantwoorden van de groeiende vraag naar woningen in Venray voor de komende jaren. Om de verwachte groei te kunnen opvangen, zijn woningen nodig om de nieuwe wens van de woonconsument te kunnen vervullen: een wat kleinere woning, gebruiksvriendelijk en duurzaam. Deze woningen staan er al voor een groot deel, maar omdat de huishoudenssamenstelling verandert, is het nodig om de bestaande voorraad aan te passen. Daarmee willen wij tegelijkertijd de differentiatie in de bestaande voorraad vergroten.
Ook toevoegingen zullen moeten bijdragen aan de differentiatie, waardoor er een betere balans komt in de woningvoorraad. Daarmee willen wij de waarde van onze bestaande voorraad in stand houden en tegelijkertijd de kwaliteit van de bestaande voorraad verbeteren.
Er is al veel gezegd en geschreven over de planovercapaciteit. Er wordt aan gewerkt om de overcapaciteit te verminderen. Toch wil de gemeente dat niet te rigoureus doen, omdat er ruimte nodig is om de voorziene groei van Venray te kunnen opvangen. Het komt er dan op aan, dat waar nodig én mogelijk de overcapaciteit wordt omgezet naar plannen, die een bijzondere bijdrage leveren aan Venray.
In casu heeft onderhavig project betrekking op de toevoeging van twee woningen aan het woningaanbod in de kern Venray. Hierdoor zal de woningvoorraad stijgen, doch hierover heeft de gemeenteraad de 'beleidsregel woningtoevoeging' opgesteld. Hieraan is de volgende subparagraaf gewijd.
De gemeenteraad van Venray heeft op 31 maart 2021 het Programma Wonen 'Koers op Wonen – naar meer, beter en groener wonen in Venray’ vastgesteld. Venray heeft een urgent woningtekort. De vraag naar meer woningen wordt bevestigd door de meest recente woningbouwprognose, die beduidend hoger uitkomt dan eerdere prognoses. Ook kwalitatief sluit de behoefte niet goed aan bij het bestaande aanbod/plannen. Er is veel vraag naar (sociale en middeldure) huurwoningen en nultredenwoningen (vanwege de vergrijzing).
In dit programma ‘Koers op Wonen – naar meer, beter en groener wonen in Venray’ worden de kaders en ambities aangegeven, om zowel de kwaliteit als de kwantiteit van het woningaanbod te vergroten. Aan de hand van vier hoofdambities zijn concrete actielijnen uitgewerkt:
1) Versnellen: gezien het urgente woningtekort benoemen we acties om de woningbouw in Venray gericht te versnellen.
2) Vergroten (kwantiteit): de komende jaren gaan we voor een bouwproductie van minimaal 200 woningen per jaar, door ‘zachte’ plannen hard te maken en extra plannen te ontwikkelen.
3) Veranderen (kwaliteit): woonmilieu, woningtype en -prijs moeten beter aansluiten bij de behoefte. Naast het uitvoeren van een kwalitatief woningmarktonderzoek zetten we in op meer betaalbare woningen, de aanpak van leegstand, de ontwikkeling van bijzondere woonconcepten en meer (tijdelijke) woningen voor specifieke doelgroepen.
4) Vergroenen/verduurzamen: we verhogen de kwaliteit van de woning en de woonomgeving door gerichte maatregelen te nemen op het gebied van groen, klimaatadaptief en duurzaam bouwen.
Onderhavig plan betreft de toevoeging van twee woningen in een segment waarnaar de vraag groot is en tegemoet komt aan de wens van de gemeente om de toe te voegen woningen levensloopgeschikt uit te voeren, waarbij de gemeente een voorkeur uitspreekt voor het voorzien in een badkamer en slaapkamer op de begane grond.
Verder zullen de woningen zo duurzaam als redelijkerwijs mogelijk is worden uitgevoerd en voorzien worden van substantieel groen.
Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het Programma Wonen.
In 2013 is de Energiestrategie 2030 voor de gemeenten Beesel, Venlo en Venray: 'Energie voor groene groei' vastgesteld. Door de gemeenteraad is daarbij de ambitie uitgesproken om in 2030 CO2-neutraal (ofwel energieneutraal met compensatiemaatregelen) te zijn. Op basis van deze visie is door het college het 2e Uitvoeringsprogramma Energie Venray (2018-2021) vastgesteld. Met de Energiestrategie en het bijbehorende UP zijn de doelstellingen en de gefaseerde uitvoering op lange en korte termijn uitgewerkt.
De gemeente is voor het bereiken van de energiedoelen afhankelijk van alle energiegebruikers en energieleveranciers in de gemeente: bedrijfsleven, huishoudens, instellingen etc. De samenleving laat zich echter niet door de overheid sturen om energie te besparen of lokaal duurzaam op te wekken. Daarvoor moet er in de samenleving vooral ruimte zijn die leidt tot creativiteit en innovatie van de bedrijven en inwoners zelf. De overheid heeft daarin een rol als partner die samenwerkt, belemmeringen wegneemt, faciliteert en het goede voorbeeld geeft. De betrokkenheid van de overheid zorgt voor het aanjagen en versnellen van de gewenste ontwikkelingen.
Het streefbeeld in 2030 voor woningen laat zich als volgt schetsen:
In paragraaf 3.5 is reeds aan de orde gekomen hoe duurzaamheidsmaatregelen in onderhavig plan voor de realisatie van de nieuwe woningen voorzien zijn.
De Structuurvisie bijdrage Ruimtelijke Ontwikkeling 2011 is vastgesteld op 20 december 2011 en op 1 januari 2012 in werking getreden. Het in deze structuurvisie vastgelegde kwaliteitsbeleid omtrent een bijdrage Ruimtelijke ontwikkeling is gebaseerd op de gedachte dat ruimtelijke ontwikkelingen (bouwactiviteiten) leiden tot verlies aan ruimtelijke kwaliteit en dat dit verlies moet worden gecompenseerd. Achterliggend doel is het behoud en waar mogelijk versterking van de (groene) kwaliteiten van zowel het buitengebied als het stedelijk gebied.
Voor het bepalen van de hoogte van de bijdrage in het stedelijk gebied wordt aangesloten bij de bijdrage ruimtelijke ontwikkeling zoals vastgelegd in de nota grondbeleid 2011. Deze bijdrage bestaat uit € 2.500,- per kavel. De tegenprestatie vindt zo veel mogelijk ter plaatse en/of in de nabijheid van de ingreep plaats. Indien dit niet mogelijk is, komt de bijdrage ten goede van het kwaliteitsfonds stedelijk gebied.
Voor het te ontwikkelen plangebied vigeert het volgende bestemmingsplan:
Naam bestemmingsplan | Bestemming | Vaststelling Raad | |
bestemmingsplan Venray | bestemmingen 'Wonen' en 'Groen' | 19 september 2017 |
Afbeelding: Uitsnede verbeelding
Over het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - radarverstoringsgebied'.
Binnen de bestemming Wonen (en Groen) is het bij afwezigheid van een bouwvlak niet mogelijk om woningen te realiseren. Voor het creëren van een bouwmogelijkheid is het noodzakelijk om het bestemmingsplan te herzien.
Wegverkeerslawaai
De Wet geluidhinder (Wgh) is van toepassing op woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen (onder meer onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidszorggebouwen) en geluidsgevoelige terreinen (onder meer woonwagenstandplaatsen). Uit art. 74 Wgh vloeit voort dat in principe alle wegen voorzien zijn van een geluidzone, met uitzondering van wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied of wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/uur geldt. De zonebreedte is afhankelijk van het gebied (stedelijk of buitenstedelijk) en het aantal rijstroken. Binnen de zones moet een akoestisch onderzoek worden verricht. De voorkeursgrenswaarde voor woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen bedraagt in die zone op de buitengevel 48 dB (art. 82 Wgh).
De woonstraten in de wijk Brabander zijn aangewezen als erftoegangsweg met een maximumsnelheid van 30 km/h. De Beekweg en de Nieuwe Overloonseweg betreffen echter gebiedsontsluitingswegen waar ter hoogte van het plangebied een snelheid van 50 km/u is toegestaan. Het plangebied valt binnen de geluidszones van 200 m van deze beide wegen. Hierdoor is het noodzakelijk dat een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai dient plaats te vinden.
Op 25 januari 2021 heeft Econsultancy dit akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd. In het kader van een goede ruimtelijke ordening worden tevens niet-gezoneerde (30 km/uur) wegen in het onderzoek betrokken. De volgende niet-gezoneerde wegen worden relevant geacht voor dit onderzoek: Buizerdlaan, Haviklaan en de Torenvalk. In het onderzoek is de geluidbelasting op de geluidgevoelige bestemming inzichtelijk gemaakt en beoordeeld op basis van het toetsingskader. Voor elke gevelzijde van de woningen zijn toetspunten ten behoeve van maximaal 3 bouwlagen gemodelleerd. De berekeningen zijn verricht aan de hand van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 en met behulp van het programma Geomilieu, versie 2020.2.
De geluidsbelasting op de nieuw te bouwen woningen bedraagt maximaal 47 dB. Er vindt geen overschrijding van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van 48 dB plaats. Er gelden vanuit akoestisch oogpunt geen belemmeringen voor de realisatie van het plan.
Het akoestisch onderzoek is integraal als bijlage aan de planstukken toegevoegd.
Spoorweglawaai
In de nabijheid van het plangebied is geen spoorlijn gesitueerd. De spoorlijn, Venlo-Nijmegen bevindt zich op een afstand van circa 3,2 km ten oosten van het plangebied.
In het kader van het onderhavige plan worden binnen het plangebied nieuwe bodemgevoelige functies toegelaten in de vorm van twee woningen. Voordat deze nieuwe functies mogelijk worden gemaakt zal er inzicht moeten zijn of de bodem- en grondwaterkwaliteit een dergelijke bebouwing en gebruik ook mogelijk maken.
Op 29 januari 2021 heeft Econsultancy BV (als bijlage bijgevoegde) rapportage van het verkennend bodemonderzoek op de locatie Beekweg - Buizerdlaan te Venray opgeleverd. Hierin is het volgende geconstateerd:
'Op basis van het milieuhygiënisch vooronderzoek bodem is geconcludeerd dat de onderzoekslocatie onderzocht dient te worden volgens de strategie "onverdacht, niet lijnvormig" (ONV). Bij onverdachte locaties luidt de onderzoekshypothese dat de bodem niet verontreinigd is.
De bodem bestaat voornamelijk uit zwak tot matig siltig, zeer fijn tot matig fijn zand. Vanaf 4,5 m -mv is matig grof zand aangetroffen. De bovengrond is bovendien (plaatselijk) zwak humeus. De ondergrond is plaatselijk zwak gleyhoudend. Op het maaiveld en in het opgeboorde materiaal zijn zintuiglijk geen verontreinigingen waargenomen.
Er zijn op basis van het milieuhygiënisch vooronderzoek bodem, tijdens de terreininspectie en bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden geen aanwijzingen gevonden, die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten.
De bovengrond is licht verontreinigd met PCB. In de ondergrond zijn geen verontreinigingen geconstateerd.
Het grondwater is licht verontreinigd met barium. Deze metaalverontreiniging is mogelijk, te relateren aan regionaal verhoogde achtergrondconcentraties van metalen in het grondwater.
Conclusie en advies
De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als "onverdacht " kan worden beschouwd wordt, op basis van de onderzoeksresultaten, niet geheel bevestigd. Gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaat er géén reden voor een nader onderzoek en bestaan er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem géén belemmeringen voor de bestemmingsplanwijziging op de onderzoekslocatie.
Algemeen
Indien er bij werkzaamheden grond vrijkomt die niet op de locatie kan worden hergebruikt, zijn de regels van het Besluit bodemkwaliteit, het “Tijdelijk handelingskader voor hergebruik van PFAShoudende grond en baggerspecie (d.d. 2 juli 2020) of de regionale bodemkwaliteitskaart van toepassing.'
De regels inzake luchtkwaliteit kennen het onderscheid tussen 'kleine' en grote' projecten. Kleine projecten dragen niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen). Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in het Besluit “Niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)”.
Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten - die jaarlijks meer dan 3 procent van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van PM10 en NO2 bijdragen- een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing.
De Regeling 'Niet in betekenende mate bijdragen' bevat regels omtrent de aanwijzing van categorieën van gevallen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen als bedoeld in artikel 5.16, eerste lid, onder c, van de Wet milieubeheer (Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)).
Voor woningbouw geldt dat woningbouwprojecten van netto niet meer dan 1500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) niet in betekende mate bedragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit (art. 4 lid 1 Besluit NIBM jo. art. 4 lid 2, bijlage 3B.2 Regeling NIBM).
Het onderhavige project valt met twee nieuw te realiseren woningen zonder meer onder de Regeling NIBM.
Luchtkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor het project.
De veiligheid rond bedrijven wordt gereguleerd in de vigerende milieuvergunning (of een geldende Algemene Maatregel van Bestuur) en het Besluit externe veiligheid inrichtingen van 21 oktober 2004 (Bevi). In het Bevi worden specifieke regels opgenomen voor specifieke risicovoIle inrichtingen. Het gaat hierbij onder meer om inrichtingen in het kader van het Besluit risico's zware ongevallen 1999, LPG-tankstations, inrichtingen waar gevaarlijke (afval)stoffen of bestrijdingsmiddelen in emballage van meer dan 10.000 kg worden opgeslagen, inrichtingen met een koel-of vriesinstallatie met meer dan 400 kg ammoniak. In het Bevi heeft iedere risicovolle inrichting een veiligheidszone gekregen. Dit heet de plaatsgebonden risicocontour (PR-contour). Binnen deze contour mogen nieuwe kwetsbare objecten (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen, grootschalige kantoren, hotels, winkelcentra, campings) of beperkt kwetsbare objecten (zoals verspreid liggende woningen, bedrijfswoningen dan wel bedrijfsgebouwen van derden, kleinere kantoren, hotels en winkels, sporthallen, zwembaden) niet of niet zonder meer worden opgericht. Het Bevi gaat uit van een PR-contour 10-6 /jr.
Het kan gaan om inrichtingen waarbij door middel van een vaste afstand wordt voldaan aan deze contour (zogenaamde “categoriale inrichtingen”) en inrichtingen waarbij deze contour individueel moet worden berekend (Quantitative Risk Assement (QRA)). Dit is geregeld in Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi).
Bij het nemen van een planologisch besluit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan) moet het bevoegd gezag deze contour in acht nemen voor kwetsbare objecten. Hierbij geldt de PR-contour 10-6/jr. als grenswaarde. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de contour als richtwaarde, d.w.z. in principe moet PR 10-6/jr. aangehouden worden, maar er mag gemotiveerd van worden afgeweken.
Naast het plaatsgebonden risico kent het Bevi ook het groepsrisico (GR). Het groepsrisico geeft aan wat de kans is op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000 dodelijke slachtoffers in de omgeving van de beschouwde bron. Het aantal personen dat in de omgeving van de bron verblijft bepaalt daardoor mede de hoogte van het groepsrisico. Voor het GR geldt geen harde juridische norm (zoals de PR-contour 10-6/jr. wel is) maar een zogenaamde oriënterende waarde. Het berekende groepsrisico wordt weergegeven in een curve, waarbij de kans op een ongeval wordt uitgezet tegen het aantal mensen dat daarbij omkomt. In dezelfde grafiek wordt de oriënterende waarde uitgezet. Als die wordt overschreden door een ruimtelijke ontwikkeling moet dat worden verantwoord. Hiermee wordt in beeld gebracht of en in welke mate het bevoegd gezag het GR wel of niet aanvaardbaar vindt, al dan niet na het nemen van maatregelen.
De woningen zijn te kwalificeren als een kwetsbaar object . Volgens de Risicokaart van de provincie Limburg liggen in de directe omgeving van het plangebied (binnen een straal van 700 meter) geen risicovolle inrichtingen.
Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), stelt regels aan transportroutes en de omgeving daarvan. Zo moet een basisveiligheidsniveau rond transportassen (plaatsgebonden risico) en een transparante afweging van het groepsrisico worden gewaarborgd. Daarmee wordt de opdracht aan het bevoegd gezag voor ruimtelijke besluiten nadrukkelijk vastgelegd om rekening te houden met de risico's van transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor. In het basisnet is de omvang voor de verschillende transportmodaliteiten vastgelegd.
De dichtstbijzijnde weg waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt is de N270 (Deurneseweg). De PR-contour 10-6/jr bedraagt hier 0 meter; het plangebied ligt op een afstand van ruim 2100 meter.
Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt milieuzonering gehanteerd. Hieronder wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woongebieden. Om milieuzonering hanteerbaar te maken wordt gebruik gemaakt van de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals die is opgenomen in de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering'.
De indeling van de bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten is vastgelegd een Staat van bedrijfsactiviteiten die is opgenomen in de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering', van maart 2009. In deze Staat worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in een zestal categorieën met toenemende potentiële milieuemissies. Op grond van deze Staat kan een beleidsmatige selectie worden gemaakt van de op het plangebied toe te laten bedrijfsactiviteiten. De bedrijven zijn op basis van de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI-codes) in deze Staat gerangschikt. Per bedrijfsactiviteit is voor elk ruimtelijk relevante milieucomponent (geur, stof, geluid en gevaar) een richtafstand aangegeven die in beginsel moet worden aangehouden tussen een bedrijf en milieugevoelige objecten (woningen) om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. Bij het bepalen van deze richtafstanden zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
De grootste afstand van de milieucomponenten vormt de indicatie voor de aan te houden afstand van de bedrijfsactiviteit tot een milieugevoelig object. Elk bedrijf c.q. bedrijfsactiviteit wordt in een bepaalde milieucategorie ingedeeld. De milieucategorie is direct afgeleid van de grootste afstand.
Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kortere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype 'gemengd gebied', dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hogere milieubelasting kent. In zo'n geval is het ruimtelijk aanvaardbaar dat de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd.
Het plangebied ligt binnen de bebouwde kom van Venray.
In de directe nabijheid (binnen 300 meter) van het plangebied bevinden zich geen bedrijven anders dan kleinschalige, aan huis verbonden bedrijvigheid welke passend is binnen een woonomgeving.
De realisatie van de twee woningen belemmert derhalve geen omliggende bedrijven/bedrijfsfuncties, en evenmin wordt het project belemmerd door overige functies.
Ruimtelijk relevante leidingen en straalpaden worden op de plankaart en in de planvoorschriften geregeld. Leidingen met ongevaarlijke stoffen zoals hoofdwatertransportleidingen, afvalwatertransport-/rioolpersleidingen zijn in beginsel niet opgenomen in het bestemmingsplan, tenzij door de leidingbeheerder de noodzaak voor opname is aangetoond. Een vereiste voor opname in het bestemmingsplan is dat de opgave van de ligging van de leidingen op digitale wijze dient te geschieden. Dit in verband met het bepalen van de exacte ligging.
Een buisleiding die wordt gebruikt voor transport van gevaarlijke stoffen, vormt een risico voor de veiligheid. Als de leiding gaat lekken, kunnen de gevaarlijke stoffen vrijkomen en ontstaat er een kans op explosie, vergiftiging van mensen of dieren of verontreiniging van het milieu.
In het Besluit externe veiligheid buisleidingen zoals dit per 1 januari 2011 geldt, staan veiligheidseisen voor de exploitant en de gemeente. Exploitanten hebben een zorgplicht en moeten ervoor zorgen dat hun buisleidingen veilig zijn. Gemeenten moeten buisleidingen in hun bestemmingsplannen opnemen en bij nieuwbouw zorgen voor genoeg afstand tot de buisleidingen.
In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen leiding- of hoogspanningkabeltracés welke belemmerend zijn voor het project.
Verspreid over Nederland staat een aantal militaire- en burgerradarstations. Deze dienen voor de beveiliging van het nationale luchtruim en voor de veilige afhandeling van het militaire en het civiele luchtverkeer. Objecten hoger dan 65 m boven NAP binnen 15 nautische mijl (circa 28 km) van dit radarstation kunnen aanleiding geven tot verstoring van het radarbeeld en kunnen derhalve niet worden toegestaan, tenzij uit onderzoek is gebleken dat de mate van verstoring aanvaardbaar is. Hiervoor dient door TNO een radarhinderonderzoek te worden uitgevoerd. Op basis van dit onderzoek beoordeelt Defensie de aanvaardbaarheid van de verstoring. Op grond van het bestemmingsplan is het niet mogelijk objecten op te richten die hoger rijken dan 65 m boven NAP, zodat het bestemmingsplan geen belemmering vormt voor het radarverstoringsgebied.
Op vele locaties in Nederland bevinden zich nog conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in de ondergrond, zoals niet ontplofte vliegtuigbommen (blindgangers, granaten, mijnen en (handwapen)munitie. Het gehele grondgebied van de gemeente Venray heeft in de Tweede Wereldoorlog zwaar onder vuur gelegen. Bij eventuele grondwerkzaamheden en nieuwe ontwikkelingen in het plangebied, dient er uit het oogpunt van veiligheid en zorgvuldigheid gezocht te worden naar niet gesprongen explosieven (NGE). Met behulp van het explosievenonderzoek worden de aanwezigheid en risico's van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in kaart gebracht. De gemeente Venray adviseert bij grondwerkzaamheden en nieuwe ontwikkelingen een detectieonderzoek uit te (laten) voeren.
Dit onderzoek dient plaats te vinden in het kader van de Arbowetgeving en is in het kader van de bestemmingsplanprocedure niet juridisch afdwingbaar. Het is echter te allen tijden de verantwoordelijkheid van de eigenaar van de grond om bij grondwerkzaamheden te zorgen voor een gezonde en veilige werkomgeving.
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Limburg. In het kader van het beleid van zowel de gemeente Venray als het waterschap dient binnen het plangebied een duurzaam waterhuishoudkundig systeem gerealiseerd te worden. Concreet betekent dit dat er sprake moet zijn van gescheiden schoon- en vuilwaterstromen die afzonderlijk worden verwerkt. Vanuit de eisen genoemd in de Toetssteen Openbare Ruimte 2019 van de gemeente Venray gelden daarbij de volgende uitgangspunten:
Ook in het kader van het beleid van het waterschap dient binnen het projectgebied een duurzaam waterhuishoudkundig systeem gerealiseerd te worden, hetgeen betekent dat er sprake moet zijn van gescheiden schoon- en vuilwaterstromen die afzonderlijk worden verwerkt. Vanuit het waterschap Limburg gelden daarbij de volgende uitgangspunten als wens:
Doorgaans zijn lager gelegen gebiedsdelen het meest geschikt. Nagaan of plangebied nodig is voor wateropgave van omliggende gebieden; zorgen dat geen logische waterstructuren worden geblokkeerd.
Voorkomen van wateroverlast en erosie door afstromend water vanuit de omgeving naar het plangebied en andersom.
Input voor ontwerpen van het hemelwatersysteem. Denk ook aan bodemverontreinigingen.
Schoonhouden, scheiden, zuiveren.
Hergebruik water, vasthouden in de bodem (infiltratie), tijdelijk bergen, afvoeren naar oppervlaktewater, afvoeren naar gemengd of DWA-riool.
Verantwoorde systeemkeuze conform voorkeurstabel; maatwerk per situatie. Bij voorkeur toepassen van bovengrondse waterhuishoudkundige voorzieningen. Bij diepte-infiltratie gelden zeer strenge randvoorwaarden; liever geen diepte-infiltratie toepassen.
Infiltratie- en bergingsvoorzieningen in het plan dimensioneren op Infiltratie- en bergingsvoorzieningen in het plan dimensioneren op 100 mm per etmaal voor Noord Limburg (ten noorden van Sittard) en 80 mm per twee uur ten zuiden van Sittard met een beschikbaarheid van de gehele berging binnen 24 uur.
Denk aan bereikbaarheid, controlemogelijkheid, verantwoordelijkheid.
Binnen het plangebied moet een duurzaam waterhuishoudkundig systeem aanwezig zijn om de hoeveelheid regenwater te verwerken dat gelet op het ter plaatse aan de orde zijnd (nieuw) afvoerend verhard oppervlak van globaal 240 m² (bebouwing inclusief erfverhardingen) binnen het plangebied valt.
De K-waarde (geeft de mate van infiltratiegeschiktheid aan) van het plangebied bedraagt volgens de kaart inzake de bodemdoorlatendheid (K-waarde) van de gemeente Venray van het waterschap 0,75 - 1,5 m/dag. De onderhavige gronden zijn derhalve geschikt voor hemelwaterinfiltratie. Bij de bepaling van de capaciteit/kwantiteit van de gekozen infiltratievoorziening wordt, op basis van de eisen zoals neergelegd in de Toetssteen Openbare Ruimte 2019, uitgegaan van een neerslaggebeurtenis waarbij 40 mm neerslag valt in 24 uur. De te realiseren waterbergingsruimte kan dan berekend worden door de toename van het afvoerend verhard oppervlak (m2) te vermenigvuldigen met 0,04 m.
Benodigde buffercapaciteit bedraagt in casu 240 m2 x 0,04 m = 9,6 m3
Er zal derhalve moeten worden voorzien in een buffer van 9,6 m3 (uiteraard afhankelijk van het concrete bouwplan), hetgeen per woonperceel een infiltratievoorziening (bijvoorbeeld in de vorm van een infiltratiekrat/grindkoffer) aangebracht dient te worden van bijna 5 m3.
Afvoer van huishoudelijk afvalwater dient plaats te vinden via het aanwezige vuilwaterriool.
Bouwmaterialen
De gemeente Venray streeft naar het terugdringen van het gebruik van uitlogende bouwmaterialen. Dit aspect is als aanbeveling opgenomen in het pakket duurzaam bouwen. Er zal derhalve, voorzover relevant, geen gebruik worden gemaakt van uitlogende bouwmaterialen.
Het bestemmingsplan heeft als doel het planologisch-juridisch kader te geven voor de ontwikkeling van het beschreven plan. De nadere juridische invulling is gedetailleerd geregeld. Dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende onderdelen:
Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Waar dat noodzakelijk was , is afgeweken van de standaard en is het plan specifiek toegesneden op de feitelijke situatie in het onderhavige plangebied. De plansystematiek voldoet aan de volgende RO-standaarden 2012:
Er is, volgens de Wro, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik.
Verder is aansluiting gezocht bij de systematiek van het bestemmingsplan Venray.
In de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis ingevolge het voorliggende plan, indien en voor zover deze in de regels daaraan wordt gegeven. Als een aanduiding juridisch gezien geen enkele betekenis heeft, is deze niet opgenomen in de verbeelding. Ten behoeve van de leesbaarheid is het plan wel op een topografische ondergrond gelegd. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in de hoofdgroepen volgens de SVBP2012 en zijn bij de verbeelding opgenomen in een renvooi.
Opgemerkt wordt nog dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen, immers de wijze van raadplegen is ook verschillend. Inhoudelijk zijn geen verschillen te vinden.
De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, in bestemmingsregels, in algemene regels en in overgangs- en slotregels.
De Inleidende regels (hoofdstuk 1) bestaan uit begrippen en de wijze van meten, teneinde te voorkomen dat discussie ontstaat over de interpretatie van de regels. In de Begrippen (artikel 1) wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als gebruikte begrippen niet in deze lijst voorkomen, dan geldt de uitleg/interpretatie conform het dagelijks taalgebruik.
In het artikel over de "Wijze van meten" (artikel 2) worden de te gebruiken meetmethodes vastgelegd.
Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingen. De bestemmingen vangen steeds aan met de bestemmingsbenaming. Daarna wordt in de doeleindenomschrijving weergegeven voor welke doeleinden de betreffende gronden bestemd zijn. Indien er sprake zou kunnen zijn van conflicterende belangen, is er een nadere detaillering van de doeleinden opgenomen waarin wordt vermeld welke doeleinden prevaleren. Vervolgens wordt in de bebouwingsregeling aangegeven welke bouwwerken bij recht mogen worden opgericht en welke situerings- en maatvoeringseisen hiervoor gelden. In sommige bestemmingen wordt bovendien nader ingegaan op de toegestane voorzieningen. Vervolgens is een gebruiksbepaling opgenomen waarin wordt aangegeven dat gronden en opstallen niet in strijd met de bestemming mogen worden gebruikt. Voor de duidelijkheid is in een aantal situaties aangegeven die in ieder geval in strijd met de bestemming worden geacht.
In de Algemene regels (hoofdstuk 3) zijn opgenomen de Anti-dubbeltelbepaling, de algemene bouwregels, de algemene afwijkingsregels, de algemene wijzigingsregels, de algemene procedureregels voor wijzigingen, ontheffingen en nadere eisen en de overige regels.
In de Overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4) zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen.
Omdat onderhavig bestemmingsplan slechts een partiële herziening inhoudt, zijn in de regels ook slechts de gewijzigde bepalingen opgenomen.
De realisatie van het project geschiedt voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke financiën zijn hierbij niet in het geding. De te ontwikkelen gronden zijn in eigendom van initiatiefnemer danwel worden tijdig overgedragen van de eigenaren aan initiatiefnemer. Hierbij dient aandacht te zijn voor een klein deel van het plangebied dat in eigendom is van de gemeente en waarin een gemeentelijk vuilwaterriool is gelegen. Door het verleggen van deze leiding en het verwerven van dit deel van de gronden, is het vestigen van een recht van opstal niet nodig en zijn er daarna geen gebruiksbeperkingen. De daarin aanwezige eindput wordt door en voor rekening van de gemeente verplaatst naar de weg. Dit aspect zal door initiatiefnemer en gemeente Venray separaat aan de planologische procedure verder worden geregeld. De benodigde reststrook van de gemeente zal overgedragen worden aan initiatiefnemer tegen de gebruikelijke uitgiftevoorwaarden. Verder zijn de gronden niet belast met beperkt zakelijke rechten van derden.
Er is sprake van een bouwplan op basis van grexwet; er wordt een anterieure overeenkomst gesloten met betrekking tot kostenverhaal, ambtelijke kosten, bijdragen bovenwijkse voorzieningen en ruimtelijke ontwikkeling en planschade.
Elk nieuw bestemmingsplan ontstaat uit een initiatief. De totstandkoming begint met de beslissing dat een bestemmingsplan zal worden opgesteld.
Conform artikel 3.1.1. Bro wordt de provincie Limburg en waterschap Limburg in het kader van dit bestemmingsplan betrokken in het vooroverleg.
Artikel 3.8 Wro regelt de procedure van het bestemmingsplan. Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Awb van toepassing. Hierbij zijn een aantal aanvullingen:
Binnen twee weken wordt het besluit tot vaststelling bekend gemaakt. Indien door de Gedeputeerde Staten (GS) een zienswijze is ingediend en deze niet volledig is overgenomen, dan vindt bekendmaking plaats binnen zes weken na vaststelling. Dit geldt tevens indien de gemeenteraad wijzigingen aanbrengt in het ontwerp. In deze gevallen zend het college na vaststelling onverwijld een afschrift van het raadsbesluit aan de GS.
Indien het Rijk of de provincie gebruik wil maken van haar aanwijzingsbevoegdheid gaat deze termijn niet op. Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan wordt dan, met uitsluiting van het onderdeel waarop het aanwijzingsbesluit ziet, samen met het aanwijzingsbesluit bekend gemaakt.
Het besluit treedt in werking 1 dag na afloop van de beroepstermijn.
In het kader van het wettelijk overleg zal onder meer overleg plaatsvinden met de provincie Limburg en het Waterschap Limburg.
In juli-augustus 2020 heeft initiatiefnemer omwonenden geïnformeerd van zijn bouwplannen; hij heeft het bevoegd gezag verslag gedaan van de reacties van de omwonenden. Deze omgevingsdialoog heeft niet geleid tot een aanpassing van de plannen.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 18 juni 2021 gedurende 6 weken voor een ieder ter inzage gelegen.
Gedurende deze periode zijn 2 zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen hebben niet geleid tot wijzigingen in het plan.