Plan: | Agrobaan 13 en 15 Ysselsteyn |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0984.BP20002-va01 |
In deze planregels wordt verstaan onder:
1. Het plan:
Het bestemmingsplan “Agrobaan 13 en 15 Ysselsteyn” van de gemeente Venray.
2. Het bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0984.BP20002-va01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
3. De verbeelding:
De verbeelding van bestemmingsplan “Agrobaan 13 en 15 Ysselsteyn”, bestaande uit kaart met kenmerk NL.IMRO.0984.BP20002-va01.
4. Aanduiding:
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
5. Aanduidingsgrens:
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
6. Bebouwing:
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
7. Bedrijf:
Een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en/of verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel productiegebonden detailhandel plaatsvindt.
8. Bebouwingspercentage:
Een op de verbeelding of in de regels van dit plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat minimaal mag worden bebouwd.
9. Bestaand:
10. Bestemmingsgrens:
De grens van een bestemmingsvlak.
11. Bestemmingsvlak:
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
12. Bouwen:
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
13. Bouwgrens:
De grens van een bouwvlak.
14. Bouwlaag:
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en de voor personen toegankelijke onderbouw en met uitsluiting van een zolder.
15. Bouwperceel:
Een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
16. Bouwperceelgrens:
De grens van een bouwperceel.
17. Bouwvlak:
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
18. Bouwwerk:
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal welke hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
19. Brutovloeroppervlak:
De som van de horizontale vloeroppervlakte van alle tot het gebouw behorende binnenruimten, met inbegrip van de daarbij behorende kantoren, magazijnen, werkplaatsen en overige dienstruimten, buitenwerks gemeten.
20. Detailhandel:
Het bedrijfsmatig aan particulieren te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling en verkoop en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijfsactiviteit.
21. Erf:
Het onbebouwde gedeelte van een perceel, dat direct gelegen is bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.
22. Eigen terrein:
Het terrein dat is uitgegeven in erfpacht, is verhuurd of in gebruik gegeven aan, dan wel in eigendom is van een natuurlijke persoon of rechtspersoon, welke de betreffende gronden gebruikt ten behoeve van een middels de regels van dit plan ter plaatse toegestane functie.
23. Gebouw:
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
24. Geluidszoneringsplichtige inrichting:
Een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld.
25. Gevellijn:
Een op de verbeelding aangegeven voorgevelrooilijn.
26. Groothandel:
Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen, tot aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
27. Hoeksituatie:
Een bouwvlak waarvan de bouwgrenzen gelegen zijn langs twee of meer openbare wegen.
28. Kantoor(activiteiten):
Activiteiten die in overwegende mate bestaan uit administratieve werkzaamheden, dan wel werkzaamheden die worden uitgevoerd uit hoofde van juridische, bancaire, ontwerptechnische of hiermee vergelijkbare dienstenverlenende beroepsgroepen, dan wel werkzaamheden welke verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen of hiermee vergelijkbare instellingen.
29. Milieuhygiënische uitvoerbaarheid:
Overkoepelend begrip voor relevante milieuaspecten zoals onder andere geluid, bodem, geurhinder, luchtkwaliteit, externe veiligheid, aan welke bijbehorende wettelijke kaders getoetst dienen te worden.
30. Ondergeschikt bouwdeel:
Een buiten de gevel of het dakvlak uitstekend ondergeschikt deel van een gebouw, zoals bijvoorbeeld luifels, liftopbouwen of -kokers, antennes, reclame-uitingen, technische installaties en noodtrappen, met uitzondering van uitgebouwde gedeeltes van een gebouw.
31. Ondergeschikte detailhandel:
Beperkte (maximaal 15 % van de vloeroppervlakte) op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen, die functioneel verband houden met de bedrijfsactiviteiten.
32. Interne ontsluitingsstructuren:
(Straat)Verhardingen ten behoeve van de ontsluiting van de op het terrein gelegen bedrijfspercelen.
33. Peil:
34. Prostitutie:
Het bedrijfsmatig geven van gelegenheid tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen vergoeding.
35. Risicovolle inrichting:
36. Staat van bedrijfsactiviteiten:
Bedrijfsactiviteitenlijst ontleend aan de VNG uitgave “Bedrijven en Milieuzonering” zoals opgenomen in Bijlage 1 van deze planregels.
37. Seksinrichting:
Een voor het publiek toegankelijk besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of erotisch / pornografische voorstellingen plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, seksautomatenhal en sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
38. Stedenbouwkundig beeld:
Het beeld dat wordt bepaald door de bouwmassa's, de gevelindeling, en de dakvormen van de bebouwing, alsmede de situering en de verschijningsvorm in zijn omgeving.
39. Voorgevelrooilijn:
De (denkbeeldige) lijn die evenwijdig aan de voorgevel van het hoofdgebouw loopt tot aan de zijdelings perceelsgrenzen. Een bouwvlak gelegen langs meerdere openbare wegen (hoeksituatie) heeft meerdere voorgevellijnen.
40. Waterhuishoudkundige voorzieningen:
Voorzieningen ten behoeve van waterberging of -infiltratie en voorzieningen ten behoeve van de aan- en afvoer van (hemel)water, zoals leidingen, watergangen, waterlopen en waterpartijen.
41. Weg:
Een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten.
42. Wegbeheerder:
De beheerder van een (auto)(snel)weg.
43. Werk:
Een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.
Bij de toepassing van deze bepalingen wordt als volgt gemeten:
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
Vanaf het peil tot de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
De vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
De tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
Horizontaal tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
De in deze bepalingen gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op gevel- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels, dakgoten en overstekende daken, ventilatiekanalen, schoorstenen en soortgelijke ondergeschikte bouwdelen.
De voor ' Bedrijf ' aangewezen gronden zijn, met inachtneming van de Artikel 6 (Algemene aanduidingsregels) bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Ten aanzien van de situering en maatvoering van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
Voor gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde van openbaar nut, zoals voorzieningen voor telecommunicatie, water- en energiedistributie, geldt dat:
Ten aanzien van de situering en maatvoering van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de op grond van dit artikel toegelaten situering en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken met een maximum afwijkingspercentage van 10%, indien dit noodzakelijk is, ter voorkoming van onevenredig nadelige gevolgen voor:
Burgemeester en Wethouders zijn, daar waar binnen het bouwvlak ingevolge de aanduiding 'maximale bouwhoogte' een maximale bouwhoogte van 8 m geldt, bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 3.2.2 onder b voor de oprichting van gebouwen met een maximale bouwhoogte van 12 m.
Een in 3.4 genoemde ontheffing kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval verstaan:
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:
Een in 3.6 genoemde ontheffing kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Conform artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening is het verboden de gronden of opstallen gelegen binnen dit bestemmingsplan te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze welke in strijd is met dit bestemmingsplan.
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de binnen dit bestemmingsplan gelegen gronden en opstallen voor prostitutiedoeleinden, dan wel de exploitatie van een seksinrichting of daarmee vergelijkbare vorm van bedrijf.
Ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerzone' geldt dat die gronden -naast de andere aangewezen bestemming(en)- primair bestemd zijn als obstakelvrij (start- en landings) vlak - IHCS (Inner Horizontal en Conical Surface) en het radarverstoringsgebied van de vliegbasis Volkel, ter bescherming en waarborging van de vliegverkeersveiligheid.
In de nadere uitwerking worden regels gesteld ten aanzien van de maatvoering van de gebouwen, waarbij geldt dat de maximale bouwhoogte nooit meer mag bedragen dan 65 m boven NAP, inclusief in het plan op te nemen ontheffings- en/of wijzigingsbevoegdheid.
Indien hierbij geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, zijn Burgemeester en wethouders bevoegd ontheffing te verlenen van de desbetreffende bepalingen in het plan voor:
Bij het verlenen van een ontheffing van de regels van dit plan op grond van dit artikel of op grond van een een elders in deze planregels opgenomen ontheffingsbevoegdheid dient ten behoeve van de (toekomstige) functie waarvoor de ontheffing wordt verleend te allen tijden te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Agrobaan 13 en 15 Ysselsteyn”.