direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Duitse militaire begraafplaats Ysselsteyn
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0984.BP17017-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Timmermannweg 75 te Ysselsteyn (gemeente Venray) bevindt zich de Duitse Militaire Begraafplaats. Hier liggen alle Duitse soldaten (en verschillende andere nationaliteiten die voor de Duitsers gevochten hebben) die in de Eerste en Tweede Wereldoorlog omgekomen zijn in Nederland. Er liggen in totaal bijna 32.000 oorlogsdoden begraven. Qua oppervlakte (28 hectare) is dit de grootste Duitse oorlogsbegraafplaats in de wereld.

Sinds 1976 wordt de Duitse Militaire Begraafplaats in Ysselsteyn verzorgd door de Volksbund Deutsche Kriegsgräberfürsorge e.V. De Volksbund Deutsche Kriegsgräberfürsorge e.V. is een vereniging die als doel heeft, de Duitse oorlogsdoden te bergen, begraven en de begraafplaatsen te onderhouden. De Volksbund krijgt zijn middelen uit contributie van haar leden, collectes en een bijdrage van de Duitse regering (ca. 30%). Deze middelen zijn voor het onderhoud van de graven maar niet voor educatieve activiteiten.

Een aantal initiatiefnemers hebben de taak op zich genomen om er voor zorg te dragen dat educatie en informatie over de Tweede Wereldoorlog onderdeel wordt van (een bezoek aan) de Duitse Militaire Begraafplaats. Daartoe hebben zij de Stichting 'Vrienden van Ysselsteyn' opgericht (hierna ook te noemen : de Stichting).

De Stichting heeft concreet het voornemen om een nieuw educatief paviljoen en een logeerunit op te richten. Dit gebouw moet met name het bestaande ontvangstgebouw vervangen dat veel te klein en niet meer voldoet aan de ambitie van de Stichting voor een nieuwe ontvangstruimte, ruimte voor educatie-en informatiedoeleinden, ruimte voor ontmoetingen en een kleine horecavoorziening.

De locatie is gelegen binnen het bestemmingsplan 'Buitengebied Venray 2010' en is – onder meer - bestemd als 'Maatschappelijk-Militaire zaken', 'Waarde-Archeologie 2', 'bouwvlak' en 'specifieke vorm van Maatschappelijk-Militaire zaken-educatief centrum'. De beoogde bouwontwikkeling is (deels) gepland buiten het bouwvlak, waar volgens de planregels geen gebouwen mogen worden opgericht. Een herziening van dit bestemmingsplan ten behoeve van de beoogde bebouwing is derhalve noodzakelijk.

Het vigerende bestemmingsplan maakt de verwezenlijking van het plan niet mogelijk. De gemeente Venray acht deze ruimtelijke ontwikkeling echter wenselijk en zal dan ook medewerking verlenen aan dit project door de vaststelling van een planologisch-juridische regeling in de vorm van een bestemmingsplan.

Het voorliggende bestemmingsplan 'Duitse militaire begraafplaats Ysselsteyn' voorziet in een adequate planologisch-juridische regeling voor het project . Dit bestemmingsplan bestaat uit een digitale en analoge verbeelding met de daarbij behorende regels waaraan een toelichting is toegevoegd. Naast de digitale versie is er tevens een versie op papier van het bestemmingsplan beschikbaar.

1.2 Het plangebied

Het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan is gelegen in het buitengebied. Het plangebied ligt ten zuiden van het dorp Ysselsteyn. Het plangebied is kadastraal bekend als gemeente Venray, sectie M, nr. 1655 en plaatselijk bekend als Timmermannsweg 75. De totale oppervlakte van het plangebied bedraagt 3196 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17017-va01_0001.jpg"

ligging plangebied

Op onderstaande afbeelding wordt de begrenzing van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17017-va01_0002.jpg"

plangrens

1.3 Voorgaande plannen

Voor het plangebied vigeren de volgende bestemmingsplannen:

Naam bestemmingsplan   Bestemmingen en aanduidingen   Vaststelling Raad  
- Buitengebied 'Venray 2010'
- Buitengebied 'Venray 2010-herziening regels'  
- Maatschappelijk-Militaire zaken
- Waarde-Archeologie 2
- bouwvlak
- maatvoering :bouwhoogte max. 5 m. en goothoogte max. 3.5 m.
- specifieke vorm van Maatschappelijk-Militaire zaken-educatief centrum'  
- 14-12-2010
- 20-09-2017  

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17017-va01_0003.jpg"

uitsnede verbeelding vigerend bestemmingsplan

De beoogde bouwontwikkeling is (deels) gepland buiten het bouwvlak, waar volgens de planregels geen gebouwen mogen worden opgericht. Bovendien bedraagt de nieuwe goothoogte 4,6 meter en overschrijdt daarmee de maximale toegelaten goothoogte van 3,5 meter. De geldende bestemmingsplannen kennen geen binnenplanse mogelijkheid om deze strijdigheid op te heffen. Een herziening van deze bestemmingsplannen ten behoeve van de beoogde bebouwing is derhalve noodzakelijk.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting bestaat uit de volgende delen. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2 met een uitgebreide analyse van (de waarden van) het plangebied. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de ruimtelijke ontwikkeling zelf. In hoofdstuk 4 wordt het plan getoetst aan het geldende ruimtelijke beleid. Hoofdstuk 5 geeft inzicht in de milieu-planologische aspecten. Hoofdstuk 6 bevat de waterparagraaf. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is neergelegd in hoofdstuk 7. In hoofdstuk 8 wordt aandacht besteed aan de handhaving van het bestemmingsplan. De economische uitvoerbaarheid is neergelegd in hoofdstuk 9. Hoofdstuk 10 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure inclusief de maatschappelijke uitvoerbaarheid .

Hoofdstuk 2 Analyse van het plangebied

In dit hoofdstuk wordt de feitelijke situatie van het plangebied beschreven. Er wordt kort ingegaan op het historisch perspectief. Ook wordt er ingegaan op de aanwezige ruimtelijk-functionele structuur van het plangebied en omgeving. Ook worden de aanwezige gebiedswaarden (natuur en landschap, flora en fauna en cultuurhistorie) van het plangebied beschreven.

2.1 Beschrijving plangebied e.o.

2.1.1 Begraafplaats

De Duitse Militaire Begraafplaats bevindt zich in Ysselsteyn. De begraafplaats is de enige Duitse soldatenbegraafplaats in Nederland. Hier liggen alle Duitse soldaten (en verschillende andere nationaliteiten die voor de Duitsers gevochten hebben) die in de Eerste en Tweede Wereldoorlog omgekomen zijn in Nederland. Er liggen in totaal bijna 32.000 WOII doden begraven.Op eenlichtgolvend heide- en veenlandschap, “De Peel”, hebben deze soldaten hun laatste rustplaats gevonden. Qua oppervlakte (28 hectare) is dit de grootste Duitse Oorlogsbegraafplaats in de wereld.

De graven zijn verspreid over diverse grafvelden. De grafstenen hebben allemaal de vorm van een Latijns kruis, ongeacht welk geloof de gesneuvelde aanhing. Op de kruisen staat, indien bekend, de naam, rang, geboorte- en sterfdatum. Ongeveer 5000 personen konden niet geïdentificeerd worden. Deze zijn aangegeven met “Ein deutscher Soldat” of “Ein unbekannter deutscher Soldat”. Ook zijn er zogeheten kameradengraven. Hier liggen meerdere soldaten in één graf begraven. In het midden van de begraafplaats is een centrale herdenkingsplaats aanwezig.

2.1.2 Informatiegebouw

Het plangebied zelf bestaat uit het bestaande informatiegebouw, een kantoor, opslag ruimte, een wandelpad en een bosgebied. Het huidige informatiegebouw van de begraafplaats is niet veel meer dan een toiletgebouw en een gastenboek met plattegrond van de begraafplaats. Er liggen namenregisters met alle namen van de militairen die hier begraven liggen. Met deze registers is het mogelijk de graven van de bekende militairen op te zoeken. Dit gebouw zal in de toekomst plaats moeten gaan maken voor een modern nieuw multifunctioneel bezoekerscentrum.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17017-va01_0004.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17017-va01_0005.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17017-va01_0006.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17017-va01_0007.jpg"

2.2 Historisch perspectief

Ysselsteyn is ruim 80 jaar geleden aangelegd in een destijds nieuw ontginningslandschap. De restanten van het daarvoor aanwezig uitgestrekte hei- en bosterrein, treft men nog aan in de directe omgeving zoals in de Heidse Peel.Ysselsteyn werd in het begin van de 20e eeuw gesticht als compleet nieuwe nederzetting in het kader van de grote Peelontginning. Vanuit Venray werd destijds het initiatief genomen om in het kader van de grootschalige aanleg van nieuwe cultuurgronden juist op deze plek nieuwe woningen en nieuwe agrarische bedrijven te stichten. De ruggegraat van het stedenbouwkundig plan bestond uit een Y-vormig wegenstelsel.

De Duitse militaire begraafplaats werd in 1946 door de Nederlandse overheid aangelegd.Vast met de geschiedenis van de begraafplaats verbonden is de Nederlandse kapitein Ludwig Johann Timmermans, die in opdracht van de Nederlandse regering van 1948 t/m 1976 als verantwoordelijke begraafplaatsbeheerder werkte. In 1976 werd het beheer overgenomen door de Volksbund Deutsche Kriegsgräberfürsorge e.V. De begraafplaats bestaat nu ruim 70 jaar. In die periode heeft het accent voornamelijk gelegen op identificeren en begraven van de slachtoffers en het beheren van de begraafplaats.

2.3 Ruimtelijke structuren

2.3.1 Ruimtelijke hoofdstructuur, stedenbouw en landschap

Van oorsprong bestaat er een sterke relatie tussen de wegenstructuur en het natuurlijk landschap. Doorgaande wegen werden op de hogere gronden aangelegd, waarbij veelal de hoogtegradiënt werd gevolgd. De Deurneseweg (N 270) en de Middenpeelweg (N277) vormen de historische oost-west en noord-zuid-verbindingen tussen Noord-Limburg en Oost-Brabant en vormen tot de dag van vandaag belangrijke ruimtelijke en infrastructurele drager in het gebied. Het overige wegenpatroon is gelijktijdig met de systematische ontginning van het Peelgebied tot stand gekomen en kent in hoofdzaak een rechtlijnig beloop. De meeste erftoegangswegen in Ysselsteyn komen uiteindelijk op de N 270 of N 277 uit.

Ysselsteyn ligt aan de kruising van deze twee oostwest en noord- zuid lopende wegen (N270 en N277, waarvan de laatste door de dorpskern heen loopt). Ten oosten van Ysselsteyn ligt het Peelkanaal, ten zuiden de ontginningsweg. In tegenstelling tot de meer organisch gegroeide stedenbouwkundige structuur van de oude esdorpen, vindt de ruimtelijke opbouw van Ysselsteyn -zowel wat betreft het dorp zelf als het omringende landelijke gebied - zijn oorsprong in een geheel planmatige stedenbouwkundige structuur, die ontwikkeld werd op basis van een (deels aanwezig) geometrisch patroon. De kruising van de doorgaande provinciale wegen, het Y-vormig wegenstelsel met de ringweg en het rechthoekig verkavelingspatroon van het buitengebied, zorgden tezamen voor een heldere en sterke stedenbouwkundige opzet.

Het rechthoekig verkavelingspatroon c.q. het rechthoekige grid van het landelijke (agrarische) gebied rond de bebouwde kom van Ysselsteyn is een duidelijk voorbeeld van de planmatige wijze van het in cultuur brengen van dit soort jonge peelontginningen.

De meeste (agrarische) bedrijven en -bebouwing zijn gevestigd en gebouwd langs de openbare wegen. Het onderhavige plangebied vormt hier een (logische) uitzondering op. Het plangebied ligt op een aanzienlijke afstand (ruim 150 meter) van de Timmermannsweg. Dat heeft alles te maken met de opzet van de begraafplaats waarbij er aan de voorzijde een openbaar toegankelijk parkeerterrein is gelegen en waarbij de bezoekers via een pad in de afschermde, intieme omgeving van de begraafplaats komt. Het te verbouwen informatiegebouw vormt de entree van de begraafplaats. Het terrein van de begraafplaats vormt in wezen een soort 'eiland' - een op zichzelf staand bebouwingcluster - in het omringende landelijke gebied.

2.3.2 Verkeer en parkeren

De wegenstructuur in de kern van Venray is opgebouwd rond de twee ringen (bekend als de binnenring en de buitenring), de verbindingswegen tussen deze ringen en de uitvalswegen naar de kerkdorpen en de (boven)regionale wegen.

In het Venray's Verkeers- en Vervoersplan (VVVP ' Venray veilig en bereikbaar) uit 2007 is een wegcategorisering opgenomen. De wegen in Venray zijn verdeeld in:

  • stroomwegen;
  • gebiedsontsluitingswegen;
  • wijkontsluitingswegen;
  • erftoegangswegen.

De stroomwegen worden gevormd door de auto(snel)wegen buiten de bebouwde kom, zoals de A73.

Gebiedsontsluitingswegen zijn wegen met aparte voorzieningen voor langzaamverkeer (aparte fietspaden of parallelle structuur) en een toegestane snelheid van 50 km/u (binnen de bebouwde kom) en 80 km/u (buiten de bebouwde kom). De weginrichting is vooral gericht op doorstroming. Voorbeelden zijn de Deurneseweg (N 270) en de Middenpeelweg (N277).

Wijkontsluitingswegen zijn wegen binnen de bebouwde kom met een maximum snelheid van 50 km/u waarbij de weginrichting plus omgeving gericht is op een gemengd gebruik van doorstroming en verblijven. Voor langzaam verkeer wordt uitgegaan van fietssuggestiestroken of - waar mogelijk - aparte fietspaden.

De overige wegen binnen en buiten de bebouwde kom zijn erftoegangswegen. Op deze wegen geldt een maximumsnelheid van 30 km/u (binnen de bebouwde kom) of 60 km/u (buiten de bebouwde kom). De verkeersfunctie van deze wegen is perceelsontsluiting. De weginrichting en omgeving is dan ook geheel gericht op verblijven. Een menging van de verschillende verkeersstromen (gemotoriseerd verkeer en langzaamverkeer) wordt hier acceptabel geacht.

Het plangebied wordt ontsloten via de Timmermannsweg. Deze weg heeft verkeerskundig gezien de functie van erftoegangsweg. Ter plaatse zijn ca. 40 parkeerplaatsen aanwezig ten behoeve van de auto's van de bezoekers. Tevens biedt het parkeerterrein ruimte voor het parkeren van ca. 3 bussen.

2.3.3 Groen en water

De hoofdlijnen van het gemeentelijke groenbeleid zijn vastgelegd in het Groenstructuurplan. De visie op de groenstructuur van de dorpen bestaat uit:

  • Het versterken van de ruimtelijke opbouw van de landelijke kern en de onderlinge samenhang van de diverse groenvoorzieningen.
  • Het tot stand brengen van een goede ruimtelijk relatie tussen het omringend landschap en het dorpsgroen.
  • Het handhaven van de centrale open groene ruimte waar omheen het dorp zich heeft ontwikkeld (voor zover nog aanwezig), door betere vorm en meer allure te geven aan het groen rondom de kerk, school en het gemeenschapshuis.
  • De entrees van de dorpen markeren door een laanbeplanting met aanvullende beplanting, dat een verkeersremmende invloed kan hebben.

Openbare groenvoorzieningen zijn niet aanwezig binnen het plangebied. Binnen het plangebied zijn wel aanwezig private groenvoorzieningen in de vorm van bomen en bosschages als onderdeel van de huidige landschappelijke inpassingsstructuur van de begraafplaats. Water in de vorm van oppervlaktewater, waterinfiltratie- of waterbergende voorzieningen (Wadi's, vijvers e.d.) is afwezig binnen het plangebied.

2.4 Functies in het plangebied e.o.

In functionele kent het plangebied een maatschappelijke functie. Voor het overige komen in de omgeving agrarische bedrijven en woningen voor.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijke ontwikkeling

3.1 Ruimtelijke ontwikkeling

In dit hoofdstuk wordt het ruimtelijke project beschreven. Er wordt ingegaan op de bouwkundige maatvoering, stedenbouwkundige aspecten, architectonische kwaliteit, kwaliteit van de openbare ruimte, verkeersaspecten, duurzaam bouwen, brandveiligheid, groen en water.

3.1.1 Noodzaak en uitgangspunten van het project

Er komen jaarlijks ruim 4.000 daggasten naar het JOC en de begraafplaats voor een programma zoals een rondleiding, al dan niet met een thematisch programma. De 25.000 individuele bezoekers, maar ook bussen met schoolklassen, die de begraafplaats jaarlijks ontvangt zonder dat zij zich hebben aangemeld, kunnen vanwege ruimtegebrek nauwelijks begeleid worden, een educatief programma volgen of een goede rondleiding over de begraafplaats krijgen. Hier loopt het JOC voortdurend tegen haar grenzen aan:de bestaande ruimtes zijn niet geschikt voor het gelijktijdig ontvangen van in- en externe groepen. Het is duidelijk dat het aantal gasten nog verder kan groeien als de nodige ruimtes aanwezig zouden zijn. Zonder gebouwelijke uitbreiding is er echter geen mogelijkheid meer om het educatieve aanbod verder te laten groeien.

De staatscommissie Versterking herinnering WO II - ingesteld door de toenmalige Staatssecretaris van VWS en bestaande uit Nationaal Comité 4 en 5 mei (NC),NIOD instituut voor oorlogs-, holocaust-en genocidestudies en de Oorlogsgravenstichting (OGS), wees op het steeds groter wordende belang van de plekken en centra zoals het nieuwe bezoekerscentrum bij de oorlogsbegraafplaats in Ysselsteyn. Zij kiest voor de volgende benadering:

"Het beleid en de activiteiten van het veld kunnen worden vertaald in een viertal domeinen. Geen domeinen die geheel los van elkaar staan, maar een uitsplitsing naar verschillende functies waarlangs de herinnering aan WOII gestalte wordt gegeven. Ze vullen elkaar aan en zijn alle vier nodig om de collectief verbindende toekomst een stevige basis te geven".

Het betreft de volgende 4 domeinen:

  • 1. Kennis: onderzoeken en bewaren

Kennisniveau borgen en vergroten en soepele ontsluiting bewerkstelligen zodat een gedegen basis van beschikbare kennis over (en verwant aan) WOII aanwezig is, feiten in perspectief staan en onderscheid kan worden gemaakt tussen feit en fictie.

  • 2. Museale functie: leren en tonen

De breedte van de herinnering presenteren aan de samenleving en deze (ook) verbinden met nationale en internationale vraagstukken van vandaag.

  • 3. Herdenken en herinneren: beseffen

Het rituele aspect van herinnering, landelijk en lokaal. Het geeft structuur, richting en samenhang voor de samenleving en is startpunt van bewustwording. Doordat het gedurende het hele jaar terugkeert is het een kapstok voor andere domeinen.

  • 4. Educatie en informatie: meedenken en ervaren

Vertaling van WOII in onderwijs en voorlichting. Besef van het eigenverleden en passende vertaling daarvan naar betekenis voor nationale en internationale vraagstukken van vandaag. Deze betekenis wordt lokaal tastbaar gemaakt.

Voor elk van deze domeinen geldt als uitgangspunt voor de ambitie dat men:

  • Niet meer alleen uitgaat van het aanwezige aanbod, maar zich ook richtop de aanwezige vraag. Dus niet alleen ervan uitgaan welke kennis, collectie, educatieprogramma of herdenking historisch of toevallig beschikbaar is, maar ook de vraag waar de samenleving behoefte aan heeft.
  • Inspelen op de genoemde maatschappelijke trends.
  • Niet uitsluitend redeneren vanuit individuele organisaties, maar ook vanuit de meerwaarde voor het totaal: eenheid in verscheidenheid.
  • Uitgaan van een wereld waarin er geen ooggetuigen meer zijn die de oorlog bewust hebben meegemaakt waardoor er een andere houding ten opzichte van WOII zal komen/zijn.

3.1.2 Projectbeschrijving

Alle voorgaande uitkomsten en aanknopingspunten zijn 1 op 1 toepasbaar op de begraafplaats en het bijbehorende educatieve werk en de mogelijkheden die het nieuwe centrum zal gaan bieden. Dit alles bij elkaar maakt de Duitse Militaire Begraafplaats en het bijbehorende JOC in Ysselsteyn tot een unieke plek met unieke mogelijkheden.

Het ruimtelijke en functionele programma van het project bestaat uit een nieuw te realiseren bezoekerscentrum (op onderstaande tekening aangeduid als gebouw A) en twee bestaande gebouwen die nieuwe functies gaan bevatten (aangeduid als gebouwen B en C).

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17017-va01_0008.jpg"

overzicht gebouwen  

Contouren van een nieuw bezoekerscentrum (gebouw A)

Het nieuwe centrum zal:

  • Ruimte bieden aan het groeiende aantal bezoekers
  • Activiteiten verder ontplooien
  • Internationaal netwerk vergroten en onderhouden
  • Het "andere" klaslokaal zijn
  • Toegangscentrum en start- en knooppunt zijn voor wandelen, fietsten recreëren in omliggende natuur (Paardekop, Heidsche Peel) en cultuur (Begraafplaats, Peel-Raam-Stelling)


Door extra ruimtes te creëren zoals:

  • Receptie met bemande informatiebalie en leestafel voor de individuele bezoeker
  • Mini museum en blijvende en wisselende exposities m.b.t. de begraafplaats
  • ontvangstruimte met kleine horeca
  • Werkruimte voor wetenschappelijk onderzoek aangaande de begraafplaats
  • Studieruimte voor studenten, vrijwilligers, journalisten e.a.
  • Multifunctionele ruimte voor lezingen, tentoonstellingen en educatieve programma's e.d.
  • Biblio-/Mediatheek
  • Kantoorruimtes voorbegraafplaatsbeheer en educatieve dienst
  • Vergaderruimtes
  • Toilettengroep
  • Voorraadruimte


Door nieuwbouw voor bestaande functies kan daarnaast in de bestaande ruimtes door aanpassingen het volgende gerealiseerd worden:

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17017-va01_0009.jpg"

indeling gebouw A


Gebouw B

  • Logeerunit voor internationale vrijwilligers van het Europese Erasmus+ programma die het werk gedurende een jaar ondersteunen
  • Kantine en wasgelegenheid voor het personeel en de vrijwilligers
  • Kantoor voorwerker hoveniers


afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17017-va01_0010.jpg"

indeling gebouw B

Gebouw C

Door verplaatsen van ruimtes kan eveneens in een bestaand gebouw het volgende gerealiseerd worden:

  • Wagenremise/garage
  • Werkplaats
  • Opslag gereedschap

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17017-va01_0011.jpg"
indeling gebouw C  


Nieuwe doelgroepen


De functies van het nieuwe bezoekerscentrum betekenen dus een aanzienlijke verbreding en daardoor zal het ruimte gaan bieden aan vele doelgroepen uit voornamelijk Duitsland en Nederland. De vaste doelgroepen zoals de familieleden en schoolklassen zullen nu nog beter bediend kunnen worden. Dat geldt ook zeker voor de toeristen en studenten. Er zullen ook nieuwe doelgroepen, zoals wetenschappers en onderzoekers, aangeboord worden. Ook zal het centrum naar verwachting steeds meer internationale bezoekers gaan trekken. Met name de samenwerking met de Liberation Route Europe werpt hierbij zijn vruchten af. In 2017 werden er onder andere al Canadese, Amerikaanse en Engelse journalisten,600 Canadese studenten en de eerste Engelse Battlefield tours ontvangen. Deze eerste bezoeken waren allemaal erg positief en er is uitgesproken dat deze bezoeken zich gaan herhalen en uitbreiden. Ook de samenwerking met het Oorlogsmuseum Overloon zal hierin zijn vruchten gaan afwerpen. In zijn totaliteit is de verwachting van de Stichting dat de bezoekersaantallen op de begraafplaats zullen gaan verdubbelen. Deze bezoekersprognose is gebaseerd op de ervaringen van zowel de Stichting als de samenwerkende partners hoe bezoekersaantallen zich ontwikkelen naar aanleiding van programmatische, thematische en gebouwelijke ontwikkelingen (waaronder ook een toename van de aanwezige horecavoorzieningen) binnen musea, herdenkingsplaatsen e.d.


Samenwerking als uitgangspunt

Het nieuwe centrum zal niet alleen een ontvangstruimte zijn voor bezoekers maar het zal onder andere ook de functies van kenniscentrum, onderzoekplek, netwerkcentrum, archief en museum gaan vervullen. Dit zal ondersteund worden door de wetenschappelijke raad van de stichting Vrienden van Ysselsteyn en een aantal partners (zoals overheden, universiteiten en musea en herdenkingscentra).

3.1.3 Toeristisch Overstap Punt (TOP) Ysselsteyn-Duitse militaire begraafplaats

Een TOP staat voor Toeristisch Overstap Punt. Een 'knooppunt' waar o.a. diverse bewegwijzerende fiets- en wandelroutes samen komen. Een TOP is goed bereikbaar per auto en beschikt over voldoende parkeergelegenheid. Bij de TOP of in de nabije omgeving van de TOP is horeca te vinden. Daarnaast zijn er diverse fiets voorzieningen zoals bijvoorbeeld een oplaadpunt voor elektrische fietsen.

Een TOP is enerzijds een specifieke plek voor wandelaars en fietsers als een start/vertrekpunt van hun wandel-fiets route en anderzijds wordt met een TOP ook specifiek gebied aangeduid. Een TOP is geen doel maar een middel om met name bezoekers / toeristen van mooie wandel- en fietsroutes te laten genieten. Met daarbij allerlei voorzieningen en bezienswaardigheden die een verblijf ter plekke ook aangenaam en interessant maken omdat er een prima combi ontstaat tussen wandelen of fietsen en genieten van de omgeving, bezienswaardigheden en faciliteiten.

TOP Ysselsteyn-Duitse militaire begraafplaats

De locatie ligt in een landelijk en bosrijk gebied en heeft een ruime parkeergelegenheid die ook geschikt is voor bussen. De locatie is in binnen- en buitenland bekend en trekt jaarlijks al tien duizenden bezoekers en heeft dus al een meer dan boven regionale aantrekkingskracht.

Er zijn plannen om de wandel- en fietsroutes aan te passen. De bestaande wandelroute in de Paardekop (rode paaltjes) zal worden opgenomen in het wandelknooppunten netwerk Venray waarbij deze tevens zal worden verlegd zodat deze vanaf de achterzijde van de begraafplaats rechtdoor naar de voorzijde loopt. De bestaande fietsroute in de buurt zal worden verlegd zodat deze vanaf de uitkijktoren naar de achterzijde van de begraafplaats loopt en om de begraafplaats heen wordt geleid naar de provinciale weg waardoor men zo naar de voorzijde / ingang kan fietsen. Dit zal onderdeel zijn/worden van het fietsknooppunten netwerk Noord Limburg.

Verder worden de volgende zaken t.b.v. de TOP Ysselsteyn gerealiseerd:

  • een gratis Wi-Fi netwerk;
  • allerlei voorzieningen voor fietsers w.o. een oplaadpunt voor e- bikes en het huren van fietsen/tandems;
  • een kleine horeca gelegenheid aangepast op de doelgroep/bezoekers;
  • wandel- en fietskaarten ter inzage en te koop aanbieden;
  • een watertappunt;
  • instappunt voor wandel- en fietsroutes.

De initiatiefnemer van het bezoekerscentrum en de gemeente Venray zullen gezamenlijk bepalen waar de TOP plek (info panelen e.d.) geplaatst gaat worden. Dit ten behoeve van de herkenbaarheid van een TOP en de kwalificatie van het gebied c.q. de locatie.

3.2 Architectuur, beeldkwaliteit en landschappelijke aspecten

Een unieke locatie met een unieke historie zijn de peilers geweest voor het concept van het nieuw te realiseren bezoekerscentrum. Tijdens de ontwerpfase hebben twee vraagstukken centraal gestaan:

  • 1. hoe kunnen we hier een gebouw realiseren welke respect betuigd voor de historie en de beladen context van de plek ?
  • 2. hoe kunnen we architectuur inzetten om de indrukwekkende verhalen die hier verteld worden, nog beter te ondersteunen ?

Het nieuwe bezoekerscentrum is georganiseerd vanuit een formele en een informele verkeersroute. Bezoekers die arriveren op het terrein worden via een formeel voetpad in een rechte zichtlijn geleid naar het grote kruis centraal op de begraafplaats. Bossages zorgen ervoor dat de indrukwekkende schaal van de begraafplaats pas ervaren kan worden op het moment dat men er werkelijk is. Het nieuwe bezoekerscentrum versterkt dit bestaande spanningsveld door de ruimte en het blikveld nog verder te vernauwen middels twee wanden van houten lamellen. Aan de zuidzijde van de as blijven achter de houten lamellenwand de bestaande facilitaire gebouwen gehandhaafd en aan de noordzijde wordt het nieuwe bezoekerscentrum gerealiseerd. Na een bezoek aan de begraafplaats leidt een organische informele route terug naar bezoekerscentrum en de omsloten 'bezinnings'-tuin. De route helpt de mensen stoom af te blazen en nodigt uit om binnen even na te praten of een expositie te bezoeken.

Aan de hand van de verkeersroutes zijn de ruimtes georganiseerd en vorm gegeven. Twee volumes hierbij te onderscheiden; een volume met houten lamellen voor de facilitaire functies aan de luwe zijde en deels baksteen en deels houten lamellen voor de zichtbare zijdes met de openbare functies en kantoren. De lamellen wanden van de verkeersas zijn doorgetrokken aan de begraafplaatszijde. De houten wand die hier ontstaat vormt een decor voor de begraafplaats en profileert zich op ingetogen en serene wijze. Omgekeerd kun je vanuit de expositieruimte door het houten regelwerk wel de altijd begraafplaats ervaren. Dit houten regelwerk is gevat in stalen frames welke open gevouwen kunnen worden. Er bestaat dus de mogelijkheid de gevel geheel of gedeeltelijk te openen. Om te voorkomen dat de begraafplaats in de 'etalage' wordt gezet, zullen deze luiken uit respect voor de begraafplaats in beginsel gesloten zijn. Afhankelijk van een expositie kan dan indien gewenst de gevel verder worden geopend.

3.3 Duurzaamheidsaspecten bezoekerscentrum

Met betrekking tot duurzaamheid van het nieuwe bezoekerscentrum is de insteek gekozen om de exploitatiekosten voor dit gebouw zo laag mogelijk te houden. Bijzondere aandachtsvelden zijn hierbij lage energielasten, lage onderhoudskosten, het beperken van het zogenaamde transportverlies en het stimuleren van duurzame transportmiddelen.

Met betrekking tot de lage energielasten is gekozen voor de toepassing van een warmtepompsysteem in combinatie met hogere isolatiewaardes in de gevel. Daarnaast is in het ontwerp uitgegaan van de toepassing van LED-verlichting. Het gebouw zal voorzien worden van zonnepanelen op het dak. Het dak zal daar constructief geschikt voor gemaakt worden.

De keuze voor zaken als kozijnen en gevelbeplating zal mede worden bepaald door het voornemen voor materialen te kiezen die beperkt schilderwerk c.q beperkt onderhoud met zich meebrengen. In het gebouw worden makkelijk te reinigen vloeren toegepast.

Ten aanzien van transportverlies is het ontwerp van het gebouw zo opgebouwd waardoor er zo beperkt mogelijk leidingverloop wordt toegepast om warmteverlies te beperken. Daarnaast zijn alle facilitaire functies in het gebouw centraal gesitueerd waardoor het aantal loopbewegingen in het gebouw zo efficient mogelijk is.

Tenslotte wordt bij het nieuwe bezoekerscentrum een knooppunt voor openbaar vervoer aangelegd waardoor het bezoekerscentrum makkelijker met openbaar vervoer te bereiken is. Daarnaast worden er oplaadplaatsen aangelegd voor elektrische fietsen en kunnen er ter plaatse elektrische fietsen worden gehuurd.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR is het kader dat de (nieuwe) ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 benoemt. Een van de kernbegrippen in de Structuurvisie is decentralisatie. Dit kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen en provincies en gemeenten letterlijk de ruimte geven om maatwerk te leveren voor regionale opgaven. Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om oplossingen te creëren. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer (waaronder buisleidingen), energie en natuur, alsook ondergrond en ruimte voor militaire activiteiten. Ook waterveiligheid en milieukwaliteit (lucht, geluid, bodem, water en externe veiligheid) horen daarbij, evenals de bescherming van ons werelderfgoed (zoals de Waddenzee en de Nieuwe Hollandse Waterlinie). Verstedelijkings-, landschaps- en bedrijventerreinenbeleid laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten.

Planspecifiek 

Het onderhavige plangebied ligt binnen het radarverstoringsgebied van de militaire vliegbasis Volkel. Het beperken van de bouwhoogten in dit plan om het militaire vliegverkeer ongestoord te laten plaatsvinden is een rijksbelang (defensie). Via de planregels in dit plan wordt de bouwhoogten van bouwwerken zodanig beperkt gehouden dat het ongestoord functioneren van de radarinstallatie op Volkel niet in gevaar komt. Voor het overige zijn er geen nationale belangen aan de orde in verband met dit plan.

4.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

De Ladder voor duurzame verstedelijking is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd. Vanaf 1 juli 2017 moeten ruimtelijke plannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken worden getoetst aan de nieuwe Ladder Duurzame Verstedelijking. De grondslag voor de nieuwe Ladder-toets is het nieuwe artikel 3.1.6 lid 2 Bro. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

De Laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In artikel 1.1.1 onder i van het Bro is een nadere omschrijving van het begrip stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Als stedelijke ontwikkeling wordt genoemd: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.' In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving.

Planspecifiek

Voor 'andere stedelijke voorzieningen' (naast wonen) wordt in een overzichtsuitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS 28 juni 2017:ECLI:NL:RVS:2017:1724) gesteld, dat voor deze stedelijke functies als bedoeld in artikel 1.1.1 lid 1 onder i van het Bro in de vorm van een terrein 'in beginsel' geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als het ruimtebeslag minder dan 500 m2 bedraagt. Bestaat de andere stedelijke voorziening uit de toevoeging van een gebouw, dan ligt de ondergrens 'in beginsel' bij een bruto-vloeroppervlakte van minder dan 500 m2.

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de realisatie van een groter bezoekerscentrum dan het bestaande bezoekers-en ontvangstgebouw. Per saldo neemt de bruto-vloeroppervlak van het nieuwe gebouw/functie t.o.v. het bestaande gebouw/functie met slechts 691 m2 toe. De toegelaten functie blijft geheel dezelfde. Het plan betreft hier geen wezenlijk nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1 onder i van het Bro.  

4.1.3 Besluit Algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening ((Barro) voorheen ook genoemd: AMvB Ruimte) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden en op 1 oktober 2012 zijn enkele wijzigingen in werking getreden. Het Barro bevat alle ruimtelijke rijksbelangen uit de eerder uitgebrachte planologische kernbeslissingen (PKB’s) en geeft middels regels en plankaarten (juridisch) de mogelijkheid om de rijksbelangen veel directer door te laten werken in de ruimtelijke plannen van andere overheden.

De onderwerpen in het Barro betreffen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote Rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische Hoofdstructuur (EHS), nationale landschappen, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, elektriciteitsvoorziening, buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, primaire waterkeringen buiten het kustfundament en het IJsselmeergebied.

Planspecifiek

Het plan heeft geen gevolgen voor de genoemde rijksbelangen. In het gebied is verder ook geen sprake van een gebiedsreservering voor de lange termijn. Het plan leidt niet tot strijdigheid met nationale belangen.

4.2 Provinciaal beleid

4.2.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014

Het POL 2014 heeft vier wettelijke functies: structuurvisie (Wet ruimtelijke ordening), provinciaal milieubeleidsplan (Wet milieubeheer), regionaal waterplan (Waterwet), provinciaal verkeer- en vervoersplan (Planwet verkeer en vervoer). In het POL 2014 formuleert de provincie een aantal zogenoemde ‘Limburgse principes’ welke de komende jaren richtinggevend zijn voor de ruimtelijke ontwikkeling van Limburg.

Belangrijke principes in dit nieuwe omgevingsbeleid zijn: Kwaliteit. Dat komt tot uiting in het koesteren van de gevarieerdheid van Limburg onder het motto ‘meer stad, meer land’, het bieden van ruimte voor verweving van functies, in kwaliteitsbewustzijn, en in dynamisch voorraadbeheer dat moet resulteren in een nieuwe vorm van groeien. Algemene principes voor duurzame verstedelijking. De ladder van duurzame verstedelijking en de prioriteit voor herbenutting van cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen. Uitnodigen. De manier waarop de provincie samen met de partners het voortreffelijke leef- en vestigingsklimaat willen realiseren. Met instrumenten op maat en ruimte om te experimenteren. De provincie wil hierbij selectief zijn: het POL richt zich alleen op die zaken die er op provinciaal niveau echt toe doen en vragen om regionale oplossingen.

Planspecifiek

Het plangebied is gelegen in de zone ‘Buitengebied’. Deze zone omvat gebieden met een overwegend landbouwkundig karakter waarbij plaatselijk ook omgevingskwaliteiten aan de orde kunnen zijn. Met respect voor de aanwezige kwaliteiten wordt de inrichting en ontwikkeling van de gebieden in belangrijke mate bepaald door de landbouw. Daarnaast wordt extra belang gehecht aan verbreding van de plattelandseconomie. Bijvoorbeeld door het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor de toeristische sector, en voor kleinschalige vormen van bedrijvigheid in vrijkomende agrarische en niet-agrarische gebouwen. In deze zone is beleidsmatig gezien - naast de landbouw en mede in het kader van genoemde verbreding van de plattelandseconomie – ruimte voor een maatschappelijke en toeristische functie die de militaire begraafplaats heeft en het (toekomstige) bezoekerscentrum zal hebben.

4.2.2 Omgevingsverordening Limburg 2014

De Omgevingsverordening Limburg 2011 was een samenvoeging van de Provinciale milieuverordening, de Wegenverordening, de Waterverordening en de Ontgrondingenverordening. In 2014 is de Omgevingsverordening opnieuw gewijzigd, vanwege de vaststelling van POL 2014, waarin is bepaald dat er een nieuw hoofdstuk Ruimte aan de Omgevingsverordening wordt toegevoegd.

Dat hoofdstuk Ruimte is gericht op de doorwerking van het ruimtelijke beleid van POL 2014 naar gemeentelijke ruimtelijke plannen. Het hoofdstuk Ruimte heeft twee kenmerkende verschillen met de andere onderdelen van de Verordening:

  • 1. Het hoofdstuk bevat geen gedragsvoorschriften die gelden voor iedereen, maar uitsluitend instructiebepalingen die zijn gericht tot gemeentebesturen. Elders in de Omgevingsverordening wordt zeer incidenteel gebruik gemaakt van deze methodiek, maar het hoofdstuk Ruimte kent geen andere bepalingen dan opdrachten aan gemeentebesturen, die door de besturen in acht moeten worden genomen bij het vaststellen van bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen.
  • 2. Het tweede verschil met de overige onderdelen van de Omgevingsverordening is dat de Wet ruimtelijke ordening slechts zeer beperkte mogelijkheden biedt om ontheffing te verlenen van een bepaling uit het hoofdstuk Ruimte.

 

Reikwijdte verordening 

Artikel 2.2.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

1. Een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, houdt rekening met het bepaalde in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening.

2. Bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, worden tevens de mogelijkheden van herbenutting van leegstaande monumentale en beeldbepalende gebouwen, zoals bedoeld in artikel 2.2.3, onderzocht.

3. De toelichting bij het ruimtelijk plan bevat een verantwoording over de wijze waarop invulling is gegeven aan het bepaalde in het eerste en tweede lid.

Planspecifiek

In de toelichting bij dit bestemmingsplan is aangetoond dat door middel van dit plan niet voorzien wordt in een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' zoals bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening.

4.3 Gemeentelijk beleid

4.3.1 Structuurvisie

De Wet ruimtelijke ordening verplicht gemeenten een structuurvisie voor het gehele grondgebied vast te stellen. Daarin regelt de gemeenteraad op hoofdlijnen het gebruik van de ruimte voor het hele grondgebied en voor de lange termijn: welke grondgebruik wordt waar gerealiseerd, wanneer en hoe. De gemeente Venray heeft zowel voor de verschillende kernen als voor verschillende thema's structuurvisies opgesteld. Ook heeft de gemeente een integrale ruimtelijke visie voor haar hele grondgebied opgesteld. Het betreft hier de Strategische visie Venray 2020 en het Ontwikkelingsperspectief Venray 2015.

4.3.2 Strategische visie Venray 2020 en Venray, stad in de Peel (2025)

In de Strategische visie 2020 uit 2009, wordt een toekomstvisie geformuleerd waarin een antwoord wordt gegeven op de vraag waar de gemeente Venray in het jaar 2020 wil staan. Met de visie op de gewenste toekomstrichting kan de gemeente Venray effectief sturing geven aan het proces van beleidsontwikkeling en prioritering. De doelstellingen en speerpunten voor het beleid in de komende jaren zijn gebundeld in een aantal strategische thema's.

De identiteit van Venray is gebaseerd op in het verleden opgebouwde pijlers. Venray zet niet meer in op groei maar op versterking van de kwaliteit van leven (quality of life). Men onderscheidt daarin:

  • 1. Venray is het tweede stedelijke centrum van de regio Noord Limburg.
  • 2. Venray heeft zorg in de genen.
  • 3. Venray is een levendige gemeente.
  • 4. Venray is een aantrekkelijke woongemeente.
  • 5. Venray heeft een gezonde economie gebaseerd op de historisch gegroeide pijlers zorg, agribusiness, industrie & logistiek en toerisme & recreatie.

Met de nota 'Venray, stad in de Peel (2025)' is deze visie geactualiseerd. Veel in de huidige visie van Venray (Strategische visie Venray 2020, 2009) is nog altijd relevant, waardevol en heeft bovendien veel draagvlak. Het gaat met deze aanvullende nota meer om kennis te nemen van trends, ontwikkelingen en uitdagingen die op de gemeente afkomen.

Planspecifiek

De ontwikkeling van een nieuw bezoekerscentrum bij de militaire begraafplaats versterkt het culturele, museale en recreatieve potentieel van Venray. Verdere beleidsuitspraken bevatten de beide beleidsstukken niet m.b.t. dit project.

4.3.3 Ontwikkelingsperspectief Venray 2015

Het door de gemeente Venray opgestelde Ontwikkelingsperspectief 2015 beoogt de verbindende schakel te vormen tussen het strategisch beleid zoals verwoord in de strategische visie en het tactisch beleid zoals opgesteld in verschillende Dorp- en Wijkontwikkelingsplannen.

In het document is derhalve een uitvoeringsstrategie opgenomen die de gemeente Venray wil hanteren bij de verdere uitwerking en uitvoering van deze nota. In het kader van dit project zijn de volgende doelstellingen van belang:

  • 1. De waterhuishoudkundige aspecten worden op evenwichtige wijze meegenomen bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen en projecten;
  • 2. Duurzaamheidsaspecten zullen in een vroegtijdig stadium worden meegenomen bij plannen en projecten;
  • 3. Zowel in de ruimtelijke inrichting als in de sociaal-economische structuur, streeft Venray er naar om zowel dorp als stad te zijn.

Planspecifiek

Het onderhavige bouwplan is c.q. wordt ontwikkeld met in acht name van deze beleidsuitspraken.

4.3.4 Kadernota Toerisme en Recreatie (T+ R)

In de Strategische visie Venray 2020 wordt het thema 'vrije tijd' al als één van de speerpunten benoemd. In de Kadernota T+R uit 2010 geeft de gemeente de hoofdlijnen van het beleid t.a.v. T+R voor de komende 5 tot 10 jaar weer. Om tot een goede afweging van ontwikkelingsmogelijkheden te komen bevat de nota een SWOT-analyse van de T+R-infrastructuur in de gemeente.

Zo worden onder meer de diverse bezienswaardigheden die herinneren aan de felle strijd die hier en in de directe omgeving plaats vond tijdens Tweede Wereldoorlog, als een sterk punt gezien. Het feit dat de toeristisch-recreatieve informatievoorziening nog niet optimaal is, wordt gezien als zwak punt.

In de nota wordt als kans de toenemende behoefte aan eigen cultuur- en geschiedenisbeleving gezien. Verder wordt ingezet op de ontwikkeling van nieuwe (thematische) routes in relatie tot cultuurhistorische thema's, waarbij het beter herkenbaar maken van het culturele erfgoed actief wordt gestimuleerd. Thema's die daarbij opgepakt of verder uitgediept kunnen worden zijn bijv. de Peelhistorie, de Schaapscompagnie, Nico van Melo, het Rijke Roomse leven met de daaraan verbonden zorg (kerken, kloosters, kruisen en kapellen en Venrays beschermheilige Sint Oda) en het oorlogsverleden.

Planspecifiek

De realisatie van een nieuw bezoekerscentrum bij de Duitse Militaire begraafplaats waarbij het nieuwe gebouw geschikt is voor uitgebreide educatieve mogelijkheden en er tevens wordt voorzien in een kleinschalig horeca-mogelijkheid voor bezoekers, zal het bezoeken van de Duitse Militaire begraafplaats een extra impuls geven, zowel voor wat betreft bezoekers die bewust de begraafplaats bezoeken als voor passanten (vooral fietsers) die meer spontaan tijdens een fietstocht de begraafplaats bezoeken. Vanwege deze impuls is de Duitse Militaire begraafplaats ook aangewezen als Toeristisch OverstapPunt (TOP).

4.3.5 Verkeers- en vervoersbeleid

Het verkeers- en vervoersplan (Venray's Verkeers- en vervoersplan (VVVP)) is in maart 2007 vastgesteld door de gemeenteraad en is recentelijk geactualiseerd. Met het verkeers- en vervoersplan worden een viertal doelstellingen nagestreefd:

  • een voortzetting van het "Duurzaam Veilig" -beleid;
  • het mogelijk maken en ondersteunen van ruimtelijke ontwikkelingen door de bereikbaarheid te verbeteren;
  • het bijdragen aan het verbeteren van de situatie voor de leefbaarheid, het welzijn, de economie en het milieu;
  • het verbeteren van de verkeersveiligheid voor alle, maar vooral de kwetsbare verkeersdeelnemers.

Conform de principes van "Duurzaam Veilig" kan het wegennet worden opgedeeld in drie functies, te weten stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen. In de Visie Wegenstructuur en Wegcategorisering, welke een aanvulling vormt op het Verkeers- en vervoersplan, onderscheidt de gemeente Venray daarbij nog een specifiek type gebiedsontsluitingsweg, te weten de wijkontsluitingsweg.

Planspecifiek

De Timmermannsweg kan worden getypeerd als een erftoegangsweg. Deze functies zijn van toepassing op wegen met een overwegende perceelsontsluitende functie. De weginrichting is in gericht op het efficiënt en veilig afwikkelen van de ter plaatse aan de orde zijnde verkeersstromen. Het betreft hier echter geen weg waarvoor in VVVP concrete beleidsdoelstellingen zijn geformuleerd.

Hoofdstuk 5 Milieu-planologische aspecten

5.1 Geluidhinder

De Wet geluidhinder (Wgh) is van toepassing op woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen (onder meer onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidszorggebouwen) en geluidsgevoelige terreinen (onder meer woonwagenstandplaatsen) (artikel 1nWgh). Het beschermen van dit soort geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld, zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai.

Het plan voorziet in de bouw van een nieuw bezoekerscentrum. Dit is geen woning of ander geluiddgevoelig gebouw zodat de Wet geluidhinder verder niet van toepassing is.

5.2 Bodem- en grondwaterkwaliteit

In het kader van het onderhavige plan wordt binnen het plangebied een nieuwe bodemgevoelige functie toegelaten in de vorm van een nieuw bezoekerscentrum. Voordat door middel van dit bestemmingsplan deze nieuwe functie mogelijk wordt gemaakt zal er inzicht moeten zijn of de bodem- en grondwaterkwaliteit een dergelijke bebouwing en gebruik ook mogelijk maken.

Econsultancy BV te Swalmen heeft op 31 oktober 2016 een rapportage overlegd naar de bodem- en grondwaterkwaliteit binnen het projectgebied. Het vooronderzoek is hierbij verricht conform de NEN 5725 en het verkennend bodemonderzoek is uitgevoerd conform de NEN 5740.

Op basis van het vooronderzoek is geconcludeerd dat de onderzoekslocatie onderzocht dient te worden volgens de strategie "onverdacht" (ONV). Bij onverdachte locaties luidt de onderzoekshypothese dat de bodem niet verontreinigd is.

De bodem bestaat voornamelijk uit zwak humeus, matig tot sterk siltig, matig fijn tot matig grof zand. In het opgeboorde materiaal zijn zintuiglijk geen verontreinigingen waargenomen. Er zijn op basis van het vooronderzoek, tijdens de terreininspectie en bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden geen aanwijzingen gevonden, die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten.

De bovengrond is licht verontreinigd met zink en PCB (som 7). Voor de lichte verontreinigingen heeft Econsultancy vooralsnog geen verklaring. In de ondergrond zijn geen verontreinigingen geconstateerd. Het grondwater is licht verontreinigd met barium en cadmium. Deze metaalverontreinigingen zijn hoogstwaarschijnlijk te relateren aan de regionaal verhoogde achtergrondconcentraties van metalen in het grondwater.

De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als "onverdacht" kan worden beschouwd wordt, op basis van de lichte verontreinigingen, verworpen. Echter, gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaat er géén reden voor een nader onderzoek en bestaan er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem géén belemmeringen voor de bestemmingsplanwijziging van de onderzoekslocatie.

Indien er werkzaamheden plaatsvinden, waarbij grond vrijkomt, kan de grond niet zonder meer worden afgevoerd of elders worden toegepast. De regels van het Besluit bodemkwaliteit zijn hierop mogelijk van toepassing.

Voor de volledige inhoud van het onderzoek, wordt verwezen naar de rapportage die als bijlage 1 onderdeel uitmaakt van deze plantoelichting.

5.3 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit (titel 5.2 van de Wet milieubeheer) heeft tot doel het beschermen van mensen tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging op de gezondheid. Hierbij is het van belang een onderscheid te maken tussen het:

  • realiseren van een bron (bijvoorbeeld inrichting of weg);
  • realiseren van een nieuwe gevoelige functie.

Bij het realiseren van een nieuwe bron moet in beeld gebracht worden of deze ontwikkeling leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit, tenzij de ontwikkeling NIBM (Niet In Betekende Mate) is of onder het NSL valt.

Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)

Dit is een Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 31 oktober 2007, nr. DJZ2007004707, houdende regels omtrent de aanwijzing van categorieën van gevallen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen als bedoeld in artikel 5.16, eerste lid, onder c, van de Wet milieubeheer (Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)).

De Wet luchtkwaliteit introduceert namelijk het onderscheid tussen 'kleine' en grote' projecten. Kleine projecten dragen niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. In het Besluit NIBM is vastgelegd wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Het gaat hierbij om de volgende categorieën:

a. inrichtingen

b. infrastructuur

c. kantoorlocaties

d. woningbouwlocaties

Luchtkwaliteit door gemotoriseerd verkeer

Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit maar niet onder bovenstaande categorieën valt - zoals bij het te realiseren bezoekercentrum het geval is - heeft het toenmalige Ministerie van VROM in samenwerking met InfoMil een specifieke rekentool ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt (NIBM) aan de concentratie van een stof in de buitenlucht. Het doel van deze tool is:

  • Eenvoudig en snel bepalen of een plan in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof in de buitenlucht;
  • Het beperken van de onderzoekslast bij kleinere projecten;
  • Het vaststellen van grenzen voor het aantal extra voertuigbewegingen dat niet zal leiden tot een concentratietoename die groter is dan de grens voor niet in betekenende mate.

In het kader van deze ruimtelijke ontwikkeling is gebruik gemaakt van deze specifieke rekentool. Het plangebied ligt in een gebied dat is aangeduid als 'Weinig Stedelijk'. Het plangebied ligt in het 'buitengebied'. Er wordt een verkeersgeneratie met een maximum van 160 verkeersbewegingen per weekdagetmaal berekend in verband met de bouw van het nieuwe bezoekerscentrum. Daarvan is 75 % (120 verkeersbewegingen) gemotoriseerd verkeer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17017-va01_0012.jpg"

NIBM-tool

Uit de berekening van de toename blijkt dat de Nibm-norm van 1,2 µg/m3 voor zowel stikstof als fijnstof niet wordt overschreden. De bijdrage van het extra verkeer leidt niet tot een in betekende mate slechter wordende luchtkwaliteit ter plaatse. Geconcludeerd kan worden dat voor het aspect luchtkwaliteit geen nader onderzoek noodzakelijk is.

Luchtkwaliteit door veehouderijen

Met behulp van ISL3a is door Econsultancy BV tevens de fijnstofconcentratie ter hoogte van het bezoekerscentrum vastgesteld. In onderstaande tabel zijn de maximaal berekende concentraties (exclusief een aftrek voor zeezout) weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17017-va01_0013.jpg"

fijn stof-concentratie (bron: Econsultancy BV)

De veehouderijen leveren met maximaal 2.24 µg/m3 slechts een beperkte bijdrage aan de luchtkwaliteit. De grenswaarden voor PM10 worden voor de toekomstige situatie niet overschreden. Op basis van de resultaten wordt geconcludeerd dat de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor het plan.

 

5.4 Externe veiligheid

Het wettelijk kader voor risicovolle bedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), voor het transport van gevaarlijke stoffen is het vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en voor buisleidingen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het Nederlandse externe veiligheidsbeleid is gebaseerd op twee elementen: een harde norm in de vorm van het plaatsgebonden risico (PR) en een oriënterende waarde in de vorm van het groepsrisico (GR). De norm voor het plaatsgebonden risico bedraagt één op de miljoen (10-6) per jaar, ofwel 1 op de miljoen blootgestelde personen. Het hanteren van een norm voor het plaatsgebonden risico biedt een basisveiligheidsniveau voor de individuele burger in de omgeving van een risicovolle activiteit. Voor nieuwe situaties geldt deze norm als grenswaarde. Dat wil zeggen dat kwetsbare objecten buiten de 10-6 contour moeten zijn gelegen. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de plaatsgebonden risico-contour ook, maar daar geldt de contour alleen als richtwaarde.

Het groepsrisico gaat over de impact van een calamiteit met veel dodelijke slachtoffers tegelijk. Rondom een risicobron wordt een invloedsgebied (1 % letaliteitgrens) gedefinieerd, waarbinnen grenzen worden gesteld aan het maximaal aanvaardbare aantal personen, de oriënterende waarde. Dit is een richtwaarde waarvan het bevoegd gezag, voldoende gemotiveerd, kan afwijken.

5.4.1 Bedrijven en transport gevaarlijke stoffen

Het nieuw te bouwen bezoekerscentrum kan gekwalificeerd worden als beperkt kwetsbare objecten in de zin van artikel 1 Bevi. Volgens de Risicokaart Limburg zijn er binnen een straal van 1 km om het plangebied geen risicovolle (Bevi)inrichtingen zijn gelegen.

De dichtstbij het plangebied gelegen routes waarover het transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt zijn de N 270 (Deurneseweg) en N 277 (Middenpeelweg). Beide wegen zijn provinciale wegen die geen basisnetroute vormen, maar waarover wel vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

Volgens de Risicokaart Limburg gelden er voor de N 270 en N 277 geen PR 10-6 contouren. Verder vloeit uit artikel 8 lid 1 Bevt voort dat indien een bestemmingsplan of omgevingsvergunning betrekking heeft op een gebied dat meer dan 200 meter van een transportroute waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, afligt, dan hoeft in de toelichting bij dat plan onderscheidenlijk in de ruimtelijke onderbouwing van die vergunning geen verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden.

Het plangebied is op ca. 3,2 km van de N 270 en op ca. 1,9 km van de N 277 gelegen, zodat externe veiligheidsaspecten geen beperkingen opleveren voor de realisatie van het plan.

5.4.2 Ondergrondse buisleidingen

Een buisleiding die wordt gebruikt voor transport van gevaarlijke stoffen, vormt een risico voor de veiligheid. Als de leiding gaat lekken, kunnen de gevaarlijke stoffen vrijkomen en ontstaat er een kans op een explosie, vergiftiging van mensen of dieren of verontreiniging van het milieu. In het Besluit externe veiligheid buisleidingen zoals dit per 1 januari 2011 geldt, staan veiligheidseisen voor de exploitant en de gemeente. Exploitanten hebben een zorgplicht en moeten ervoor zorgen dat hun buisleidingen veilig zijn. Gemeenten moeten buisleidingen in hun bestemmingsplannen opnemen en bij nieuwbouw zorgen voor genoeg afstand tot de buisleidingen.

Op basis van de Risicokaart Limburg blijkt dat er binnen het plangebied en in de omgeving van het plangebied geen ondergrondse olie- of gasbuisleidingen zijn gelegen die van invloed zijn op het plan. Wel is ten noorden van het plangebied een een buisleiding voor aardolie gelegen. Het betreft hier de Rotterdam -Rijnpijpleiding. Uit een uitgevoerde QRA blijkt dat er een PR-contour van 51 meter aan weerzijde van de leiding geldt. Verder ligt er binnen het bestemmingsplan 'Buitengebied Venray 2010' een beschermingszone van 5 meter aan weerszijde van de leiding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17017-va01_0014.jpg"

uitsnede risicokaart Limburg; ligging olieleiding tov plangebied

Het plangebied ligt op ca. 250 meter afstand van deze buisleiding, waardoor de olieleiding geen belemmering vormt voor de bouw en het gebruik van het nieuwe bezoekerscentrum.

5.4.3 Hoogspanningsleidingen

Zonering rond het bovengrondse hoogspanningsnet in Nederland is vastgelegd in de Netkaart van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). De Netkaart bevat o.a. gegevens over de netbeheerder en de breedte van de indicatieve zones. Op basis van de informatie van o.a. de Netkaart blijkt dat er geen hoogspanningslijnen in de directe nabijheid van het besluitgebied liggen die van invloed zijn op het plan.

5.5 Niet Gesprongen Explosieven (NGE)

Op vele locaties in Nederland bevinden zich nog conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in de ondergrond, zoals niet ontplofte vliegtuigbommen (blindgangers), granaten, mijnen en (handwapen)munitie. Ook in Venray hebben delen van het gemeentelijke grondgebied in de Tweede Wereldoorlog onder vuur gelegen. Bij eventuele grondwerkzaamheden in het besluitgebied ter plaatse van gronden die sinds de Tweede Wereldoorlog niet geroerd zijn, dient uit oogpunt van veiligheid en zorgvuldigheid, onderzoek verricht te worden naar NGE. Explosievenonderzoek brengt de aanwezigheid en risico's van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in kaart. Indien noodzakelijk worden deze explosieven vervolgens verwijderd en onschadelijk gemaakt.

De gronden van het plangebied zijn echter sinds de Tweede Wereldoorlog veel veelvuldig geroerd c.q. verstoord. Er zijn hierbij nimmer explosieven aangetroffen. Verder onderzoek is niet noodzakelijk.

5.6 Milieuzonering

Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt milieuzonering gehanteerd. Hieronder wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woongebieden. Om milieuzonering hanteerbaar te maken wordt gebruik gemaakt van de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals die is opgenomen in de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering', van maart 2009.

5.6.1 Bedrijven en Milieuzonering; Staat van bedrijfsactiviteiten

De indeling van de bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten is vastgelegd een Staat van bedrijfsactiviteiten die is opgenomen in de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering', van maart 2009. In deze Staat worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in een zestal categorieën met toenemende potentiële milieuemissies. Op grond van deze Staat kan een beleidsmatige selectie worden gemaakt van de op het plangebied toe te laten bedrijfsactiviteiten. De bedrijven zijn op basis van de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI-codes) in deze Staat gerangschikt. Per bedrijfsactiviteit is voor elk ruimtelijk relevante milieucomponent (geur, stof, geluid en gevaar) een richtafstand aangegeven die in beginsel moet worden aangehouden tussen een bedrijf en milieugevoelige objecten (woningen) om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. Bij het bepalen van deze richtafstanden zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • het betreft 'gemiddelde' moderne bedrijfsactiviteiten met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen;
  • de richtafstanden hebben betrekking op de omgevingstype 'rustige woonwijk' , 'rustig buitengebied' of vergelijkbare omgevingstypen;
  • de richtafstanden bieden in beginsel ruimte voor normale groei van de bedrijfsactiviteiten.

De grootste afstand van de milieucomponenten vormt de indicatie voor de aan te houden afstand van de bedrijfsactiviteit tot een milieugevoelig object. Elk bedrijf c.q. bedrijfsactiviteit wordt in een bepaalde milieucategorie ingedeeld. De milieucategorie is direct afgeleid van de grootste afstand:

  • categorie 1: grootste afstand 10 meter;
  • categorie 2: grootste afstand 30 meter;
  • categorie 3.1: grootste afstand 50 meter;
  • categorie 3.2: grootste afstand 100 meter;
  • categorie 4.1: grootste afstand 200 meter;
  • categorie 4.2: grootste afstand 300 meter;
  • categorie 5.1: grootste afstand 500 meter;
  • categorie 5.2: grootste afstand 700 meter;
  • categorie 5.3: grootste afstand 1.000 meter;
  • categorie 6: grootste afstand 1.500 meter.

Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kortere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype 'gemengd gebied', dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hogere milieubelasting kent. In zo'n geval is het ruimtelijk aanvaardbaar dat de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd.

5.6.2 Invloed milieuhinder op het plangebied

Het plangebied ligt in de directe nabijheid van een aantal agrarische bedrijven (m.n. intensieve veehouderijen). De invloed van deze veehouderijen en het nieuwe bezoekerscentrum op elkaar wordt in paragraaf 5.7 van deze plantoelichting uitgebreid behandeld. Hier wordt volstaan om daar naar te verwijzen.

Uitgaande van het omgevingstype 'rustig buitengebied' (zoals ter plaatse het geval is) worden de navolgende aan te houden afstanden tussen de overige aanwezige bedrijven en het nieuwe bezoekerscentrum aanbevolen:

  • Kinderopvang 'De Speelhoeve', Timmermannsweg 98; kinderopvang, milieucategorie 2, aanbevolen afstand minimaal 30 meter, feitelijke afstand tot plangebied ca. 800 meter;
  • Boomkwekerij R.A.M. Arts, Timmermannsweg 94; akkerbouw en fruitteelt, milieucategorie 2, aanbevolen afstand minimaal 30 meter, feitelijke afstand tot plangebied ca. 600 meter;
  • Hal 89, Timmermannsweg 89; verhuur kantoorruimte/opslaggebouwen, milieucategorie 2, aanbevolen afstand minimaal 30 meter, feitelijke afstand tot plangebied ca. 200 meter.

Daarnaast is het bezoekerscentrum zelf - volgens de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering' - ook te kwalificeren als een (potentieel) belastende (milieu) inrichting. Deze functie kan - gelet op de aard en omvang van de activiteiten - ondergebracht worden onder de categorie 'musea'; milieucategorie 1, aanbevolen afstand tot woningen: 10 meter. Langs de Timmermannsweg zijn een aantal burgerwoningen gelegen. Die bevinden zich echter allen op meer dan 10 meter van het beoogde bezoekerscentrum.

5.7 Geur

5.7.1 Inleiding

Voor het realiseren van een aanvaardbaar verblijfsklimaat ter plaatse van het plangebied en om te voorkomen dat agrarische bedrijven in hun ontwikkeling belemmerd worden, is het bepaalde in de Wet geurhinder en veehouderij van belang.

De gemeenteraad van de gemeente Venray heeft een Verordening geurhinder en veehouderij vastgesteld. In deze verordening wijkt de gemeente Venray deels af van de wettelijke normen uit de Wgv. De geurverordening van de gemeente Venray stelt de volgende normen:

  • Bestaande woongebieden 3,0 ouE/m3
  • Zoekgebieden woningbouw en bedrijventerreinen 8,0 ouE/m3
  • Buitengebied 14,0 ouE/m3 

De normstelling is onderbouwd in de Gebiedsvisie geurhinder en veehouderij. In de bebouwde kom geldt een vaste afstand van 100 meter voor veehouderijen waar meer dan 50 dieren worden gehouden van een diercategorie waarvoor niet bij ministeriële regeling een geuremissiefactor is vastgesteld. In het buitengebied geldt een vaste afstand van 50 meter.

Bij de beoordeling of het woon- en verblijfsklimaat ter plaatse van het plangebied acceptabel is, dient de geurbelasting veroorzaakt door de voor dat geurgevoelig object dominante veehouderij (voorgrondbelasting) en de geurbelasting op het plangebied veroorzaakt door alle veehouderijen samen (achtergrondbelasting) in beeld te worden gebracht. Beoordeeld moet worden of de belasting acceptabel is.

Econsultancy BV heeft een geuronderzoek verricht. Om inzicht te krijgen in de mate van geurhinder ter plaatse van het toekomstige bezoekerscentrum is zowel de voorgrond- als de achtergrondbelasting berekend met respectievelijk V-Stacks vergunning en gebied (versie 2010.1). Voor de volledige inhoud van het onderzoek, wordt verwezen naar de rapportage die als bijlage 2 onderdeel uitmaakt van deze plantoelichting.

5.7.2 Voorgrondgeurbelasting

Met behulp van het programma V-stacks vergunning is de voorgrondbelasting berekend op het plangebied. In onderstaande tabel zijn de geurbelastingen ten gevolge van de veehouderijen samengevat weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17017-va01_0015.jpg"

voorgrondgeurbelasting (bron: Econsultancy BV)

Op basis van de berekende voorgrondbelastingen wordt geconcludeerd dat er geen overschrijdingen van de geurnorm van 14 ouE/m³ plaatsvinden ten gevolge van de veehouderijen. De maximale geurbelasting bedraagt 6,9 ouE/m³. Het percentage geurgehinderden binnen een concentratiegebied II blijft beperkt tot maximaal 15,6%. Op basis van het percentage geurgehinderden en de RIVM-systematiek kan gesteld worden dat de milieukwaliteit ten gevolge van de afzonderlijke veehouderijen redelijk goed tot matig zal zijn.

5.7.3 Vaste afstanden

Binnen vaste afstandscontouren kan in beginsel geen acceptabel leefklimaat worden gegarandeerd. Binnen 50 meter van het plangebied zijn geen veehouderijen gelegen. Hiermee voldoet het plan aan de wettelijke vaste afstandscontouren.

5.7.4 Achtergrondgeurbelasting

Behalve de voorgrondbelasting kan voor de milieukwaliteit ook de achtergrondbelasting van alle veehouderijen gezamenlijk van belang zijn. Met behulp van het programma V-stacks gebied is tevens de achtergrondbelasting berekend. In de onderstaande tabel is de achtergrondbelasting op de geurgevoelige locaties weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17017-va01_0016.jpg"

  achtergrondgeurbelasting (bron: Econsultancy BV)

 

Voor de directe omgeving van het plan zijn op basis van de berekende geurbelastingen contouren vastgesteld. Op onderstaande afbeelding zijn de 98-percentiel contouren van de achtergrondbelasting ten gevolge van de gezamenlijke veehouderijen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17017-va01_0017.jpg"

98-percentiel contouren (bron: Econsultancy BV)

 

De achtergrondbelasting varieert ter plaatse van het plan van 19.4 tot 21.5 ouE/m³. De achtergrondbelasting is daarmee op een deel van het bezoekerscentrum hoger dan de maximaal toegestane waarde van 20 ouE/m³. De gemiddelde achtergrondbelasting bedraagt 20.4 ouE/m³. Het percentage geurgehinderden binnen een concentratiegebied II blijft beperkt tot maximaal 20.9%. Op basis van het percentage geurgehinderden en de RIVM-systematiek kan gesteld worden dat de milieukwaliteit ten gevolge van de gezamenlijke veehouderijen 'matig tot tamelijk slecht' zal zijn.

5.7.5 Hardheidsclausule afwijken geurhinder

De gemeenteraad heeft op 1 november 2011 de Notitie 'Aanvulling gebiedsvisie aanvaardbaar woon – en leefklimaat' vastgesteld. Deze notitie bevat de mogelijkheid voor de raad om gebruik te maken van een hardheidsclausule inhoudende dat voor nieuwe geurgevoelige objecten gemotiveerd afgeweken kan worden van de maximale geurbelasting, als de beoordeling van alle overige milieu en planologische aspecten wel positief uitvalt.

In de notitie is opgenomen dat "als de veehouderijen niet in hun belangen worden geschaad en er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat zijn er vanuit het deelaspect geurhinder van veehouderijen geen belemmeringen om mee te werken aan een ruimtelijk plan. Indien, met uitzondering van de geurbelasting, de beoordeling van de overige milieu- en planologische aspecten wel positief uitvalt, kan overwogen worden om gemotiveerd van de waarden uit tabel 7 af te wijken". Een nadere motivering is dan wel nodig.

Nadere motivering

De berekende overschrijding van de achtergrondgeurbelasting is een gevolg van de recente wijziging van de geuremissie bij combiwassers. De beperkte overschrijding van de maximaal toegestane achtergrondbelasting van 20 ouE/m³ kan op grond van de volgende overwegingen acceptabel worden geacht:

  • 1. de gemeentelijke verordening biedt middels de hardheidsclausule ruimte voor het afwijken van de maximale achtergrondbelasting;
  • 2. de overschrijding is een gevolg van de verhoogde geuremissies bij combi luchtwassers, op basis van de oude emissiefactoren vinden geen overschrijdingen plaats;
  • 3. de overschrijding is met een achtergrondbelasting van maximaal 21.5 ouE/m³ beperkt;
  • 4. op slechts een deel van het bezoekerscentrum vinden overschrijdingen plaats;
  • 5. de gemiddelde achtergrondbelasting bedraagt 20.4 ouE/m³ en voldoet aan de grenswaarde;
  • 6. met het plan wordt het bestaande informatiegebouw vervangen door een bezoekerscentrum met een maatschappelijk karakter, er is geen sprake van een nieuw geurgevoelig object;
  • 7. ter hoogte van het bestaande informatiegebouw zal sprake zijn van een vergelijkbare achtergrondbelasting en geurhinderpercentage;
  • 8. de beoordeling van alle overige milieu- en planologische aspecten (waaronder luchtkwaliteit en voorgrondbelasting) valt wel positief uit;
  • 9. de veehouderijen worden met het plan niet verder in de bedrijfsvoering beperkt;

Uit deze plantoelichting blijkt verder dat het plan in overeenstemming is met alle andere milieuhygienische-en planologische aspecten. Verwezen wordt hier naar de beschrijving en toetsing van het plan aan de milieu-planologische aspecten zoals opgenomen in hoofdstuk 5 van deze plantoelichting.

In dit geval bestaat de mogelijkheid om de hardheidsclausule te gebruiken aangezien de overige milieuhygienische-en planologische volledig akkoord zijn. Dit zal als beslispunt worden voorgelegd aan de raad bij de vaststelling van het plan. De argumenten die de aanvrager noemt in deze plantoelichting worden als nadere motivering in de college- en raadsnota opgenomen.

Conclusie

Op basis van het onderzoek wordt geconcludeerd dat voor de realisatie van het plan met betrekking tot de voorgrondbelasting geen beperkingen gelden. De achtergrondbelasting kan op basis van de hardheidsclausule acceptabel worden geacht. De belangen van de bestaande veehouderijen worden met de realisatie van het bezoekerscentrum niet geschaad.

5.8 Ecologie

Per 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming (Wn) ingegaan. Deze vervangt drie wetten; de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora en Faunawet. Doel van de Wet natuurbescherming is drieledig:

1. bescherming van de biodiversiteit in Nederland;

2. decentralisatie van verantwoordelijkheden;

3. vereenvoudiging van regels.

Vanaf 1 januari bepalen de provincies voor hun gebied wat wel en niet mag in de natuur. De provincie is primair verantwoordelijk voor de vergunningen en ontheffingen.

5.8.1 Gebiedsbescherming

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. In het Natuurnetwerk Nederland liggen alle bestaande natuurgebieden, waaronder de 20 Nationale Parken. Verder gebieden waar nieuwe natuur wordt aangelegd, landbouwgebieden, beheerd volgens agrarisch natuurbeheer, meren, rivieren, de kustzone van de Noordzee en de Waddenzee en tenslotte alle 164 aangewezen Natura 2000-gebieden. Het NNN is ook de opvolger van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland en zeer kwetsbare gebieden in het kader van de Wet ammoniak en veehouderij (Wav). Het plangebied omvat geen landschapselementen of bomen met een beschermde status. Er is geen sprake van lichtvervuiling of het inbrengen van vervuil water in de bodem en het grondwater.

Ook voor plannen buiten Natura 2000-gebieden die afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende gebied moet alvorens het plan wordt vastgesteld een passende beoordeling van de gevolgen voor het gebied worden gemaakt, waarbij rekening wordt gehouden met de instandhoudingsdoelstellingen, tenzij de gevolgen kunnen worden uitgesloten.

Het plangebied is niet gelegen binnen de grenzen of binnen de invloedsfeer van een gebied dat aangewezen is als Natura 2000-gebied. Het Natura 2000-gebied 'Deurnsche Peel & Mariapeel' is gelegen op circa 2.1 kilometer ten zuidoosten van het plangebied.Externe effecten als gevolg van de voorgenomen plannen zijn vanwege de aard van de plannen en de afstand tot het Natura 2000-gebied niet te verwachten. Vervolgonderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming is derhalve niet noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17017-va01_0018.jpg"

Ligging plangebied ten opzichte van Natura 2000-gebieden. De pijl geeft de onderzoekslocatie aan en de rood gearceerde vakken geven de meest nabijgelegen Natura 2000-gebieden aan.

Het plangebied is ook niet gelegen binnen het Limburgs Natuurnetwerk Nederland. Het is echter wel in de invloedsfeer van het Limburgs Natuurnetwerk Nederland gelegen. Circa 150 meter ten noorden van het plangebied is een gebied aanwezig dat is aangewezen in de Goudgroene Natuurzone. Het plangebied is gelegen op relatief korte afstand van gebieden behorende tot het Natuurnetwerk Nederland. Door de afstand en de aard van de voorgenomen plannen (kleinschalige sloop en nieuwbouw) worden de wezenlijke kenmerken en waarden van de huidige staat niet aangetast, waardoor mitigatie en compensatie van natuurwaarden niet van toepassing is. Vervolgonderzoek in het kader van het Natuurnetwerk Nederland is derhalve niet noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17017-va01_0019.jpg"

Ligging plangebied ten opzichte van het Limburgs natuurnetwerk. De pijl geeft de onderzoekslocatie aan en de lichtgroene vlakken geven de Goudgroene natuurzone van het Limburgs Natuurnetwerk aan.

5.8.2 Soortenbescherming

Zowel in de oude Flora- en faunawet als in de nieuwe Wet natuurbescherming staan verbodsbepalingen: activiteiten die schadelijk zijn voor beschermde dier- en plantsoorten zijn verboden. Verboden activiteiten wijzigen nauwelijks. Wel zijn enkele definities aangepast. Zo is onopzettelijk verstoren niet meer strafbaar en is opzettelijk verstoren van vogels in sommige situaties toegestaan. Maar verstoren zonder dat tevoren goed onderzoek naar beschermde soorten is uitgevoerd, blijft strafbaar.

Met de nieuwe wet wijzigt wel de lijst van beschermde soorten. Waar de Flora- en faunawet uitgaat van drie beschermingsniveaus, verdeelt de Wet natuurbescherming beschermde soorten in twee groepen: Strikt beschermde soorten waaronder soorten uit de Vogel- en Habitatrichtlijn. In de tweede categorie staan andere soorten, bijvoorbeeld uit de Rode Lijst. De bescherming van vaatplanten uit tabel 1 en tabel 2 is vervallen. Onder de Wet natuurbescherming worden nog 75 soorten vaatplanten beschermd, waaronder soorten die niet eerder werden beschermd. De bescherming van mieren vervalt. Vrijwel alle zoogdieren blijven beschermd. Meer soorten libellen en vlinders worden beschermd.

Bij een ontheffingsaanvraag onder de nieuwe wet wordt nog steeds getoetst aan drie criteria :

  • Is er een 'andere bevredigende oplossing' mogelijk?
  • Is er sprake van bepaalde, in de wet genoemde belangen?
  • Doet de ontheffing afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van de soort ?

Quickscan flora en fauna

Econsultancy BV te Boxmeer heeft een quickscan flora en fauna uitgevoerd die tot doel heeft om in te schatten of er op de onderzoekslocatie planten- en diersoorten aanwezig of te verwachten zijn die volgens de Wet natuurbescherming een beschermde status hebben en die mogelijk verstoring kunnen ondervinden door de voorgenomen ingreep.

De aanwezigheid van geschikt habitat op de onderzoekslocatie voor de verschillende soorten en soortgroepen is weergegeven in onderstaande tabel. In de tabel is samengevat of de voorgenomen ingreep mogelijk verstorend kan werken en wat de consequenties zijn voor eventuele vervolgstappen, zoals soortgericht nader onderzoek of vergunningtrajecten. In de tabel is weergegeven of maatregelen noodzakelijk zijn om overtreding van de Wet natuurbescherming (voorheen: Flora- en faunawet) voor bepaalde soortgroepen te voorkomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17017-va01_0020.jpg" Tabel: overzicht geschiktheid onderzoekslocatie voor soortgroepen en te nemen vervolgstappen

Conclusie

Gelet op de gevonden en te verwachten ecologische waarden en de beoogde planontwikkeling is de verwachting dat de herziening van het bestemmingsplan uitvoerbaar is. Voorafgaand en tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden dient echter wel het bepaalde in de Wet natuurbescherming in acht te worden genomen.

Met betrekking tot de sloop van het bestaande informatiegebouwtje dient middels aanvullend onderzoek duidelijk te worden of er sprake is van overtreding van de Wet natuurbescherming ten aanzien van vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen. Overtredingen ten aanzien van broedvogels kunnen worden voorkomen door rekening te houden met het broedseizoen. Daarnaast dient te allen tijde de zorgplicht in acht te worden genomen.

Bij de voorgenomen plannen is geen sprake van het indienen van een vergunningsaanvraag voor overtredingen van verbodsbepalingen in de Wet natuurbescherming of noodzaak tot vervolgonderzoek in het kader van het Natuurnetwerk Nederland.

Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar de rapportage die als bijlage 3 deel uitmaakt van deze plantoelichting.

 

5.9 Cultuurhistorie en archeologie

Cultuurhistorische waarden kunnen betrekking hebben op:

  • 1. bebouwde cultuurhistorie (monumenten/historische stedenbouw/molenbiotoop);
  • 2. archeologische waarden.


Ad 1.

Binnen het gehele plangebied is geen gemeentelijk of rijksmonument aanwezig. Het besluitgebied is verder niet gelegen in een molenbiotoop van een windmolen.


Ad 2.

Ten aanzien van archeologie is het uitgangspunt dat het archeologisch erfgoed moet worden beschermd op de plaats waar het wordt aangetroffen. Dit vloeit voort uit het Europese Verdrag van Valetta (1992) inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed en de Wet op de archeologische monumentenzorg die de Monumentenwet 1988 deels heeft aangepast. Gezien dit uitgangspunt mogen bekende archeologische monumenten niet aangetast worden en moet in geval van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden met een archeologische verwachting, in principe een inventariserend en waarderend vooronderzoek plaatsvinden.

Econsultancy BV te Swalmen heeft een archeologisch onderzoek uitgevoerd voor het plangebied. Doel van het bureauonderzoek is een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied op te stellen. Dit wordt uitgevoerd door middel van het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, over bekende en verwachte archeologische waarden. Het inventariserend veldonderzoek (IVO-overig, verkennende fase) heeft tot doel de in het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde archeologische verwachting aan te vullen en te toetsen door middel van boringen. Het veldonderzoek is erop gericht om inzicht te krijgen in de geologische en bodemkundige opbouw binnen het plangebied. Tevens zullen, indien mogelijk, kansrijke en kansarme zones worden geïdentificeerd. Met de resultaten van het archeologisch onderzoek kan worden vastgesteld of binnen het plangebied archeologische waarden aanwezig (kunnen) zijn en of vervolgonderzoek dan wel planaanpassing noodzakelijk is.

Volgens de archeologische beleidskaart van de gemeente Venray geldt voor het plangebied deels een hoge archeologische verwachting voor droge en natte gebieden (categorie 4) en deels een lage archeologische verwachting (categorie 7).

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17017-va01_0021.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17017-va01_0022.jpg"

Archeologische beleidskaart plangebied e.o.


Gespecificeerde archeologische verwachting

Het plangebied is in het verleden in gebruik geweest als heidegebied, en vervolgens als bos en bebouwing. Door ontginnings- graaf- en bouwwerkzaamheden kunnen eventueel aanwezige archeologische waarden, die vanaf het maaiveld worden verwacht, mogelijk verloren zijn gegaan. De ligging van het plangebied op een smalle rug in een overwegend natte vlakte was van oudsher een ideale vestigingslocatie voor jagers-verzamelaars. De kans op het voorkomen van de resten is hoog voor Paleolithicum en Mesollithicum en laag voor Neolithicum tot en met Nieuwe tijd.


Resultaten inventariserend veldonderzoek

In het plangebied is een sterk wisselende bodemverstoring aangetroffen, variërend tussen de 35 en 120 cm diep. Bij drie van de vijf boringen heeft dit zeker geleid tot een aftopping van de oorspronkelijke dekzandafzettingen. Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek en booronderzoek blijkt dat een groot deel van de oorspronkelijke dekzandafzettingen zijn afgetopt; alleen de diepe (archeologisch minst interessante) delen zijn nog onaangetast gebleven. Op basis van deze aangetroffen bodemverstoringen kan de gespecificeerde archeologische verwachting van het plangebied worden bijgesteld naar laag voor alle perioden.

Voor de volledige inhoud van het onderzoek, wordt verwezen naar de rapportage die als bijlage 4 onderdeel uitmaakt van deze plantoelichting.


Advies en selectiebesluit

Op grond van de resultaten van het bureau- en veldonderzoek adviseert Econsultancy om het plangebied vrij te geven. Dit advies is door de gemeente overgenomen bij wijze van selectiebesluit.

5.10 Verkeer en parkeren

Conform het verkeers- en vervoersplan (Gemeente Venray (maart 2007), Venray's Verkeers- en vervoersplan. Venray) en conform de principes van "Duurzaam Veilig" wordt het wegennet van Venray opgedeeld in drie functies, te weten stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen. De Timmermannsweg is een erftoegangsweg. Deze functie is van toepassing op wegen met een overwegende perceelsontsluitende functie. De weginrichting is dus vooral gericht op het efficiënt en veilig afwikkelen van bestemmingsverkeer.

Volgens het Verkeersmodel 2014-2030 van de gemeente Venray kent de Timmermannsweg in het basisjaar 2014 en in het prognosejaar 2030 de volgende verkeersintensiteiten:

JAAR   WEGVAK A012/JAARLIJKS (VOORJAAR)   WEGVAK D029/INCIDENTEEL (VARIABEL)  
2014   800 mvt   1200 mvt  
2030   670 mvt   1060 mvt  

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17017-va01_0023.jpg"

Verkeersmodel 2014-2030 en verkeerstellingen gemeente Venray

Het plangebied zal direct worden ontsloten via de Timmermannsweg.

Volgens informatie van de initiatiefnemer bezoeken in de bestaande situatie gemiddeld 70 personen per dag de begraafplaats. Daarvan komt ca. 55 % met de auto, 20 % met (georganiseerd) busvervoer, 20 % met de fiets en 5 % te voet. Dat komt overeen met ca. 80 verkeersbewegingen als weekdaggemiddelde. Na realisatie van het nieuwe educatieve (bezoekers)centrum is de verwachting dat dit aantal zal toenemen tot gemiddeld 140 personen per dag, met een weekdaggemiddelde van ca. 160 verkeersbewegingen.

Doordat dit plan ziet op de realisatie van een bezoekerscentrum met een kleine horecagelegenheid en met een goede parkeerplaats, oplaadmogelijkheden voor electrische fietsen en de aanleg van een fietspad bij de begraafplaats, wordt de locatie een 'TOP' (Toeristisch Overstap Punt). Een TOP is een goed begin-en/of eindpunt voor iedereen die van wandelen en fietsen houdt en die zo'n tocht wil combineren met een bezoek aan aanwezige voorzieningen c.q. deelnemen aan activiteiten ( zoals in casu een bezoek aan de militaire begraafplaats). Er wordt niet verwacht dat dit plan zal leiden tot substantieel meer gemotoriseerd verkeer. Door de realisatie van een TOP zal het meerendeel van de extra verkeersaantrekkende werking bestaan uit een toename van fietsers en voetgangers (wandelaars) aan het bezoekerscentrum en de begraafplaats

Het plan blijft echter ook met de verwachte extra verkeersbewegingen per weekdag zodanig kleinschalig dat de toename van het auto-, bus- en fietsverkeer op de Timmermannsweg volledig opgaat in de autonome ontwikkeling van de verkeersintensiteiten (2030) op deze weg. Het plan heeft dan ook geen gevolgen voor de bestaande verkeersstructuur, de bestaande wegprofielen van de Timmermannsweg en de verkeersveiligheid.

Parkeren

Het benodigd aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de 'Beleidsnota Parkeernormen Venray'. In deze beleidsnota zijn de parkeerkencijfers van het CROW vertaald naar parkeernormen voor de Gemeente Venray. De normen staan weergegeven in bijlage 3 van de Beleidsnota. In de beleidsnota staan verder de uitgangspunten en toepassingsregels m.b.t. parkeren. Dit is het leidende document.

De ligging van een gebied bepaalt mede de parkeernorm. Venray is daarom ingedeeld in drie stedelijke zones:

1. Centrum: het gebied binnen de binnenring met uitzondering van het woongebied direct ten noorden van het centrum.

2. Schil/overloopgebied: het gebied tussen de binnenring en de buitenring inclusief het woongebied ten noorden van het centrum.

3. Rest bebouwde kom, kerkdorpen en buitengebied: alle overige niet onder 1 en 2 genoemde gebieden.

Het plangebied valt onder de zone 'buitengebied'. De Beleidsnota Parkeernormen Venray kent echter geen specifieke parkeernormen voor een bezoekerscentrum bij een militaire begraafplaats/musea e.d. Er bestaan momenteel geen parkeerkencijfers met betrekking tot militaire begraafplaatsen in combinatie met bijbehorende voorzieningen. Een complete doorkijk naar de toekomstige parkeerbehoefte kan niet worden gemaakt, omdat er onvoldoende gegevens beschikbaar zijn om het huidige parkeergebruik goed  in beeld te brengen.

Er is om deze reden besloten om vooral te kijken naar het feitelijk en het verwachte aantal motorvoertuigen in de bestaande en toekomstige situatie op basis van de ervaring van de initiatiefnemer. Op dit moment kunnen op de bestaande parkeerplaats aan de Timmermannsweg 40 auto's en 3 bussen parkeren. Uitgezonderd een aantal piekdagen per jaar, is deze parkeerplaats gedurende het jaar nooit vol. Uitgaande van een toekomstige situatie van ca. 140 personen per dag waarvan 55% met de auto komt (gemiddeld 2 personen/auto) en 20 % met bussen, zou er gemiddeld per weekdag ruimte moeten zijn voor 38 auto's en 1 bus. De huidige parkeerplaats is groot genoeg om deze parkeervraag aan te kunnen.

In de planregels is verder juridisch geborgd dat er op eigen terrein in ieder geval 40 parkeersplaatsen voor personenauto's en 3 parkeerplaatsen voor bussen aanwezig moeten zijn. Het bevoegd gezag kan meer parkeerplaatsen afdwingen indien de feitelijke situatie hiertoe aanleiding geeft. Aanleidingen zijn dan bijvoorbeeld regelmatig meldingen vanuit de omgeving over parkeeroverlast en/ of een parkeertelling op een maatgevende moment, waaruit blijkt dat onvoldoende wordt voorzien in de parkeerbehoefte.

De 'Beleidsnota Parkeernormen Venray' zal dan aangepast worden met de opname van actuele parkeernormen voor een dergelijke functie. Op dat moment kan en zal de initiatiefnemer juridisch aangesproken worden om de extra parkeerbehoefte op te vangen op het eigen terrein van de Duitse Militaire begraafplaats.

5.11 Obstakelbeheer- en radarverstoringsgebieden

Rondom de gehele luchtmachtbasis De Peel (een straal van 4 kilometer rond de landingsdrempels) is een obstakelvrij vlak van 45 meter hoog opgenomen. Dit vlak gaat over in een conisch vlak met een helling van 5% tot 145 meter over een afstand van 2 kilometer. Echter, aangezien het bestemmingsplan geen hogere hoogte dan 45 meter toestaat, is dit vlak niet in het bestemmingsplan opgenomen.

Verspreid over Nederland staat een aantal militaire- en burgerradarstations. Deze dienen voor de beveiliging van het nationale luchtruim en voor de veilige afhandeling van het militaire en het civiele luchtverkeer. Objecten hoger dan 65 m boven NAP binnen 15 nautische mijl (circa 28 km) van dit radarstation kunnen aanleiding geven tot verstoring van het radarbeeld en kunnen derhalve niet worden toegestaan, tenzij uit onderzoek is gebleken dat de mate van verstoring aanvaardbaar is.

Hoofdstuk 6 Waterparagraaf

6.1 Waterbeleid

Vanuit het Europese beleid vormen de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), het Europees Milieu- en natuurbeleid en het Verdrag van Malta de belangrijkste beleidsstukken. Op Rijksniveau zijn dit met name de Vierde Nota Waterhuishouding (NW4) en het Waterbeleid 21e eeuw: Anders omgaan met water (WB21).

6.1.1 Algemeen

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Limburg. In het kader van het beleid van zowel de gemeente Venray als het waterschap dient binnen het plangebied een duurzaam waterhuishoudkundig systeem gerealiseerd te worden. Concreet betekent dit dat er sprake moet zijn van gescheiden schoon- en vuilwaterstromen die afzonderlijk worden verwerkt. Vanuit het waterschap Limburg gelden daarbij de volgende uitgangspunten:

  • 1. afkoppelen van 100% van het verhard oppervlak, waarbij de beslisboom verantwoord afkoppelen van toepassing is;
  • 2. de trits infiltratie-bergen-afvoeren is van toepassing, waarbij hergebruik dan wel infiltratie van schoon regenwater de voorkeur heeft;
  • 3. verontreiniging van het water dient door bronmaatregelen voorkomen te worden;
  • 4. grondwateroverlast dient voorkomen te worden;
  • 5. een gelimiteerde afvoer naar het oppervlaktewatersysteem is toegestaan.

De overkoepelende ambitie die de gemeente Venray hanteert, is het verbeteren van de omgang met het water. Daartoe wordt onder meer integraal waterbeheer voorgestaan. Integraal waterbeheer richt zich op het verminderen van watergebruik, een goede ontwatering en voldoende berging van afstromend water, het vasthouden van gebiedseigen water, het terugdringen van afvoerpieken en het afkoppelen van hemelwater.

6.1.2 Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2018-2021

In het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2018-2021 is het beleid voor het beheer van de gemeentelijke riolering voor de periode 2018 tot en met 2021 vastgelegd. Het plan bevat een beschrijving van de huidige situatie, een evaluatie van de aan het plan voorafgaande periode en een beschrijving van de te verwachten toekomstige ontwikkelingen. In het GRP wordt onder andere ingegaan op hemelwater- en oppervlaktewaterafvoer.

In het kader van het GRP is onderzoek gedaan naar de geschiktheid van het uitvoeren van afkoppelprojecten binnen de gemeente. Op basis van de bodemgesteldheid, de hoogte van de grondwaterstand en de aanwezigheid van oppervlaktewater is onderzocht welke mogelijkheden er zijn voor afkoppeling: uit het onderzoek blijkt dat in het overgrote deel van de gemeente Venray voldoende mogelijkheden voor afkoppeling aanwezig zijn. Bij afkoppelprojecten wordt in de eerste plaats gekeken naar openbare verharde oppervlakken. Daarbij wordt opgemerkt dat afkoppelen als maatregel slechts wordt uitgevoerd in combinatie met wegwerkzaamheden (onder andere reconstructies van wegen) of rioolvervangingen, dit gezien de kosten die dergelijke ingrepen met zich meebrengen. Het afkoppelen van particuliere oppervlakten wordt slechts in uitzonderlijke situaties meegenomen.

Bij particuliere duurzame waterhuishoudkundige systemen, zoals bergings- en infiltratievoorzieningen hanteert de gemeente Venray de volgende voorwaarden:

  • 1. infiltratievoorziening dient minimaal een neerslaggebeurtenis van 30 mm te kunnen verwerken;
  • 2. infiltratievoorziening dient een leeglooptijd te hebben van 24 uur of minder;
  • 3. noodoverloop gaat via maaiveld - en niet via ondergrondse buizen of leidingen - naar de openbare riolering.
6.1.3 Waterparagraaf

Ruimte maken voor water in plaats van ruimte onttrekken aan water; dat is de kern van het waterbeleid voor de 21e eeuw. Het watertoetsproces is één van de instrumenten om dit te bereiken. Het proces is er om waterbelangen in ruimtelijke plannen en besluiten te waarborgen. Een van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is het watertoetsproces. Het watertoetsproces moet ervoor zorgen dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle ruimtelijke plannen en besluiten die relevant zijn voor de waterhuishouding.

6.2 Geologie, geohydrologie en infiltratiewaarden

De originele bodem bestaat volgens de bodemkaart van Nederland uit een veldpodzolgrond, die volgens de Stichting voor Bodemkartering voornamelijk is opgebouwd uit zwak lemig fijn zand. De afzettingen, waarin deze bodem is ontstaan, behoren geologisch gezien tot de Formatie van Boxtel.

Tectonisch gezien ligt het plangebied op de Peelhorst. Deze horst wordt aan de zuidwestzijde begrensd door de Peelrandbreuk en aan de noordoostzijde door de Tegelenbreuk. Beide breuken zijn noordwest-zuidoost gericht. De gemiddelde stand van het freatisch grondwater bedraagt ± 30 m +NAP, waardoor het grondwater zich op ± 3,5 m -mv zou bevinden. Het water van het eerste watervoerend pakket stroomt volgens de isohypsenkaart van de Dienst Grondwaterverkenning van TNO, kaartblad 52 West, 1972 (schaal 1:50.000), in westelijke richting

Over het algemeen wordt gesteld dat infiltratie van hemelwater interessant is indien:

  • 1. de doorlatendheid groter is dan ca. 0,2 m/d*;
  • 2. de grondwaterstand dieper dan 0,5 à 0,7 m minus maaiveld aanwezig is;
  • 3. het in te leiden hemelwater niet is verontreinigd.

* Infiltratie van hemelwater behoort bij lagere doorlatendheden ook tot de mogelijkheden mits hiervoor voldoende ruimte gereserveerd wordt om de geringe doorlatendheid te compenseren. Bij lagere doorlatendheden zal een voorziening voornamelijk als buffer functioneren.

Geonius Advies heeft - onder meer - een infiltratieonderzoek verricht ter plaatse van het plangebied. Hierbij zijn de volgende doorlaatwaarden (K-waarde) aangetroffen:

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17017-va01_0024.jpg"

Tabel: toetsing waterdoorlatendheid conform Cultuurtechnisch Vademecum (2008)

Aan de eerste eis wordt voldaan nu de minimale K-waarde als 3,2 m/d bedraagt. Aan de tweede eis wordt ook voldaan aangezien het grondwater niet is aangetroffen tot een diepte van ca. 3,4 m- à 4,0 m- maaiveld ofwel NAP +29,8 à +29,2 m. Aan de derde eis kan - tenslotte - nog worden voldaan door alleen het schone regenwater te infiltreren. Voor infiltratie van het water zal een zand- en slibvangsysteem moeten worden aangebracht.

Voor de volledige inhoud van het infiltratieonderzoek, wordt verwezen naar de rapportage die als bijlage 5 onderdeel uitmaakt van deze plantoelichting.

6.3 Waterhuishoudkundige situatie plangebied

6.3.1 Oppervlaktewater

Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Het plangebied ligt verder buiten het rivierbed van de Maas, zoals opgenomen in de beleidslijn 'Grote Rivieren'.

6.3.2 Grondwater

Er liggen geen pompstations in de buurt van de onderzoekslocatie die van invloed zouden kunnen zijn op de grondwaterstroming ter plaatse van de onderzoekslocatie. Het plangebied ligt niet in een grondwaterbeschermings- en/of grondwaterwingebied.

6.3.3 Afvoerend verhard oppervlak en riolering

Het totale plangebied bedraagt ca. 3196 m2 en is deels onverhard (bos) en deels verhard (huidige gebouwen en erfverharding). Het hemelwater vanaf de verhardingen wordt in de bestaande en nieuwe situatie op de riolering geloosd. In de nieuwe situatie zal het gehele dakoppervlak van het nieuwe bezoekerscentrum worden afgekoppeld. Het betreft hier een dakoppervlak van 777 m2.

Ter plaatse van de Timmermannsweg is een stelsel van gemengde drukriolering aanwezig.

6.4 Duurzaam watersysteem

6.4.1 Hergebruik

Hierbij kan gedacht worden aan de aanleg van gescheiden watercircuits door het hergebruik van bijvoorbeeld regenwater (drinkwater, grijswater, huishoudwater). De ervaringen met bestaande proefprojecten leert echter dat deze pas rendabel zijn bij projecten met 1000 of meer te bouwen woningen. Ook de recent aangescherpte regelgeving op dit vlak maakt het hergebruik van (regen)water niet snel haalbaar. Het onderhavige plan is dan ook te kleinschalig om deze voorziening toe te passen.

6.4.2 Infiltratie, berging en afvoer

Hergebruik is vanwege de kleinschaligheid van dit plan geen optie. Omdat verder ook waterlopen op grote afstand liggen van het plangebied, kan het hemelwater ook niet via een buffer op het oppervlaktewater worden afgevoerd. De enige optie die overblijft is de afvoer van het hemelwater via infiltratie en berging op eigen terrein.

Bij de bepaling van de capaciteit/kwantiteit van de te kiezen infiltratie- en/of bergingsvoorziening wordt uitgegaan van:

  • een maaiveldhoogte van ± 33,5 m +NAP;
  • een minimale K-waarde van 3,2 m/dag;
  • neerslaggebeurtenis T=10 (30 mm berging (eis GRP Venray)) en extreme neerslaggebeurtenis T=100 (84 mm berging):
  • een af te koppelen dakoppervlak van 777 m2.

Dit leidt in de eerste plaats tot de navolgende capaciteitsbepaling voor een te realiseren infiltratie en/of bergingsvoorziening:

neerslaggebeurtenis   capaciteit infiltratie en/of bergingsvoorziening  
T=10   777 m2 x 0,03 m = 23 m3  
T=100   777 m2 x 0,084 m = 65 m3  

Verder zijn er diverse mogelijkheden voor infiltratie, namelijk:

  • 1. Infiltratie in de bovengrond (tot ca. 1,0 m- maaiveld) door middel van oppervlakkige infiltratie via doorlatende verharde oppervlakten. Dit behoort tot de mogelijkheden, maar is geen economisch aantrekkelijke oplossing en zeer gevoelig voor dichtslibben. Doorlatende verhardingen kunnen wel toegepast worden om het af te koppelen oppervlak (en dus de toestroom van hemelwater) te beperken, bijvoorbeeld door de verhardingen met grind of grasbetontegels uit te voeren. Tevens zal rekening gehouden moeten worden met de geroerde / humeuze toplaag, deze zal moeten worden verwijderd en vervangen door goed doorlatend materiaal.

  • 2. Infiltratie in de bovengrond (tot ca. 1,0 m- maaiveld) middels een open bovengronds systeem zoals een infiltratieveld, wadi of greppel. Dit behoort tot de mogelijkheden, maar zal ten koste gaan van de beschikbare ruimte. Afhankelijk van de beschikbare ruimte is dit wel een economisch aantrekkelijk, robuust en goed onderhoudbaar systeem.

  • 3. Infiltratie in de ondiepe ondergrond (tot ca. 3,5 m- maaiveld) middels een ondergronds systeem. Hierbij valt te denken aan infiltratie via infiltratiekratten, infiltratiekoffers, putten en/of infiltratieriool. Dit behoort tot de mogelijkheden.

  • 4. Infiltratie naar de diepere ondergrond (dieper dan ca. 3,5 m- maaiveld). Dit kan middels grindpalen naar een diepere laag. Gezien de mogelijkheden voor infiltratie in de goed doorlatende bovengrond en ondiepe ondergrond is deze optie economisch gezien niet aantrekkelijk en derhalve niet verder uitgewerkt.

Het huishoudelijke afvalwater zal wel op de openbare riolering geloosd worden.

6.5 Overleg Waterschap

Vooroverleg met en advies van het waterschap Limburg maakt onderdeel uit van de watertoets. Het waterschap Limburg heeft evenwel aangegeven dat bij plannen met een nieuw afvoerend verhard oppervlak van minder dan 2000 m2 en waarbij het plangebied niet is gelegen in specifieke aandachtsgebieden1, er geen vooroverleg plaats hoeft te vinden met het watertoetsloket.

Het plan leidt tot een toename van het afvoerend verhard oppervlak met minder dan 2000 m2 en is niet gelegen in een aandachtsgebied. Specifiek wateradvies door het waterschap is derhalve niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 7 Juridische vormgeving

7.1 Algemeen

Het bestemmingsplan heeft als doel het planologisch-juridisch kader te geven voor de ontwikkeling van het beschreven plan. De nadere juridische invulling is gedetailleerd geregeld. Dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende onderdelen:

  • plantoelichting (inclusief bijlagen);
  • planregels;
  • verbeelding.

Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Waar dat noodzakelijk was , is afgeweken van de standaard en is het plan specifiek toegesneden op de feitelijke situatie in het onderhavige plangebied. Verder voldoet dit bestemmingsplan aan de digitale eisen uit het ' Uitbestedingsprotocol digitale bestemmingsplannen gemeente Venray (versie 090305)' . De plansystematiek voldoet - onder meer - aan de volgende RO-standaarden 2012:

  • Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2012;
  • PraktijkRichtlijn BestemmingsPlannen (PRBP) 2012;
  • Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI) 2012.

7.2 Planmethodiek

Er is, volgens de Wro, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik.

7.3 Toelichting op de verbeelding

In de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis ingevolge het voorliggende plan, indien en voor zover deze in de regels daaraan wordt gegeven. Als een aanduiding juridisch gezien geen enkele betekenis heeft, is deze niet opgenomen in de verbeelding.

Ten behoeve van de leesbaarheid is het plan wel op een topografische ondergrond gelegd. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in de hoofdgroepen volgens de SVBP2012 en zijn bij de verbeelding opgenomen in een renvooi.

Opgemerkt wordt nog dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar kunnen verschillen, immers de wijze van raadplegen is ook verschillend. Inhoudelijk zijn er echter geen verschillen te vinden.

7.4 Toelichting op de regels

De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, in bestemmingsregels, in algemene regels en in overgangs- en slotregels. De Inleidende regels bestaan uit begrippen en de wijze van meten, teneinde te voorkomen dat discussie ontstaat over de interpretatie van de regels. In de Begrippen (artikel 1) wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als gebruikte begrippen niet in deze lijst voorkomen, dan geldt de uitleg/interpretatie conform het dagelijks taalgebruik. In het artikel over de Wijze van meten (artikel 2) worden de te gebruiken meetmethodes vastgelegd.

De bestemmingsregels van een bestemmingsplan bevatten regels omtrent het gebruik van de in het plan begrepen gronden en bebouwing. Per onderscheiden bestemming is een apart artikel gemaakt. In het onderhavige bestemmingsplan is een enkelbestemming gebruikt: 'Maatschappelijk-Militaire Zaken' (artikel 3).

In de bestemmingsomschrijving is aangegeven welke doeleinden binnen die bestemming zijn toegestaan. In de bouwregels wordt verder aangegeven welke bebouwing mogelijk is binnen de betreffende bestemming. Tevens kunnen Burgemeester en Wethouders nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen en de inrichting van gronden. Daarnaast zijn in de gebruiksregels vastgelegd welke gebruiksvormen zeker niet zijn toegestaan en welke zijn toegestaan onder voorwaarden.

In de Algemene regels zijn opgenomen de Anti-dubbeltelbepaling (artikel 4), de algemene bouwregels (artikel 5), de algemene aanduidingsregels (artikel 6), de algemene afwijkingsregels (artikel 7) en de overige regels (artikel 8). In de Overgangs- en slotregels zijn het overgangsrecht (artikel 9) en de slotregel (artikel 10) opgenomen.

Hoofdstuk 8 Handhaving

8.1 Algemeen

Een belangrijk aspect in de uitvoering van het bestemmingsplan is van juridische aard. Het betreft hier handhaving en toezicht op de naleving van de voorschriften in het bestemmingsplan. Handhaving is van cruciaal belang om de in het plan opgenomen ruimtelijke kwaliteiten ook op langere termijn daadwerkelijk te kunnen vasthouden. Handhaving is bovendien van belang uit een oogpunt van rechtszekerheid: alle grondeigenaren en gebruikers dienen door de gemeente op een zelfde wijze daadwerkelijk aan het plan te worden gehouden. Een goede handhaving begint al bij de totstandkoming van het bestemmingsplan. Indien bij het maken van het bestemmingsplan met een aantal factoren rekening wordt gehouden, kan de handhaving van het plan na inwerkingtreding worden vereenvoudigd. Het betreft hier de volgende factoren:

  • Voldoende kenbaarheid van het plan.
  • Voldoende maatschappelijk draagvlak.
  • Een inzichtelijke en realistische regeling.
  • Actief handhavingsbeleid.

Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle van de feitelijke situatie in het plangebied. Daarnaast moeten adequate maatregelen worden getroffen indien de voorschriften worden overtreden. Indien deze maatregelen achterwege blijven, ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid. Uiteraard draagt het gemeentebestuur de verantwoordelijkheid om toe te zien op de naleving van de opgenomen regels in het bestemmingsplan. Temeer waar deze regels uitsluitend betrekking hebben op hoofdzaken, zal op de naleving van het bestemmingsplan met stiptheid worden toegezien.

8.2 Visie handhaving plangebied

Handhaving kan preventief en repressief gebeuren. De gemeente staat een actief handhavingsbeleid voor, waarbij net principe “handhaven, tenzij” leidend is. Illegale situaties worden niet gedoogd. Handhaving van de gewenste situatie staat voorop. Onder “tenzij” wordt verstaan dat er bestuurlijk verantwoording wordt genomen voor een expliciet genomen afwijkend gedoogbesluit. Dit afwijkende besluit moet en zal als zodanig ook naar buiten kenbaar worden gemaakt, zodat hierover democratisch verantwoording kan worden afgelegd. Uitgangspunt in de actieve handhaving is: 'Niet alles hoeft en kan tegelijkertijd en in dezelfde mate worden gehandhaafd'. Er zullen jaarlijks keuzes moeten worden gemaakt omtrent prioritering in norm en tijdsvolgorde. Hieruit volgt de volgende werkwijze: stellen van prioriteiten, actief onderzoeken en controleren, en snel ten uitvoer leggen van handhavingsbesluiten.

8.3 Middelen

Voor het actieve handhaven heeft de gemeente de volgende middelen tot haar beschikking:

  • voorlichting;
  • treffen van (fysieke) maatregelen die gewenst gedrag bevorderen;
  • toezicht;
  • sanctionering;
  • tenuitvoerlegging sancties.

Hoofdstuk 9 Economische uitvoerbaarheid, kostenverhaal en planschade

De realisatie van het project geschiedt voor rekening van de Stichting. De gemeentelijke financiën zijn hierbij niet in het geding.

Kostenverhaal zal geregeld worden in een tussen de gemeente Venray en de Stichting af te sluiten anterieure exploitatieovereenkomst. Door de vaststelling van deze anterieure exploitatieovereenkomst is het verhaal van de gemeentelijke kosten van de grondexploitatie over de in dit plan begrepen gronden afdoende verzekerd. Hierdoor behoeft een exploitatieplan door de gemeenteraad niet vastgesteld te worden (artikel 6.12 leden 1 en 2, onder a Wro). Na ondertekening van de exploitatieovereenkomst door beide partijen is het gemeentelijk kostenverhaal afdoende verzekerd. Hierdoor is dit plan economisch uitvoerbaar.

Tenslotte wordt in deze overeenkomst ook een planschadeverhaalsbeding zoals bedoeld in art. 6.4a Wro opgenomen. Hiermee wordt gewaarborgd dat eventueel te vergoeden planschade niet voor rekening van de gemeente Venray komt maar voor rekening van de Stichting.

Hoofdstuk 10 Procedure en maatschappelijke uitvoerbaarheid

10.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het wettelijk overleg zal onder meer overleg plaatsvinden met het Waterschap Limburg en de provincie Limburg.

Gedeputeerde Staten van Limburg (GS) hebben per e-mailbericht van 1 april 2019 gereageerd op dit plan. Het plan is beoordeeld op de adequate doorwerking van de provinciale belangen. GS ziet geen aanleiding om verdere opmerkingen te maken over dit plan.

10.2 Procedure ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van vrijdag 22 februari t/m 4 april 2019 voor eenieder ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn er geen mondelinge of schriftelijke zienswijzen ingediend.

Het bestemmingsplan is - zonder wijzigingen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan - op 28 mei 2019 vastgesteld door de gemeenteraad van Venray.