direct naar inhoud van Regels
Plan: De Blakt 2017
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0984.BP17011-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

het bestemmingsplan 'De Blakt 2017' met identificatienummer NL.IMRO.0984.BP17011-va01 van de gemeente Venray.

1.2 Bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 Aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Aarden wal

Een van grond aan te leggen wal met beplanting met een breedte van 15 meter en een hoogte van 6,5 meter, welke tot doel heeft de visuele afscherming van het bedrijventerrein en het voorkomen van hinder voor omwonenden.

1.6 Bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.7 Bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd. Het bebouwingspercentage wordt berekend over de gronden van het bouwperceel welke binnen en buiten het bouwvlak zijn gelegen.

1.8 Bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en/of verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel productiegebonden detailhandel plaatsvindt.

1.9 Bestaand

a. onder bestaande bebouwing wordt verstaan bebouwing welke op het tijdstip van de inwerkingtreding dit bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;

b. onder bestaand gebruik wordt verstaan het gebruik van grond en bouwwerken dat bestaat en is toegestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.10 Bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.11 Bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 Bijgebouw

een aangebouwd of vrijstaand gebouw of ander bouwwerk met een dak die door de vorm onderscheiden kan worden van de op hetzelfde perceel gelegen hoofdmassa van het hoofdgebouw (woning), die in architectonisch opzicht ondergeschikt is en functioneel dienstbaar aan dit hoofdgebouw. Een bijgebouw is een bouwwerk als bedoeld in de Wabo.

1.13 Bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.14 Bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.15 Bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en de voor personen toegankelijke onderbouw en met uitsluiting van een zolder.

1.16 Bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.17 Bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.18 Bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge het bepaalde in dit plan bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.19 Bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.20 Detailhandel

het bedrijfsmatig aan particulieren te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling en verkoop en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijfsactiviteit.

1.21 Erf

een gedeelte van het perceel, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, waarbij geldt:

  • achtererf: erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant van het hoofdgebouw, op meer dan 1 m van de voorkant van de hoofdmassa van het hoofdgebouw;
  • voorerf: erf dat geen onderdeel is van het achtererf;
  • zijerf: Het gedeelte van het erf dat zich bevindt aan de zijkant van het hoofdgebouw, startend bij de voorkant en eindigend bij de achterkant van het hoofdgebouw. Het zijerf maakt onderdeel uit van het voorerf wanneer het grenst aan openbaar gebied, als dit niet zo is dan maakt het onderdeel uit van het achtererf vanaf 1 m achter de voorgevelrooilijn.
1.22 Eigen terrein

het terrein dat is uitgegeven in erfpacht, is verhuurd of in gebruik gegeven aan, dan wel in eigendom is van een natuurlijke persoon of rechtspersoon, welke de betreffende gronden gebruikt ten behoeve van een middels de regels van dit plan toegestane functie.

1.23 Ecologische voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van diverse fauna nabij (Rijks)infrastructuur met als doel het opheffen van de barrièrewerking van genoemde infrastructuur.

1.24 Gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.25 Gevel

buitenmuur van een gebouw, waarbij geldt:

  • voorgevel: de gevel aan de voorzijde van de hoofdmassa van een gebouw, die georiënteerd is ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn';
  • zijgevel: de gevels van de hoofdmassa van een gebouw die haaks staan op de voorgevel;
  • achtergevel: de gevel van de hoofdmassa van een gebouw die zich aan de tegenovergestelde kant van de voorgevel bevindt.
1.26 Geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld.

1.27 Groothandel

het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen, tot aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.28 Grondoppervlak

oppervlak op maaiveldniveau.

1.29 Hoeksituatie

een perceel dat met minimaal twee aaneengesloten zijden grenst aan een weg, twee kruisende wegen en/of een gevellijn.

1.30 Hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming in functioneel en architectonisch opzicht het belangrijkste is.

1.31 Kantooractiviteiten

activiteiten die in overwegende mate bestaan uit administratieve werkzaamheden, dan wel werkzaamheden die worden uitgevoerd uit hoofde van juridische, bancaire, ontwerptechnische of hiermee vergelijkbare dienstenverlenende beroepsgroepen, dan wel werkzaamheden welke verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen of hiermee vergelijkbare instellingen, zonder dat er sprake is van een baliefunctie.

1.32 Maaiveld

bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft.

1.33 Milieucategorie

milieucategorieën van bedrijven zoals opgenomen in de bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten.

1.34 Milieuhygiënische uitvoerbaarheid

overkoepelend begrip voor relevante milieuaspecten zoals bodem, geluid, geurhinder, luchtkwaliteit, externe veiligheid, etc. aan welke bijbehorende wettelijke kaders getoetst dient te worden, zodat omliggende bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd en een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse is geborgd.

1.35 Inrichting

elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht.

1.36 Interne ontsluitingsstructuren

(straat)verhardingen ten behoeve van de ontsluiting van de op het terrein gelegen bedrijfspercelen.

1.37 Omgevingsvergunning

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo.

1.38 Ondergeschikt bouwdeel

een buiten de gevel of het dakvlak uitstekend ondergeschikt deel van een gebouw, zoals bijvoorbeeld schoorstenen, luifels, liftopbouwen of -kokers, antennes, reclame-uitingen, technische installaties en noodtrappen, met uitzondering van uitgebouwde gedeeltes van een gebouw.

1.39 Ondergronds

beneden het peil.

1.40 Opslag

Het opslaan van goederen of materialen en/of een gebouw dat ten behoeve van opslag wordt gebruikt.

1.41 Peil
  • voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.42 Prostitutie

het bedrijfsmatig geven van gelegenheid tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen vergoeding.

1.43 Recreatief medegebruik

recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden of fietsen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte.

1.44 Risicovolle inrichting
  • a. een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in een bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten, dan wel;
  • b. een inrichting waarvoor krachtens een artikel 8.40 van de Wet milieubeheer vastgestelde algemene maatregel van bestuur regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/of het gebruik van gevaarlijke stoffen, dan wel;
  • c. bedrijven waarvan de aantoonbare PR10-6/jaar contour is gelegen buiten de inrichtingsgrens.
1.45 Staat van bedrijfsactiviteiten

bedrijfsactiviteitenlijst ontleend aan de VNG uitgave “Bedrijven en Milieuzonering' zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels.

1.46 Seksinrichting

een voor het publiek toegankelijk gebouw of gedeelte van een gebouw, waarin handelingen, vertoningen en/of voorstellingen van erotische en/of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt mede begrepen een sekswinkel, zijnde een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat is bestemd en/of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig te koop en/of te huur aanbieden, waaronder mede begrepen uitstalling, verhuren en/of leveren van seksartikelen. Een prostitutiebedrijf is hieronder mede begrepen. Seks- en/of pornobedrijf is een aparte functie en valt op geen enkele wijze onder enig andere functie c.q. doeleinden c.q. bestemming zoals bedoeld dan wel omschreven in dit bestemmingsplan.

1.47 Stedenbouwkundig beeld

het beeld dat wordt bepaald door de bouwmassa's, de gevelindeling, en de dakvormen van de bebouwing, alsmede de situering en de verschijningsvorm in zijn omgeving.

1.48 Straatprostitutie

Het zich op de openbare weg resp. in openbare ruimten of in een zich op de openbare weg resp. in openbare ruimten bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen (met een ander) tegen vergoeding. Straatprostitutie is een aparte functie en valt derhalve op geen enkele wijze onder enige andere functie c.q. doeleinden c.q. bestemming zoals bedoeld dan wel omschreven in dit bestemmingsplan.

1.49 Structureel groen

Structureel groen betreft het groen wat een belangrijke rol vervult in het groene raamwerk van de gemeente. Het zijn de volgende onderdelen die onder structureel groen vallen:

Bomenstructuren die een belangrijke bijdrage levert aan de ruimtelijke kwaliteit, evenals historische lijnen en verbindingsschakels.

De groenvoorzieningen waarin zich monumentale of waardevolle bomen bevinden;

De groenvoorzieningen die onvervangbaar zijn en een bijzondere bijdrage leveren aan de kwaliteit, identiteit en belevingswaarde van de stad.

De groenvoorzieningen die een belangrijke natuurwaarde hebben.

De groenvoorzieningen die door hun omvang en/of ligging bijdragen aan de samenhang van de totale groenstructuur.

1.50 Verbeelding

de verbeelding van bestemmingsplan 'De Blakt 2017'.

1.51 Verkoopvloeroppervlak

de voor het publiek toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van detailhandel.

1.52 Voorgevel

een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw. In een hoeksituatie kan sprake zijn van twee voorgevels.

1.53 Voorzieningen van algemeen / openbaar nut

Voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer alsmede kleinschalige (ondergrondse) voorzieningen voor afvalverzameling.

1.54 Waterhuishoudkundige voorzieningen

boven- en ondergrondse voorzieningen ten behoeve van waterberging of -infiltratie en voorzieningen ten behoeve van de aan- en afvoer van (hemel)water, zoals leidingen, watergangen, waterlopen en waterpartijen.

1.55 Weg

een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeervoorzieningen.

1.56 Wegbeheerder

de beheerder van een (auto)(snel)weg. De wegbeheerder van de Rijksweg A73 is Rijkswaterstaat.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

verticaal vanaf het peil tot de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, installaties, liftschachten, lichtkoepels, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

horizontaal tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).

2.6 De oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, installaties, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten.

2.8 Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven, opslagen en installaties:
    • 1. behorende tot de categorieën 2 t/m 3.2 zoals opgenomen in de 'staat van bedrijfsactiviteiten' ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2 t/m 3.2';
    • 2. behorende tot de categorieën 3.1 t/m 4.1 zoals opgenomen in de 'staat van bedrijfsactiviteiten' ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 3.1 t/m 4.1';
    • 3. behorende tot de categorieën 3.1 t/m 4.2 zoals opgenomen in de 'staat van bedrijfsactiviteiten' ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 3.1 t/m 4.2';
    • 4. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – aannemers-, grondverzet-, recycling- en transportbedrijf', bedrijfsactiviteiten op het gebied van grondverzet, transport, straat- en sloopwerken, op- en overslag van grond- en bouw- en sloopafval en bouwmaterialen inclusief het breken van puin, zeven van grond, shredderen en composteren van groenafval en het stallen en verhuren van grondverzetmachines, -wagens en –containers;
    • 5. voor groenvoorzieningen en infiltratievoorzieningen in de vorm van een (zak)sloot ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van groen- bedrijfsgroen';
    • 6. voor een aarden wal met beplanting ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van groen – aarden wal';
  • b. verkeersdoeleinden;
    met dien verstande dat geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • c. kantooractiviteiten ten dienste van de onder a genoemde bedrijvigheid, met dien verstande dat per bedrijf maximaal 30% van het bruto-vloeroppervlak ten behoeve van de kantooractiviteiten mag worden aangewend;
  • d. ondergeschikte detailhandel in goederen welke ter plaatse zijn vervaardigd of ter plaatse een essentiële bewerking hebben ondergaan, zulks met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotsmiddelen;

met de daarbij behorende

  • e. erven en tuinen;
  • f. interne ontsluitingsstructuren;
  • g. (voorzieningen ten behoeve van) laden en lossen en parkeervoorzieningen;
  • h. voet- en rijwielpaden;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. overige bijbehorende voorzieningen;
  • k. voorzieningen van algemeen/openbaar nut;
  • l. ondergrondse en/of bovengrondse waterhuishoudkundige voorzieningen waarbij voldaan moet worden aan het bepaalde in artikel 10.4;
  • m. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan moet worden aan het bepaalde in artikel 10.5 van onderhavige regels (waarin de gemeente Venray in het kader van dit bestemmingsplan de parkeerkengetallen als vigerende normstelling beschouwt zoals deze zijn opgenomen in de meest recente CROW publicatie).
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op of in de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen slechts die gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.

3.2.2 Gebouwen

Ten aanzien van de situering en maatvoering van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de kavelgrootte van een bouwperceel bedraagt:
    • 1. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - deelgebied A' minimaal 1,5 hectare;
    • 2. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - deelgebied B' minimaal 0,5 hectare;
  • b. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden opgericht;
  • c. het maximale bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%) is aangegeven;
  • d. de maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • e. de afstand van gebouwen tot de bouwperceelgrenzen bedraagt minimaal 5 m;
  • f. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van groen- bedrijfsgroen' mogen geen bouwwerken en/of gebouwen worden opgericht.
3.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van de situering en maatvoering van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 3 m;
  • b. de hoogte van vlaggenmasten en reclamezuilen bedraagt maximaal 15 m;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 10 m.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de op grond van dit artikel toegelaten situering en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken met een maximum afwijkingspercentage van 10%, indien dit noodzakelijk is, ter voorkoming van onevenredig nadelige gevolgen voor:

  • a. het straat en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de externe veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
3.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 3.2.2 sub c voor een verhoging van het maximaal toegestane bebouwingspercentage tot 80%;
  • b. artikel 3.2.2 sub e voor het oprichten van een zijgevel op een afstand kleiner dan 5 m van de zijdelingse bouwperceelgrens, waarbij wordt voldaan aan brandveiligheidsvoorschriften en toegankelijkheid van blusvoertuigen;
  • c. 3.2.3 onder a voor het bouwen van een erfafscheiding tot maximaal 6 meter hoog die als scheidingswand noodzakelijk zijn voor de bedrijfsvoering, waarbij moet worden aangetoond dat dit landschappelijk inpasbaar is;

mits er geen afbreuk wordt gedaan aan het ter plaatse heersende of gewenste stedenbouwkundig beeld en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de met naburige gronden en de daarop aanwezige opstallen verbonden belangen.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 MER plichtige inrichtingen

Nieuwe bedrijfsactiviteiten of veranderingen van bestaande bedrijfsactiviteiten waarop het bepaalde in bijlage C en D van het Besluit milieu-effectrapportage van toepassing is, zijn niet toegestaan.

3.5.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het niet voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein ten behoeve van de ter plaatse gevestigde functie(s);
  • b. detailhandel, uitgezonderd detailhandel welke is toegestaan conform de regels van dit plan;
  • c. het opslaan en stallen van materialen buiten de bebouwing met uitzondering van opslag met een maximale opslaghoogte van 6 meter en stalling van materialen en werktuigen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – aannemers-, grondverzet-, recycling- en transportbedrijf'';
  • d. permanente of tijdelijke bewoning van bebouwing;
  • e. Het, met uitzondering van de inrit/toerit van de bedrijfslocatie, (semi)verharden van de grond ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van groen-bedrijfsgroen'.
3.5.3 Voorwaardelijke verplichting
  • 1. Alvorens gebruik mag worden gemaakt van de voor bedrijfsdoeleinden bestemde kadastrale percelen: kadastrale gemeente Venray, sectie R, nummers 495, 496 en 2177 moet ter plaatse van deze percelen nader bodemonderzoek zijn uitgevoerd zoals beschreven in het 'Historisch vooronderzoek Van Leeuwenhoestraat; Milon; 8 december 2016' (dat als Bijlage 2 bij onderhavige regels is gevoegd) en de eventuele daaruit voortvloeiende noodzakelijke vervolgacties zijn uitgevoerd, zodat de bodem ter plaatse van die kavels geschikt is voor de uit te voeren bedrijfsdoeleinden.
  • 2. Alvorens gebruik mag worden gemaakt van de voor bedrijfsdoeleinden bestemde kadastrale percelen: kadastrale gemeente Venray, sectie R, nummers 495, 496, 1636 en 2177 moet ter plaatse de landschappelijke inpassing en waterinfiltratievoorzieningen zijn gerealiseerd zoals weergegeven in Bijlage 3 ('Inrichtingsplan Van Rattingen, teknr.15-090 d.d. 14-10-2016') bij onderhavige regels.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 3.1 sub a onder 1, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2 t/m 3.2', voor het toestaan van een bedrijf in milieucategorie 4.1, dan wel voor het toestaan van een bedrijf dat niet voorkomt op de 'staat van bedrijfsactiviteiten', dat qua aard en omvang van de milieuhinder gelijk kan worden gesteld met een bedrijf in milieucategorie 3.1 of 3.2;
  • a. artikel 3.1 sub a onder 2, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 3.1 t/m 4.1', voor het toestaan van een bedrijf dat niet voorkomt op de 'staat van bedrijfsactiviteiten', dat qua aard en omvang van de milieuhinder gelijk kan worden gesteld met een bedrijf in milieucategorie 3.1, 3.2, of 4.1;
  • b. artikel 3.1 sub a onder 3, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 3.1 t/m 4.2', voor het toestaan van een bedrijf dat niet voorkomt op de 'staat van bedrijfsactiviteiten', dat qua aard en omvang van de milieuhinder gelijk kan worden gesteld met een bedrijf in milieucategorie 3.1, 3.2, 4.1 of 4.2;
  • c. artikel 3.5.1 sub c voor het toestaan van het opslaan en stallen van materialen buiten de bebouwing, mits dit geen nadelige gevolgen geeft voor het ter plaatse gewenste omgevingsbeeld en omgevingskwaliteit;
  • d. artikel 3.2.2 sub g en artikel 3.5.1 sub e voor het oprichten van bouwwerken tot een hoogte van maximaal 5 meter en het verharden van gronden ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van groen-bedrijfsgroen' mits dit geen nadelige gevolgen geeft voor het ter plaatse gewenste omgevingsbeeld en omgevingskwaliteit.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijziging naar bestemming 'Verkeer'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijf' gedeeltelijk te wijzigen in de bestemming 'Verkeer' onder de voorwaarden dat:

  • a. de noodzaak voor de bestemmingswijziging vanuit verkeerskundig oogpunt voldoende is aangetoond;
  • b. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen ten aanzien van de bestemmingswijziging;
  • c. door de wijziging van de bestemming de belangen van derden (waaronder begrepen de bedrijfsvoering van bestaande bedrijven in de omgeving) niet onevenredig worden belemmerd.
3.7.2 Wijziging bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een bouwvlak binnen de bestemming bedrijf 'Bedrijf' gedeeltelijk te wijzigen onder de voorwaarden dat:

  • a. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. door de wijziging van de bestemming de belangen van derden (waaronder begrepen de bedrijfsvoering van bestaande bedrijven in de omgeving en de belangen van de wegbeheerder) niet onevenredig worden belemmerd.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen en/of landschappelijke inpassing;
  • b. ontsluiting van (aangrenzende) percelen;
  • c. voet- en rijwielpaden;
  • d. geluidwerende voorzieningen en/of grondwallen;
  • e. voorzieningen en bouwwerken van algemeen / openbaar nut;
  • f. ondergrondse en/of bovengrondse waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. overige bijbehorende voorzieningen;
  • h. een reclamemast ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - reclamemast';
  • i. voor een aarden wal met beplanting ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van groen – aarden wal'.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwwerken

Op of in de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 6 m bedraagt.

4.2.2 Reclamemast

In afwijking van artikel 4.2.1 gelden voor het bouwen van een reclamemast de volgende regels:

  • a. een reclamemast mag uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de maximale bouwhoogte van een reclamemast bedraagt 36 meter;
  • c. de maximale grondoppervlakte van een reclamemast bedraagt 65 m²;
  • d. de maximale diameter van een reclamemast bedraagt 2 meter;
  • e. de maximale oppervlakte per vlak reclame-uiting bedraagt 12 meter (breedte) bij 12 meter (hoogte);
  • f. de maximale hoogte van reclame-uiting bedraagt 32 meter boven peil;
  • g. de maximale verlichtingssterkte op 10 meter boven maaiveld bedraagt 1 lux;
  • h. de verlichting dient uitgeschakeld te zijn tussen 0.00 en 6.00 uur.
4.3 Nadere eisen

Ten aanzien van het bepaalde in artikel 4.2 zijn Burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • b. toepassing van de verlichting bij een reclamemast.
4.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.2.onder g ten behoeve van een hogere maximale verlichtingssterkte op 5 meter boven maaiveld met dien verstande dat:

  • in verband met de aanwezige flora en fauna een mitigatieplan is opgesteld en lichtonderzoek is uitgevoerd, waaruit blijkt dat flora en fauna niet worden verstoord;
  • de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  • de afwijkende verlichtingssterkte noodzakelijk is voor het goed functioneren van de reclamemast.
4.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in dit artikel wordt in elk geval verstaan:

  • a. het gebruik van de gronden voor straatprostitutie, parkeerdoeleinden en verkeersdoeleinden met uitzondering van de verkeersdoeleinden als bedoeld in artikel 4.1;

b. verlichting van de reclamemast die een verkeersafleidende werking heeft.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.5 ten behoeve van de realisatie van parkeervoorzieningen of wegen binnen de bestemming 'Groen', met dien verstande dat:

  • a. aantoonbaar dient te zijn dat de aanleg van de parkeervoorzieningen noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering, dan wel dat de aanleg van een weg noodzakelijk is in het kader van de verkeersveiligheid van een verkeersvoorziening en dat hiervoor binnen de bestemming 'Verkeer' onvoldoende ruimte beschikbaar is;
  • b. er geen structureel groen op onaanvaardbare wijze wordt aangetast, of waardevol groen verdwijnt. Met structureel groen wordt het groen verstaan dat een belangrijke rol vervult in het groene raamwerk van de gemeente. Het zijn de volgende onderdelen die onder structureel groen vallen:
  • bomenstructuren die een belangrijke bijdrage levert aan de ruimtelijke kwaliteit, evenals historische lijnen en verbindingsschakels;
  • de groenvoorzieningen waarin zich monumentale of waardevolle bomen bevinden;
  • de groenvoorzieningen die onvervangbaar zijn en een bijzondere bijdrage leveren aan de kwaliteit, identiteit en belevingswaarde van de stad;
  • de groenvoorzieningen die een belangrijke natuurwaarde hebben;
    • 1. de groenvoorzieningen die door hun omvang en/of ligging bijdragen aan de samenhang van de totale groenstructuur;
  • c. de aanleg geen onevenredige gevolgen heeft voor de bestaande groenstructuur en uitstraling hiervan op de omgeving;
  • d. de aanleg passend is binnen het bestaande omgevingsbeeld en de bestaande omgevingskwaliteit.

Artikel 5 Natuur

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos- en natuurgebieden;
  • b. instandhouding, versterking en ontwikkeling van natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en abiotische waarden en met daaraan nevengeschikt de bosbouwkundige waarde;

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
  • a. Op de gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:
    • 1. ondergeschikte bouwwerken, zoals afrasteringen en eenvoudige recreatief ondersteunende voorzieningen, zoals wegwijzers, informatieborden en zitbanken, waarbij de hoogte van de bouwwerken maximaal 2 meter mag bedragen en geldt dat ze naar aard en afmetingen bij deze bestemming passen;
  • b. Bij de bouw van de onder a toegestane bouwwerken, dan wel de aanwezigheid van de onder a genoemde bouwwerken, dan wel als gevolg van het te verwachten gebruik van de onder a genoemde bouwwerken mogen de natuurlijke, cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden niet onevenredig worden geschaad.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen voor:

  • a. het gebruik van de gronden voor agrarische doeleinden, anders dan ter ondersteuning en het beheer van de in het gebied voorkomende en/of te ontwikkelen waarden;
  • b. het storten, aanbrengen of toepassen van (mest)stoffen die niet noodzakelijk zijn ter verbetering of instandhouding van de kenmerkende vegetatie en flora;
  • c. elke vorm van detailhandel, anders dan ten behoeve van het in 5.1 onder c bedoelde recreatieve gebruik, in de vorm van ambulante handel;
  • d. het gebruik of het laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een escortbedrijf en (straat)prostitutie;
  • e. lawaaisporten;
  • f. het aanbrengen van verhardingen van meer dan 200 m2;
  • g. het verwijderen van een of meer bodemlagen en het daarna weer opbrengen van grond, bestaand uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders (vergraven);
  • h. het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 50 centimeter (gemeten vanaf het peil) ten behoeve van agrarisch gebruik (diepploegen- en woelen).
  • i. het verwijderen van het microreliëf in de toplaag (egaliseren);
  • j. het aanbrengen van drainagebuizen in de grond;
  • k. het bemalen van een of meerdere percelen (aanbrengen onderbemaling).
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (doen) voeren of te laten voeren:

  • a. het verwijderen van de bovenste bodemlaag / bodemlagen (afgraven);
  • b. het opbrengen van grond van elders op de bestaande toplaag (ophogen);
  • c. het verwijderen van het microreliëf in de toplaag (egaliseren);
  • d. het diep in de grond indrijven van heipalen of andere voorwerpen;
  • e. het aanbrengen van leidingen en daarna weer terugbrengen van de grond, bestaande uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders;
  • f. het aanleggen van sloten of greppels, verbreden en/of uitdiepen van bestaande sloten of greppels;
  • g. het dempen van sloten of greppels;
  • h. het verwijderen van bomen en/of struiken (solitairen of in de vorm van bos, houtsingels, houtwallen);
  • i. het planten van bomen en/of struiken.
5.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 5.4.1 van de planregels vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. de aanleg van kabels en leidingen betreffen binnen wegbermen gelegen binnen de bestemming 'Natuur” voor zover deze grenst aan de bestemming 'Verkeer – wegverkeer;
  • c. het wijzigen van de natuurvorm, zoals van bos naar heide, is toegestaan, mits e.e.a. plaatsvindt op basis van een beheerplan.
5.4.3 Afwegingskader

Een in artikel 5.4.1 van de planregels genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de natuurwaarden van deze gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. voet- en rijwielpaden;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. kunstwerken;
  • f. voorzieningen van algemeen/openbaar nut;
  • g. ondergrondse en/of bovengrondse waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. overige bijbehorende voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op of in de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.

6.2.2 Overige bouwwerken geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van de situering en maatvoering van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer bedraagt maximaal 12 m;
  • b. de bouwhoogte van kunstobjecten bedraagt maximaal 12 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden of opstallen ten behoeve van motorbrandstofverkooppunten.

Artikel 7 Leiding - Hoogspanningsverbinding

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor bovengrondse hoogspanningsverbindingen en de daarbij behorende beschermingszone.

7.2 Bouwregels

Op of in de voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van deze bestemming, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 50 m bedraagt.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2 voor het oprichten van gebouwen, of bouwwerken geen gebouwen zijnde passend binnen de regels van de overige krachtens dit plan aan deze gronden toegekende bestemmingen, met dien verstande dat:

  • a. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de met de bestemming Leiding – Hoogspanningsverbinding verbonden belangen;
  • b. alvorens de betreffende omgevingsvergunning wordt verleend de leidingbeheerder wordt gehoord.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Verbodsbepaling

Het is verboden, op of in de voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen, vellen of rooien van hoog opgaande beplantingen en/of bomen;
  • b. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport,- energie-, of telecommunicatie-leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, anders dan ten behoeve van de betreffende hoogspanningsverbinding;
  • c. het opslaan van materiaal;

met dien verstande dat de alvorens de betreffende omgevingsvergunning wordt verleend de leidingbeheerder wordt gehoord.

7.4.2 Toepassingsbereik

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in artikel 7.4.1 is niet vereist voor:

  • a. werken en werkzaamheden welke van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. werken en werkzaamheden welke normale onderhoudswerkzaamheden betreffen;
  • c. werken en werkzaamheden welke worden uitgevoerd in het kader van het op de bestemming gerichte normale beheer en gebruik van de grond.

Artikel 8 Waterstaat - Beschermingszone watergang

8.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de nabij gelegen waterloop.

8.2 Bouwregels

Op de voor 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de genoemde bestemming worden opgericht.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.2 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken binnen de beschermingszone mits:

a. het belang van de waterloop niet onevenredig wordt aangetast;

b. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.

Burgemeester en wethouders winnen, alvorens een omgevingsvergunning te verlenen, advies in bij de waterbeheerder zijnde het waterschap.

8.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de dubbelbestemming 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' van de verbeelding verwijderen indien uit overleg met de waterbeheerder blijkt dat de bescherming overbodig is geworden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
10.1.1 Maximale maatvoering

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande (delen van) bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze afwijkende maten en hoeveelheden, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

10.1.2 Minimale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande (delen van) bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze afwijkende maten en hoeveelheden, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

10.2 Maximale bouwhoogte in verband met funnel militaire luchtmachtbasis de Peel
10.2.1 Maximale bouwhoogte in verband met funnel militaire luchtmachtbasis de Peel

In verband met de ligging van het plangebied in de funnel van luchtmachtbasis de Peel bedraagt de bouwhoogte van die gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, waarvoor in hoofdstuk 2 van deze planregels geen specifieke maximale bouwhoogtes zijn opgenomen of conform hoofdstuk 2 van de planregels geen maximale bouwhoogtes gelden, maximaal 114 m boven NAP.

10.3 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan bij bestaande hoofd- en bijgebouwen;
  • b. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil;
  • c. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil.
10.4 Infiltratieplicht
10.4.1 Infiltreren op eigen terrein

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een nieuw gebouw, de uitbreiding van een bestaand gebouw of de verbouw van een bestaand gebouw, wordt uitsluitend verleend indien voor de aanwezige functie op eigen terrein wordt voorzien in infiltratie van hemelwater.

10.4.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 10.4.1 voor zover op andere wijze in de nodige infiltratievoorziening wordt voorzien.

10.5 Parkeren
10.5.1 Parkeren op eigen terrein

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een nieuw gebouw, de uitbreiding van een bestaand gebouw of de verbouw van een bestaand gebouw, wordt uitsluitend verleend indien op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd. Voldoende parkeergelegenheid betekent dat wordt voldaan aan de normen die zijn neergelegd in “Bijlage 3 Parkeernormen Venray” die als bijlage bij de “Beleidsnota parkeernormen, Gemeente Venray” hoort. Indien deze nota niet toereikend is wordt getoetst aan de CROW publicatie 317 'kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'. Indien de beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.

10.5.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan een omgevingsverlening verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 10.5.1 indien het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Algemeen gebruiksverbod

Onverlet het bepaalde in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, is het (ook) verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken of laten gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan.

11.2 Algemeen verbod op uitoefening prostitutie

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de binnen dit bestemmingsplan gelegen gronden en opstallen voor prostitutiedoeleinden, dan wel de exploitatie van een seksinrichting of daarmee vergelijkbare vorm van bedrijf. Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen:

  • a. zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft bijgebouwen;
  • b. het gebruik van ruimten binnen een woning en/of bijgebouwen voor de uitoefening van een aan huis gebonden (bedrijfs)activiteit;
  • c. seksinrichting.

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels

12.1 Vrijwaringszone - weg 50 m lijn
  • a. De ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - weg 50 m lijn' gelegen gronden zijn, behalve voor de doeleinden van de andere krachtens dit plan aan deze gronden gegeven bestemmingen, primair bestemd voor de bescherming en het onderhoud van het naast deze zone gelegen tracé van de Rijksweg A73.
  • b. Op of in de in de ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - weg 50 m lijn ' gelegen gronden mogen, behoudens voorzieningen ten behoeve van het wegverkeer en ecologische voorzieningen, geen gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht.
  • c. Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van het wegverkeer, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 12.1 onder b voor de bouw van bouwwerken welke zijn toegelaten krachtens de onderliggende bestemming nadat de wegbeheerder terzake is gehoord.
12.2 Vrijwaringszone - weg 100 m lijn
  • a. De ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - weg 100 m lijn' gelegen gronden zijn, behalve voor de doeleinden van de andere krachtens dit plan aan deze gronden gegeven bestemmingen, primair bestemd voor de bescherming en het onderhoud van het evenwijdig aan deze zone gelegen tracé van de Rijksweg A73.
  • b. Op of in de in de ter plaatse van de aanduiding 'Overlegzone 100 m¹ rooilijn Rijksweg A73' gelegen gronden mogen, behoudens voorzieningen ten behoeve van het wegverkeer en ecologische voorzieningen, geen gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht.
  • c. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 12.2 onder b voor de oprichting van gebouwen van bouwwerken welke zijn toegelaten krachtens de aan de betreffende gronden gegeven bestemming mits geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van het wegverkeer en de wegbeheerder.
12.3 Geluidzone - industrie
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie' mogen geen nieuwe geluidgevoelige gebouwen worden gebouwd.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. en toestaan dat nieuwe geluidgevoelige gebouwen worden gebouwd, mits de geluidbelasting vanwege het industrielawaai op de gevels van deze geluidgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

13.1 Algemene afwijkingsbevoegdheid

Indien hierbij geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken kunnen Burgemeester en wethouders middels een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende bepalingen in het plan ten behoeve van:

  • a. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering ten aanzien van bouwhoogten, bebouwde oppervlakten, dakhellingen, inhoudsbepalingen, goothoogten, en hoogten van bouwwerken geen bouwwerken zijnde, met ten hoogste 10%; mits de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het in geringe mate, doch niet meer dan 1 meter, afwijken (ten behoeve van bebouwing of gebruik) van een bestemmingsgrens of van de ligging van de voorgevellijn, voor zover dit noodzakelijk is om het plan (en de daaraan ten grondslag liggende intenties) in te passen in de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein;
  • c. de situering van een ondergeschikt bouwdeel buiten het bouwvlak;
  • d. het ten aanzien van een ondergeschikt bouwdeel afwijken van de ter plaatse toegestane maximale bouwhoogte.
13.2 Kleine bouwwerken van openbaar nut

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in de (dubbel)bestemmingen en (gebieds)aanduidingen, een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de bouw- en/of gebruiksregels voor het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden, zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, pinautomaten, afval- en glascontainers, kapellen, wegkruisen en dergelijke, met dien verstande dat:

  • a. de inhoud maximaal 50 m³ mag bedragen;
  • b. de hoogte maximaal 3,00 mag bedragen.

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

14.1 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingsgrenzen van de op de verbeelding aangegeven bestemmingen te wijzigen, mits:

  • a. de oppervlakte van het te wijzigen aaneengesloten bestemmingsvlak met niet meer dan 10% wordt veranderd;
  • b. daardoor het door de gemeenteraad in dit bestemmingsplan vastgestelde beleid beter kan worden gerealiseerd;
  • c. de aanliggende bestemmingen overeenkomstig worden gewijzigd;
  • d. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
  • e. de wijziging stedenbouwkundig aanvaardbaar is.
14.2 Wijziging in verband met werkelijke toestand

Onverlet het bepaalde in artikel 14.1 kunnen burgemeester en wethouders het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het in geringe mate, tot maximaal 2,00 meter, verschuiven van de bestemmingsgrenzen, mits dit noodzakelijk is, in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden op de kaart ten opzichte van de feitelijke situatie, voor zover daarmee wordt beoogd een zo goed mogelijke overeenstemming tussen het plan en de werkelijke toestand te bereiken.

Artikel 15 Algemene procedureregels

15.1 Omgevingsvergunning

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

15.2 Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.

15.3 Nadere eisen

Bij het stellen van nadere eisen, worden in ieder geval de volgende procedureregels in acht genomen:

  • a. het ontwerp-besluit ligt, met de daarop betrekking hebbende stukken, gedurende vier weken voor belanghebbenden ter inzage op het gemeentehuis;
  • b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in het elektronisch gemeenteblad van Venray;
  • c. in deze kennisgeving wordt vermeld dat belanghebbenden gedurende de termijn van
  • d. terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent de aanvraag of het ontwerpbesluit kunnen indienen bij het bevoegd gezag;
  • e. indien tegen het ontwerpbesluit zienswijzen naar voren zijn gebracht, wordt het besluit met redenen omkleed;
  • f. burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 16 Overige regels

16.1 Overtreding algemene gebruiksregels

Overtreding van het bepaalde in Artikel 11 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2o van de Wet op de economische delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.

16.2 Wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luidden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

16.3 Voorrangsregels
16.3.1 Voorrang dubbelbestemming

In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming, gaat het belang van de dubbelbestemming voor.

16.3.2 Onderlinge relatie dubbelbestemmingen

Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen geldt dat dubbelbestemmingen gericht op het in stand houden of ontwikkelen van het groene karakter en het voorkomen van bebouwing voorgaan boven dubbelbestemmingen met bebouwing. In concreto wordt in afnemende mate prioriteit verleend aan de dubbelbestemming:

  • a. Waterstaat - Beschermingszone watergang;
  • b. Leiding – Hoogspanningsverbinding.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken
17.1.1 Algemeen overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
17.1.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 17.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 17.1.1 met maximaal 10%.

17.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 17.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

17.2 Overgangsrecht gebruik
17.2.1 Algemeen overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

17.2.2 Wijzigen strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 17.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

17.2.3 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 17.2.2, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

17.2.4 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 17.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

17.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het college van burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van die persoon of personen om van dat overgangsrecht af te wijken.

Artikel 18 Slotregel

De regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald als de regels van het bestemmingsplan 'De Blakt 2017' van de gemeente Venray.

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan .