Loobeek Deelgebied Venrays Broek en De Spurkt
Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.0984.BP17003-va01 |
Plantype: | bestemmingsplan |
Inhoudsopgave
Artikel 3 Agrarisch met waarden
Artikel 6 Verkeer - Wegverkeer
Artikel 8 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 10 Waarde - Archeologie
Artikel 12 Waarde - Houtopstanden en houtwallen
Artikel 13 Waterstaat - Beschermingszone watergang
Artikel 14 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 16 Algemene aanduidingsregels
Artikel 17 Algemene afwijkingsregels
Artikel 18 Algemene wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan ‘Loobeek Deelgebied Venrays Broek en De Spurkt’ met identificatienummer NL.IMRO.0984.BP17003-va01 van de gemeente Venray;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij
behorende bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 abiotische waarde
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot de aanwezigheid van natuurlijke grondwaterstromen en een voor het gebied typerende bodemopbouw;
1.6 archeologische waarden
de aan een gebied toegekende waarden die worden bepaald door de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.7 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.8 bestaand
ten tijde van de inwerkingtreding van het plan aanwezig.
1.9 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.10 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
bosbouwkundige waarde:
de aan een gebied toegekende waarde vanwege zijn houtproductiefunctie in samenhang met een natuur-, landschappelijke en/of recreatieve functie.
1.11 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.12 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.13 cultuurhistorische waarde
de aan een gebied of opstal toegekende waarde met betrekking tot de kenmerken van het gebruik dat de mens in de loop der geschiedenis van grond en gebouwen heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het wegen- en slotenpatroon, de verkavelingsstructuur of de architectuur; onder cultuurhistorische waarden worden mede verstaan de archeologische waarden.
1.14 dagrecreatief medegebruik 1
extensieve vormen van dagrecreatie die in de open lucht plaatsvinden in gebieden waar de hoofdfunctie een andere is; hieronder worden in ieder geval verstaan: wandelen, fietsen, paardrijden of kanoën.
1.15 dagrecreatief medegebruik 2
tijdelijk medegebruik van grasland akkerbouwgrond of onbebouwde agrarische grond voo dagrecreatieve activiteiten die in de openlucht plaatsvinden, waaronder kleinschalige recreatieve luchtvaart ten behoeve van luchtballonvaren en ultralights.
1.16 escortbedrijf
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overigen). Een escortbedrijf is een aparte functie en valt derhalve op geen enkele wijze onder enige andere functie c.q. doeleinden c.q. bestemming zoals bedoeld of omschreven in dit bestemmingsplan.
1.17 gebiedskwaliteit
Gebiedskwaliteit is opgebouwd uit vier, onderling samenhangende, aspecten:
Landschappelijke structuur, de wijze, waarop de totstandkomingsgeschiedenis van een gebied afleesbaar is in de huidige situatie.
Landschappelijke elementen, de intrinsieke waarde van samenhangende ecologische- en groenstructuren en watersystemen en de visuele waarde van de (afwisseling) van groene en gebouwde kwaliteiten.
Verkavelingstructuur/ bebouwingsstructuur, de wijze waarop de ruimte in een gebied letterlijk geordend is: open/gesloten, de verdeling van bebouwd/onbebouwd, de functionele verdeling en de herkenbaarheid van de ruimtelijke structuur
Functionele structuur, de kwaliteit van de gebouwde omgeving, zowel de kwaliteit van de elementen op zich, als de kwaliteit van de onderlinge samenhang en de relatie met andere kaliteitsaspecten.De inhoudelijke waardering van de gebiedskwaliteit is opgenomen in het Ruimtelijk Kwaliteitskader (RKK).
1.18 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.19 hartlijn
een denkbeeldige lijn in een symmetrisch vlak figuur of dito ruimtelijk object (omwentelingslichaam) die precies in het midden loopt.
1.20 kleinschalige horeca en dagrecreatie
vormen van recreatie met een beperkte omvang en uitstraling en gericht op het beleven van het buitengebied, zoals: verhuur van fietsen, verhuur van kano’s, verhuur van huifkarren, pony’s etc., uitvoeren van ambachten (kaasboerderij e.d.), tuinbezichtiging en bezichtiging historisch deel boerderij of schuur, lunchmogelijkheden, theetuin, terras en speeltuin.
1.21 natuurlijke waarden
de aan een gebied toegekende waarde, die bepaald wordt door het voorkomen van bodem-kundige, hydrologische en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in samenhang.
1.22 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden
het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren.
1.23 ondergronds
beneden het peil.
1.24 onevenredige aantasting van aanwezige waarden
het resultaat van een ruimtelijke ingreep heeft een te groot nadelig effect op de aanwezige waarden in dat gebied in verhouding tot de aard en omvang van die waarden.
1.25 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.26 pand
de kleinste bij totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.27 peil
voor gebouwen waarvan:
de hoofdingang binnen 20 meter van de weg is gelegen en;
het oorspronkelijke maaiveld niet meer dan 0,50 meter afwijkt van de hoogte van de weg: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het oorspronkelijke maaiveld waarop het bouwwerk geplaatst is of wordt;
met dien verstande dat, indien bestaande gebouwen afwijkend van de onder a. en/of b. genoemde gevallen zijn gerealiseerd, de bovenkant van de begane grondvloer van bestaande gebouwen als peil wordt beschouwd.
1.28 schaapskooi
een gebouw dat gedeeltelijk dienst doet als educatief ontmoetingscentrum met aanvullend een toeristisch verkooppunt en tevens gedeeltelijk dient als onderkomen voor schapen.
1.29 schans
een eenvoudig, als regel aarden verdedigingswerk
1.30 (straat)prostitutie
het zich (op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg resp. openbare ruimten bevindend voertuig) beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding. (Straat)prostitutie is een aparte functie en valt derhalve op geen enkele wijze onder enige andere functie c.q. doeleinden c.q. bestemming zoals bedoeld of omschreven in dit bestemmingsplan.
1.31 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijk gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde of onderkomen, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar. Een seksinrichting is een aparte functie en valt derhalve op geen enkele wijze onder enige andere functie c.q. doeleinden c.q. bestemming zoals bedoeld of omschreven in dit bestemmingsplan.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.2 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 de afstand tot de (naar de weg gekeerde) perceelgrens:
de kortste afstand van een bouwwerk tot de (naar de weg gekeerde) perceelgrens van het bouwperceel.
2.5 de afstand tussen gebouwen:
de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.
2.6 de vloeroppervlakte:
op de vloer tussen de binnenzijden van de gevelmuren en/of gemeenschappelijke scheidingsmuren.
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 de oppervlakte van een werk of werkzaamheid, geen bouwwerk zijnde:
de fysieke oppervlakte van het maaiveld, gemeten over het oorspronkelijke maaiveld.
2.9 de inhoud van overkappingen, carports en daarmee gelijk te stellen gebouwen en bouwwerken:
vanaf peil tot aan de buitenzijde van het dak en tussen de buitenwerkse maten van de draagconstructie. Overstekken tot 0,50 meter worden niet meegeteld bij de berekening van de inhoud.
2.10 dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.11 vrijwaringszone weg:
uit de as van de dichtstbijgelegen rijbaan inclusief bijbehorende toe- en afritten.
2.12 de inhoud van een woning
als inhoud van de woning wordt aangemerkt de inhoud (m³) van het hoofdgebouw inclusief bijbehorende bouwwerken, exclusief overkappingen. Waar het hoofdgebouw onderdeel is van voormalige bedrijfsbebouwing, wordt onder inhoud van de woning begrepen de inhoud van dat deel van het hoofdgebouw dat legaal functioneel als woonruimte in gebruik is.
2.13 wijze van meten
tenzij anders bepaald, worden de waarden die in m, m² of m³ zijn uitgedrukt op de volgende wijze gemeten:
afstanden loodrecht,
hoogten verticaal vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven, en
maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch met waarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
agrarisch grondgebruik;
behoud, ontwikkeling en versterking van:
de aanwezige landschappelijke waarden, in het bijzonder van het esdorpenlandschap en de beekdalen;
bestaande natuurwaarden al dan niet in combinatie met agrarisch gebruik;
dagrecreatief medegebruik 1 en dagrecreatief medegebruik 2;
erfbeplanting, wegbeplanting, landschapselementen, bosschages;
bestaande voorzieningen van openbaar nut.
3.2 Bouwregels
Op de voor agrarisch met waarden aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor:
het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;
het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, waaronder tevens caravans ten behoeve van de huisvesting door tijdelijke werknemers;
3.4 Wijzigingsbevoegdheid
3.4.1 Wijziging Agrarisch met waarden naar Natuur
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch met waarden' wijzigen in de bestemming 'Natuur' ten behoeve van het ontwikkelen van natuurgebieden danwel ecologische verbindingszones onder de voorwaarden dat:
sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
het creëren van een ecologische verbinding economisch uitvoerbaar moet zijn;
de te ontwikkelen natuurwaarden moeten worden afgestemd op de potentiële en actuele natuurwaarden van het gebied.
Artikel 4 Natuur
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor bos- en natuurgebieden, met als doel:
instandhouding, versterking en ontwikkeling van natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en abiotische waarden en met daaraan nevengeschikt de bosbouwkundige waarde;
water en waterhuishoudkundige doeleinden, zoals beken, waterlopen, waterberging, wateraanvoer en/of -afvoer (infiltratie), met de daarbij behorende kunstwerken, bruggen en andere waterstaatswerken, het een en ander met in acht name van de Keur van het Waterschap;
paden, wegen, ontsluitings- en verkeersvoorzieningen ten dienste van de bestemming of ingesloten andere bestemmingen;
een en ander met bijbehorende ondergeschikte bouwwerken.
4.2 Bouwregels
Op de gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:
ondergeschikte bouwwerken, zoals afrasteringen, wildroosters en eenvoudige recreatief ondersteunende voorzieningen, zoals wegwijzers, informatieborden en zitbanken;
de mogelijkheid tot bouw van een uitkijktoren met een maximale hoogte van 30 meter;
waterstaatkundige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bruggen, dammen en/of duikers, alsmede voorzieningen noodzakelijk voor het beheer en onderhoud van beken en waterlopen, waarbij de hoogte van de bouwwerken maximaal 4 meter mag bedragen en geldt dat ze naar aard en afmetingen bij deze bestemming passen en ten dienste van natuurdoelen en waterbeheer staan;
Bij de bouw van de onder a toegestane bouwwerken, of de aanwezigheid van de onder a genoemde bouwwerken, of als gevolg van het te verwachten gebruik van de onder a genoemde bouwwerken mogen de natuurlijke, cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden niet onevenredig worden geschaad.
4.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen voor:
het gebruik van de gronden voor agrarische doeleinden, anders dan ter ondersteuning en het beheer van de in het gebied voorkomende en/of te ontwikkelen natuurlijke waarden;
het storten, aanbrengen of toepassen van (mest)stoffen die niet noodzakelijk zijn ter verbetering of instandhouding van de kenmerkende natuurlijke waarden behalve ter plekke van de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - stalmest toegestaan’ mag ruige stalmest worden aangebracht ten behoeve van de ter plekke toegekende natuurlijke waarde (natuurdoeltype Kruiden- en faunarijk grasland), waarbij het gebruik van drijfmest en/of andere (kunst-)mestsoorten expliciet is uitgesloten;
het gebruik of het laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een escortbedrijf en (straat)prostitutie;
lawaaisporten;
het aanbrengen van verhardingen van meer dan 200 m2;
het verwijderen van een of meer bodemlagen en het daarna weer opbrengen van grond, bestaand uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders (vergraven);
het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 50 centimeter (gemeten vanaf het peil) ten behoeve van agrarisch gebruik (diepploegen- en woelen).
het verwijderen van het microreliëf in de toplaag (egaliseren);
het aanbrengen van drainagebuizen in de grond;
het bemalen van een of meerdere percelen (aanbrengen onderbemaling);
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Verboden werken en/of werkzaamheden
Het is verboden op of in de in artikel 4.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
het verwijderen van de bovenste bodemlaag / bodemlagen (afgraven);
het opbrengen van grond van elders op de bestaande toplaag (ophogen);
de oorspronkelijke toplaag verwijderen en/of grond van elders aanvoeren (vergraven);
het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 50 centimeter (gemeten vanaf het oorspronkelijke maaiveld) ten behoeve van agrarisch gebruik (diepploegen- en woelen);
het verwijderen van het microreliëf in de toplaag (egaliseren);
het aanbrengen van leidingen en daarna weer terugbrengen van de grond, bestaande uit de oorspronkelijke toplaag en/of grond van elders;
het aanbrengen van drainagebuizen in de grond;
het bemalen van een of meerdere percelen (aanbrengen onderbemaling);
het aanleggen van sloten of greppels, verbreden en/of uitdiepen van bestaande sloten of greppels;
het dempen van sloten, greppels en/of poelen;
het verwijderen van bomen en/of struiken (solitairen of in de vorm van bos, houtsingels, houtwallen);
het beplanten van gronden met opgaand houtgewas in verband met boom- of sierteelt waarbij de teeltperiode langer is dan 5 jaar;
het aanbrengen van verhardingen van meer dan 200 m².
4.4.2 Uitzonderingen
Het in artikel 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
het normale onderhoud betreffen;
bijdragen aan realisering van natuurdoelstellingen;
worden uitgevoerd in het kader van het omzetten van bos naar overige natuur of van overige natuur naar bos;
de aanleg van kabels en leidingen binnen wegbermen binnen de bestemming 'Natuur' voor zover deze gelegen zijn in de nabijheid van en ten dienste zijn van verkeersdoeleinden.
4.4.3 Verlenen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
Een in artikel 4.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien er geen sprake is van de aanleg van verharding in de ecologische hoofdstructuur en door de werken en/of werkzaamheden of door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen, de natuurwaarden van deze gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, of de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind.
Artikel 5 Recreatie
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
dagrecreatie in de vorm van:
dagrecreatief medegebruik 1;
een terrein voor een schans en een schaapskooi, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - schans en schaapskooi';
een terrein voor een volmolen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - volmolen',
kleinschalige horeca en dagrecreatie, ondergeschikt aan en ten dienste van de in 5.1 a onder 2 en 3 genoemde functies, met dien verstande dat uitsluitend horeca is toegestaan die is opgenomen in de categorie 1a van de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-activiteiten';
evenementen, ondergeschikt aan en ten dienste van de onder 5.1 a onder 2 en 3 genoemde functies, met dien verstande dat de bepalingen in artikel 5.5.2 in acht dienen te worden genomen;
verblijfsrecreatie, ondergeschikt aan en ten dienste van de onder 5.1 a onder 2 genoemde functies, met dien verstande dat verblijfsrecreatie uitsluitend is toegestaan in de vorm van kamperen ten dienste van de onder 5.1. onder c genoemde activiteiten;
voor maatschappelijk gebruik ten dienste van de onder 5.1 a onder 2 en 3 genoemde functie in de vorm van een werkomgeving voor onder meer mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt en/of ouderenopvang.
met dien verstande dat de bestemmingen genoemd onder 5.1 onder b, c, d en e. gericht zijn op het cultuurhistorische en educatieve karakter van de onder 5.1 a onder 2 en 3 genoemde functies;
een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder groen, parkeervoorzieningen, in- en uitritten, met dien verstande dat:
ten behoeve van de ter plaatse aanwezige functie moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
Op de voor 'Recreatie' aangewezen gronden mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend zijn toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, welke binnen het gehele bestemmingsvlak zijn toegestaan;
de op de verbeelding opgenomen:
maximale bebouwingsoppervlakte;
maximale goot- en bouwhoogte;
niet mag worden overschreden.
informatieborden en zitbanken zijn toegestaan.
5.2.2 Recreatie
Voor de bouwwerken gelegen op gronden met de bestemming 'Recreatie' gelden de volgende eisen, tenzij anders op de verbeelding weergegeven:
bouwwerken, geen gebouw zijnde:
|
Bouwhoogte |
Erf- en terreinafscheidingen |
2m |
Grondwallen ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van recreatie - schans en schaapskooi' |
|
Overige bouwwerken geen gebouw zijnde |
Max. 3 m, met uitzondering van |
|
Afstand |
Afstand tot de niet naar de weg gekeerde |
|
Afstand tot de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer' |
|
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
de aard, bouwhoogte en de situering van erfafscheidingen;
voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
een en ander op basis van een landschappelijke inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit.
De onder a genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing en;
ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden en
ter verbetering van de gebiedskwaliteit.
5.4 Afwijken van bouwregels
5.4.1 Algemeen
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels ten behoeve van de in artikel 5.4.2 en 5.4.3 genoemde ontwikkelingen onder de daarbij genoemde voorwaarden en met dien verstande dat:
de ontwikkelingen qua aard en omvang passen in de omgeving en de daarin voorkomende functies;
de ontwikkelingen infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
de ontwikkelingen voor zover van toepassing moet gepaard gaan met verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de nieuwe bebouwing wordt ingepast;
met het oog op de hemelwaterproblematiek er, voor zover van toepassing, voorzieningen dienen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
er geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
5.4.2 Bouwen dichter bij de perceelsgrens
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
artikel 5.2.2 onder a ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde binnen de minimale afstand tot de bouwperceelsgrens, met dien verstande dat:
het woon- en leefklimaat van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
de gebruiksmogelijkheden van percelen van derden niet onevenredig worden beperkt;
er geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie.
5.4.3 Uitkijktoren
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2 ten behoeve van de oprichting van een uitkijktoren met een maximale hoogte van 30 meter;
De onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien hierdoor of door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de natuurwaarden van deze gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, of de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Strijdig gebruik
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen voor:
het permanent wonen op gronden aangewezen voor dagrecreatieve of verblijfrecreatieve doeleinden;
het gebruik van opstallen ten behoeve van horecadoeleinden, behoudens verband houdend met het binnen de bestemming op de grond gerichte gebruik van gronden en opstallen;
het gebruik of het laten gebruiken van gronden en/of gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een seksinrichting, een escortbedrijf en (straat)prostitutie;
bevi-inrichtingen.
5.5.2 Evenementen
Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - schans en schaapskooi' gelden de volgende regels:
het maximaal aantal evenementen dat mag plaatsvinden op de betreffende gronden bedraag 1 per jaar;
het totaal aantal dagen van de duur van de evenementen bedraagt 2 dagen;
het maximaal aantal toegestane bezoekers per evenement per dag bedraagt 250.
Artikel 6 Verkeer - Wegverkeer
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
de aanleg en instandhouding van:
hoofdverkeerswegen;
interregionale wegen;
interlokale wegen;
lokale verharde wegen;
instandhouding van de ecologische, visueel-landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de onverharde en verharde wegen;
water en waterhuishoudkundige doeleinden;
geluidswallen en geluidsschermen op gronden behorende tot de hoofdverkeerswegen;
gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder begrepen abri's, verlichtingsarmaturen, apparatenkasten voor telecommunicatiemasten;
kabels en leidingen;
groen, bermen, en wegbeplantingen;
parkeren;
veldkruizen, kapellen en kunstwerken;
kadaverplaatsen met een maximale oppervlakte van 5 m2 per voorziening.
Een en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals wildbegeleidende en wildbeschermingsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
Op de voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, zoals bruggen, duikers, viaducten, faunapassages, met een maximale hoogte van 12 m voor verlichtingsarmaturen en bewegwijzering.
6.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van de gronden en opstallen ten behoeve van een seksinrichting, een ecsortbedrijf en (straat)prostitutie;
het verharden van onverharde wegen met de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer – onverhard ;
het gebruik of het laten gebruiken van gronden en/of gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een seksinrichting, een escortbedrijf en (straat)prostitutie;
Artikel 7 Water
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
water en waterhuishoudkundige doeleinden;
behoud en ontwikkeling van ecologische waarden van natuurlijk oppervlaktewater in de vorm van plassen, vennen en beken;
ontwikkeling van natuurlijke oevers;
de berging, wateraanvoer en/of –afvoer (infiltratie);
ter plaatse van duikers tevens tuinen, erven, kavelontsluitingen en/of weg(berm) behorende bij de aansluitende bestemmingen;
waterstaatkundige kunstwerken, bruggen en andere waterstaatswerken;
met daarbij behorende voorzieningen.
7.2 Bouwregels
Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van natuurdoelen en/ of waterbeheer worden gebouwd, zoals bruggen, dammen en/of duikers, alsmede voorzieningen noodzakelijk voor het beheer en onderhoud van de waterloop met een maximale hoogte van 3 m en steigers.
7.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:
gebruik van de grond, daaronder mede begrepen wateren, voor het aanleggen, aanmeren of als ligplaats innemen van woonschepen;
gebruik van de grond, daaronder mede begrepen wateren, voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voorzover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
gebruik van de grond, daaronder mede begrepen wateren, en opstallen als opslag-, stort- en/of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voertuigen, goederen, grond, stoffen en materialen, behoudens voorzover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en opstallen.
het gebruik van gronden en opstallen ten behoeve van (straat)prostitutie en/ of een escortbedrijf.
Artikel 8 Leiding - Hoogspanningsverbinding
8.1 Bestemmingsomschrijving
De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' zijn, behalve voor de daar voorkomende (basis)bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van hoogspanningsleidingen ten behoeve van de energievoorziening, waarbij:
de figuuraanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding' de hartlijn van de hoogspanningsleiding aangeeft;
artikel 19.3 van de planregels in acht dient te worden genomen.
8.2 Bouwregels
Op de gronden met de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' mag niet worden gebouwd, met dien verstande dat:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde welke noodzakelijk zijn voor de aanleg en het beheer en onderhoud van de leidingen en de hoogspanningsmasten wel zijn toegestaan mits de hoogte niet meer bedraagt dan 50 m;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde welke noodzakelijk zijn voor de aanleg en het beheer van telecommunicatievoorzieningen;
overige bebouwing is uitgesloten, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde - indien onderliggende bestemming bebouwing toelaat - en die zijn overeengekomen met de leidingbeheerder.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.2 van de planregels en gebouwen binnen de dubbelbestemming toestaan, onder de voorwaarden dat:
de onderliggende (basis)bestemming de bebouwing toelaat;
door de bouw of plaatsing of de aanwezigheid van een bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de in artikel 8.1 omschreven doeleinden;
alvorens burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen, zij de beheersinstantie van de betrokken leidingen horen.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Verboden werken en/of werkzaamheden
Het is verboden op of in de in artikel 8.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
het aanbrengen van hoogopgaande beplanting of bomen;
het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 meter;
het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
het ophogen en egaliseren, bodemverlagen of afgraven of anderszins wijzigen van maaiveld of weghoogte.
8.4.2 Uitzonderingen
Het in artikel 8.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen.
beplanting betreft, die voorkomt op de beplantingslijst van de leidingbeheerder;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
die worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en).
8.4.3 Verlenen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
Een in artikel 8.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de functie van de gronden en de leidingen, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad. De beheerder van de leiding dient te zijn gehoord.
Artikel 9 Leiding - Riool
9.1 Bestemmingsomschrijving
De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Leiding - Riool' zijn, behalve voor de daar voorkomende (basis)bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse rioolleidingen voor het transport van afvalstoffen en daarmee vergelijkbare doeleinden, waarbij :
de figuuraanduiding 'hartlijn leiding - riool' de hartlijn van de rioolleiding aangeeft;
artikel 19.3 van de planregels in acht dient te worden genomen.
9.2 Bouwregels
Op de gronden met de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de leidingen.
overige bebouwing is uitgesloten, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde - indien onderliggende bestemming bebouwing toelaat - en die zijn overeengekomen met de leidingbeheerder
9.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.2 van de planregels en bebouwing toestaan, onder de voorwaarden dat:
de onderliggende (basis)bestemming de bebouwing toelaat;
door de bouw of plaatsing of de aanwezigheid van een bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de in 9.1 omschreven doeleinden;
alvorens burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen, zij de beheersinstantie van de betrokken leidingen horen.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Algemeen
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning binnen de gebieden met de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
het verwijderen van de bovenste bodemlaag / bodemlagen (afgraven);
het opbrengen van grond van elders op de bestaande toplaag (ophogen);
het verwijderen van een of meer bodemlagen en het daarna weer opbrengen van grond, bestaand uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders (vergraven);
het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 50 centimeter (gemeten vanaf het peil) ten behoeve van agrarisch gebruik (diepploegen- en woelen);
het verwijderen van het microreliëf in de toplaag (feitelijk een combinatie van ophogen en afgraven);
het diep in de grond indrijven van heipalen of andere voorwerpen;
het aanbrengen van leidingen en daarna weer terugbrengen van de grond, bestaande uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders;
het aanbrengen van drainagebuizen in de grond;
het bemalen van een of meerdere percelen (aanbrengen onderbemaling);
het aanleggen van sloten of greppels, verbreden en/of uitdiepen van bestaande sloten of greppels;
het verwijderen van bomen en/of struiken (solitairen of in de vorm van bos, houtsingels, houtwallen);
het planten van bomen en/of struiken;
het verwijderen van gras en aanplanten van gewassen of jonge bomen (ten behoeve van boomkwekerij of sierteelt);
het aanbrengen van verhardingen van meer dan 200 m2.
9.4.2 Uitzonderingen
Het in artikel 9.4.1 van de planregels vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen.
beplanting betreft, die voorkomt op de beplantingslijst van de leidingbeheerder;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
die worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en);
het aanbrengen van leidingen in wegbermen binnen de bestemming verkeer betreft, voor zover deze niet aansluit op de bestemming natuur.
9.4.3 Afwegingskader
Een in artikel 9.4.1 van de planregels genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de functie van de gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad. De beheerder van de leiding dient te zijn gehoord.
Artikel 10 Waarde - Archeologie
10.1 Bestemmingsomschrijving
De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Waarde - Archeologie' zijn, behalve voor de daar voorkomende (basis)bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden in het gebied, waarbij artikel 19.3 van de planregels in acht dient te worden genomen.
10.2 Bouwregels
Op of in de als 'Waarde - Archeologie' aangegeven gronden mag op basis van de onderliggende bestemming en worden gebouwd, waarbij de grond voor maximaal 500 m2 (gemeten op maaiveldniveau) wordt verstoord;
Indien de verstoring meer dan 500 m2 bedraagt en deze verstoring dieper gaat dan 50 cm, dient de aanvrager een rapport (bureauonderzoek, inventariserend (verkennend, karterend of waarderend) veldonderzoek d.m.v. proefsleuven of boringen, opgraving, archeologische begeleiding) van een door gemeenteweg erkende archeologisch deskundige heeft overgelegd waaruit blijkt dat de in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemmingsplan omschreven archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
10.3 Afwijken van bouwregels
10.3.1 Algemeen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 10.2 van de planregels en meer bebouwing toestaan, indien door archeologisch onderzoek is gebleken dat geen onevenredige aantasting van archeologische waarden plaatsvindt door de bouwactiviteiten. Uitsluitend indien archeologische waarde is vastgesteld worden aan de omgevingsvergunning daartoe de volgende voorwaarden verbonden:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden. Hierbij kan gedacht worden aan het bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag, het gebruiken van alternatieven voor het funderen van bouwwerken zoals heien, of
de verplichting tot het doen van opgravingen, of
de verplichting de uitvoering van de (bouw)activiteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
10.3.2 Afwegingskader
Alvorens te beslissen over de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10.3.1 vragen burgemeester en wethouders een archeologisch deskundige om schriftelijk advies of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
10.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen voor:
grondbewerkingen uit te voeren, voor zover de werkzaamheden dieper gaan dan 50 cm ten opzichte van het oorspronkelijke maaiveld en indien de verstoring meer dan 500 m² bedraagt;
het indrijven van voorwerpen in de grond, dieper dan 50 cm;
10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.5.1 Algemeen
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
het verwijderen van de bovenste bodemlaag / bodemlagen (afgraven);
het verwijderen van een of meer bodemlagen en het daarna weer opbrengen van grond, bestaand uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders (vergraven);
het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 50 centimeter (gemeten vanaf het peil) ten behoeve van agrarisch gebruik (diepploegen- en woelen);
het verwijderen van het microreliëf in de toplaag (egaliseren);
het diep in de grond indrijven van heipalen of andere voorwerpen;
het aanbrengen van leidingen en daarna weer terugbrengen van de grond, bestaande uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders;
het aanbrengen van drainagebuizen in de grond;
het bemalen van een of meerdere percelen (aanbrengen onderbemaling);
het aanleggen van sloten of greppels, verbreden en/of uitdiepen van bestaande sloten of greppels;
het beplanten van gronden met opgaand houtgewas in verband met boom- en sierteelt waarbij de oogst dieper dan 50 cm zal plaatsvinden
10.5.2 Uitzonderingen
Het in artikel 10.5.1 van de planregels vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
een oppervlakte beslaan van ten hoogste 500 m2;
blijkens een rapport van een door gemeenteweg erkende archeologisch deskundige (voortoets) de in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemmingsplan omschreven archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad;
het aanbrengen van leidingen in wegbermen binnen de bestemming verkeer, voor zover deze niet aansluit op de bestemming natuur.
10.5.3 Afwegingskader
Een in artikel 10.5.1 van de planregels genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden van deze gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
Artikel 11 Waarde - Beekdal
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Beekdal' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor:
de bescherming van de natuurwaarden die verbonden zijn aan een vochtig milieu, landschapswaarden alsmede behoud van kwelgebieden welke een belangrijk onderdeel vormen van het hydrologisch systeem, waarbij artikel 19.3 van de planregels hierbij in acht dient te worden genomen;
het aanleggen en verwijderen van tijdelijke waterkeringen, mits deze als zodanig zijn opgenomen in de Keur van het waterschap;
met dien verstande dat de regels in dit artikel niet gelden voor het bouwen, het gebruik en het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, indien deze activiteiten plaatsvinden binnen een bouwvlak.
11.2 Bouwregels
Op of in de als 'Waarde - Beekdal' aangegeven gronden mag op basis van de onderliggende bestemming worden gebouwd mits de in 11.1 genoemde waarden niet onevenredig worden aangetast.
11.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen voor een ondergrond voor containervelden
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Verboden werken en/of werkzaamheden
Het is verboden op of in de in artikel 11.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
het diep in de grond indrijven van heipalen of andere voorwerpen;
het planten van bomen en/of struiken.
11.4.2 Uitzonderingen
Het in artikel 11.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
het normale onderhoud betreffen;
de aanleg van leidingen binnen wegbermen binnen de bestemming verkeer betreffen, voor zover deze niet aansluit op de bestemming natuur;
de aanleg en het verwijderen van tijdelijke waterkeringen betreft voorzover deze zijn opgenomen in de Keur van het waterschap.
11.4.3 Verlenen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Voor het uitvoeren van de in artikel 11.4.1 genoemde werken, geen bouwwerk zijnde en/of van werkzaamheden, kan een omgevingsvergunning worden verleend.
11.4.4 Afwegingskader
Een in artikel 11.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien er geen sprake is van de aanleg van verharding in de ecologische hoofdstructuur en door de werken en/of werkzaamheden of door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen, de landschappelijke en/of natuurwaarden van deze gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, of de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind.
Artikel 12 Waarde - Houtopstanden en houtwallen
12.1 Bestemmingsomschrijving
De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Waarde - Houtopstanden en houtwallen' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de landschappelijke waarden in het gebied waar de houtopstand typerend is voor de lokale omstandigheden, waarbij artikel 19.3 van de planregels in acht dient te worden genomen.
12.2 Bouwregels
Op of in de als 'Waarde - Houtopstanden en houtwallen' aangegeven gronden mag op basis van de onderliggende bestemming worden gebouwd mits de in artikel 12.1 genoemde waarden niet onevenredig worden aangetast.
12.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor:
voor agrarische doeleinden, anders dan ter ondersteuning en het beheer van de in het gebied voorkomende en/of te ontwikkelen waarden;
het storten, aanbrengen of toepassen van (mest)stoffen die niet noodzakelijk zijn ter verbetering of instandhouding van de kenmerkende vegetatie en flora;
de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders (vergraven);
het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 50 centimeter (gemeten vanaf het peil) ten behoeve van agrarisch gebruik (diepploegen- en woelen);
het verwijderen van het microreliëf in de toplaag (egaliseren);
het aanbrengen van drainagebuizen in de grond;
het bemalen van een of meerdere percelen (aanbrengen onderbemaling);
het verwijderen van gras en het vervolgens aanplanten van gewassen of jonge bomen (ten behoeve van boomkwekerij of sierteelt);
het verwijderen van gras en het omzetten in bouwland tijdens het broedseizoen (15 maart – 15 juli); vervallen;
het aanbrengen van:
verhardingen in houtwallen en;
verhardingen in houtopstanden van meer dan 15 m2 ;
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1 Algemeen
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (doen) voeren of te laten voeren:
het verwijderen van de bovenste bodemlaag / bodemlagen (afgraven);
het opbrengen van grond van elders op de bestaande toplaag (ophogen);
het aanbrengen van leidingen en daarna weer terugbrengen van de grond, bestaande uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders;
het aanleggen van sloten of greppels, verbreden en/of uitdiepen van bestaande sloten of greppels;
het dempen van sloten of greppels;
het verwijderen van bomen en/of struiken (solitairen of in de vorm van bos, houtsingels, houtwallen).
12.4.2 Uitzonderingen
Het in artikel 12.4.1 van de planregels vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
betreffen de aanleg van leidingen binnen wegbermen binnen de bestemming verkeer, voor zover deze niet aansluit op de bestemming natuur;
12.4.3 Afwegingskader
Een in artikel 12.4.1 van de planregels genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de natuurwaarden van deze gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind.
Artikel 13 Waterstaat - Beschermingszone watergang
13.1 Bestemmingsomschrijving
De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de nabij gelegen waterloop, waarbij artikel 19.3 van de planregels in acht dient te worden genomen.
13.2 Bouwregels
Op de voor 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de genoemde bestemming worden opgericht.
13.3 Afwijken van bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 13.2 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken binnen de beschermingszone mits:
het belang van de waterloop niet onevenredig wordt aangetast;
bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.
13.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de dubbelbestemming 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' van de verbeelding verwijderen indien uit overleg met de waterbeheerder blijkt dat de bescherming overbodig is geworden
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 14 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 15 Algemene regels
15.1 Maximale maatvoering
Indien afstanden tot, bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan meer bedragen dan op grond van hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
15.2 Minimale maatvoering
In die gevallen dat afstanden tot, bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan minder bedragen dan op grond van hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
15.3 Heroprichting
In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 15.1 en 15.2 uitsluitend van toepassing indien dit geschiedt op dezelfde plaats.
Artikel 16 Algemene aanduidingsregels
16.1 Luchtvaartverkeerzone
In afwijking van het overigens in het plan bepaalde is het niet toegestaan op de gronden gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerzone', ter aanduiding van de obstakelvrije zone van het luchtvaartterrein, enig bouwwerk te bouwen, enig roerend goed, houtopstanden en/of beplantingen te hebben of aan te brengen, danwel de bodem op te hogen, met een grotere hoogte dan aangegeven op de verbeelding.
16.2 Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied
Ter plaatse van de aanduiding 'Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' zijn de gronden tevens bedoeld voor het weergeven van de Extensiveringsgebieden, zoals bedoeld in het Reconstructieplan Noord- en Midden-Limburg.
16.3 Reconstructiewetzone - verwevingsgebied
Ter plaatse van de aanduiding 'Reconstructiewetzone - verwevingsgebied' zijn de gronden tevens bedoeld voor het weergeven van de Verwevingsgebieden, zoals bedoeld in het Reconstructieplan Noord- en Midden-Limburg.
16.4 Vrijwaringszone - weg - 1
Op de gronden gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - weg - 1' mag in de bebouwingsvrije zone (0-50 m van de weg) niet worden gebouwd.
16.5 Vrijwaringszone - weg - 2
Op de gronden gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - weg - 2' mag in de overlegzone (50-100 m van de weg) alleen worden gebouwd na een positief advies van de wegbeheerder.
Artikel 17 Algemene afwijkingsregels
17.1 Omgevingsvergunning
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
de planregels ten behoeve van het onderling in geringe mate aanpassen van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven, mits van de wegbeheerder een positief advies is ontvangen;
de planregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangepast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de omgevingsvergunning gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
de planregels ten aanzien van het bouwen van kunstuitingen en van zend-, ontvang- en/ of sirenemasten, waarbij voor een hoogte van meer dan 65 m +NAP, in het kader van voorkoming van onaanvaardbare radarverstoring, voorafgaand aan het toestaan schriftelijk advies dient te zijn ingewonnen bij de Dienst Vastgoed Defensie;
afmetingen in de planregels en op de verbeelding met een maximum van 10%.
17.2 Afwegingskader
Een in artikel 17.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van de bebouwing;
de milieusituatie;
de verkeersveiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
het bijdragen aan het behoud en/of versterking van de aanwezige gebiedskwaliteiten.
Artikel 18 Algemene wijzigingsregels
18.1 Verschuiven bestemmingsgrenzen of verwijdering functieaanduidingen
18.1.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:
bestemmingsgrenzen met max. 10 m. verschuiven, of
functieaanduidingen van de verbeelding verwijderen.
18.1.2 Afwegingskader
Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de in artikel 18.1.1 genoemde wijzigingsregels vindt een belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:
de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen worden geschaad;
de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
de mate waarin de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de ecologische-, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid is aangetoond.
Artikel 19 Overige regels
19.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
19.2 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De regels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 1 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
brandblusvoorzieningen;
de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
het bouwen bij ondergrondse hoofdtransportleidingen;
de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
de ruimte tussen bouwwerken.
19.3 Prioriteit van dubbelbestemmingen
Waar een enkelbestemming samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming;
Waar dubbelbestemmingen samenvallen gelden:
in de eerste plaats de regels van de bestemming ‘Leiding – Hoogspanningsverbinding’;
in de tweede plaats de regels van de bestemming ‘Leiding - Riool;
in de derde plaats de regels van de bestemming ‘Waarde - Archeologie’;
in de vierde plaats de regels van de bestemming ‘Waarde - Goudgroene natuurzone';
in de zesde plaats de regels van de bestemming ‘Waarde - Beekdal';
in de zevende plaats de regels van de bestemming ‘Waterstaat - Beschermingszone watergang;
in de achtste plaats de regels van de bestemming ‘Waarde - Houtopstanden en houtwallen.
19.4 Strijdig gebruik
Het is verboden gronden, bouwwerken en onderkomens te gebruiken of laten gebruiken op een wijze of tot een doel dat strijdig is met de aan de gronden gegeven bestemming.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 20 Overgangsrecht
20.1 Overgangsrecht bouwwerken
20.1.1 Algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
20.1.2 Afwijking
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 20.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 20.1.1 met maximaal 10%.
20.1.3 Uitzondering
Het bepaalde in 20.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
20.2 Overgangsrecht gebruik
20.2.1 Algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
20.2.2 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 20.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
20.2.3 Onderbroken gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in 20.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
20.2.4 Uitzondering
Het bepaalde in 20.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 21 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Loobeek deelgebied Venrays Broek en De Spurkt'.
30 oktober 2018