1.1 Plan
het bestemmingsplan Diepeling 5 Castenray.
1.2 Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML bestand NL.IMRO.0984.BP15016-va01 met bijbehorende regels.
1.3 Aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat. Het gebouw kan onderscheiden worden van het hoofdgebouw en is in architectonisch opzicht ondergeschikt aan het hoofdgebouw.
1.4 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 Aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 Aan-huis-gebonden-beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang, aard en intensiteit in of bij de woning met behoud van de woonfunctie (in ruimtelijke en visuele zin), uitgeoefend kan worden.
1.7 Aan-huis-gebonden-bedrijf
het aan huis – geheel of overwegend door middel van handwerk – uitoefenen van een bedrijfsmatige activiteit bedrijvigheid in de cat. 1 en 2 als genoemd in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij de woning met behoud van woonfunctie kan worden uitgeoefend , met hieraan ondergeschikte en kleinschalige detailhandel welke direct in verband dient te staan met de ter plaatse toegestane bedrijfsactiviteiten.
1.8 Aanvullende kwaliteitsverbetering
Een verbetering van de op een locatie aanwezige kwaliteit bestaande uit één of meerdere van de onderstaande componenten:
- architectonische vormgeving van de nieuw op te richten bebouwing;
- opruimen oude gebouwen/verharding;
- herinrichten bouwkavel onder meer met het oog op compact bouwen, de functionaliteit van de bebouwing en het herschikken van de bebouwing;
- het aanbrengen van extra maatregelen ten gunste van het milieu (bijvoorbeeld maatregelen die geluid, geur, ammoniak, stof of trilling reduceren);
- voor intensieve veehouderij bij meerdere bedrijfslocaties de toepassing van de beste locatiemethode: gericht op afbouw van de tweede en/of volgende locaties, waarbij op een vast te leggen moment sloop van de gebouwen zal plaatsvinden.
1.9 Abiotische waarde
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot de aanwezigheid van natuurlijke grondwaterstromen en een voor het gebied typerende bodemopbouw.
1.10 Adviescommissie
de commissie die landschappelijke inpassingsplannen en aanvullende kwaliteitsverbeteringsvoorstellen beoordeelt, met als toetsingskaders ondermeer het beeldkwaliteitsplan en het Ruimtelijk Kwaliteitskader.
1.11 Agrarisch bedrijf
een bedrijf met een minimale omvang van 20 Nge, dat uitsluitend of in hoofdzaak is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren evenals een productiegerichte paardenhouderij inclusief pensionstal.
1.12 Ambachtelijk
door middel van handwerk, op traditionele wijze.
1.13 Archeologische waarden
de aan een gebied toegekende waarden die worden bepaald door de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.14 Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.15 Bed & breakfast
recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt.
1.16 Bedrijf met een agrarisch karakter
Een aan het agrarisch bedrijf of aan het buitengebied gerelateerd bedrijf dat producten en/of diensten levert aan particulieren of niet-agrarische bedrijven;
1.17 (agrarische) bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, te bewonen door (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of het terrein in overeenstemming met de bestemming.
1.18 Beeldkwaliteitsplan
het plan, zoals vastgesteld op 14 december 2010, waarin aandacht wordt besteed aan de relatie tussen een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling en bestaande karakteristieken, landschappelijke en visuele waarden van een gebied.
1.19 Bestaand
ten tijde van de inwerkingtreding van het plan aanwezig.
1.20 Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.21 Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.22 Bijgebouw
een al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw waarbij het behoort, dat niet toegankelijk is vanuit het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt en functioneel dienstbaar is aan dat hoofdgebouw.
1.23 Bijbehorende bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegenaangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.24 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.25 Bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.26 Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de planregels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.27 Bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.28 Bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.29 Bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.30 Burgerwoning
een woning bedoeld ter huisvesting van een huishouden, niet zijnde een woning behorend bij een (agrarisch) bedrijf of andere inrichting.
1.31 Cultuurhistorische waarde
de waarden aan een gebied of opstal toegekende waarde met betrekking tot de kenmerken van het gebruik dat de mens in de loop der geschiedenis van grond en gebouwen heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het wegen- en slotenpatroon, de verkavelingsstructuur of de architectuur; onder cultuurhistorische waarden worden mede verstaan de archeologische waarden.
1.32 Dagrecreatief medegebruik 1
extensieve vormen van dagrecreatie die in de open lucht plaatsvinden in gebieden waar de hoofdfunctie een andere is; hieronder worden in ieder geval verstaan: wandelen, fietsen, paardrijden of kanoën.
1.33 Dagrecreatief medegebruik 2
tijdelijk medegebruik van grasland akkerbouwgrond of onbebouwde agrarische grond voor kleinschalige dagrecreatie die in de open lucht plaatsvindt dagrecreatieve activiteiten die in de openlucht plaatsvinden, waaronder kleinschalige recreatieve luchtvaart ten behoeve van luchtballonvaren en ultralights.
1.34 Detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.35 Eigen terrein
Het terrein dat is uitgegeven in erfpacht, is verhuurd of in gebruik gegeven aan, dan wel in eigendom is van een natuurlijke persoon of rechtspersoon, welke de betreffende gronden gebruikt ten behoeve van een middels de regels van dit plan ter plaatse toegestane functie.
1.36 Gebiedskwaliteit
Gebiedskwaliteit is opgebouwd uit vier, onderling samenhangende, aspecten:
- Landschappelijke structuur
De wijze, waarop de totstandkomingsgeschiedenis van een gebied afleesbaar is in de huidige situatie.
- landschappelijke elementen
De intrinsieke waarde van samenhangende ecologische en groenstructuren en watersystemen en de visuele waarde van de (afwisseling) van groene en gebouwde kwaliteiten.
- Verkavelingstructuur/ bebouwingsstructuur
De wijze waarop de ruimte in een gebied letterlijk geordend is: open/gesloten, de verdeling van bebouwd/onbebouwd, de functionele verdeling en de herkenbaarheid van de ruimtelijke structuur
- Functionele structuur
De kwaliteit van de gebouwde omgeving, zowel de kwaliteit van de elementen op zich, als de kwaliteit van de onderlinge samenhang en de relatie met andere kwaliteitsaspecten.
De inhoudelijke beoordeling waardering van de gebiedskwaliteit is opgenomen in het Ruimtelijk Kwaliteitskader (RKK).
1.37 Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.38 Geurgevoelig object
een gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en dat daarvoor permanent of op een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.
1.39 Groepsaccommodatie
een accommodatie waarbij door een groep of groepen van personen gezamenlijk van voorzieningen gebruik wordt gemaakt en waar logiesgelegenheden aanwezig zijn voor groepen personen.
1.40 Groom
verzorger van paarden en onderhouder van zadels, tuigen en andere benodigdheden.
1.41 Groothandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
1.42 Hagelnetten
Teeltondersteunende voorziening bestaande uit het al dan niet aaneengeschakelde netten, afgespannen op palen om fruit tegen hagelschade te beschermen.
1.43 Hartlijn
een denkbeeldige lijn in een symmetrisch vlak figuur of dito ruimtelijk object (omwentelingslichaam) die precies in het midden loopt.
1.44 Hemelwaterproblematiek
de problemen die ontstaan voor het afvoeren en bergen van hemelwater door toename van het verharde grondoppervlak.
1.45 Herbouw
na algehele sloop van het bestaande gebouw (woning) wordt nagenoeg hetzelfde teruggebouwd.
1.46 Hobbymatig agrarisch gebruik
agrarisch gebruik met een nge van minder dan 20.
1.47 Horeca(voorziening)
(voorzieningen voor) het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse, het bedrijfsmatig exploiteren van een zaalaccomodatie, alsmede het bedrijfsmatig verstrekken van logies.
1.48 Hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.49 Hoofdverblijf
de voorziening die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene en welke een voor permanente bewoning geschikte verblijfplaats is, dat ten minste bestaat uit een keuken, woon-, was- en slaapgelegenheid.
1.50 Huishouden
een aantal, aan elkaar door familieband of anderzis gerelateerde, personen, die gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gbruik maakt van één woning.
een of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke c.q. gezamenlijke huishouding voeren.
1.51 Kinderdagverblijf
een locatie waar (jonge) kinderen van werkende ouders overdag onder toezicht verblijven en geen sprake is van mogelijkheden voor overnachting c.q. permanente opvang;
1.52 Kleinschalig bedrijf
een niet aan het buitengebied gebonden bedrijf zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten passend binnen de milieucategorie 1 of 2 of dat naar aard en omvang kleinschalig is en passend is binnen de milieucategorie 1 of 2.
1.53 Kleinschalige horeca en dagrecreatie
Vormen van recreatie met een beperkte omvang en uitstraling en gericht op het beleven van het buitengebied, zoals: verhuur van fietsen, verhuur van kano's, verhuur van huifkarren, pony's etc., uitvoeren van ambachten (kaasboerderij e.d.), tuinbezichtiging en bezichtiging historische deel boerderij of schuur, lunchmogelijkheden, theetuin, terras en speeltuin.
1.54 Kleinschalige verblijfsrecreatie
verblijfsrecreatie in de vorm van:
- kleinschalig kamperen, of
- maximaal 5 vakantiewoningen of trekkershutten voor totaal maximaal 20 personen met een maximale oppervlakte van 100 m2 per woning, of;
- logiesvoorzieningen voor maximaal 20 personen met een oppervlakte van maximaal 15 m2 per persoon, of;
- een groepsaccommodatie voor maximaal 20 personen met een oppervlakte van maximaal 15 m2 per persoon, of;
- een bed & breakfast mits de voorziening niet groter is dan 100 m2
Recreatie van beperkte omvang waarbij overnachting plaatsvindt, waaronder wordt begrepen:
- kleinschalig kamperen of
- verblijfsrecreactie met een oppervlakte van maximaal 100m2 in de vorm van
- recreactiewoningen
- groepsaccommodatie
- bed and breakfast.
1.55 Kleinschalig kamperen
kleinschalig (tot 25 kampeerplaatsen) kampeerterrein (tussen 15 maart tot en met 31 oktober), waarbij uitsluitend zijn toegestaan kampeermiddelen en eenvoudige ondersteunende voorzieningen zoals watertappunten, sanitairgelegenheid, informatieborden en zitbanken. Stacaravans zijn niet toegestaan.
1.56 Landbouwverwant bedrijf
Een bedrijf dat door de activiteiten aan het buitengebied is gebonden, zoals een agrarisch hulpbedrijf of een bedrijf met een agrarisch karakter.
Agrarische hulpbedrijven zijn niet-industriële bedrijven die goederen of diensten leveren aan agrarische bedrijven of producten opslaan, vervoeren of verhandelen.
Bedrijven met een agrarisch karakter zijn aan het agrarisch bedrijf of aan het buitengebied gerelateerd en leveren producten en/of diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven.
Een niet-agrarisch bedrijf dat door de activiteiten aan het buitengebied is gebonden, zoals een agrarisch hulpbedrijf of een bedrijf met een agrarisch karakter. Dit betreft een loonwerkbedrijf, een grondverzetbedrijf, hovenier, KI-station of bosbouwbedrijf.
1.57 Lawaaisport
een (sport)activiteit waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het achtergrondniveau wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, motorsport, (model)vliegsport; de jachtsport wordt hier niet onder begrepen.
1.58 Logies
gelegenheid om te overnachten voor personen die elders hun hoofdverblijf hebben.
1.59 Manege
een bedrijf dat is gericht op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/ of pony's houdt, zulks al dan niet in combinatie met een of meer van de volgende activiteiten of voorzieningen: verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.
1.60 Mantelzorg
langdurige zorg, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg voor huisgenoten overstijgt.
1.61 Mantelzorgindicatie
een op de verbeelding aangegeven oppervlakte in vierkante meters (m2). Die de omvang van het deel van het bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd.
1.62 Maximale bebouwingsoppervlakte
een op de verbeelding aangegeven oppervlakte in vierkante meters (m2). Die de omvang van het deel van het bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd.
1.63 Milieucategorie
weergave van de zwaarte van bedrijvigheid, zoals die in de handreiking Bedrijven en milieuzonering aan ieder type bedrijvigheid is toegekend, en in dit plan is vertaald naar een Staat van bedrijfsactiviteiten.
1.64 Milieuhygiënische uitvoerbaarheid
overkoepelend begrip voor milieuaspecten zoals geluid, bodem, geurhinder, luchtkwaliteit, externe veiligheid etcetera aan welke bijbehorende wettelijke kaders getoetst dient te worden, onder andere zodat omliggende bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd.
1.65 Natuurlijke waarden
de aan een gebied toegekende waarde, die bepaald wordt door het voorkomen van bodemkundige, hydrologische en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in samenhang.
1.66 Nevenactiviteiten
een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel.
1.67 Niet-grondgebonden agrarische bedrijvigheid
een agrarisch bedrijf waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Niet-grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: intensieve veehouderijen, glastuinbouwbedrijven en gebouwgebonden teeltbedrijven en kwekerijen, zoals champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, viskwekerijen en wormenkwekerijen.
1.68 Nieuwbouw
het oprichten van een nieuw gebouw waarbij geen rekening wordt gehouden met de verschijningsvorm van een eventueel gesloopt gebouw op die locatie.
1.69 Nieuwvestiging
nieuw op te richten inrichting op een locatie waar eerder geen bebouwing bestond dan wel waar bebouwing aanwezig was met een andere functie dan die van de nieuwe inrichting. Hieronder valt ook verplaatsing van bedrijven.
1.70 Normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden
het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren.
1.71 Omgevingskwaliteit
samenhangende systeem van water, milieu-, natuur- en landschapskwaliteit, zoals weergegeven in het Beeldkwaliteitsplan en het Ruimtelijk kwaliteitskader.
1.73 Onevenredige aantasting van de aanwezige waarden
het resultaat van een ruimtelijke ingreep heeft een verhoudingsgewijs te groot nadelig effect op de aanwezige waarden in dat gebied.
1.74 Overig niet-agrarisch bedrijf
een bedrijf dat vanwege aard en/ of omvang afwijkt van een kleinschalig bedrijf.
1.75 Peil
- Voor gebouwen waarvan:
- de hoofdingang binnen 20 meter van de weg is gelegen en;
- onmiddellijk aan de weg grenst: het oorspronkelijke maaiveld niet meer dan 0,50 meter afwijkt van de hoogte van de weg:
de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein dat het bouwwerk omgeeft.oorspronkelijke maaiveld waarop het bouwwerk geplaatst is of wordt;
met dien verstande dat, indien bestaande gebouwen afwijkend van de onder a. en/of b. genoemde gevallen zijn gerealiseerd, de bovenkant van de begane grondvloer van bestaande gebouwen als peil wordt beschouwd.
1.76 Pensionstal
het houden van paarden van derden. Hieronder wordt verstaan de verhuur van stalling met accommodaties en/of weiland en het verzorgen van de paarden.
1.77 Permanente huisvesting
huisvesting in een woning welke als hoofdverblijf kan worden aangemerkt.
1.78 Permanente teeltondersteunende voorzieningen
teeltondersteunende voorzieningen die langer dan 6 maanden, al dan niet aaneengesloten, in het jaar aanwezig is.
1.79 Plattelandswoning
een woning behorende tot of voorheen behorende tot een agrarisch bedrijf, die door een derde bewoond mag worden, en die op hetzelfde niveau wordt beschermd tegen de milieugevolgen van het agrarisch bedrijf waartoe de woning behoort of voorheen behoorde als bedrijfswoning.
1.80 Reconstructieplan
het Reconstructieplan Noord- en Midden-Limburg zoals vastgesteld op 5 maart 2004 door Provinciale Staten van Limburg en goedgekeurd door de ministers van Landbouw, Natuurbeheer Voedselkwaliteit en Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieu op 22 april 2004.
1.81 Ruimtelijk kwaliteitskader (RKK)
gemeentelijk toetsingskader, zoals vastgesteld op 14 december 2010, ter toetsing van de gebiedskwaliteiten en visueel-landschappelijke waarde bij nieuwe ontwikkelingen en uitbreidingen.
1.82 Recreatiewoning
een gebouw, geen woonkeet en geen (sta)caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door een of meer personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders heeft/hebben, gedurende een gedeelte van het jaar voor recreatief verblijf te worden gebruikt.
1.83 Statische opslag
opslag van goederen gedurende langere termijn, zonder dat deze een bewerking ondergaan en zonder dat deze ter plekke verhandeld worden, waaronder begrepen caravans, wit- en bruingoed en meubels.
1.84 Tijdelijke werknemers
tijdelijke werknemers die legaal (op grond van een EU paspoort of een tewerkstellingsvergunning) niet permanent in de gemeente verblijven en hun hoofdverblijf ergens anders hebben.
1.85 Vakantieappartement
een afzonderlijke eenheid in een groter gebouw, bestemd om uitsluitend door een of meer personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders heeft/hebben, gedurende een gedeelte van het jaar voor recreatief verblijf te worden gebruikt.
1.86 Verbouw
het verrichten van bouwwerkzaamheden waarbij wezenlijke delen van de bestaande bouw aanwezig moeten blijven.
1.87 Volwaardig agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf met ten minste de arbeidsomvang van één volwaardige arbeidskracht, waarvan het voortbestaan ook op langere termijn in voldoende mate is verzekerd (minimaal 70 Nge). Bovendien dient sprake te zijn van een duurzame volwaardigheid. Hiermee wordt bedoeld dat de volwaardigheid ook feitelijk aanwezig is in de vorm van gebouwen. Als de omvang van het bedrijf bepaald wordt door het huren van gronden, is sprake van duurzaamheid indien het bedrijf minimaal drie jaar in functie is.
1.88 Voorgevelrooilijn
de snijlijn van het naar de weg gekeerde gevelvlakken van een woning (niet zijnde de voorkant van een erker) of (agrarisch) bedrijfsgebouw (dat het dichtst bij de weg is gelegen) en het grondvlak, waarop de woning/(agrarisch) bedrijfsgebouw zich bevindt, waarbij de voorgevelrooilijn doorloopt tot de perceelsgrenzen.
1.89 woning
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting en hoofdverblijf van een huishouden.
1.90 Woon- en leefklimaat
woon- en leefklimaat waarbij in ieder geval wordt voldaan aan de wettelijke normen van alle relevante milieuaspecten zoals geluid, bodem, geurhinder, luchtkwaliteit en externe veiligheid.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.2 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
verticaal vanaf het hoogste punt van het bouwwerk tot aan het aansluitende afgewerkte peil. De hoogte ten aanzien van de bestemming Verkeer- Railverkeer moet gemeten worden vanaf bovenkant spoorstaaf (BS).
2.5 afstand tot de (naar de weg gekeerde) perceelgrens
de kortste afstand van een bouwwerk tot de (naar de weg gekeerde) perceelgrens van het bouwperceel.
2.6 afstand tussen gebouwen
de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.
2.7 vloeroppervlakte
op de vloer tussen de binnenzijden van de gevelmuren en/of gemeenschappelijke scheidingsmuren.
2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9 inhoud overkappingen, carports en daarmee gelijk te stellen gebouwen en bouwwerken
vanaf peil tot aan de buitenzijde van het dak en tussen de buitenwerkse maten van de draagconstructie. Overstekken tot 0,50 meter worden niet meegeteld bij de berekening van de inhoud.
2.10 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.11 vrijwaringszone weg
uit de as van de dichtstbijgelegen rijbaan inclusief bijbehorende toe- en afritten
Artikel 3 Agrarisch met waarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
- agrarisch grondgebruik;
- behoud, ontwikkeling en versterking van:
- de aanwezige landschappelijke waarden, in het bijzonder van het esdorpenlandschap en de beekdalen;
- bestaande natuurwaarden al dan niet in combinatie met agrarisch gebruik;
- dagrecreatief medegebruik 1;
- dagrecreatief medegebruik 2 tenzij de gronden zijn gelegen in de dubbelbestemming 'Waarde - Houtopstanden en houtwallen';
- erfbeplanting, wegbeplanting, landschapselementen, bosschages;
- bestaande voorzieningen van openbaar nut.
Een en ander met bijbehorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op de voor Agrarisch met waarden aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, die ten dienste staan aan de bestemming, waarbij de volgende eisen gelden tenzij anders op de verbeelding weergegeven:
3.2.1 Algemeen
- de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
- permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn buiten het bouwvlak niet toegestaan.
- tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn op, en aansluitend aan het bouwvlak toegestaan.
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - bergbezinkbassin' uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van het bergbezinkbassin zijn toegestaan, mits:
- de kelder geheel onder het maaiveld moet worden gebouwd;
- de bijbehorende bovengrondse voorzieningen, zoals een schakelkast en pompgebouwtje, waarbij de bebouwde oppervlakte niet meer mag zijn 10 m2.
3.2.2 Agrarisch bedrijf
Voor de bouwwerken gelegen binnen een bouwvlak met de aanduiding 'agrarisch bedrijf', de aanduiding 'intensieve veehouderij' of de aanduiding 'glastuinbouwbedrijf' gelden de volgende eisen, tenzij anders op de verbeelding weergegeven:
- (agrarische) bedrijfsgebouwen:
Goothoogte | Max. 6,5 m |
Bouwhoogte | Max. 11 m |
Dakhelling | Min. 12 º |
Afstand tot de niet naar de weg gekeerde bouwperceelsgrens | Min. 5 m |
Afstand tot de bestemming Verkeer - Wegverkeer | Min. 10 m. |
Afstand tot burgerwoning | Min. 25m |
Afstand tot nabijgelegen (bedrijfs)woning buiten het bouwvlak | Min. 25m |
- bedrijfswoningen:
Inhoud, inclusief bijgebouwen t.b.v. het wonen | Max. 1075 m3 |
Dakhelling | Min. 12 º en max. 45 º |
Goothoogte | Max. 4,5 m |
afstand tot de niet naar de weg gekeerde bouwperceelsgrens | Min. 5 m |
afstand tot de bestemming Verkeer - Wegverkeer | Min. 10 m |
- aan- en bijgebouwen bij de bedrijfswoning:
Goothoogte | Max. 3 m |
dakvorm en –helling | afgestemd op dakvorm en -helling bedrijfswoning |
afstand tot de niet naar de weg gekeerde bouwperceelsgrens | Min. 5 m. |
Afstand tot de bestemming 'Verkeer – Wegverkeer' | Min. 10 m |
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
Bouwhoogte kunstmest- en voedersilo's | Max. 12 m |
Bouwhoogte mestsilo's | Max. 11 m. De mestsilo wordt achter de achtergevel van de woning gebouwd. |
Bouwhoogte sleufsilo's | Max. 3 m. De sleufsilo wordt achter de achtergevel van de woning gebouwd. |
Bouwhoogte vergistingssilo's | Max. 11m. De vergistingssilo wordt achter de achtergevel van de woning gebouwd. |
Bouwhoogte luchtwassers | Afgestemd op hoogte bedrijfsgebouw; |
Bouwhoogte mestbassins | Max. 2 m. Het mestbassin wordt achter de achtergevel van de woning gebouwd. |
Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn | Max. 2 m |
Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn | Max. 1 m |
Bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouw zijnde | Max. 12 m |
Afstand tot de niet naar de weg gekeerde bouwperceelsgrens | Min. 5 m. |
Afstand tot de bestemming Verkeer – Wegverkeer | Min. 10 m |
Oppervlakte ten behoeve van bedrijfswoning, uitgezonderd een onoverdekt zwembad | Max. 30 m2 |
Onoverdekt zwembad | Max 50 m² |
- kassen:
Goothoogte | Max. 6 m |
Bouwhoogte | Max. 7,5 m |
Oppervlakte bij glastuinbouwbedrijven zoals nader aangeduid op de verbeelding | Max. de oppervlakte als aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan. |
Afstand tot de niet naar de weg gekeerde bouwperceelsgrens | Min. 5 m |
Afstand tot de bestemming Verkeer - Wegverkeer | Min. 10 m |
- permanente teeltondersteunende voorzieningen:
Hoogte | Max. 4 m, met uitzondering van teeltondersteunende kassen welke 7 m hoog mogen zijn. |
Oppervlakte | Max. 10% van de totale teeltoppervlakte, met uitzondering van teeltondersteunende kassen bij agrarische bedrijven niet zijnde glastuinbouwbedrijven, waar het oppervlak maximaal 750 m2 bedraagt. |
Afstand tot de niet naar de weg gekeerde bouwperceelsgrens | Min. 5 m |
Afstand tot de bestemming Verkeer - Wegverkeer | Min. 10 m |
met dien verstande dat:
- er geldt een bouwverbod van vijf meter tot de bouwperceelsgrens ten behoeve van de landschappelijke inpassing;
- ondergeschikte bouwdelen (tussenlid, kleine, lage aanbouwen, dakkapellen etc) zijn wat betreft hoogte, verschijningsvorm en dakvorm uitgezonderd zijn van het gestelde onder artikel artikel 3 lid 2.2 onder a tot en met f;
- bij nieuwbouw dienen bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde (met uitzondering van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bedrijfswoning), met een bouwhoogte van 3 meter of hoger, op een minimale afstand van 15 meter van de bedrijfswoning en achter de achtergevel van de bedrijfswoning te worden gesitueerd.
- ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één woning toegestaan met dien verstande dat de daarbij behorende aan- en bijgebouwen en uitbreiding van de woning buiten de gronden met deze aanduiding is toegestaan;
- in aanvulling op artikel artikel 3 lid 2.1 onder a en artikel 3 lid 2.2 onder j dienen aan- en bijgebouwen bij bedrijfswoningen met de dichtstbijzijnde gevel binnen een omtrek van 15 m van de achter- en zijgevels van de woning te worden gebouwd;
- vervangende nieuwbouw vindt plaats op de bestaande fundamenten;
- binnen de fundering van de bedrijfswoning en/of het bijgebouw bij de bedrijfswoning is het ondergronds bouwen van menstoegankelijke ruimten ter vergroting van het woongenot toegestaan, mits deze ruimte(n) uitsluitend van binnenuit toegankelijk zijn en geen ruimtelijke uitstraling hebben.
- ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone – extensiveringsgebied' is uitbreiding van het agrarisch bouwvlak van het intensieve veehouderij niet mogelijk;
3.3 Nadere eisen
- Burgemeester en wethouders stellen nadere eisen ten aanzien van:
- de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
- de aard, bouwhoogte en de situering van erfafscheidingen;
- voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.
Een en ander op basis van een landschappelijke inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit.
- De onder a genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing en
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden en
- ter verbetering van de gebiedskwaliteit.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor:
- het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens:
- voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en het plaatsvindt binnen het bouwvlak; of
- tijdelijk opslag van geoogste producten met een maximum van drie maanden;
- het gebruik van opstallen voor opslagdoeleinden, uitgezonderd:
- opslagdoeleinden die verband houden met het op de bestemming gerichte gebruik van opstallen;
- statische opslag in niet meer functionele agrarische bedrijfsbebouwing, niet zijnde kassen;
- het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, waaronder tevens caravans ten behoeve van de huisvesting door tijdelijke werknemers;
- het gebruik van gronden en opstallen voor detailhandel, uitgezonderd het bepaalde in artikel 3 lid 1 onder f;
- het gebruik van gronden en opstallen voor niet-agrarische activiteiten op een agrarisch bedrijf;
- het gebruik van gronden en opstallen voor het bewerken van agrarische producten;
- het gebruik van de agrarische bedrijfswoning voor de huisvestingvan tijdelijke werknemers;
- het gebruik van de agrarische bedrijfswoning en (agrarische) bedrijfsgebouwen voor de huisvesting van stagiaires en grooms voor het africhten van paarden;
- het gebruik van (agrarische) bedrijfsgebouwen (stallen) en bijgebouwen ten behoeve van bewoning;
- het gebruik van recreatiewoningen ten behoeve van permanente huisvesting;
- elke vorm van detailhandel;
- het gebruik ten behoeve van horecadoeleinden, behoudens verband houdend met het binnen de bestemming op de grond gerichte gebruik van gronden en opstallen;
- aan-huis-gebonden-bedrijf;
- het gebruik voor mantelzorg;
- het gebruik van gronden en opstallen ten behoeve van mestverwerkingsactiviteiten behoudens activiteiten welke ondergeschikt zijn aan het agrarisch bedrijf waarbij de mest afkomstig is van hetzelfde bedrijf;
- het omschakelen van een agrarisch bedrijf naar een glastuinbouwbedrijf of een intensieve veehouderij;
- het omschakelen van een agrarisch bedrijf naar niet- grondgebonden agrarische bedrijvigheid;
- het uitoefenen van nevenactiviteiten, uitgezonderd verkoop van streekeigen producten binnen het bouwvlak tot een verkoopvloeroppervlak van maximaal 100 m2;
- het gebruik van hagelnetten;
- het gebruik van opstallen ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie;
- bevi-inrichtingen;
- de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan anders dan bestaande situaties, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Wijziging bouwvlak – vormverandering
Burgemeester en wethouders kunnen vormverandering van het bouwvlak toestaan en het 'bouwvlak' op de verbeelding aanpassen, onder de voorwaarden dat:
- indien er sprake is van een intensieve veehouderij in de gebiedsaanduiding 'artikel 9 lid 2' vormverandering alleen is toegestaan indien de door de ondernemer gewenste vormverandering per saldo geen negatieve invloed heeft op de aspecten die bij de integrale afweging op grond van artikel 4 van de Reconstructiewet hoort, zijnde het bevorderen van een goede ruimtelijke structuur van de concentratiegebieden, in het bijzonder met betrekking tot landbouw, natuur, bos, landschap, recreatie, water, milieu en infrastructuur, alsmede ter verbetering van een goed woon-, werk- en leefklimaat en van de economische structuur;
- de ontwikkeling moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de nieuwe bebouwing wordt ingepast;
- met het oog op de hemelwaterproblematiek dienen voorzieningen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
- de maximale diepte van het bouwvlak gerekend vanaf de bestemming Verkeer - Wegverkeer 200 m bedraagt;
- er geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
- er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
- de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
- sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
- aangetoond wordt dat niet in strijd wordt gehandeld met de doeleinden zoals die geformuleerd zijn ter plaatse van de aanduidingen 'Milieuzone - waterwingebied' en 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied'.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden-beroep tot een maximum van 40 m2;
- een monument ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding- monument';
- woonwagenstandplaats uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats'.
Een en ander met daarbij behorende voorzieningen zoals verhardingen en ontsluitingen, tuinen, groen en parkeren.
4.2 Bouwregels
Op de voor '
Wonen' aangewezen gronden mogen enkel bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarbij de volgende eisen gelden:
- burgerwoningen:
Inhoud woning inclusief aan/bijgebouwen | Max. 875 m3 |
goothoogte | Max. 4,5 m |
dakhelling | Min. 12 º en max. 45 º |
afstand tot agrarische bedrijfsgebouwen | Min. 25 m. |
- aanbouwen en bijgebouwen bij de woning:
goothoogte | Max. 3 m |
dakvorm en -helling | afgestemd op dakvorm en -helling woning |
afstand tot de niet naar de weg gekeerde bouwperceelsgrens | Min. 5 m |
afstand tot de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer' | Min. 10 m |
- bouwwerken, geen gebouw zijnde
| bouwhoogte |
erf- en terreinafscheidingen, achter voorgevelrooilijn | Max. 2 m |
erf- en terreinafscheidingen, voor voorgevelrooilijn | Max. 1 m |
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde | Max. 3 m |
Oppervlakte ten behoeve van woning, exclusief onoverdekt zwembad | Max. 30 m2 |
Onoverdekt zwembad | Max. 50 m2 |
- ter plaatse van het bouwvlak is één woning toegestaan, met de daarbij behorende aan- en bijgebouwen met dien verstande dat de uitbreiding van de woning buiten het bouwvlak is toegestaan;
- in aanvulling op artikel 4 lid 2 onder d dienen aan- en bijgebouwen bij met de dichtstbijzijnde gevel binnen een omtrek van 15 m van de achter- en zijgevels van de woning te worden gebouwd
- ondergeschikte bouwdelen zijn wat betreft hoogte, verschijningsvorm en dakvorm uitgezonderd van het gestelde onder artikel 4 lid 2 onder a, b en c;
- binnen de fundering van de woning en/of het bijgebouw bij de woning is het ondergronds bouwen van menstoegankelijke ruimten ter vergroting van het woongenot toegestaan, mits deze ruimte(n) uitsluitend van binnenuit toegankelijk zijn en geen ruimtelijke uitstraling hebben;
- op de gronden met de aanduiding 'woonwagenstandplaats' zijn maximaal vier woonwagens toegestaan in de bestaande maten.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmeting en inpassing van de bebouwing ten behoeve van:
- de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van de bebouwing;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- een verantwoorde landschappelijke inpassing van de woning met bijgebouwen;
- het bijdragen aan het behoud en/of versterking van de aanwezige gebiedskwaliteiten.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen voor:
- het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
- elke vorm van detailhandel;
- het gebruik ten behoeve van horecadoeleinden;
- het gebruik of het laten gebruiken van gronden en/of gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een sexinrichting, een escortbedrijf en (straat)prostitutie.
- aan-huis-gebonden-bedrijf;
- het splitsen van woningen;
- het gebruik voor mantelzorg.
- het gebruik van de woning voor huisvesting van tijdelijke werknemers.
Artikel 5 Waarde - Archeologie - 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor '
Waarde - Archeologie - 1' zijn, behalve voor de daar voorkomende (basis)bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden in het gebied, waarbij
artikel 12 lid 3 van de planregels in acht dient te worden genomen.
5.2 Bouwregels
a. Op of in de als '
Waarde - Archeologie - 1' aangegeven gronden mag op basis van de onderliggende bestemmingenworden gebouwd, waarbij de grond voor maximaal 2.500 m2 (gemeten op maaiveldniveau) wordt verstoord;
b. Indien de verstoring meer dan 2.500 m2 bedraagt en deze verstoring diepergaat dan 50 cm,dient de aanvrager een rapport (voortoets, bijvoorbeeld bureauonderzoek, inventariserend veldonderzoek, proefsleuvenonderzoek, opgraving, sleufgraaf, archeologische begeleiding) van een door gemeenteweg erkende archeologisch deskundige heeft overgelegd waaruit blijkt dat de in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemmingsplan omschreven archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Algemeen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 5 lid 2 van de planregels en meer bebouwing toestaan, indien door archeologisch onderzoek is gebleken dat geen onevenredige aantasting van archeologische waarden plaatsvindt door de bouwactiviteiten. Uitsluitend indien archeologische waarde is vastgesteld worden aan de omgevingsvergunning daartoe de volgende voorwaarden verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden. Hierbij kan gedacht worden aan het al dan niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag, het gebruiken van alternatieven voor het funderen van bouwwerken zoals heien, of
- de verplichting tot het doen van opgravingen, of
- de verplichting de uitvoering van de (bouw)activiteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
5.3.2 Afwegingskader
Alvorens te beslissen over de omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 5 lid 3.1 vragen burgemeester en wethouders een archeologisch deskundige om schriftelijk advies of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen voor:
- grondbewerkingen uit te voeren, voor zover de werkzaamheden dieper gaan dan 50 cm ten opzichte van het oorspronkelijke maaiveld;
- het indrijven van voorwerpen in de grond, dieper dan 50 cm;
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5.1 Algemeen
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
- het verwijderen van de bovenste bodemlaag / bodemlagen (afgraven);
- het verwijderen van een of meer bodemlagen en het daarna weer opbrengen van grond, bestaand uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders (vergraven);
- het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 50 centimeter (gemeten vanaf het peil) ten behoeve van agrarisch gebruik (diepploegen- en woelen);
- het verwijderen van het microreliëf in de toplaag (egaliseren);
- het diep in de grond indrijven van heipalen of andere voorwerpen;
- het aanbrengen van leidingen en daarna weer terugbrengen van de grond, bestaande uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders;
- het aanbrengen van drainagebuizen in de grond;
- het bemalen van een of meerdere percelen (aanbrengen onderbemaling);
- het aanleggen van sloten of greppels, verbreden en/of uitdiepen van bestaande sloten of greppels;
- het beplanten van gronden met opgaand houtgewas in verband met boom- en sierteelt waarbij de oogst dieper dan 50 cm zal plaatsvinden.
5.5.2 Uitzonderingen
Het in
artikel 5 lid 5.1 van de planregels vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
- het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
- een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2500 m2;
- blijkens een rapport van een door gemeenteweg erkende archeologisch deskundige (voortoets) de in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemmingsplan omschreven archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad;
- het aanbrengen van leidingen in wegbermen binnen de bestemming verkeer, voor zover deze niet aansluit op de bestemming natuur.
5.5.3 Afwegingskader
Een in
artikel 5 lid 5.1 van de planregels genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden van deze gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
Artikel 6 Waarde - Archeologie - 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor '
Waarde - Archeologie - 2' zijn, behalve voor de daar voorkomende (basis)bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden in het gebied, waarbij
artikel 12 lid 3 van de planregels in acht dient te worden genomen.
6.2 Bouwregels
a. Op of in de als '
Waarde - Archeologie - 2' aangegeven gronden mag op basis van de onderliggende bestemming bestemmingenworden gebouwd,waarbij de grond voor maximaal 500 m2(gemeten op maaiveldniveau)wordt verstoord;
b. Indien de verstoring meer dan 500 m2bedraagt en deze verstoring dieper gaat dan 50 cm,dientde aanvrager een rapport (voortoets, bijvoorbeeld bureauonderzoek, inventariserend veldonderzoek, proefsleuvenonderzoek, opgraving, sleufgraaf, archeologische begeleiding) van een door gemeenteweg erkende archeologisch deskundige heeft overgelegd waaruit blijkt dat de in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemmingsplan omschreven archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Algemeen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 6 lid 2 van de planregels en meer bebouwing toestaan, indien door archeologisch onderzoek is gebleken dat geen onevenredige aantasting van archeologische waarden plaatsvindt door de bouwactiviteiten. Uitsluitend indien archeologische waarde is vastgesteld worden aan de omgevingsvergunning daartoe de volgende voorwaarden verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden. Hierbij kan gedacht worden aan het al dan niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag, het gebruiken van alternatieven voor het funderen van bouwwerken zoals heien, of
- de verplichting tot het doen van opgravingen, of
- de verplichting de uitvoering van de (bouw)activiteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
6.3.2 Afwegingskader
Alvorens te beslissen over de omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 6 lid 3.1 vragen burgemeester en wethouders een archeologisch deskundige om schriftelijk advies of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen voor:
- grondbewerkingen uit te voeren, voor zover de werkzaamheden dieper gaan dan 50 cm ten opzichte van het oorspronkelijke maaiveld;
- het indrijven van voorwerpen in de grond, dieper dan 50 cm;
6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5.1 Algemeen
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
- het verwijderen van de bovenste bodemlaag / bodemlagen (afgraven);
- het verwijderen van een of meer bodemlagen en het daarna weer opbrengen van grond, bestaand uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders (vergraven);
- het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 50 centimeter (gemeten vanaf het peil) ten behoeve van agrarisch gebruik (diepploegen- en woelen);
- het verwijderen van het microreliëf in de toplaag (egaliseren);
- het diep in de grond indrijven van heipalen of andere voorwerpen;
- het aanbrengen van leidingen en daarna weer terugbrengen van de grond, bestaande uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders;
- het aanbrengen van drainagebuizen in de grond;
- het bemalen van een of meerdere percelen (aanbrengen onderbemaling);
- het aanleggen van sloten of greppels, verbreden en/of uitdiepen van bestaande sloten of greppels;
- het beplanten van gronden met opgaand houtgewas in verband met boom- en sierteelt waarbij de oogst dieper dan 50 cm zal plaatsvinden.
6.5.2 Uitzonderingen
Het in
artikel 6 lid 5.1 van de planregels vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
- het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
- een oppervlakte beslaan van ten hoogste 500 m2;
- blijkens een rapport van een door gemeenteweg erkende archeologisch deskundige (voortoets) de in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemmingsplan omschreven archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad;
- het aanbrengen van leidingen in wegbermen binnen de bestemming verkeer, voor zover deze niet aansluit op de bestemming natuur.
6.5.3 Afwegingskader
Een in
artikel 6 lid 5.1 van de planregels genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden van deze gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
Artikel 7 Waterstaat - Beschermingszone watergang
7.1 Bestemmingsomschrijving
De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor '
Waterstaat - Beschermingszone watergang' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de nabij gelegen waterloop, waarbij
artikel 12 lid 3 van de planregels in acht dient te worden genomen.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 7 lid 2 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken binnen de beschermingszone mits:
a. het belang van de waterloop niet onevenredig wordt aangetast;
b. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.
Burgemeester en Wethouders winnen, alvorens een omgevingsvergunning te verlenen, advies in bij de waterbeheerder zijnde het waterschap.
7.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de dubbelbestemming '
Waterstaat - Beschermingszone watergang' van de verbeelding verwijderen indien uit overleg met de waterbeheerder blijkt dat de bescherming overbodig is geworden.
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene aanduidingsregels
9.1 Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied
De gronden met de gebiedsaanduiding 'Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' zijn bedoeld voor het weergeven van de Landbouwontwikkelingsgebieden, zoals bedoeld in de Reconstructiewet.
9.2 Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied
De gronden met de gebiedsaanduiding 'Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' zijn bedoeld voor het weergeven van de Extensiveringsgebieden, zoals bedoeld in de Reconstructiewet.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
10.1 Omgevingsvergunning
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- de planregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven, mits van de wegbeheerder een positief advies is ontvangen;
- de planregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangepast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de omgevingsvergunning gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
- de planregels ten aanzien van het bouwen van kunstuitingen en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, waarbij voor een hoogte van meer dan 65 m +NAP, in het kader van voorkoming van onaanvaardbare radarverstoring, voorafgaand aan het toestaan schriftelijk advies dient te zijn ingewonnen bij de Dienst Vastgoed Defensie;
- afmetingen in de planregels en op de verbeelding met een maximum van 10%.
10.2 Afwegingskader
Een in
artikel 10 lid 1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van de bebouwing;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bijdragen aan het behoud en/of versterking van de aanwezige gebiedskwaliteiten.
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
11.1 Wijzigingsbevoegdheid
11.1.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:
- bestemmingsgrenzen met max. 10 m. verschuiven, of
- functieaanduidingen van de verbeelding verwijderen.
11.1.2 Afwegingskader
Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de in
artikel 11 lid 1.1 genoemde wijzigingsregels vindt een belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:
- de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen worden geschaad;
- de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
- de mate waarin de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de ecologische-, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid is aangetoond.
11.2 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigingen en de bestemming 'Water' en de aangrenzende dubbelbestemmingen ten behoeve van de aanpassing van het verloop van een beek of waterloop, over een breedte van maximaal 20 meter verschuiven, mist de wijziging:
- plaatsvindt binnen de bestemming 'Agrarisch' en/of 'Agrarisch met waarden';
- niet plaatsvindt binnen de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie - 1' en 'Waarde - Archeologie - 2',
en van de waterbeheerder een positief advies is verkregen.
Artikel 12 Overige regels
12.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
12.2 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De regels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 1 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- brandblusvoorzieningen;
- de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- het bouwen bij ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- de ruimte tussen bouwwerken.
12.4 Oprichting van (beperkt) kwetsbare objecten
Nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten bedoeld in artikel 1, eerste lid van het Besluit externe veiligheid inrichtingen mogen niet gebouwd worden binnen (geprojecteerde) 10-6-risicocontour voor het plaatsgebonden risico van aanwezige risicobronnen zoals (onder meer) bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes(Bevt)en / of het Besluit externe veiligheid buisleidingen(Bevb).
12.5 Oprichting van risicovolle activiteiten
De 10-6-risicocontour voor het plaatsgebonden risico van nieuwe risicobronnen zoals (onder meer) bedoeld het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluitexterne veiligheid transportroutes(Bevt)en / of het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)mogen niet over (geprojecteerde) (beperkt) kwetsbare objecten komen te liggen.
12.6 Geurzone rioolgemaal
In deze geurzone van een gemaal is het oprichten van geurgevoelige objecten niet toegestaan.
12.7 Strijdig gebruik
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken, doen gebruiken of laten gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan
- aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Diepeling 5 Castenray.