Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: De Brier
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0984.BP11007-va01

Artikel 6 Gemengd

6.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijven, opslagen en installaties behorende tot de categorieën 1 en 2 zoals opgenomen in de ‘staat van bedrijfsactiviteiten’, met dien verstande dat geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan.
  2. (zelfstandige) kantooractiviteiten;
  3. detailhandel in het hoofdassortiment ‘Auto’s’, zoals omschreven in bijlage 2 (‘Assortimententslijst PDV’) van deze planregels, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd - autohandel/automaterialen’ en uitsluitend voor zover bestaand;
  4. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
  5. ondergeschikte detailhandel in goederen welke ter plaatse zijn vervaardigd of ter plaatse een essentiële bewerking hebben ondergaan, zulks met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotsmiddelen;
met de daarbij behorende:
  1. erven en tuinen;
  2. interne ontsluitingsstructuren;
  3. (voorzieningen ten behoeve van) laden en lossen en parkeervoorzieningen;
  4. voet- en rijwielpaden;
  5. groenvoorzieningen;
  6. overige bijbehorende voorzieningen;
  7. (openbare) nutsvoorzieningen 
  8. ondergrondse en/of bovengrondse waterhuishoudkundige voorzieningen;
met dien verstande dat binnen de bestemming ‘Gemengd’ ten alle tijden ten aanzien van de ter plaatse aanwezige functie moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen
  1. op of in de voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden mogen slechts die gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen;
  2. het bebouwingspercentage bedraagt per bouwperceel maximaal 60%.
6.2.2 Gebouwen
Ten aanzien van de situering en maatvoering van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden opgericht;
  2. de maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
  3. de afstand van gebouwen tot de bouwperceelgrenzen bedraagt minimaal 5 m, met dien verstande dat één zijgevel in de zijdelingse bouwperceelgrens mag worden opgericht.
6.2.3 Bedrijfswoningen
Ten aanzien van de situering en maatvoering van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
  1. bedrijfswoningen dienen binnen het bouwvlak te worden opgericht;
  2. de voorgevel van bedrijfswoningen dient georiënteerd te worden op de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens;
  3. de goothoogte van bedrijfswoningen bedraagt maximaal 6 m;
  4. de breedte van de voorgevel van bedrijfswoningen bedraagt minimaal 5,5 meter;
  5. de inhoud bedrijfswoningen bedraagt maximaal 550 m3;
6.2.4 Bijgebouwen behorende bij en ten dienste van een bedrijfswoning
Ten aanzien van de situering en maatvoering van bijgebouwen behorende bij en ten dienste van een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:
  1. bijgebouwen behorende bij en ten dienste van een bedrijfswoning hebben een gezamenlijk oppervlak van maximaal 40 m2;
  2. bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning of de lijn in het verlengde daarvan worden gebouwd;
  3. bijgebouwen dienen in de bouwperceelgrens te worden gebouwd of op minimaal 1 m afstand daarvan;
  4. de goothoogte van de bijgebouwen mag niet hoger zijn dan:
    1. voor aangebouwde bijgebouwen: 0,30 m boven de vloer van de tweede bouwlaag van de bedrijfswoning,  dan wel 3 m indien de bedrijfswoning geen tweede bouwlaag heeft;
    2. voor vrijstaande bijgebouwen: 3 m;
  5. de bouwhoogte van de bijgebouwen bedraagt maximaal 4,5 m;
  6. bijgebouwen mogen worden voorzien van een kap, welke aangekapt of in de vorm van een zadeldak dient te worden gebouwd, met uitzondering van bijgebouwen behorende bij een hoofdgebouw met een plat dak.
6.2.5 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Ten aanzien van de situering en maatvoering van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. de hoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 2,5 m;
  2. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 10 m, met dien verstande dat de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde gesitueerd tussen de bedrijfsbebouwing en de aan de weg gelegen bouwperceelgrens maximaal 2,5 meter bedraagt.
6.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de op grond van dit artikel toegelaten situering en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken met een maximum afwijkingspercentage van 10%, indien dit noodzakelijk is, ter voorkoming van onevenredig nadelige gevolgen voor:
  1. het straat en bebouwingsbeeld;
  2. de verkeersveiligheid;
  3. de sociale veiligheid;
  4. de externe veiligheid;
  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
6.4 Afwijken van de bouwregels
 
Burgemeester en Wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  1. artikel 6.2.1 sub b voor een verhoging van het maximaal toegestane bebouwingspercentage tot 70%;
  2. artikel 6.2.2 sub b voor een verhoging van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen tot 10 m;
  3. artikel 6.2.2 sub c voor het oprichten van een zijgevel op een afstand kleiner dan 5 m van de zijdelingse bouwperceelgrens;
  4. artikel 6.2.5 sub b voor een verhoging van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde tot 15 m;
mits er geen afbreuk wordt gedaan aan het ter plaatse heersende of gewenste stedenbouwkundig beeld en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de met naburige gronden en de daarop aanwezige opstallen verbonden belangen.
6.5 Specifieke gebruiksregels
 
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
  1. het niet voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein ten behoeve van de ter plaatse gevestigde functie(s); de gemeente Venray beschouwt in het kader van dit bestemmingsplan de parkeerkengetallen zoals deze zijn opgenomen in de meest recente CROW publicatie betreffende dit onderwerp als vigerende normstelling;
  2. detailhandel, uitgezonderd detailhandel welke is toegestaan conform de regels van dit plan;
  3. het opslaan en stallen van materialen buiten de bebouwing, uitgezonderd de uitstalling ten behoeve van verkoop;
  4. permanente of tijdelijke bewoning van bebouwing, met uitzondering van een bedrijfswoning.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
Burgemeester en Wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  1. artikel 6.1 sub a voor het toestaan van een bedrijf dat niet voorkomt op de ‘staat van bedrijfsactiviteiten’ dan wel op grond van deze lijst in combinatie met de bepalingen van dit plan ter plaatse niet is toegestaan, mits de aard en de omvang van de milieuhinder die dit bedrijf veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf als genoemd in de ‘staat van bedrijfsactiviteiten’ dat conform de bepalingen van dit plan ter plaatse wel is toegestaan;
  2. artikel 6.1 voor het toestaan van de vestiging van leisure functies, mits:
    1. elders in het stedelijk gebied van de gemeente Venray geen geschikte vestigingslocaties voorhanden zijn;
    2. de belangen van derden (waaronder begrepen de bedrijfsvoering van bestaande bedrijven in de omgeving) niet onevenredig worden belemmerd;
  3. artikel 6.1 j° artikel 6.5 sub a, mits anderszins elders in de omgeving in voldoende parkeergelegenheid is voorzien;
  4. artikel 6.5 sub b voor het toestaan van het exploiteren van een showroom / winkelruimte ten behoeve van internetverkoop met een oppervlak van maximaal 150 m2, onder voorwaarde dat:
    1.  elders in het stedelijk gebied van de gemeente Venray geen geschikte vestigingslocaties voorhanden zijn;
    2.  de belangen van derden (waaronder begrepen de bedrijfsvoering van bestaande bedrijven in de omgeving) niet onevenredig worden belemmerd;
    3.  er voor de omgeving geen onevenredige verkeershinder optreedt;
  5. artikel 6.5 sub c voor het toestaan van het opslaan en stallen van materialen buiten de bebouwing, met dien verstande dat de (beoogde) opslag en/of stalling gelegen dient te zijn achter de voorgevel van de ter plaatse aanwezige bebouwing en niet waarneembaar mag zijn vanaf de openbare weg.