Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Vennendreef
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0984.BP09010-va01

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

 
De voor “Bedrijf” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijven in de milieucategorie 2 tot 3.1 ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf- categorie 2 tot 3.1” zoals weergegeven in de als bijlage bij deze regels opgenomen “Staat van Bedrijfsactiviteiten” met dien verstande dat per bedrijf maximaal 30% van het bruto vloeroppervlak ten behoeve van aan het bedrijf gebonden kantooractiviteiten mag worden aangewend;
  2. bedrijven in de milieucategorie 3.1 tot 3.2 ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – categorie 3.1 tot 3.2” zoals weergegeven in de als bijlage bij deze regels opgenomen “Staat van Bedrijfsactiviteiten” met dien verstande dat per bedrijf maximaal 30% van het bruto vloeroppervlak ten behoeve van aan het bedrijf gebonden kantooractiviteiten mag worden aangewend;
  3. bestaande bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning (bw)” met bijbehorende bouwwerken;
  4. erven en terreinen;
  5. ontsluitingswegen;
  6. parkeervoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van het laden en lossen;
  7. ondergrondse en/of bovengrondse waterhuishoudkundige- en infiltratievoorzieningen;
  8. groenvoorzieningen;
  9. doeleinden van openbaar nut.
Een en ander met de bijbehorende voorzieningen en met dien verstande dat binnen de bestemming “Bedrijf” ten alle tijden ten aanzien van de ter plaatse aanwezige functie moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

4.2 Bouwregels

 
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken die ten dienste staan aan deze bestemming, waarbij tevens wordt voldaan aan de volgende regels:
 
4.2.1Algemene bouwregels

bebouwingspercentage
minimaal 40 en maximaal 60 per bouwperceel
oppervlakte bouwperceel
minimaal 1000 m² en maximaal 5000 m²
 
4.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende eisen:
 
Bedrijfsgebouwen
 
situering
  1. minimaal 5,00 m. uit de grens met de bestemming “Groen”
  2. bminimaal 5,00 m uit de zijdelingse perceelsgrens
  3. voorgevel minimaal 10,00 m uit de grens met de bestem-ming “Verkeer”
bouwhoogte
maximaal 8,00 m.
  
Bedrijfswoning
 
situering
ter plaatse van de aanduiding “sb-w”
goothoogte
maximaal 4,50 m.
inhoud
maximaal 1000 m³
 
Bijgebouwen bij de bedrijfswoning
 
situering
 
  1. minimaal 3,00 m. achter de voorgevelrooilijn
  2. in of minimaal 3,00m. uit de grens met de bestemming “Groen”
  3. bijgebouwen die afwijken van dezebepalingen mogen worden gehandhaafd
oppervlak gezamenlijk
maximaal 70 m².
goothoogte
maximaal 3,00 m.
bouwhoogte
maximaal 4,50 m.
toelaatbaarheid
uitsluitende ten behoeve van woningen ter plaatse van de aanduiding “sb-w”
    
Gebouwen ten behoeve van doeleinden van openbaar nut
 
bouwhoogte
maximaal 3,00 m.
inhoud
maximaal 50 m³ per bouwwerk
   
4.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende eisen:
 
Bouwwerken geen gebouwen zijnde
 
hoogte erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn
maximaal: 1,00 m.
hoogte overige erfafscheidingen
maximaal: 2,00 m.
hoogte voorzieningen voor de openbare verlichting
maximaal: 8,00 m.
hoogte overige bouwwerken geen gebouwenzijnde
maximaal: 3,00 m.

4.3 Nadere eisen

 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
  1. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
  2. de verkeersveiligheid;
  3. de milieusituatie;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.4 Afwijken van de bouwregels

 
4.4.1 Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aande in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 voor:
  1. het verhogen van het bebouwingspercentage met maximaal 10%.
4.4.2 Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.4.1 dient het onderstaande in acht te worden genomen:
  1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. er dienen voldoende parkeerplaatsen op het eigen terrein aanwezig te zijn;
  3. aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan.

4.5 Specifieke gebruiksregels

 
Onder gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik:
  1. als seks- en/of pornobedrijf;
  2. voor geluidhinder veroorzakende activiteiten die zijn aangewezen in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50) alsmede kantooractiviteiten ten behoeve van deze bedrijven,
  3. voor detailhandel;
  4. voor het opslaan en stallen van materialen buiten de bebouwing;
  5. voor permanente of tijdelijke bewoning en bedrijfswoning met uitzondering van bestaande bedrijfswoningen zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding “sb-w”;
  6. van bijgebouwen bij bestaande bedrijfswoningen als zelfstandige woning in het kader van mantelzorg;
  7. voor de uitoefening van een bedrijfsactiviteit anders dan vermeld in de milieucategorieën 2, 3.1 en 3.2 zoals weergegeven in de als bijlage opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten en daarmee gelijk te stellen bedrijven.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

 
4.6.1 Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aande in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleindenkan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken vanhetbepaalde in lid 4.5:
  1. voor activiteiten die niet vermeld zijn in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, maar naar hun aard en invloed op de directe omgeving zijn gelijk te stellen met de ter plaatse toegelaten activiteiten;
  2. voor het toelaten van bedrijven in de milieucategorie 4.1 zoals vermeld in de Staat van Bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding
    “wro-zone afwijkingsgebied mililieucategorie 4.1”;
  3. voor het toestaan van het opslaan en stallen van materialen buiten de bebouwing, met dien verstande dat de (beoogde) opslag en/of stalling gelegen dient te zijn achter de voorgevelrooilijn van de ter plaatse aanwezige bebouwing en niet waarneembaar mag zijn vanaf de openbare weg;
  4. voor het gebruik van bijgebouwen bij bestaande bedrijfswoningen in het kader van mantelzorg, met dien verstande dat:
    1. er sprake moet zijn van een mantelzorgindicatie;
    2. het ten behoeve van mantelzorg ingerichte vloeroppervlakte maximaal 70 m² bedraagt, met dien verstande dat maximaal 40% van het achtererf wordt bebouwd;
    3. de voorziening stedenbouwkundig aanvaardbaar moet zijn;
    4. er moet sprake zijn van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    5. de ter plaatse aanwezige ecologische en cultuurhistorische waarden mogen niet worden geschaad;
    6. het gebruik voor zelfstandige bewoning stopt wanneer geen sprake meer is van de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande behoefte aan mantelzorg.
4.6.2 Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.6.1 dient het onderstaande in acht te worden genomen:
  1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. er dienen voldoende parkeerplaatsen op het eigen terrein aanwezig te zijn.