direct naar inhoud van Artikel 6 Wonen
Plan: Woningbouw Kerkhoek Oirlo
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0984.BP09004-va01

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. de uitoefening van aan huis gebonden beroepen;
  • c. een calamiteitenweg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - calamiteitenontsluiting';


met daarbij behorende:

  • d. hoofdgebouwen;
  • e. bijgebouwen;
  • f. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • g. tuinen en erven;
  • h. paden en verhardingen;
  • i. doeleinden van openbaar nut;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. onder- en / of bovengrondse infiltratievoorzieningen;
  • l. bijbehorende voorzieningen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen, zoals toegestaan onder 6.1 sub d en e, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ongeacht het bepaalde in artikel 6.2.2, 6.2.3, 6.2.4 en 6.2.5 dient tenminste 50% van het achtererf onbebouwd en onoverdekt te blijven, tenzij:
  • een woning geen achtererf heeft, in dat geval dient ten minste 50% van de bebouwbare zone ongebouwd en onoverdekt te blijven;
  • sprake is van een patiowoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - patiowoningen'.

6.2.2 Hoofdgebouwen:

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. vrijstaande, aaneengebouwde en twee-aaneengebouwde gebouwde woningen zijn overal toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, zijn ter plaatse van de aanduiding:
  • aaneengebouwd uitgesloten, geen aaneengebouwde woningen toegestaan;
  • gestapeld, tevens gestapelde woningen toegestaan;
  • specifieke bouwaanduiding - patiowoningen, uitsluitend patiowoningen toegestaan;
  • c. per bouwperceel mogen niet meer woningen worden gebouwd dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden';
  • d. er mogen uitsluitend grondgebonden woningen worden opgericht, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' waar tevens gestapelde woningen zijn toegestaan;
  • e. de voorgevel van een hoofdgebouw dient te worden gebouwd in dan wel maximaal 2 meter uit de gevellijn, met dien verstande dat bij hoeksituaties de voorgevel van een hoofdgebouw kan worden gebouwd in dan wel maximaal 2 meter uit beide gevellijnen;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e dienen de hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - patio' in de gevellijn te worden gebouwd;
  • g. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt:
  • bij vrijstaande woningen minimaal 3 meter aan beide zijden;
  • bij twee-aaneengebouwde woningen minimaal 3 meter aan één zijde;
  • bij eindwoningen van aaneengebouwde, gestapelde woningen en patiowoningen geldt dat tot in de zijdelingse perceelsgrens kan worden gebouwd;
  • h. de diepte van het hoofdgebouw bedraagt:
  • bij aaneengebouwde woningen maximaal 10 meter;
  • bij gestapelde woningen maximaal 15,5 meter;
  • bij twee-aaneengebouwde woningen maximaal 12 meter;
  • bij vrijstaande woningen maximaal 12 meter;
  • i. de maximale breedte van het hoofdgebouw bedraagt 12 meter;
  • j. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' anders is opgenomen. In dat geval gelden de maten uit de aanduiding;
  • k. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter, tenzij ter plaatse van een aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is opgenomen. In dat geval gelden de maten uit de aanduiding;
  • l. in afwijking van het bepaalde onder k mag de bouwhoogte voor gestapelde woningen maximaal 11 meter bedragen;
  • m. de dakhelling bedraagt minimaal 30 graden en maximaal 60 graden, tenzij de aanduiding 'plat dak' is opgenomen. In dat geval is het ook toegestaan dat de hoofdgebouwen worden voorzien van een plat dak;
  • n. op eigen erf of op nabijgelegen gronden dient voldoende parkeergelegenheid gewaarborgd te zijn en eventuele bestaande parkeergelegenheid mag niet nadelig worden beïnvloed.

6.2.3 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijgebouwen mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. daar waar sprake is van twee zijerven dient minimaal één zijerf vrij te zijn van bijgebouwen;
  • c. bijgebouwen dienen in de perceelgrens te worden gebouwd of op minimaal 1 meter afstand daarvan;
  • d. bijgebouwen moeten minimaal 2,5 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden opgericht.
  • e. tegen de achtergevel van het hoofdgebouw mag/mogen (een) bijgebouw(en) worden gebouwd over de volledige breedte van die achtergevel. De oppervlakte van dit/deze bijgebouw(en) telt, voor zover niet dieper dan 4 meter niet mee bij de berekening van de oppervlakte onder e;
  • f. in de bebouwbare zone zijn bijgebouwen toegestaan met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 50 m2;
  • g. de gezamenlijke oppervlakte als bedoeld onder e mag worden verhoogd tot maximaal 70 m2, mits het achtererf ook na de bouw van de bijgebouwen als bedoeld onder d, voor niet meer dan 40% wordt bebouwd;
  • h. voor het bouwen van bijgebouwen in hoeksituaties geldt dat:
  • op het aan de weg gelegen zijerf slechts aan het hoofdgebouw aangebouwde bijgebouwen zijn toegestaan, met uitzondering van bijgebouwen kleiner dan 8 m2; Deze mogen vrijstaand worden gebouwd;
  • de breedte van de aangebouwde bijgebouwen mag maximaal 3,5 meter bedragen ;
  • de afstand tot de zijdelingse perceelgrens van een vrijstaand bijgebouw moet minimaal 3 meter bedragen;
  • de totale bebouwde oppervlakte van het zijerf mag maximaal 30 m2 bedragen;
  • i. de goothoogte van bijgebouwen mag niet hoger zijn dan:
  • voor aangebouwde bijgebouwen 0,25 meter boven de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, dan wel 3 meter indien het hoofdgebouw geen tweede bouwlaag heeft;
  • voor vrijstaande bijgebouwen: 3 meter;
  • j. de bouwhoogte van bijgebouwen mag maximaal 4,5 meter bedragen;
  • k. bijgebouwen mogen worden voorzien van een kap, welke aangekapt, in de vorm van een zadeldak of met een plat dak afgedekt dienen te worden, met inachtneming van het bepaalde onder 6.2.3 sub i en j;
  • l. in afwijking van het bepaalde onder i mag een serre of transparante overkapping met een hellend dak of een plat dak worden uitgevoerd, mits de hoogte minimaal 2,20 meter en maximaal 3 meter bedraagt;
  • m. bij een garage dient aan de voorzijde een opstelruimte met een diepte van minimaal 10 meter op eigen terrein vrij te blijven.

6.2.4 Carports

Voor het bouwen van carports gelden de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte mag maximaal 20 m2 bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag maximaal 3,2 meter bedragen;
  • c. indien de carport wordt gebouwd dient deze met minimaal één zijde of een deel daarvan tegen de zijgevel van het hoofdgebouw of aan een voorgevel of zijgevel van een bijgebouw worden gebouwd;
  • d. carports moeten minimaal 2,5 meter achter gevellijn worden opgericht.

6.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. overkappingen zijn uitsluitend toegestaan in de bebouwbare zone;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag bedragen:
  • voor erfscheidingen in de bebouwbare zone maximaal 2 meter;
  • voor erfscheidingen in de onbebouwbare zone maximaal 1 meter;
  • voor overkappingen maximaal 2 meter;
  • voor overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, maximaal 2 meter.
  • c. de maximale hoogte van lichtmasten bedraagt 12 m;
  • d. gebouwen en bouwwerken ten behoeve van doeleinden van openbaar nut.

6.3 Nadere eisen

Ten aanzien van het bepaalde in artikel 6.1 zijn Burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • b. de situering en afmetingen van de bouwpercelen, mits deze eisen blijven binnen de in het plan neergelegde begrenzingen en indien zulks noodzakelijk is in verband met:
  • de woonsituatie;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • het verkeers-, sociale en brandveiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden in aangrenzende bestemmingen.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. zelfstandige bewoning van vrijstaande bijgebouwen;
  • b. bewoning als afhankelijke woonruimte;
  • c. seksinrichtingen.
  • d. aan-huis-gebonden bedrijvigheid;
  • e. de uitoefening van detailhandel, behoudens de uitoefening van detailhandel in beperkte mate die verband houdt met de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf.

6.5 Ontheffing van de gebruiksregels
6.5.1 Bedrijf aan huis

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 6.4 onder d voor de uitoefening van een bedrijf aan huis in het hoofd- of bijgebouw, met dien verstande dat:

  • a. de primaire woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate wordt gehandhaafd;
  • b. het woonmilieu niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. de parkeerbalans en verkeersafwikkeling in de directe omgeving niet onevenredig worden benadeeld;
  • d. detailhandel slechts plaatsvindt voor zover deze beperkt blijft tot een verkoop in direct verband met het aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  • e. maximaal 30 % van het vloeroppervlak van de woning inclusief de daarbij behorende bijgebouwen tot een maximum van 40 m2 als zodanig wordt gebruikt.

6.5.2 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 6.4 onder a ten behoeve van bewoning van een bijgebouw in het kader van mantelzorg, met dien verstande dat:

  • a. er moet sprake zijn van een mantelzorgindicatie;
  • b. maximaal 70 m² van de bijgebouwen mag worden benut ten behoeve van de mantelzorgfunctie;
  • c. de voorziening moet stedenbouwkundig aanvaardbaar zijn;
  • d. het gebruik moet worden beëindigd als er geen sprake meer is van behoefte aan mantelzorg.

6.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 2' te wijzigen en toestaan dat vrijstaande of twee-aaneengebouwde woningen worden gerealiseerd. Met dien verstande dat aan de volgende voorwaarden voldaan wordt:

  • a. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • b. de goothoogte van de woningen mag maximaal 3,5 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van de woningen mag maximaal 8 meter bedragen;
  • d. er maximaal 8 wooneenheden opgericht worden;
  • e. het woningbouwplan stedenbouwkundig wenselijk wordt beschouwd.