direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a Trappistenweg 10-10A
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0983.TAM202401TRAP1010A-ON01

Regels

Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het faciliteren van een ontwikkeling op de locatie Trappistenweg 10-10A en vormt juridisch een nieuw hoofdstuk (Hoofdstuk 22a) van het Omgevingsplan gemeente Venlo. Dit hoofdstuk is op grond van artikel 11.1, tweede lid, van het Besluit elektronische publicaties, bekendgemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.

Voor dit op https://www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) geldt:

  • Hoofdstukken moeten worden gezien en gelezen als paragrafen van Hoofdstuk 22a van het Omgevingsplan gemeente Venlo. Hoofdstuk 1 moet worden gezien en gelezen als paragraaf 22a.1, hoofdstuk 2 als paragraaf 22a.2, etc.
  • Voor de in dit deel opgenomen artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct vóór het artikelnummer '22a' worden gelezen. Artikel 1 moet dus worden gezien en gelezen als artikel 22a.1, artikel 2 als artikel 22a.2, etc
  • Voor de in dit deel opgenomen bijlage bij de regels moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct vóór het nummer 1 '22a' worden gelezen. Bijlage 1 bij de regels van het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet daarom worden gezien en gelezen als Bijlage 22a.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Toepassingsbereik

  • 1. De regels in dit hoofdstuk 22a zijn van toepassing op de locatie Trappistenweg 10-10A, Tegelen, waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand. NL.IMRO.0983.TAM202401TRAP1010A-ON01 zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl/.
  • 2. De besluiten als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet zijn niet van toepassing op de locatie, bedoeld in het eerste lid.
  • 3. De regels in afdeling 22.2 van het Omgevingsplan gemeente Venlo, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en de regels in afdeling 22.3 van dit omgevingsplan zijn niet van toepassing op de locatie, bedoeld in het eerste lid, voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk 22a.

Artikel 2 Begripsbepalingen: van toepassing verklaren begrippen

Artikel 1.1 van het Omgevingsplan gemeente Venlo is van overeenkomstige toepassing voor dit hoofdstuk 22a.

Artikel 3 Begripsbepalingen: aanvullende begripsbepalingen

In aanvulling op Artikel 2, dan wel in afwijking daarvan gelden voor de toepassing van dit hoofdstuk 22a de volgende begripsbepalingen:

3.1 Omgevingsplan gemeente Venlo:

Het omgevingsplan van de gemeente Venlo, zoals dat geldt ten tijde van de inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan.

3.2 Plan / TAM-omgevingsplan

De wijziging van het omgevingsplan gemeente Venlo voor de locatie Trappistenweg 10-10A, waarmee de geometrische planobjecten met bijbehorende regels en bijlagen met planidentificatienummer NL.IMRO.0983.TAM202401TRAP1010A-ON01 worden ingevoegd in hoofdstuk 22a van het Omgevingsplan gemeente Venlo.

3.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

3.4 aanduidingsgrens:

de grens van de aanduiding indien het een vlak betreft.

3.5 afvalverwerkend bedrijf

een bedrijf dat is gericht op de be- en verwerking van afvalstoffen als bedoeld in Kaderrichtlijn afvalstoffen (Richtlijn 2008/98/EG), dan wel een bedrijf waarvan de aard van de activiteiten daarmee overeenkomt of een dienstverlenend bedrijf ten behoeve van of in directe relatie met dit bedrijf.

3.6 ander bouwwerk:

een bouwwerk geen gebouw zijnde.

3.7 bebouwing:

één of meer bouwwerken, met of zonder dak.

3.8 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

3.9 bedrijf dat in aanzienlijke mate geluid kan veroorzaken:

een bedrijf dat activiteiten verricht als bedoeld in artikel 5.78b Besluit kwaliteit leefomgeving.

3.10 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen niet daaronder begrepen.

3.11 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

3.12 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) één of meerdere persoon / personen, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming.

3.13 bouwgrens:

een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak.

3.14 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

3.15 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

3.16 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

3.17 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

3.18 gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

3.19 huishouden

de bewoning van een woning door:

  • a. één persoon;
  • b. twee of meerdere personen in de vorm van een samenlevingsverband, die een duurzame (gemeenschappelijke) huishouding voeren of willen voeren, waar bij een gemeenschappelijke huishouding sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan, waaronder geen kamerbewoning begrepen.
3.20 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, daaronder begrepen een carport.

3.21 parkeervoorziening:

een al dan niet overdekte, op straat aanwezige dan wel met een straat in open verbinding staande ruimte, die gelet op de ligging en de ontsluiting geschikt is om te worden gebruikt voor het parkeren van motorvoertuigen.

3.22 perceelsgrens:

Een grenslijn tussen bouwpercelen onderling.

3.23 risicovol bedrijf:

een bedrijf dat activiteiten verricht als bedoeld in Bijlage VII Besluit kwaliteit leefomgeving.

3.24 Seveso-bedrijf

een bedrijf dat vanwege de activiteiten die het verricht is aan te merken als een Seveso-inrichting als bedoeld in paragraaf 3.3.1 Besluit activiteiten leefomgeving.

3.25 voorgevel:

één of meer gevel(s) van een gebouw die is/zijn gelegen aan de zijde van de openbare weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant(en) van een gebouw vorm(t)(en).

3.26 voorgevellijn:

de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan.

3.27 voorgevelrooilijn:

de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.

3.28 wonen

het gehuisvest zijn in een woning.

3.29 woning:

Een zelfstandig (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden

Artikel 4 Meet- en rekenbepalingen

De meet- en rekenbepalingen als opgenomen in artikel 22.24 van dit omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing voor het meten van in dit hoofdstuk 22a opgenomen waarden die zijn uitgedrukt in m, m2 of m3, voor zover daarvan niet wordt afgeweken in Artikel 5.

Artikel 5 Aanvullende meet- en rekenbepalingen

In aanvulling op Artikel 4 gelden voor dit hoofdstuk 22a de volgende meet- en rekenbepalingen voor het meten van in deze regels opgenomen waarden die zijn uitgedrukt in m, m2 of m3

5.1 Afstand tot de bouwperceelgrens:

Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

5.2 Bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

5.3 Dakhelling:

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

5.4 Goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

5.5 Horizontale diepte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voorgevel en de achtergevel.

5.6 Inhoud van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

5.7 Ondergeschikte bouwdelen:

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

5.8 Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

5.9 Oppervlakte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Artikel 6 Normadressaat

Aan de regels in dit Hoofdstuk 22a wordt voldaan door degene die de activiteit verricht, tenzij anders is bepaald. Diegene draagt zorg voor de naleving van de regels over de activiteit.

Hoofdstuk 2 Functies en regels voor activiteiten

Artikel 7 Algemene regels voor het gebruik van gronden en bouwwerken

Het is verboden zonder omgevingsvergunning gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan die locatie toegedeelde functies en de in dit hoofdstuk 22a daaraan verbonden regels.

Artikel 8 Bedrijventerrein

 

8.1 Functieomschrijving

Een locatie die is aangewezen als Bedrijventerrein heeft de volgende functies:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijven tot en met categorie 4.2': bedrijven in de categorieën 2 tot en met 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van bedrijven die in aanzienlijke mate geluid kunnen veroorzaken, risicovolle bedrijven en Seveso-bedrijven;
  • b. productiegebonden detailhandel met een maximale oppervlakte van 300 m2, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens een bedrijfswoning;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afvalverwerkend bedrijf': tevens een afvalverwerkend bedrijf, waaronder begrepen een groothandel in ijzer- en staalschroot en oude non-ferrometalen;

en tevens voor:

  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
  • f. wegen en paden;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. manoeuvreerruimte.
8.2 Beoordelingsregels omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken
8.2.1 Toegelaten bouwactiviteiten

Op een locatie die is aangewezen als Bedrijventerrein mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. Bouwwerken met een dak, anders dan een bedrijfswoning of aanbouw, uitbouw of bijgebouw bij een bedrijfswoning, voor zover wordt voldaan aan 8.2.2;
  • b. een bedrijfswoning, uitsluitend op de locatie 'bedrijfswoning' en voor zover wordt voldaan aan 8.2.3
  • c. aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning, voor zover wordt voldaan aan 8.2.4;
  • d. bouwwerken zonder een dak, voor zover wordt voldaan aan 8.2.5.
8.2.2 Bouwwerken met een dak, anders dan een bedrijfwoning of aanbouw, uitbouw of bijgebouw bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van bouwwerken met een dak, anders dan een bedrijfswoning of aanbouw, uitbouw of bijgebouw bij een bedrijfswoning gelden de volgende beoordelingsregels:

  • a. er mag uitsluitend worden gebouwd binnen de aanduiding 'bouwvlak'
  • b. het bebouwingspercentage van een bouwperceel mag niet meer bedragen dan door middel van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • c. de afstand van het bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 5 m bedragen;
  • d. de afstand van het bouwwerk tot de achterste perceelsgrens mag niet minder dan 2,5 m bedragen;
  • e. de goothoogte van het bouwwerk mag niet meer bedragen dan door middel van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • f. de bouwhoogte van het bouwwerk mag niet meer bedragen dan door middel van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
8.2.3 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende beoordelingsregels:

  • a. er is één bedrijfswoning toegestaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'
  • b. de afstand van de bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • c. het bebouwingspercentage van een bouwperceel mag niet meer bedragen dan door middel van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • d. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 800 m3;
  • e. de goothoogte van de bedrijfswoning mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet meer dan 9 m bedragen.
8.2.4 Aanbouwen, uitbouwen of bijgebouwen bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning gelden de volgende beoordelingsregels:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd bij vrijstaande, niet-inpandige bedrijfswoningen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag per bedrijfswoning niet meer dan 100 m2 bedragen;
  • c. het bebouwingspercentage van een bouwperceel mag niet meer bedragen dan door middel van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • d. de goothoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw mag niet meer dan 3,3 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw mag niet meer dan 6 m bedragen.
8.2.5 Bouwwerken zonder dak

Voor het bouwen van bouwwerken zonder dak gelden de volgende beoordelingsregels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte voor schoorstenen, rookgasreinigers en vergelijkbare bouwwerken mag niet meer dan 40 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken zonder dak mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • d. het bebouwingspercentage van een bouwperceel mag niet meer bedragen dan door middel van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.
8.2.6 Aanvraagvereisten

De aanvraagvereisten als opgenomen in artikel 22.35 van het Omgevingsplan gemeente Venlo zijn van overeenkomstige toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning op basis van dit hoofdstuk 22a.

8.3 Vergunningplicht omgevingsplanactiviteit bouwwerken
8.3.1 Verbod overschrijden goot- en bouwhoogte

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de maximale goot- en bouwhoogte als opgenomen in artikel 8.2.2 te overschrijden.

8.3.2 Verbod overschrijden maximum bebouwingspercentage

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning het maximum bebouwingspercentage als opgenomen in artikel 8.2.2 t/m 8.2.5 te overschrijden.

8.3.3 Verbod overschrijden maximale bouwhoogte bouwwerk zonder dak

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de maximale bouwhoogte als opgenomen in artikel 8.2.5 sub c te overschrijden.

8.3.4 Verbod overschrijden bouwhoogte gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de maximale bouwhoogte als opgenomen in artikel 8.2.2 te overschrijden ten behoeve van plaatselijke verhogingen zoals schoorstenen, luchtkokers en lichtkappen.

8.3.5 Beoordelingsregels
  • 1. De omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 8.3.1 tot en met 8.3.4 worden alleen verleend indien:
    • a. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
    • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van omliggende percelen;
    • c. de aanvraag vanuit het oogpunt van stedenbouwkundige kwaliteit aanvaardbaar is;
    • d. er geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid, sociale veiligheid of omgevingsveiligheid.
  • 2. in aanvulling op het bepaalde onder 1 geldt voor de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.3.1 dat de vergunning alleen wordt verleend indien de afwijking niet meer dan 10% van de op basis van 8.2.2 toegelaten relevante hoogte bedraagt;
  • 3. in aanvulling op het bepaalde onder 1 geldt voor de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.3.2 dat de vergunning alleen wordt verleend indien de afwijking niet meer dan 10% van het op basis van 8.2.2 toegelaten percentage bedraagt;
  • 4. in aanvulling op het bepaalde onder 1 geldt voor de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.3.3 dat de vergunning alleen wordt verleend indien de bouwhoogte niet meer dan 10 m bedraagt;
  • 5. in aanvulling op het bepaalde onder 1 geldt voor de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.3.4 dat de vergunning alleen wordt verleend indien:
    • a. de maximale oppervlakte waarvoor wordt afgeweken van de bouwhoogte niet meer dan 10% van het bouwvlak bedraagt; en
    • b. de bouwhoogte maximaal 1,25 maal de op basis van 8.2.2 toegelaten bouwhoogte bedraagt.
8.3.6 Aanvraagvereisten
  • 1. Op aanvragen om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.3.1 tot en met 8.3.4 zijn de aanvraagvereisten als opgenomen in paragraaf 22.5.2.3 van dit omgevingsplan van overeenkomstige toepassing.
  • 2. In aanvulling op het bepaalde in het eerste lid wordt een motivering verstrekt waaruit blijkt dat aan artikel 8.3.5 onder 1 wordt voldaan.
8.4 Specifieke regels voor het gebruik van gronden en bouwwerken
8.4.1 Verboden gebruik

Het is verboden gronden of bouwwerken ter plaatse van Bedrijventerrein te gebruiken voor c.q.:

  • a. een bedrijf dat in aanzienlijke mate geluid kan veroorzaken;
  • b. risicovol bedrijf;
  • c. Seveso-bedrijf;
  • d. wonen, uitgezonderd in de vorm van een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • e. detailhandel, uitgezonderd productiegebonden detailhandel als bedoeld in 8.1;
  • f. prostitutie en/of seksinrichtingen;
  • g. coffeeshops;
  • h. opslag van goederen en materialen voor de voorgevelrooilijn.
8.5 Vergunningplicht omgevingsplanactiviteit gebruiken van gronden en bouwwerken
8.5.1 Verbod

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning gronden of bouwwerken te gebruiken voor:

  • a. een bedrijf van een andere milieucategorie dan toegelaten op basis van artikel 8.1;
  • b. een bedrijf van een milieucategorie die wel is toegelaten op basis van artikel 8.1, maar die niet is opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten is opgenomen bij deze regels.
8.5.2 Beoordelingsregels
  • 1. De omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 8.5.1 onder 1 en 2 worden alleen verleend indien de aangevraagde activiteiten naar aard en invloed op de omgeving gelijkt te stellen zijn met de op basis van artikel 8.1 toegelaten bedrijven.
  • 2. Bij de beoordeling van het bepaalde onder 1 wordt betrokken:
    • a. de geluidemissie;
    • b. geurbelasting;
    • c. de verspreiding van stof;
    • d. veiligheidsrisico's;
    • e. gevolgen voor de kwaliteit van de buitenlucht;
    • f. verkeersaantrekkende werking
    • g. eventuele visuele hinder;
  • 3. in aanvulling op het bepaalde onder 1 en 2 geldt dat:
    • a. géén sprake mag zijn van een nieuw afvalverwerkend bedrijf of een andere vorm van een afvalverwerkend bedrijf;
    • b. er geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van omliggende percelen.
8.5.3 Aanvraagvereisten
  • 1. Op aanvragen om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.5.1 zijn de aanvraagvereisten als opgenomen in paragraaf 22.5.2.3 van dit omgevingsplan van overeenkomstige toepassing.
  • 2. In aanvulling op het bepaalde in het eerste lid wordt een motivering verstrekt waaruit blijkt dat aan artikel 8.5.2 wordt voldaan.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene regels omgevingsplanactiviteiten

10.1 Algemene regels - parkeervoorzieningen
  • 1. Bij het bouwen van bouwwerken op grond van het bepaalde in dit hoofdstuk 22a dient op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid te worden gerealiseerd. Er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid indien wordt voldaan aan de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren' (december 2018).
  • 2. Bij een gebruikswijziging waarvoor een omgevingsvergunning nodig is, dient op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid te worden gerealiseerd. Er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid indien wordt voldaan aan de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren' (december 2018).
10.2 Gebodsbepaling in stand houden parkeervoorzieningen

Indien in het kader van een vergunningplicht als opgenomen in dit hoofdstuk 22a dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig artikel 10.1, dan dient de betreffende parkeervoorziening zoals aangegeven in de aanvraag en vervolgens is vergund na de aanleg ervan duurzaam in stand te worden gehouden.

10.3 Algemene regels - hemelwatervoorzieningen
  • 1. Bij het bouwen van bouwwerken op grond van het bepaalde in dit hoofdstuk 22a, waaronder begrepen het verbouwen en uitbreiden van bestaande bouwwerken, dient op eigen terrein een adequate voorziening te worden getroffen voor de opvang, berging en infiltratie van hemelwater.
  • 2. Er wordt een adequate voorziening getroffen wanneer wordt voldaan aan de 'Afkoppelbeslisboom Gemeente Venlo' zoals opgenomen in het Gemeentelijk rioleringsplan 2021-2031 en als vastgesteld door de gemeenteraad op 30 juni 2021.
10.4 Gebodsbepaling in stand houden hemelwatervoorzieningen

Indien in het kader van een vergunningplicht als opgenomen in dit hoofdstuk 22a dient te worden voorzien in een adequate voorziening voor de opvang, berging en infiltratie van hemelwater overeenkomstig artikel 10.3, dan dient de betreffende voorziening zoals aangegeven in de aanvraag en vervolgens is vergund na de aanleg ervan duurzaam in stand te worden gehouden.

10.5 In stand houden bestaande bouwwerken

In aanvulling op artikel 22.40 van het Omgevingsplan gemeente Venlo is voor het in stand houden van een bestaand bouwwerk geen omgevingsvergunning vereist, mits het een feitelijk bestaand bouwwerk betreft dat is gebouwd:

  • 1. overeenkomstig een daarvoor verleende omgevingsvergunning;
  • 2. overeenkomstig algemene regels als opgenomen in dit omgevingsplan;
  • 3. overeenkomstig algemene regels, zoals die golden ten tijde van het bouwen van het bouwwerk, hetgeen ook kan worden aangetoond.

Hoofdstuk 4 Overgangsrecht

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit hoofdstuk 22a aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van dit hoofdstuk 22a, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan;
  • 2. het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit hoofdstuk 22a, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvóór - als onderdeel van het Omgevingsplan gemeente Venlo - geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat bestemmingsplan.
11.2 Overgangsrecht gebruiken van gronden en bouwwerken
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit hoofdstuk 22a en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met dit hoofdstuk 22a strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dit hoofdstuk 22a strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van dit hoofdstuk 22a voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het daarvóór - als onderdeel van het Omgevingsplan gemeente Venlo - geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat bestemmingsplan.