direct naar inhoud van Artikel 4 Wonen
Plan: Op het Aardbroek
Status: vastgesteld
Plantype: projectbesluit
IMRO-idn: NL.IMRO.0983.PJB2010030AARDBROE-VA01

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. Wonen;
  • b. Aan-huis-verbonden beroepen;
  • c. Tuinen, erven en verhardingen;
  • d. Parkeervoorzieningen;
  • e. Groenvoorzieningen;
  • f. Waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met uitzondering van het bepaalde onder b;
  • b. De voorgevelrooilijn van het bouwvlak mag uitsluitend worden overschreden met erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. De diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 1,5 m mag bedragen.
    • 2. De afstand tot de openbare weg niet minder dan 2 m mag bedragen.
  • c. Het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geschakeld', niet meer dan 60% bedragen;
  • d. De diepte van een hoofdgebouw met een aan de achtergevel aangebouwde aanbouw en/of aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 14 m bedragen.
4.2.2 hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geschakeld' zijn uitsluitend geschakelde woningen toegestaan;
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' mag maximaal het genoemd aantal woningen binnen het bouwvlak worden gerealiseerd;
  • c. De voorgevel van het hoofdgebouw moet worden gesitueerd in de naar de wegzijde toegekeerde begrenzing van het bouwvlak of binnen 3 m erachter;
  • d. De goothoogte mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • e. Het aantal bouwlagen mag niet meer dan 2 bedragen;
  • f. Het dak mag met een kap worden gebouwd of plat worden uitgevoerd. Indien het dak met een kap wordt gebouwd mag de dakhelling niet minder dan 30 graden en niet meer dan 60 graden bedragen;
  • g. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag aan een zijde niet minder dan 3 m bedragen.
4.2.3 aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geschakeld' mag slechts aan een zijde tot in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd. De afstand tot de andere zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen. Achter de achtergevel van het hoofdgebouw mogen bijgebouwen tot in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd;
  • c. De gezamenlijke oppervlakte van aan- en bijgebouwen mag niet meer dan 75 m2, met dien verstande dat het in lid 4.2.1 sub c genoemde bebouwingspercentage niet mag worden overschreden;
  • d. Voor zover de oppervlakte van het achtererf meer bedraagt dan 200 m2 mag de onder c geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot maximaal 90 m2;
  • e. Het dak mag met een kap worden gebouwd of plat worden uitgevoerd. Indien het dak met een kap wordt gebouwd mag de dakhelling niet minder dan 30 graden en niet meer dan 60 graden bedragen.
4.2.4 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnd, mag niet meer bedragen dan 3 m.

4.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van hoofdgebouwen en bijgebouwen.

4.4 specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen:

  • a. Voor de uitoefening van enige tak van (detail)handel of bedrijf, behoudens:
    • 1. Voor de uitoefening van enige tak van (detail)handel of bedrijf, behoudens het gebruik voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
    • 2. De activiteit mag uitsluitend worden uitgeoefend in het hoofdgebouw of een aangebouwd bijgebouw;
      De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 40 m2;
    • 3. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
    • 4. Detailhandel is niet toegestaan;
    • 5. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner;
  • a. Als seksinrichting;
  • b. Voor het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte.

4.5 ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:

  • a. Het bepaalde in artikel 4.4 onder c voor toestaan dat een vrijstaand bijgebouw wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:
    • 1. Een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
    • 2. Het gebruik als afhankelijke woonruimte uitsluitend plaatsvindt in een of in meer aaneen gebouwde bijgebouwen;
    • 3. De oppervlakte die wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, niet meer bedraagt dan de maximaal toegestane gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 80 m2.