Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Boekenderhofweg ong.
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0983.BPL2011020BKDHOFWG-VA01

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen, in grondgebonden woningen;
b. aan huis gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsactiviteiten, zoals vermeld in Bijlage 1 Lijst van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten;
c. ambachtelijke bedrijfsactiviteiten met de daarbij behorende productiegebonden detailhandel;
d. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', mede kantoor;
f. tuinen, erven en onbebouwde erven.
h. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterberging en infiltratievoorzieningen;
 
met de daarbij behorende:
i. hoofd- en bijgebouwen, aan- en uitbouwen;
j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het aangeduide bouwvlak;
b. toegestaan zijn grondgebonden woningen;
c. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;
d. de bebouwingsdiepte van het hoofdgebouw mag niet meer dan 15 m bedragen;
e. de breedte van het hoofdgebouw mag niet meer dan 20 m bedragen;
f. het bebouwingspercentage van het bouwperceel voor hoofdgebouwen, aan –en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke hoger zijn dan 1 m, gemeten vanaf het aansluitend terrein, mag niet meer dan 65 bedragen;
g. de afstand van de vrijstaande gevel tot de zijdelingse perceelgrens moet minimaal 3 m bedragen.
 
3.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouw' toegestaan en dienen tenminste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw - of het verlengde daarvan - te worden gebouwd;
b. in hoeksituaties dienen aan- en uitbouwen en bijgebouwen, aan de perceelszijde van het hoofdgebouw die direct grenst aan de weg, op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw - of het verlengde daarvan - te worden gebouwd;
c. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 100 m², met dien verstande dat het maximum bebouwingspercentage als bedoeld in lid 3.2.1 sub f niet mag worden overschreden;
d. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag maximaal 3,3 m bedragen en de bouwhoogte mag maximaal 6 m bedragen;
e. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een plat dak mag niet meer dan 3,3 m bedragen;
f. in afwijking van het bepaalde onder a t/m d van dit lid, mogen aan een hoofdgebouw erkers, luifels en dergelijke worden aangebouwd, met een diepte van maximaal 1,5 m, een oppervlakte van maximaal 6 m² en een hoogte van maximaal 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping.
 
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. erf en terreinafscheidingen hoger dan 1 m alsmede overkappingen dienen tenminste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw - of in het verlengde daarvan - te worden gebouwd;
b. in hoeksituaties dienen erf - en terreinafscheidingen hoger dan 1 m alsmede overkappingen, aan de perceelszijde van het hoofdgebouw die direct grenst aan de weg, op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw - of het verlengde daarvan - te worden gebouwd;
c. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen, met uitzondering van:
  1. vlaggenmasten, waarvan de hoogte maximaal 5 m mag bedragen;
  2. speeltoestellen, waarvan de hoogte maximaal 3,5 m mag bedragen;
  3. erf- en terreinafscheidingen, waarvan de hoogte maximaal 2 m mag bedragen;
d. het hiervoor in 3.2.1 onder f aangegeven bebouwingspercentage mag tengevolge van het oprichten van andere bouwwerken welke hoger zijn dan 1 meter, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet worden overschreden.

3.3 Nadere eisen

3.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen stellen ten aanzien van:
a. de situering en/of afmetingen van bouwwerken;
b. de kapvorm van gebouwen;
c. de aanleg en omvang van parkeergelegenheid op eigen terrein;
d. de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.
 
3.3.2 Afwegingskader
De toepassing van nadere eisen als bedoeld in 3.3.1 onder a t/m c door burgemeester en wethouders zal gericht zijn op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
a. het straat- en bebouwingsbeeld;
b. de woonsituatie (wooncomfort kwaliteit woongenot van de directe omgeving);
c. de gebruiksmogelijkheden (op eigen terrein en op aangrenzende gronden);
d. de milieusituatie;
e. de verkeersveiligheid;
f. de parkeerruimte op eigen terrein;
g. de sociale veiligheid;
h. de brandveiligheid.
 
3.3.3 Externe veiligheid
Burgemeester en wethouders kunnen in verband met het respecteren van het groepsrisico in het kader van externe veiligheid nadere eisen stellen inzake:
a. het uitvoeren van de gebouwen met preventief lekwerende middelen om deuren/ramen, ventilatiekanalen en schoorsteenkanalen zoveel mogelijk lekdicht te kunnen afsluiten;
b. het voorzien van de gebouwen van brandwerende gevels en ramen;
c. het aanbrengen van de beglazing aan gebouwen, zodanig uitgevoerd dat scherfwerking wordt voorkomen;
d. de situering van de (nood)uitgangen van gebouwen;
e. het aanbrengen van gevelornamenten aan gebouwen;
f. het binnen een gebouw situeren van minder zelfredzame personen;
g. het creëren van vluchtwegen;
h. centrale ventilatie;
i. alarmeringssyteem.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.4.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in elk geval gerekend het gebruik van:
a. woningen voor kamerbewoning;
b. opstallen als kamerverhuurbedrijf;
c. opstallen voor bed and breakfast.
 
3.4.2 Aan huis gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
Het uitoefenen van een aan huis gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige
activiteiten is toegestaan in combinatie met het wonen, mits:
a. het bedrijven betreft welke genoemd zijn in Bijlage 1 Lijst van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten, alsmede bedrijven welke niet in de lijst zijn vermeld, doch naar het oordeel van burgemeester en wethouders, waar het gaat om de verwachting omtrent te duchten gevaar, schade of hinder of overlast voor de (woon)omgeving, daarmee gelijk te stellen zijn. De in Bijlage 1 Lijst van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten genoemde bedrijven vallen onder milieucategorie 1 of 2. Bedrijven in een hogere milieucategorie zijn vanwege de mogelijke hinder voor de omgeving in dit verband niet toegestaan;
b. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
c. de beroeps- en/of bedrijfsoppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de bijgebouwen, met een maximum van 50 m²;
d. de beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten hoofdzakelijk door de bewoner(s) van het hoofdgebouw zelf worden uitgeoefend;
e. de beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten geen hoger bronvermogen hebben dan 50 dB(A)/m² etmaalwaarde;
f. de woning en de bij de woning behorende bijgebouwen aan het Bouwbesluit c.q. de Bouwverordening blijven voldoen;
g. de beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten geen parkeeroverlast voor de directe (woon)omgeving veroorzaken of dat hierdoor geen extra parkeervoorzieningen noodzakelijk zijn;
h. geen (overig) gevaar schade, hinder of overlast voor de (woon)omgeving ontstaat;
i. geen detailhandel wordt uitgeoefend, met uitzondering van detailhandel die ondergeschikt is aan en verband houdt met de ter plekke uitgeoefende kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
j. geen horeca-activiteiten worden uitgeoefend;
k. geen prostitutiebedrijf, seksinrichting of aanverwante activiteiten op erotisch en/of
pornografisch gebied wordt/worden uitgeoefend.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.5.1 Afwijking kamerverhuurbedrijf
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels ten behoeve van een kamerverhuurbedrijf, mits:
a. het gebruik geen overlast voor het woonmilieu oplevert en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
b. het gebruik naar de aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming is;
c. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Indien niet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, dient te worden aangetoond dat elders in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.
 
3.5.2 Afwijking bed and breakfast
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels ten behoeve van een bed and breakfast, mits:
a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
b. het gebruik geen hinder voor het woonmilieu oplevert en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
c. het gebruik geen belemmering voor de omliggende bedrijven oplevert;
d. het gebruik naar de aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming is;
e. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
f. er geen duurzame ontwrichting van de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur ontstaat;
g. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer;
h. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
i. de bed and breakfast-voorziening in bestaande bebouwing wordt gerealiseerd;
j. maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van een bed and breakfast in gebruik is, zulks met een absoluut maximum van 60 m².