direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Tegelen-Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0983.BPL2009012-VA01

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. voorzieningen van algemeen nut;
  • d. recreatief medegebruik;
  • e. bed and breakfast-activiteiten uitsluitend binnen het bouwvlak;
  • f. infrastructurele voorzieningen;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • h. bedrijfsgebouwen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering;
  • i. kassen, ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw';
  • j. bedrijfswoningen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering;
  • k. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen;
  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven worden gebouwd;
  • b. er mogen kassen worden gebouwd, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw';
  • c. de gebouwen alsmede kassen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • d. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is aangegeven;
  • e. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is aangegeven;
  • f. per bouwvlak mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van één agrarisch bedrijf worden gebouwd.
3.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', binnen het bouwvlak, worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen per bouwperceel mag niet meer dan één bedragen;
  • c. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 6m;
  • d. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 9m;
  • e. de afstand van de bedrijfswoning tot de perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen.
3.2.3

Aan- en uitbouwen en bijgebouwen, behorende tot de bedrijfswoning

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, behorende tot de bedrijfswoning, gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen te worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer dan 100 m2 bedragen;
  • c. de afstand tot de voorgevellijn van de bedrijfswoning mag niet minder dan 3 m bedragen.
  • d. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 3,30 m bedragen en de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen;
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. silo's zijn niet toegestaan buiten het bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van silo's en buffertanks mag niet meer dan 12 m bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampen bestrijding;
  • f. met betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding;
  • g. indien er sprake is van nieuw op te richten bebouwing, dient deze ingepast te worden in het omliggende landschap.
3.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 3.2.3 sub a voor het herbouwen van één of meer bijgebouwen tot een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 100 m2, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaande bijgebouwen meer bedraagt dan 100 m2;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de nieuwe bijgebouwen niet meer bedraagt dan 100 m2vermeerderd met 50% van de op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp bestaande oppervlakte boven de 100 m2, met een maximum van 150 m2..
3.5 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in elk geval verstaan het gebruik van de gebouwen en gronden voor:

  • a. standplaatsen voor meer dan 15 kampeermiddelen;
  • b. een ambachtelijk, industrieel, handels- en/of horecabedrijf;
  • c. prostitutie en/of seksinrichtingen;
  • d. coffeeshops;
  • e. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • f. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • g. detailhandel met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde goederen of detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in agrarische nevenproducten.