direct naar inhoud van Artikel 17 Waarde - Cultuurhistorie
Plan: Centrum Venlo
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0983.BP201227CENTRVENLO-VA02

Artikel 17 Waarde - Cultuurhistorie

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Cultuurhistorie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende ondergeschikte bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en behoud van:

  • a. de aanwezige monumentale bomen, ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom';
  • b. de aanwezige bouwhistorisch waardevolle bebouwing en gevelwanden, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - bebouwing en gevelwanden';
  • c. de aanwezige bouwhistorische zone, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - bouwhistorische zone';
  • d. de aanwezige cultuurhistorisch waardevolle onderdoorgang, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch waardevolle onderdoorgang';
  • e. de aanwezige cultuurhistorisch waardevolle bestrating, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch waardevolle bestrating';
  • f. het aanwezige cultuurhistorisch waardevolle groen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch waardevol groen';
  • g. de aanwezige cultuurhistorisch waardevolle laanstructuren, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch waardevolle laanstructuur';
  • h. de aanwezige cultuurhistorisch waardevolle standbeelden, kunstwerken en fonteinen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • i. de aanwezige rijks- en gemeentelijke monumenten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument'.

17.2 Bouwregels
  • a. Met betrekking tot de maatvoering van de gebouwen geldt de maximale goothoogte, de maximale nokhoogte en het maximum aantal bouwlagen als tijde van de inwerkingtreding van het plan.
  • b. Met betrekking tot de nokrichtingen is de bestaande nokrichting zoals aangegeven op de 'Cultuurhistorische waardenkaart' die als bijlage 2 bij deze regels is opgenomen, maatgevend.
  • c. Hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de voorgevel van de hoofdgebouwen in de voorste begrenzing van het bouwvlak moet worden geplaatst;
    • 2. dat binnen het gebied met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - bouwhistorische zone' de bestaande achtergevel als bouwgrens aan de achterzijde geldt, welke niet mag worden overschreden;
  • d. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - bouwhistorische zone', de bestaande parcellering en breedte van het hoofdgebouw moet worden gehandhaafd.
  • e. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - bouwhistorische zone', samenvoeging van panden en doorbraken in zijmuren tussen panden niet is toegestaan; bestaande zijmuren dienen te worden gehandhaafd.
  • f. De bestaande kapvorm en nokrichting niet mag worden gewijzigd;
  • g. De gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch waardevolle onderdoorgang' mogen uitsluitend worden bebouwd indien een onderdoorgang wordt gerealiseerd met een minimale breedte en een minimale hoogte gelijk aan de bestaande hoogte ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • h. De binnen de bestemming aanwezige stegen mogen niet worden afgesloten door middel van bebouwing of bouwwerken;
  • i. Kelders zijn uitsluitend toegestaan voor zover deze aanwezig waren ten tijde van de inwerkingtreding van het plan; bestaande kelders mogen niet worden vergroot
  • j. Bijgebouwen mogen in de vorm van aan- of uitbouwen van het hoofdgebouw of in de vorm van vrijstaande bijgebouwen op het erf worden opgericht. Aan- en bijgebouwen zijn tevens mogelijk binnen de bouwvlakken, met dien verstande, dat binnen het gebied met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - bouwhistorische zone' geen nieuwe aanbouwen aan de achtergevel zijn toegestaan.
  • k. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom', dan wel binnen een afstand van 2 meter van de maximale kruinprojectie van bomen niet worden gebouwd.

17.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de afmeting en de plaats van de bebouwing, ten behoeve van behoud en versterking van:

  • a. de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van de binnenstad;
  • b. de cultuurhistorische en archeologische waarden;
  • c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

17.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels en toestaan dat:
    • 1. het samenvoegen van panden, het afwijken van bestaande breedte van panden en het maken van doorbraken in zijmuren, mits de parcellering gehandhaafd blijft en de structuur van de panden zichtbaar blijft;
    • 2. binnen het gebied met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - bouwhistorische zone' hoofdgebouwen worden uitgebreid tot aan de grens van de bouwvlakken of aanbouwen plaatsvinden aan de bestaande achtergevel;
    • 3. het opdelen van vroeger samengevoegde panden;
    • 4. de dakhelling wordt gewijzigd ten behoeve van het realiseren van een andere kapvorm;
    • 5. de kaprichting en kapvorm wordt gewijzigd ten opzichte van de bestaande kappenstructuur;
    • 6. kelders worden aangelegd dan wel uitgebreid;
    • 7. verspringingen in de voorgevel worden aangebracht;
    • 8. stegen worden overbouwd waarbij de hoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de aangrenzende gebouwen;
  • b. Binnen het gebied met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - bouwhistorische zone' wordt geen toepassing gegeven aan de afwijkingsbevoegdheid dan nadat de aanvrager een door een deskundige opgesteld rapport heeft overgelegd overeenkomstig de landelijke 'Richtlijnen Bouwhistorisch Onderzoek' (2009), waarbij naar het oordeel van het bevoegd gezag de bouwhistorische waarden van de betrokken bouwwerken in voldoende mate is vastgesteld of naar het oordeel van het bevoegd gezag de bouwhistorische waarden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld, in welk geval het overleggen van voornoemd door een deskundige opgesteld rapport niet nodig is. In het belang van handhaving van bouwhistorische waarden kan het verzoek om af te wijken worden geweigerd of nadere voorwaarden in het belang van handhaving en onderzoek/documentatie van bouwhistorische zaken aan een afwijking worden verbonden.

17.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.5.1 Vergunningsplicht

Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van de aanduidingen 'monumentale boom', 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch waardevolle bestrating', 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch waardevolle laanstructuur' en 'karakteristiek' dan wel binnen een afstand van 2 meter van de maximale kruinprojectie van bomen en 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch waardevol groen' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginningen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
  • b. het aanleggen en verharden van wegen, paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen van diepwortelende beplantingen en/ of bomen;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,4 meter ten opzichte van het maaiveld, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van de daarbij horende constructies, installaties en apparatuur;
  • f. het wijzigen van de grondwaterstand door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of andere wijze;
  • g. het vellen, rooien of anderszins aantasten van waardevolle groenelementen en/ of erfaanleg;
  • h. het graven of dempen van waterpartijen;
  • i. het geheel of gedeeltelijk wijzigen, aantasten, vernietigen van waardevolle cultuurhistorische elementen;
  • j. het aanpassen of wijzigen van historische bestratingen, laanstructuren en standbeelden, kunstwerken en fonteinen.

17.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 17.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. cultuurhistorisch onderzoek betreffen;
  • e. geen onevenredige gevolgen hebben voor de levensvatbaarheid en de ruimtelijke, monumentale of ecologische betekenis van de boom, hetgeen blijkt uit een bomen effect rapportage.

17.5.3 Toetsingscriteria
  • a. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van de groenstructuren.
  • b. De vergunning kan slechts worden verleend nadat naar het oordeel van het bevoegd gezag geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de in lid 17.5.1 genoemde doeleinden.

17.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
17.6.1 Vergunningsplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning cultuurhistorisch waardevolle bouwwerken met de aanduidingen 'specifieke vorm van waarde - bebouwing en gevelwanden', 'specifieke vorm van waarde - bouwhistorische zone', 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch waardevolle onderdoorgang', 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch waardevolle bestrating', 'karakteristiek' en 'specifieke bouwaanduiding - monument' geheel of gedeeltelijk te slopen.

17.6.2 Uitzonderingen

Het voorgaande is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 sub f of artikel 2.2, lid 1 onder b.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is vereist (rijks- of gemeentelijk monument).

17.6.3 Toetsingscriteria
  • a. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische danwel bouwhistorische waarden van de gronden en opstallen.
  • b. De vergunning kan slechts worden verleend nadat:
    • 1. een door deskundigen opgesteld rapport overeenkomstig de landelijke Richtlijnen Bouwhistorisch Onderzoek (2009) overlegd wordt, waarin de bouwhistorische waarden van de te slopen bouwwerken naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgelegd;
    • 2. naar het oordeel van het bevoegd gezag de bouwhistorische waarden van de te slopen bouwwerken in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld, in welk geval het sub a. genoemde rapport niet nodig is.
  • c. In de omgevingsvergunning kunnen nadere voorwaarden worden opgenomen in het belang van handhaving van en onderzoek/documentatie bouwhistorische zaken.