direct naar inhoud van Artikel 6 Algemene bouwregels
Plan: Kranenbreukershuis Hoekstraat 6-10 Tegelen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0983.BP201217HOEKSTRAAT-VA01

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Rijksmonumenten
6.1.1 Behoud/ herstel cultuurhistorische/ monumentale waarden

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' is het betreffende gebouw of object primair bestemd voor het behoud en/ of herstel van cultuurhistorische en/ of monumentale waarden.

6.1.2 Bouwregeling

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' mag alleen worden gebouwd krachtens de onderliggende bestemming en als de bestaande kwaliteit niet wordt aangetast door wezenlijke veranderingen in het stedenbouwkundige beeld, bepaald door situering, massa, kapvorm, hoogtematen, gevel- en raamindeling en gevelafwerking met kleur en materiaalgebruik, zulks met inbegrip van waardevolle details.

In afwijking van de regels behorende bij de ter plaatse geldende bestemming, mag en dient het stedenbouwkundige beeld en uitwendige karakter van de gebouwde objecten (te) worden behouden, eventueel ook in een van het ter plaatse geldende bestemmingsregel afwijkende maatvoering, mits van het bouwwerk, zoals dit bestond ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, niet wordt veranderd en ook de architectuur en structuur van de bebouwing worden gehandhaafd, te weten: de hoofdafmetingen en onderlinge verhoudingen, de dakvorm, de nokrichting en de dakhelling, alsmede de gevelindeling van ramen, deuropeningen, luiken en erkers.

6.1.3 Verplichting bij omgevingsvergunning voor het bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen verplichten een rapport te overleggen waarin de cultuurhistorische waarden en zonodig de archeologische (verwachtings)waarden van het op de bouwaanvraag betrekking hebbende terrein en de zich eventueel daarop bevindende opstallen, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Het rapport wordt vervaardigd met inachtneming van een programma van eisen, welke daartoe is opgesteld door een deskundige op het gebied van archeologie en/ of cultuurhistorie van de gemeente Venlo.

6.1.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen in het kader van de omgevingsvergunning ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien ter plaatse gemeentelijke monumenten, rijksmonumenten of behoudens- en beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn.

6.1.5 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de regels met betrekking tot de bebouwing, voor het bouwen ten behoeve van de onderliggende bestemmingen zoals opgenomen onder 6.1.2., onder de voorwaarden dat:

  • a. de cultuur- en bouwhistorische alsmede de archeologische waarden niet worden aangetast;
  • b. de nieuwbouw binnen de cultuurhistorische waarden alsmede archeologische waarden past dan wel een kwalitatieve bijdrage levert aan de genoemde waarden;
  • c. er geen wezenlijke veranderingen worden aangebracht in het stedenbouwkundige beeld;
  • d. voor zover het bouwen en of de gevolgen ervan, monumenten en/ of archeologisch waardevolle locaties betreft, dient hierover voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning, advies te worden ingewonnen bij een ter zake deskundige van de gemeente Venlo.

6.1.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' is het verboden zonder, of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vellen, rooien of anderszins aantasten van waardevolle groenelementen;
  • b. het geheel of gedeeltelijk wijzigen, aantasten, vernietigen van objecten, waaronder begrepen alle detaillering en gevelafwerking;
  • c. het geheel of gedeeltelijk wijzigen, aantasten, vernietigen van de waardevolle cultuurhistorische en/ of archeologische elementen.

6.1.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin, dat aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' (geheel of gedeeltelijk) wordt verwijderd, als op basis van archeologisch en cultuurhistorisch onderzoek geen cultuurhistorische en/ of archeologische waarden zijn vastgesteld. Alvorens een wijziging wordt uitgevoerd wordt advies ingewonnen bij de gemeentelijk archeoloog, de beleidsmedewerker monumenten en/ of beleidsmedewerker cultuurhistorie van de gemeente Venlo.

6.2 Aantal parkeerplaatsen op eigen terrein

25.2.1 Aantal parkeerplaatsen

Bij de nieuwvestiging van functies of het veranderen van gebruik dient de inrichting van het plangebied zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om zowel het parkeren als het eventueel laden en lossen op eigen terrein te kunnen afwikkelen. Op eigen terrein dient voorzien te zijn in voldoende parkeeraccommodatie, inclusief parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers, conform de parkeernormen, zoals opgenomen in de parkeerkentallen van het CROW.

Indien op het eigen terrein niet voldoende parkeerruimte aanwezig is, is parkeren in het openbare gebied, op de daartoe bestemde plaatsen, toegestaan. Hierbij mag eventuele bestaande parkeergelegenheid en de bestaande verkeerssituatie niet nadelig beïnvloed worden. Ook mag het bestaande woon- en leefklimaat van omliggende woningen niet verstoord worden.

6.3 Bestaande afstanden en andere maten
6.3.1 Bestaande afstanden en maten die meer bedragen

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/ of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

6.3.2 Bestaande afstanden en maten die minder bedragen

In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/ of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

6.3.3 Heroprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 6.3.1 en 6.3.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.