Plan: | Genooyerweg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0983.BP201202GENOOYERWG-VA01 |
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de Ecologische HoofdStructuur (EHS), Natura 2000-gebieden zoals Vogel- en Habitatrichtlijngebieden en beschermde natuurmonumenten (in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998) en (zeer) kwetsbare gebieden in het kader van de Wet ammoniak en veehouderij (Wav).
In het Provinciaal Natuurbeheerplan, Partiële Herziening IX deel 1, vastgesteld op 7 september 2010, worden de doelen voor natuur- en landschapsbeheer gebiedsgericht geformuleerd, hetgeen een belangrijke doelstelling is uit de Nota Natuur en Landschapsbeheer 2000-2010 van de provincie Limburg. Hierin wordt het plangebied getypeerd als dennen-, eiken- en beukenbos.
Het Stimuleringsplan voor het Noordelijk Maasdal is een beschrijving van de na te streven natuur, bos en landschapsdoelen voor het gebied Noordelijk Maasdal. Voor plangebied zijn geen bijzondere aandachtpunten aangegeven.
Maascorridor, een integrale visie op de Maas van Belfeld tot Broekhuizen [1999]
Maascorridor is een samenwerkingsverband van ondermeer gemeenten, natuurorganisaties, Rijkswaterstaat, waterschap en provincie in Noord-Limburg. Zij werken samen aan drie doelstellingen:
1. Bescherming tegen hoogwaters van de Maas.
2. Het realiseren van aaneengesloten riviernatuur.
3. Het vergroten van de toeristisch-recreatieve aantrekkelijkheid van de Maas.
Hiertoe zijn 46 projecten vastgesteld die in projectgroepen onder leiding van één van de partners worden voorbereid, uitgewerkt en gerealiseerd. De projecten hebben gemeen dat zij zich afspelen rondom de Maas en dat zij bijdragen aan één of vaak meerdere doelstellingen.
In het plangebied speelt het volgende project:
Natuurontwikkeling Océ - Velden
Met het project natuurontwikkeling Océ-Velden wordt gewerkt aan het creëren van een waterrijk natuur- en recreatiegebied. Tegelijkertijd wordt een serieus knelpunt in de toeristische infrastructuur opgelost. Fiets- en wandelverbindingen die nu nog over drukke autowegen worden geleid, komen langs (en door) het rivierpark te liggen. In september 2005, is in het gebied tussen de dijk en de Maas, "Oceweert", geopend als recreatief toegankelijk natuurgebied. In het uiterste noorden van het gebied is te zijner tijd de uitloper van een geul voorzien die vooral in Velden ligt en bij hoogwater voor waterstandsdaling in Venlo moet gaan zorgen. Het gebied heeft dus nu de functie (natte) natuur met enkele recreatieve routes (fietspad, wandelpad).
Integrale Natuurvisie regio Venlo
De Integrale Natuurvisie (vastgesteld 21 december 2005) presenteert een toekomstbeeld als uitwerking van vastgestelde beleidsplannen en waarin voorgenomen ontwikkelingen en plannen op het gebied van wonen, werken en vervoer integraal worden afgewogen ten opzichte van de natuurbelangen. De Integrale Natuurvisie tracht ook de kansen in beeld te brengen waar de ‘rode’ functies het groen versterken en andersom. De Integrale Natuurvisie beperkt zich niet alleen tot beelden. Het is nadrukkelijk de bedoeling de visie ook uit te voeren. Daarom is de visie voorzien van een uitvoeringsprogramma en realisatiestrategie.
De Integrale Natuurvisie heeft een aantal functies:
In april 2002 is de Flora- en faunawet (Ff) in werking getreden. In deze wet zijn de onderdelen uit de Europese Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn die de bescherming van soorten betreft geïmplementeerd. Op basis van de Ff-wet moet bij alle geplande ruimtelijke ingrepen nagegaan worden of er schade wordt toegebracht aan beschermde dier- en plantensoorten. In de artikelen 8 t/m 12 van de Ff-wet is vastgelegd welke handelingen ten aanzien van beschermde soorten verboden zijn. Bij ontwikkelingen waarbij een schadelijk effect optreedt voor beschermde soorten is een ontheffing nodig op grond van artikel 75 Ff. Bij de ontheffingverlening geldt voor bepaalde soorten een lichte toets en voor andere soorten een uitgebreide toets.
De beschermde soorten kunnen worden verdeeld in:
Strengbeschermde soorten
Het betreft hier Rode lijst-soorten (bijlage IV Habitatrichtlijn), alle vogelsoorten in Nederland (behalve exoten) en inheemse plant-en diersoorten die genoemd zijn in bijlage 1 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten/tabel 3 van de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet.Aantasting van strengbeschermde soorten is alleen mogelijk na ontheffing ex art. 75 Ff. Hiervoor geldt de zogenaamde uitgebreide toets. Dat wil zeggen dat ontheffing alleen wordt verleend als:
Overige beschermde soorten
Het betreft hier de soorten die genoemd zijn in tabel 2 van de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet. Aantasting van deze soorten is alleen mogelijk na ontheffing, doch hier geldt slechts een lichte toets. Ontheffing is mogelijk indien de activiteit niet leidt tot aantasting van de gunstige staat van instandhouding van de soort2 .
Algemeen beschermde soorten
Het betreft hier de soorten die genoemd zijn in tabel 1 van de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet. Als een initiatiefnemer activiteiten onderneemt die zijn te kwalificeren als bestendig beheer en onderhoud, bestendig gebruik of een ruimtelijke ontwikkeling, geldt een algemene vrijstelling voor de soorten uit tabel 1. Wel blijft te allen tijde de algemene zorgplicht uit art. 2 Ff op de initiatiefnemer rusten. Voor andere activiteiten dan hierboven genoemd, blijft wel ontheffing noodzakelijk. Hiervoor geldt de lichte toets.
Quickscan flora en fauna
Het plangebied is op dit moment onbebouwd en bestemd als bosgebied. De feitelijke houtopstanden betreffen struweel. Water is binnen het plangebied niet aanwezig.
Voor de verkenning van de omgeving van het plangebied is gebruik gemaakt van de broedvogelsgegevens van de provincie. Hieruit blijkt dat binnen het plangebied geen broedvogels zijn aangetroffen. Deze inventarisatiegegevens zijn afkomstig uit 2004. Daarnaast is ook gekeken naar vegetatiegegevens van de provincie. Hieruit blijkt dat binnen het plangebied en omgeving geen beschermde planten zijn aangetroffen.
Vastgestelde broedvogels:
Vastgestelde plantensoorten
Ook volgens de gegevens afkomstig van www.waarnemingen.nl zijn er binnen het plangebied geen soorten aangetroffen welke verstoord zouden kunnen worden door onderhavige ontwikkeling.
Cultuurhistorische waarden kunnen betrekking hebben op:
Ad 1.
Binnen het plangebied zelf en de directe omgeving hiervan zijn geen rijks- en/of gemeentelijke monumenten dan wel beeldbepalende panden aanwezig.
Ad 2.
Het plangebied en omgeving is bekend als 'resterend, onontgonnen gebied'. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt heeft dit landschap geen bijzondere waarde.
Ad 3.
Ten aanzien van archeologie is het uitgangspunt dat het archeologisch erfgoed moet worden beschermd op de plaats waar het wordt aangetroffen. Dit vloeit voort uit het Europese Verdrag van Valetta (1992) inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed en de Wet op de archeologische monumentenzorg die de Monumentenwet 1988 deels heeft aangepast. Gezien dit uitgangspunt mogen bekende archeologische monumenten niet aangetast worden en moet in geval van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden met een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde, in principe een inventariserend en waarderend vooronderzoek plaatsvinden. Eventueel aangetroffen waarden dienen primair ter plekke (in situ) beschermd te worden dan wel - indien dat redelijkerwijs niet mogelijk is- door een opgraving (ex situ) te worden veilig gesteld. In gebieden met een lage indicatieve archeologische waarde is er een geringe kans op het aantreffen van archeologische waarden. Deze gebieden hoeven echter niet 'leeg' te zijn. Het is zeer wel mogelijk dat juist in deze gebieden grafvelden, heiligdommen of depotvondsten aangetroffen kunnen worden, die op grond van een analyse van de bodem moeilijk of zelfs niet voorspelbaar zijn.
Door RAAP is in december 2005 een verkennend vooronderzoek uitgevoerd (nr.1253) naar het plangebied en bedrijventerrein Noorderpoort. Naar aanleiding van bureauonderzoek en boringen is een gedifferentieerde verwachtingswaarde voor het gebied opgesteld. Op onderstaande kaart is deze weergegeven. Op basis daarvan is een gebiedsgerichte onderzoeksstrategie voorgesteld. Voor onderhavig plangebied betekent dit dat geen archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Ook op basis van de indicatieve archeologische waardenkaart van de provincie Limburg is het plangebied aangeduid als gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde.
Volgens de archeologische beleidskaart van de gemeente Venlo ligt het plangebied in de ‘zone met een hoge of middelhoge archeologische verwachting’ en kan er een bijzondere archeologische dataset voorkomen (natte gebieden)’.
Bij de (middel)hoge archeologische verwachting is de ondergrens voor het uitvoeren van een archeologisch onderzoek bij planvorming dat als gevolg van de planuitvoering de grond tot op 40 cm diepte wordt geroerd en de ingreep een omvang heeft van minimaal 500 m².
Aangezien het ruimtebeslag en de daarmee gepaard gaande verstoring van de bodem als gevolg van de realisatie van de nieuwe woning kleiner is dan 500 m², is het uitvoeren van een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.
Vanwege een archeologische vindplaats in de buurt acht de gemeente Venlo het wel gewenst dat melding (art. 53 Monumentenwet) wordt gemaakt van de aanvang van de werkzaamheden zodat er meegekeken kan worden bij het grondwerk.
Indien tijdens de bouw archeologische vondsten plaatsvinden zal de initiatiefnemer dat – conform de verplichting uit art. 53 Monumentenwet 1988 –melden.