Plan: | Paraplubestemmingsplan kamerbewoning | analoge bestemmingsplannen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0983.0000BP2019KAMERBEW-VA01 |
De gemeente Venlo heeft in de afgelopen periode gemerkt dat de huidige kaders in haar bestemmingsplannen te ruim zijn vormgegeven om haar beleid op het gebied van kamerbewoning optimaal te kunnen reguleren. In een groot deel van haar bestemmingsplannen is kamerbewoning door maximaal vier personen rechtstreeks toegestaan binnen de bestemming wonen. Destijds was de achterliggende gedachte van deze systematiek dat vier individuele personen die een woning kamergewijs bewonen kunnen worden vergeleken met een gezinssituatie. Indien inwoners van de gemeente Venlo voornemens zijn om hun woning ter beschikking te stellen ten behoeve van kamerbewoning aan meer dan 4 personen, wordt gesproken van een kamerverhuurbedrijf. Voor het exploiteren van een kamerverhuurbedrijf in de gemeente Venlo geldt als uitgangspunt dat een omgevingsvergunning vereist is (zogenoemde binnenplanse afwijking).
In een groot deel van de bestemmingsplannen van de gemeente Venlo geldt als uitgangspunt dat kamerbewoning door maximaal vier personen rechtstreeks is toegestaan binnen de bestemming wonen. Daar komt bij dat de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State onder andere op 16 november 2016 en op 23 januari 2019 uitspraken heeft gedaan waarin zij nader ingaat op het aspect kamerbewoning. In de uitspraak van 16 november 2016 heeft zij het volgende overwogen: 'indien het volgens de bestemming is toegestaan om te ''wonen'' en dat begrip ''wonen'' in het bestemmingsplan niet is gedefinieerd, ervan worden uitgegaan dat diverse woonvormen, waaronder de verhuur van kamers aan individuele huurders, zijn toegestaan.' Deze uitspraak heeft tot gevolg dat indien in de begripsomschrijving geen koppeling is gelegd tussen de begrippen 'wonen' en 'woning', geen betekenis toekomt aan de omschrijving van 'woning'. Doordat geen betekenis toekomt aan het begrip 'woning', betekent dit dat dit begrip niet van betekenis is voor de uitleg van het begrip 'wonen'. Hierbij dient te worden gewezen op het feit dat het begrip 'woning' vaak als volgt wordt gedefinieerd: 'Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden'. Doordat in een dergelijke situatie geen betekenis toekomt aan het begrip 'woning' en daarmee ook niet aan het vereiste dat een woning uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, moet ervan uitgegaan worden dat diverse woonvormen, waaronder de verhuur van kamers aan individuele huurders, is toegestaan. Deze uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State hebben tot gevolg dat ook in andere bestemmingen dan de bestemming 'wonen', kamerbewoning kan zijn toegestaan. Inventarisatie van de vigerende bestemmingsplannen in de gemeente Venlo heeft uitgewezen dat op basis van de recente uitspraken van de Afdeling, in sommige gevallen kamerbewoning is toegestaan binnen woonbestemmingen, maar ook ruimere bestemmingen zoals centrum- of gemengde bestemmingen.
In de afgelopen periode is meermaals geconstateerd dat vier individuele personen, welke in een pand zijn gevestigd op basis van kamerbewoning, vaak een behoorlijke impact hebben op het woonklimaat en de leefbaarheid van de gemeente en niet langer vergelijkbaar zijn met een gezinssituatie. Deze impact op de woonomgeving wordt sterker indien in bepaalde buurten veelvuldig en structureel kamerbewoning plaatsvindt. De leefbaarheid komt zo in bepaalde wijken in de gemeente Venlo onder druk te staan en er ontstaat meer rumoer onder inwoners. In de huidige situatie heeft de gemeente Venlo ook geen mogelijkheid om voor bepaalde wijken een kwalitatieve afweging te maken omtrent het al dan niet toestaan van kamerbewoning. Een groot deel van de vigerende bestemmingsplannen staan grootschalige kamerbewoning tot maximaal 4 personen immers rechtstreeks toe. Voorts is kamerbewoning in sommige gevallen rechtstreeks toegestaan op basis van de recente jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, zoals hiervoor beschreven. In dergelijke gevallen heeft de gemeente niet de mogelijkheid om een kwalitatieve afweging te maken of kamerbewoning in de betreffende wijk al dan niet tot problemen zal leiden en daarmee al dan niet wenselijk is.
Dit neemt echter niet weg dat in Venlo wel degelijk behoefte bestaat aan panden die geschikt zijn voor en ook kunnen worden gebruikt voor kamerbewoning. De gemeente wil enerzijds graag tegemoet komen aan deze behoefte, maar anderzijds voorkomen dat de leefbaarheid in haar regio in het gedrang komt. Om een balans te vinden tussen deze behoefte en de leefbaarheid in de directe omgeving, beoogt de gemeente om kamerbewoning binnen de bestemming wonen rechtstreeks toe te staan tot maximaal 2 personen (kleinschalige kamerbewoning) en daarnaast om in bestemmingen waarin geen sprake is van een koppeling tussen de begrippen 'woning' en 'wonen', deze alsnog toe te voegen. Daarbij worden deze begrippen ook geüniformeerd.
Om deze wijzigingen in de bestemmingsplansystematiek door te voeren, wordt met dit zogenoemd paraplubestemmingsplan in één keer een groot aantal bestemmingsplannen op dit punt gewijzigd.
Dit parapluplan regelt dat voor de in paragraaf 1.4 genoemde plannen de mogelijkheden voor kamerbewoning - voor zover de geldende plannen die bieden - worden aangepast tot maximaal 2 kamers per woning. Daarmee beoogt de gemeente meer grip te krijgen op het aspect kamerbewoning. Onderhavig paraplubestemmingsplan heeft niet alleen betrekking op het stedelijk gebied, maar ook op het buitengebied.
Concreet heeft onderhavig parapluplan tot gevolg dat bestaande situaties, waarin kamerbewoning tot maximaal 4 personen wordt uitgeoefend, mogen blijven bestaan. Wanneer zich echter nieuwe situaties binnen de gemeente Venlo voordoen, moeten deze én aan het geldende bestemmingsplan én aan het paraplubestemmingsplan worden getoetst. Daarmee wordt kamerbewoning beperkt tot maximaal 2 personen per woning.
In de gemeente Venlo gelden een groot aantal bestemmingsplannen. Het inventariseren van deze vigerende bestemmingsplannen heeft inzicht gegeven in het feit dat de bestemming 'Wonen' vaak kamerbewoning toestaat voor maximaal 4 personen. Voorts heeft de recente jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State tot gevolg dat in bepaalde bestemmingsplannen, het exploiteren van kamerbewoning is toegestaan in diverse bestemmingen.
Op 7 november 2016 is door de gemeenteraad van de gemeente Venlo de 'Woonvisie 2016-2021' vastgesteld. In deze Structuurvisie wordt geconstateerd dat er op dit moment relatief weinig mensen in de directe nabijheid van het centrum wonen. Om deze nadelige ontwikkeling tegen te gaan, streeft de gemeente Venlo ernaar om het verblijfs- en woonklimaat te versterken. Dit beleid is gericht op het toevoegen van woningen met toekomstwaarde die daadwerkelijk aansluiten bij de woonwensen van de huidige en toekomstige generatie en de doelgroepen die zij graag zou willen aantrekken in het stedelijk centrum, namelijk: studenten, expats en jonge hoger opgeleiden. Kamerbewoning heeft dan ook een positieve invloed op het centrum van Venlo omdat daarmee de diversiteit en levendigheid in de stad worden teruggebracht. Voorts wordt in de Woonvisie de ambitie uitgesproken om in alle wijken ruimte te bieden aan verschillende doelgroepen.
Daar komt bij dat wordt gewezen op het feit dat statushouders, studenten, woonwagenbewoners, mensen na een echtscheiding (eenoudergezinnen), ex-gedetineerden en jongvolwassenen na een jeugdzorg traject vaak afhankelijk zijn van de beschikbaarheid van een betaalbare huurwoning op korte termijn. Het element kamerbewoning vormt voor deze mensen een makkelijke oplossing om op korte termijn te kunnen beschikken over een kamer.
Gebleken is dat grootschalige vormen van kamerbewoning leiden tot overbewoning en daarmee zwaar drukken op de leefbaarheid in bepaalde buurten. Hierbij kan worden gedacht aan een gebrek aan parkeerplaatsen, het ontbreken van fietsenstallingen en bergingen, vuilnis en geluidhinder. Logischerwijs streeft de gemeente er naar om voor omliggende bewoners een zo goed mogelijk woon- en leefklimaat te garanderen. Indien de huidige werkwijze wordt voortgezet en het exploiteren van kamerbewoning aan maximaal 4 personen rechtstreeks mogelijk blijft op basis van de vigerende bestemmingsplannen, zal de overlast op niet acceptabele wijze verder toenemen en de ontevredenheid in de buurten groeien. Daarom treft de gemeente Venlo maatregelen in de vorm van het aanpassen van de regeling in de huidige bestemmingsplannen.
Om in de toekomst nieuwe ontwikkelingen van grootschalige kamerbewoning beter te kunnen reguleren, dient hiervoor een nieuwe regeling te worden opgenomen binnen de vigerende bestemmingsplannen van de gemeente Venlo. Vanuit het oogpunt van een uniforme regeling, die rechtszekerheid biedt en duidelijk is voor alle inwoners en optreedt tegen grootschalige kamerbewoning, is het voorliggende parapluplan opgesteld. Daarmee beoogt de gemeente Venlo een goed leefklimaat en een goede ruimtelijke ordening na te streven. Met behulp van deze nieuwe regelgeving kan de gemeente uniform sturen op het al dan niet toestaan van grootschalige kamerbewoning.
De gemeente Venlo streeft ernaar om uiterlijk in 2020 alle bestemmingsplannen aan te passen. Daarvoor is het echter niet noodzakelijk om alle bestemmingsplannen opnieuw te laten vaststellen. Het wijzigen van alle bestemmingsplannen in de gemeente Venlo, zowel voor wat betreft het buitengebied als het stedelijk gebied, kan mogelijk worden gemaakt middels het vaststellen van één overkoepelend bestemmingsplan, namelijk onderhavig parapluplan. Dit parapluplan vervangt de bepalingen omtrent 'kamerbewoning' in de vigerende bestemmingsplannen en voorziet in nieuwe regelingen met betrekking tot kleinschalige kamerbewoning voor het gehele grondgebied van de gemeente Venlo. Voor het overige blijven de desbetreffende bestemmingsplannen van kracht.
Het voorliggende parapluplan voorziet in één eenduidige regeling voor het toestaan van kamerbewoning aan maximaal twee personen met betrekking tot de bestemming wonen voor alle digitale bestemmingsplannen binnen onderhavig plangebied om zo meer grip te krijgen op overbewoning en daarmee op de leefbaarheid in de wijken. Daarnaast zullen de vigerende bestemmingsplannen op enkele punten worden gewijzigd zodat ook de ongewenste effecten die volgen uit de in hoofdstuk 1 aangehaalde uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State worden ondervangen. Hiermee wordt beoogd om één uniforme regeling op te nemen voor de gehele gemeente Venlo.
Bij het opstellen van deze regels zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
De gemeente Venlo stelt drie parapluplannen op welke betrekking hebben op nagenoeg het hele grondgebied van de gemeente Venlo, met uitzondering van bestemmingsplannen die in dezelfde periode in procedure zijn als onderhavige bestemmingsplannen of op korte termijn alsnog worden herzien. Met betrekking tot het aspect kamerbewoning zullen parapluplannen worden opgesteld ten behoeve van de bestaande digitale plannen welke digitaal zullen worden herzien, bestaande analoge plannen welke op papier zullen worden herzien en bestaande beheersverordeningen welke middels een beheersverordening zullen worden herzien.
Onderhavig parapluplan richt zich op de analoog vastgestelde (wijzigings)plannen. Deze plannen zullen op papier worden herzien omdat het destijds nog niet verplicht was om het betreffende plan digitaal vast te stellen. Onderhavig parapluplan is ook van toepassing op vigerende wijzigingsplannen omdat wijzigingsplannen na vaststelling ingevolge artikel 3.6 lid 3 Wro worden geacht onderdeel uit te maken van het moederplan, waardoor ze vervolgens ook partieel kunnen worden herzien met een paraplubestemmingsplan.
Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan gelden de navolgende analoge plannen, die met dit parapluplan partieel worden herzien:
Arcen en Velden (incl. Lomm, Hasselderheide en Schandelo)
Bestemmings- en wijzigingsplannen | Vastgesteld | |
Lomm | 20 juli 2009 | |
Meulenveld | 18 juni 2009 | |
Vilgert | 18 juni 2009 | |
Nieuw Villigerveld | 13 oktober 2009 | |
Velden - Hasselderheide | 20 juli 2009 |
Belfeld
Bestemmings- en wijzigingsplannen | Vastgesteld |
Niet van toepassing |
Blerick, Hout-Blerick, Boekend
Bestemmings- en wijzigingsplannen | Vastgesteld |
Niet van toepassing |
Tegelen en Steyl
Bestemmings- en wijzigingsplannen | Vastgesteld | |
Op de Heide | 2 juli 2008 | |
Kloosterdorp Steyl | 24 september 2008 | |
Steyl | 2 juli 2008 | |
Windhond | 16 oktober 1972 |
Venlo
Bestemmings- en wijzigingsplannen | Vastgesteld | |
Maaswaard | 17 december 2008 | |
Q4 | 2 juli 2008 |
Bedrijventerreinen
Bestemmings- en wijzigingsplannen | Vastgesteld | |
Floriade / Greenpark | 24 september 2009 | |
Océ en omgeving | 17 december 2008 | |
Sevenumseweg 1, Trade Port Noord en Zaarderheiken | ?? | |
Bedrijvenpark Trade Park Noord | 25 september 2004 | |
Bedrijventerrein Trade Port Noord en park Zaarderheiken en bestemmingsplan Buitengebied Grubbenvorst | 25 januari 2006 |
Buitengebied
Bestemmings- en wijzigingsplannen | Vastgesteld | |
Buitengebied Arcen en Velden | 28 mei 2009 | |
Lingsfort | 20 juli 2009 | |
Lingsforterweg 66, Arcen | 5 april 2011 | |
Veerweg 22 | ?? |
De hiervoor genoemde bestemmingsplannen blijven naast dit parapluplan van kracht. De regels behorende bij het parapluplan kunnen worden aangemerkt als een partiële herziening van de regels van de vigerende bestemmingsplannen.
Na dit inleidende hoofdstuk, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de relevante beleidskaders van het Rijk, de provincie, de regio en de gemeente. In hoofdstuk 3 komen de milieu-, water- en omgevingsaspecten aan bod. Hoofdstuk 4 bevat de toelichting op de juridische planopzet en de planregels. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 ingegaan op respectievelijk de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het planvoornemen en komt ten slotte in hoofdstuk 6 de procedure aan bod.
Bij ieder plan vindt inkadering binnen het beleid van de overheid plaats. Door een toetsing aan rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid ontstaat een duidelijk beeld van de marges waarbinnen het bestemmingsplan wordt opgezet. De beleidsinkadering dient een compleet beeld te geven van de ruimtelijke overwegingen en het relevante planologisch beleid.
Gemeenten zijn niet geheel vrij in het voeren van hun eigen beleid. Rijk en provincies geven met het door hen gevoerde en vastgelegde beleid de kaders aan waarbinnen gemeenten kunnen opereren. In dit hoofdstuk worden de belangrijke beleidsdocumenten, op provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau, toegelicht die gerelateerd zijn aan het woonbeleid en de daarbij behorende kamerbewoning.
De Nederlandse overheid heeft in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte ambities vastgelegd waarin uiteengezet wordt hoe Nederland er in 2040 voor moet staan. Deze ambities heeft het Rijk verwoord in rijksdoelen en vervolgens aangegeven welke nationale belangen daarbij in het geding zijn. Een element dat in deze structuurvisie nadere aandacht krijgt, betreft de woningbouwprogrammering. Hierbij is van belang dat er gezorgd moet worden voor voldoende omvang, kwaliteit en differentiatie van de woningvoorraad.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt aangegeven dat de bevolkingsgroei voor Nederland als geheel zal stagneren vanaf het jaar 2035. Ten gevolge van deze ontwikkeling zal de beroepsbevolking afnemen, de bevolkingssamenstelling veranderen en het aantal eenpersoonshuishoudens toenemen. Deze ontwikkelingen hebben tot gevolg dat de mobiliteit en de stedelijke regio's richting 2040 blijven groeien. Voorts wordt gewezen op het feit dat vraag en aanbod van woningen, bedrijventerrein en kantoren zowel op kwantitatief als op kwalitatief niveau niet overal in evenwicht zijn. Deze onbalans leidt tot leegstand en verloedering. Daarmee dient de noodzaak voor herstructurering en transformatie, het mogelijk maken van noodzakelijke functieveranderingen en het zorgvuldig omgaan met de ruimte in het stedelijk gebied, meer aandacht te krijgen.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte worden 13 nationale belangen benoemd die in de hedendaagse maatschappij extra aandacht dienen te krijgen. Geen van die nationale belangen raken direct aan onderhavig planvoornemen. Onderhavige ontwikkeling is niet in strijd is met de 13 nationale belangen welke in onderhavige structuurvisie naar voren worden gebracht.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (hierna: Barro) voorziet in de juridische borging van het nationaal ruimtelijk beleid. Concreet vormt het Barro een nadere concretisering van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De 13 nationale belangen welke in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte worden uiteengezet, komen in het Barro wederom naar voren. Het Barro borgt deze nationale belangen op juridische wijze. Verdere uitwerking heeft vervolgens plaatsgevonden in de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (hierna: Rarro).
In het kader van deregulering en decentralisatie is ervoor gekozen om de regels zoveel mogelijk door te laten werken op het niveau van de lokale besluitvorming. Door de nationale belangen in bestemmingsplannen te borgen, worden deze belangen reeds in een vroeg stadium vastgelegd, wat bijdraagt aan een versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke druk.
Gezien de aard van het planvoornemen en de in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Regeling algemene regels ruimtelijke ordening geregelde onderworpen vormt het Barro voor onderhavige ontwikkeling geen belemmering.
Met de inwerkingtreding van het Barro heeft ook een wijziging plaatsgevonden van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro). In het Besluit ruimtelijke ordening is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen, welke efficiënt ruimtegebruik nastreeft. De achterliggende gedachte van deze ladder voor duurzame verstedelijking is gericht op het bevorderen van zorgvuldig ruimtegebruik en het voorkomen van overprogrammering. De ladder voor duurzame verstedelijking komt in beeld wanneer nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt. Daarop aansluitend geldt als uitgangspunt dat gemeenten en provincies verplicht zijn om in de toelichting van een ruimtelijk besluit aandacht te besteden aan de ladder voor duurzame verstedelijking indien een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt gerealiseerd. Onderhavig planvoornemen, het opstellen van een parapluplan, vormt geen stedelijke ontwikkeling in de zin van artikel 3.1.6 Bro. Dit neemt niet weg dat onderhavige ontwikkeling zal voorzien in een betere sturing op de kwaliteit en de kwantiteit van het woningaanbod, waaronder kamers ten behoeve van kamerbewoning worden begrepen.
Met onderhavig planvoornemen, het opstellen van een parapluplan, wordt in overeenstemming gehandeld met het Rijksbeleid. Indien onderhavig parapluplan in werking treedt, worden daarmee de nationale belangen niet geschaad. Derhalve moet worden geconcludeerd dat dit parapluplan past binnen het rijksbeleid.
Het Provinciaal Omgevingsplan Limburg is op 12 december 2014 door de Provinciale Staten vastgesteld. In het Provinciaal Omgevingsplan Limburg is een visie verankerd waarin centraal wordt gesteld welke elementen aandacht dienen te krijgen om de kwaliteit van de fysieke omgeving te verbeteren. Het POL streeft ernaar om het leef- en vestigingsklimaat van de provincie Limburg te verbeteren en op een doelmatigere wijze vorm te geven om zo burgers en bedrijven aan te trekken zodat zij zich kunnen vestigen in de Limburgse regio. Voorts worden in het POL zes essentiële elementen aan het licht gebracht welke in het POL nader worden uiteengezet, namelijk: het faciliteren van innovatie, het aantrekkelijk houden van de regio voor jongeren en arbeidskrachten, het versnellen van de energietransitie, de fundamenteel veranderde opgaven op het gebied van wonen en voorzieningen, de leefbaarheid van kernen en buurten en het inspelen op de klimaatverandering.
Het POL heeft vier wettelijke functies, namelijk: structuurvisie (Wet ruimtelijke ordening), provinciaal milieubeleidsplan (Wet milieubeheer), regionaal waterplan (Waterwet), Provinciaal Verkeer- en Vervoersplan (Planwet verkeer en vervoer). Concreet richt het POL zich enkel op die zaken die er op provinciaal niveau echt toe doen en vragen om regionale oplossingen. Dit sluit aan bij de basisfilosofie en tevens bij de aanpak die de rijksoverheid in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte naar voren heeft gebracht. Daar worden immers 13 nationale belangen benoemd welke in de hedendaagse maatschappij extra aandacht dienen te krijgen.
Voorts worden in het POL twee belangrijke principes uiteengezet welke in het hedendaagse omgevingsbeleid zijn verankerd, namelijk:
Het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 vormt geen belemmering voor onderhavige ontwikkeling.
Provinciale Staten heeft op 12 december 2014 de Omgevingsverordening Limburg 2014 vastgesteld. Daarop aansluitend is deze omgevingsverordening op 11 november 2016 op een aantal punten gewijzigd. Deze omgevingsverordening voorziet in de juridische borging van de eerder met de Limburgse gemeenten gemaakte bestuursafspraken over de regionale structuurvisies voor onder meer het thema wonen in de Omgevingsverordening Limburg 2014. In deze verordening wordt aangegeven dat een bepaald ruimtelijk plan niet mag voorzien in ontwikkelingen die vallen onder het thema wonen indien deze niet in lijn zijn met de Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg.
Het thema 'wonen' is in onderhavige Omgevingsverordening Limburg 2014 nader uitgewerkt. In artikel 2.4.2 lid 1 wordt namelijk aangegeven dat een ruimtelijk plan voor een gebied gelegen in de regio Noord-Limburg, niet mag voorzien in de toevoeging van woningen aan de bestaande voorraad woningen alsmede aan de bestaande planvoorraad woningen anders dan op de wijze zoals beschreven in de door de gemeenteraden vastgestelde Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg. De gemeenteraden van de gemeenten die zijn gelegen binnen de POL-regio Noord-Limburg hebben in 2016 de 'Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg' vastgesteld. Met deze structuurvisie beogen de bestuurders van de gemeenten Beesel, Bergen, Gennep, Horst aan de Maas, Mook en Middelaar, Venlo, Venray en Peel en Maas en de provincie Limburg sturing te geven aan de regionale woningmarkt. Voorts biedt deze regionale structuurvisie de basis voor de te maken bestuursafspraken.
In de 'Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg' hebben de gemeente in de Noord-Limburgse regio vijf pijlers geformuleerd welke in het woonbeleid hoog op de agenda staan. Deze pijlers luiden als volgt: een gezonde woningmarkt in balans, nieuwbouw naar behoefte, de juiste woning op de juiste plek en dynamisch voorraadbeheer, goed wonen voor iedereen, maar extra aandacht voor… en een levensloopvriendelijk en duurzame regio. In deze pijlers wordt onder meer aangegeven dat aandacht nodig is voor de huisvesting van (toekomstige) werknemers en met name arbeidsmigranten. De regio Noord-Limburg ontvangt arbeidsmigranten met open armen en biedt hun een warm welkom met bijpassende huisvesting. Zij leveren immers een positieve bijdrage op de arbeidsmarkt en zorgen voor een sterkere economische groei. Ook jegens studenten neemt de regio Noord-Limburg een uitnodigende houding aan door eveneens te investeren in studentenhuisvesting. Tijdelijke woonconcepten kunnen voorzien in deze stijgende vraag naar tijdelijke woonbehoeften.
Met inachtneming van de uitgangspunten welke in de Omgevingsverordening Limburg 2014 en de Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg worden gesteld, moet worden opgemerkt dat onderhavig voornemen in overeenstemming handelt met deze uitgangspunten.
Met onderhavig parapluplan wordt geheel in overeenstemming gehandeld met het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014, de Omgevingsverordening Limburg 2014 en de Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg. Met onderhavig planvoornemen beoogt de gemeente Venlo nog altijd in te spelen op de toenemende vraag naar woningen voor eenpersoonshuishoudens, waaronder arbeidsmigranten, studenten en eenoudergezinnen. Het concept kamerbewoning blijft met de intrede van onderhavig parapluplan mogelijk in de gemeente Venlo. Echter, de maatvoering ten aanzien van het maximaal toegestane aantal personen dat middels kamerbewoning aan huisvesting wordt geholpen, daalt per pand naar 2. Daarmee wordt voorkomen dat de leefbaarheid in Venlo onder druk komt te staan en meer overlast optreedt. Derhalve moet worden geconcludeerd dat onderhavig parapluplan is gericht op het met mate faciliteren van kamerbewoning in Venlo. Het provinciale beleid staat dus niet in de weg aan de intrede van onderhavig parapluplan.
De gemeente Venlo heeft in maart 2010 de 'Strategische Visie 2030' vastgesteld. In deze structuurvisie wordt aangegeven dat de gemeente Venlo er naar streeft om in haar gemeente te beschikken over een mix van het hebben van een aantrekkelijke binnenstad en een ligging in een groene omgeving. Deze kenmerken zullen van de gemeente Venlo een aantrekkelijke plek maken om te wonen, als bedrijf te vestigen of om als gast te bezoeken. Voorts wordt in deze Structuurvisie aangegeven dat het wonen in Venlo voorziet in alle treden van de woonladder, zodat iedereen een huis naar behoefte en mogelijkheden beschikbaar heeft. Iedere wijk in de gemeente kent voldoende goede betaalbare woningen. De woningopbouw welke in 2010 aanwezig was, zorgde voor een gedifferentieerde samenstelling naar inkomen, leeftijd en etniciteit van iedere kern en wijk. Dat betekent, mede gelet op de wens om te komen tot een meer gedifferentieerde bevolkingsopbouw en meer koopkracht te behouden binnen de regio, dat er extra aandacht is voor woningbouw binnen het bovenste segment van de lokale woningmarkt en studentenhuisvesting. Immers, studenten verrijken de stad en dragen bij aan het dynamische en innovatieve klimaat in Venlo.
Geconcludeerd wordt dat onderhavige Structuurvisie zich richt op het beschikken over een gedifferentieerde bevolkingsopbouw en het behouden van de koopkracht binnen de regio. Onderhavig parapluplan handelt in lijn met deze gedachtegang door kamerbewoning in de regio Venlo alsnog te faciliteren. Enkel de omvang van het aantal personen dat in een pand mag worden gehuisvest ten behoeve van kamerbewoning, wordt beperkt. Door middel van het parapluplan zal de gemeente een kwantitatief en kwalitatief afwegingskader tot haar beschikking krijgen om te bepalen of op een bepaalde locatie kamerbewoning ten behoeve van meer dan 2 personen is toegestaan.
De gemeenteraad van de gemeente Venlo heeft op 25 juni 2014 de 'Ruimtelijke Structuurvisie' vastgesteld. De Ruimtelijke Structuurvisie moet worden aangemerkt als een logisch uitvloeisel van de Strategische Visie 2030. Deze structuurvisie geeft in hooflijnen het ruimtelijk beleid voor de hele gemeente Venlo weer, voor zowel stad als land. Concreet komt in deze structuurvisie naar voren hoe de gemeente haar omgeving in de komende jaren wil inrichten, bebouwen en gebruiken. In deze Ruimtelijke Structuurvisie wordt voor een groot aantal gebieden in de gemeente Venlo aangegeven welke doelen worden nagestreefd.
In deze Structuurvisie wordt vooropgesteld dat tijdelijke huisvesting van tijdelijke arbeidsmigranten in recreatiewoningen woningen niet wenselijk is. Tijdelijke arbeidsmigranten dienen immers in een reguliere woonomgeving een (tijdelijk) thuis te vinden. Voorts heeft onderzoek uitgewezen dat in het jaar 2014 nog onvoldoende reguliere huisvesting voor kortverblijvende arbeidsmigranten aanwezig was. Deze toenemende vraag naar tijdelijke huisvesting heeft ertoe geleid dat diversiteit en flexibiliteit in het woningaanbod steeds wenselijker wordt.
Op 21 december 2016 is door de gemeenteraad van de gemeente Venlo de 'Woonvisie 2016-2021' vastgesteld. In de woonvisie staan de prioriteiten van het lokale woonbeleid beschreven voor de periode 2016-2021 met een doorkijk naar de jaren daarna. De visie geeft inhoud en richting aan de ontwikkelingen in de sociale volkshuisvesting. In deze woonvisie wordt het lokale woonbeleid nader uitgewerkt voor de gemeente Venlo op basis van de bestaande afspraken in de Regionale Structuurvisie. Op basis van de te verwachten demografische ontwikkelingen wordt in de gemeente Venlo ingezet op twee prioritaire beleidslijnen:
In de Structuurvisie wordt geconstateerd dat er op dit moment relatief weinig mensen in de directe nabijheid van het centrum wonen. Om deze nadelige ontwikkeling tegen te gaan, streeft de gemeente Venlo er naar om het verblijfs- en woonklimaat in haar regio te versterken. Daarbij is zij gericht op het toevoegen van woningen met toekomstwaarde die daadwerkelijk aansluiten bij de woonwensen van de huidige en toekomstige generatie en de doelgroepen die zij graag zou willen aantrekken in het stedelijk centrum, namelijk: studenten, expats en jonge hoger opgeleiden. Kamerbewoning heeft dan ook een positieve invloed op het centrum van Venlo omdat daarmee de diversiteit en levendigheid in de stad kan worden teruggebracht. Voorts wordt in de Woonvisie de ambitie uitgesproken om in alle wijken ruimte te bieden aan verschillende doelgroepen.
Daar komt bij dat in deze structuurvisie wordt gewezen op het feit dat statushouders, studenten, woonwagenbewoners, mensen na een echtscheiding (eenoudergezinnen), ex-gedetineerden en jongvolwassenen na een jeugdzorg traject vaak afhankelijk zijn van de beschikbaarheid van een betaalbare huurwoning op korte termijn. Het element kamerbewoning vormt voor deze mensen een makkelijke oplossing om op korte termijn te kunnen beschikken over een kamer.
De dynamische woningbouwprogrammering (DWP) is een lokaal uitvoeringsinstrument, waarmee de gemeente Venlo invulling geeft aan de woningbouwkaders uit de Woonvisie regio Venlo 2011-2015 en de Strategische Visie 2030. De DWP is op 26 april 2011 vastgesteld in het college van B&W.
De DWP heeft als doel de beleidslijnen uit bovengenoemde bestuursdocumenten te verfijnen naar de feitelijke situatie en af te stemmen op de actuele vraag. In het DWP wordt geconstateerd dat sprake is van een overschot aan nieuw te bouwen woningen ten opzichte van de vraag. Tevens blijkt dat het totaal van de plannen meer dan noodzakelijk inzet op gestapelde woningen (appartementen).
In de DWP wordt ingezet op een betere fasering van de woningbouw initiatieven, mede omdat de nota is opgesteld in een periode dat de woningmarkt ernstig op slot zat.
Het DWP is dus een instrument om een fasering en onderscheid in de voorgenomen woningbouwontwikkelingen aan te brengen. Hierbij wordt gekeken naar drie elementen als het gaat om de planvoorraad (initiatieven): mate van gebondenheid, financiële betrokkenheid/risico's gemeente en doelen van de stad.
De eerste schifting wordt gemaakt door te kijken naar de mate van gebondenheid (juridische status). Binnen de mate van gebondenheid zijn drie categorieën te onderscheiden, per categorie is aangegeven hoe met de initiatieven en plannen omgegaan wordt:
Categorie 1. In aanbouw/ omgevingsvergunning / bestemmingsplan
Het gaat hier om harde plannen die al in uitvoering zijn, of een omgevingsvergunning hebben of waarbij het bestemmingsplan onherroepelijk is. Aan deze plannen zal gemeente Venlo gewoon medewerking (blijven) verlenen. Vanuit de gemeente wordt niet actief gestuurd op een eventuele verandering van het programma of een andere fasering. Bijstelling van het programma in kwantitatieve en kwalitatieve zin of fasering is mogelijk na overleg.
Categorie 2. In voorbereiding (SOK/ROK)
Bij deze plannen bestaat een mate van gebondenheid. Er liggen overeenkomsten aan ten grondslag, bekrachtigd door tenminste een B&W besluit. Per plan kan de mate van gebondenheid verschillen en dit bepaalt de vrijheid die de gemeente heeft nog te sturen in programma en fasering. Voor deze plannen staat onderling gesprek centraal, om te komen tot een kwantitatieve en kwalitatieve bijstelling en/of aanpassing van de fasering op basis van de actuele marktsituatie.
Categorie 3. Ontwikkellocatie (geen afspraken)
Dit zijn initiatieven waar nog geen afsprakenkader onder ligt. Gemeente is hier niet gebonden aan het plan en heeft dus nog de vrijheid om te beslissen over eventuele medewerking, het programma en fasering.
De gemeente Venlo heeft op 12 juli 2016 het uitvoeringsbeleid 'Regels kamerverhuur Venlo 2016' vastgesteld. Dit uitvoeringsbeleid wordt in samenhang met onderhavig bestemmingsplan herzien. De nieuwe beleidsregel, die is vastgesteld op 18 februari 2020 voorziet in het afwegingskader voor de beoordeling van aanvragen om een omgevingsvergunning voor kamerverhuur in de vorm van een kamerverhuurbedrijf, voor het splitsen van een woning in twee of meer woningen en voor het in gebruik nemen van een bestaand gebouw voor wonen, wanneer een dergelijk gebouw niet voor wonen is bestemd is.
In dit bestemmingsplan is voorzien in een afwijkingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders om door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van dit plan en zo kamerverhuur toe te staan aan meer dan 2 personen per woning. Een aanvraag om een dergelijke omgevingsvergunning wordt - naast het algemene criterium goede ruimtelijke ordening - beoordeeld op de volgende aspecten:
Bij de beoordeling of wordt voldaan aan deze voorwaarden, wordt getoetst aan de 'Beleidsregel kamerverhuur, woningsplitsing en woningomzetting Venlo 2020', met dien verstande dat wanneer deze beleidsregel wordt herzien, aanvragen worden getoetst aan de geldende beleidsregel ten tijde van het indienen van de aanvraag.
De gemeente Venlo heeft in februari 2014 de Notitie studentenhuisvesting 'Op kamers in Venlo' vastgesteld. In deze Notitie wordt aangegeven dat de verbreding en versterking van de kennis- en onderwijsinfrastructuur op korte termijn zal leiden tot een groei van de huisvestingsvraag van studenten. De huisvesting kon in 2014 nog als toereikend worden aangemerkt, maar indien de ontwikkelingen en de studentenstroom toeneemt, bestaat er in de komende jaren een flinke opgave omtrent het uitbreiden van de beschikbare studentenhuisvesting. Om vroegtijdig in te kunnen spelen op deze ontwikkeling, heeft de gemeente Venlo ervoor gekozen om tijdig te faciliteren en te sturen op kansen en kwaliteiten. Voorts wordt gewezen op het feit dat studenten over het algemeen een voorkeur hebben voor zelfstandige of semi-zelfstandige woonruimtes (2 tot 4 studenten met collectieve voorzieningen). Dat betekent dat studenten juist gericht zijn op het vinden van een woning waar kleine groepen studenten samen wonen. Grotere woongroepen zijn daarentegen minder gewild, tenzij op de eigen kamer badkamervoorzieningen aanwezig zijn.
Onderhavig parapluplan is gericht op het vastleggen van het feit dat panden, gelegen in een bestemming die kamerbewoning faciliteert, in beginsel slechts door maximaal 2 personen kamergewijs mogen worden bewoond. Door middel van deze wijziging komt de gemeente Venlo nog altijd tegemoet aan de toenemende vraag naar huisvesting voor studenten, arbeidsmigranten en eenpersoonshuishoudens. De reducering die onderhavig parapluplan met zich meebrengt is enkel gericht op het voorkomen van overbewoning. Indien op een bepaalde plek de wens bestaat om een kamerverhuurbedrijf te starten, zou de gemeente Venlo hier alsnog toestemming voor kunnen geven.
De Visie 'Stedelijk Centrum 2022' wijst op het feit dat meer mensen in de binnenstad moeten willen wonen, met name de doelgroep studenten. Indien meer studenten zich in de binnenstad van Venlo willen vestigen, wordt de levendigheid en het draagvlak voor voorzieningen in het centrum vergroot. Op het moment dat meer studenten zich in de binnenstad van Venlo zullen vestigen, zal de vraag naar panden, welke kamergewijs kunnen worden bewoond, toenemen.
Met onderhavig planvoornemen wordt in overeenstemming gehandeld met het gemeentelijk beleid. Onderhavig parapluplan is gericht op het vastleggen van het feit dat panden, gelegen in een bestemming die kamerbewoning faciliteert, slechts door maximaal 2 personen kamergewijs mogen worden bewoond. Door middel van deze wijziging komt de gemeente Venlo nog altijd tegemoet aan de toenemende vraag naar huisvesting voor studenten, arbeidsmigranten en eenpersoonshuishoudens. De reducering die onderhavig parapluplan met zich meebrengt is enkel gericht op het voorkomen van overbewoning. Indien op een bepaalde plek de wens bestaat om een kamerverhuurbedrijf te starten, zou de gemeente Venlo hier alsnog toestemming voor kunnen geven. Deze handelswijze past binnen de gemeentelijke structuurvisies van de gemeente Venlo waarin het beschikken over voldoende capaciteit voor huisvesting van eenpersoonshuishoudens, hoog in het vaandel staat.
Onderhavig planvoornemen is gericht op het beperken van grootschalige kamerbewoning ten behoeve van maximaal 4 personen. De gemeente Venlo wil de hand houden aan kamerbewoning in haar buurten, waarbij zij de mogelijkheid krijgt om een kwalitatieve en kwantitatieve afweging te maken indien initiatiefnemers voor meer dan 2 personen kamerbewoning willen gaan exploiteren. Onderhavig voornemen is niet gericht op het toevoegen van milieugevoelige of milieubelastende functies waardoor het aspect milieu geen belemmeringen vormt voor de uitvoerbaarheid van het plan.
Een aspect dat moet worden belicht in het kader van het opstellen van een parapluplan, vormt de waterhuishouding. Heden ten dage vormt het aspect water een belangrijk onderdeel van de toelichting welke in het kader van een bestemmingsplan dient te worden opgesteld. Belangrijke thema's die in dit kader spelen zijn het vasthouden van hemelwater in plaats van het direct afvoeren van hemelwater, het hergebruiken van water, zuinig omgaan met drinkwater en het beperken van de onttrekking van grondwater. Onderhavig planvoornemen, het opstellen van een parapluplan om te voorkomen dat in de gemeente Venlo overlast ontstaat ten gevolge van grootschalige kamerbewoning, voorziet niet in een uitbreiding van bebouwd oppervlak. Derhalve moet worden geconcludeerd dat het aspect waterhuishouding geen belemmering vormt voor onderhavig planvoornemen. Het wateraspect staat niet in de weg aan de uitvoerbaarheid van onderhavig plan.
Om een goede ruimtelijke ordening te kunnen garanderen, dient ook het aspect archeologie en cultuurhistorie nader te worden beschouwd. Indien een ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt, dient ook aandacht te worden gevestigd op de vraag of deze ontwikkeling invloed heeft op de archeologische en cultuurhistorische waarden binnen het plangebied. Met onderhavig parapluplan worden geen nieuwe bodemingrepen uitgevoerd die een negatieve invloed zouden kunnen hebben op eventuele aanwezige archeologische waarden in de bodem. Daar komt bij dat de vigerende bestemmingsplannen extra bescherming bieden aan gronden indien wordt verwacht dat ter plekke archeologische waarden aanwezig zijn. Immers, dan kan er vanuit gegaan worden dat ter plekke archeologische dubbelbestemmingen van kracht zijn. Hierbij dient in acht te worden genomen dat de vigerende bestemmingsplannen gewoon van kracht blijven en dat het parapluplan enkel een aanvullende werking heeft ten aanzien van het aspect kamerbewoning.
Geconcludeerd moet worden dat onderhavig planvoornemen geen invloed heeft op eventuele archeologische en cultuurhistorische waarden binnen het plangebied van dit plan.
Bij ruimtelijke planvorming dient aandacht te worden besteed aan beschermde natuurwaarden welke eventueel in de directe omgeving van onderhavig plangebied zouden kunnen voorkomen. Hierbij moet onder meer worden gefocust op de aanwezigheid van beschermde diersoorten en hun verblijfplaatsen, maar ook op beschermde natuurgebieden, waaronder Natura 2000-gebieden. Aangezien onderhavige ontwikkeling enkel ziet op het partieel herzien van de planregels voor de binnen de gemeente geldende bestemmingen waarin het aspect kamerbewoning mogelijk wordt gemaakt en die herziening niet leidt tot fysieke ingrepen of een intensivering van het gebruik van deze panden, is het plan niet van invloed op beschermde diersoorten en hun verblijfplaatsen en beschermde natuurgebieden.
Het voorliggende parapluplan bestaat uit een plancontour, regels en een toelichting. De plancontour en de regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. De plancontour en regels dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.
Het wettelijk kader wordt sinds 1 juli 2008 gevormd door de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De wettelijke regeling voor bestemmingsplannen is vervolgens verder ingevuld door het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Het bestemmingsplan dient te voldoen aan de als bijlage bij de voornoemde Regeling opgenomen Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Dit betekent dat bestemmingsplannen kwalitatief gelijkwaardig zijn en uniform in aanpak, uitvoering, uitwisseling van gegevens en raadpleging daarvan.
Onderhavig parapluplan voorziet in een partiële herziening van alle vigerende analoge bestemmingsplannen binnen het stedelijk gebied en het buitengebied van de gemeente Venlo. Het plangebied wordt begrensd door de hiervoor bedoelde plancontour. De geldende bestemmingsplannen blijven van kracht en er worden geen wijzigingen aangebracht in de diverse verbeeldingen. De regels worden slechts aangepast voor zover de regels van dit parapluplan dat bepalen. Voor het overige blijven de geldende plannen onverkort van kracht. Dit parapluplan dient daarom altijd te worden gelezen in samenhang met het geldende 'moederplan' en vice versa.
De regels van het bestemmingsplan 'Paraplubestemmingsplan kamerbewoning | analoge bestemmingsplannen' zijn opgebouwd conform de door het SVBP2012 voorgeschreven systematiek en omvatten inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels, en ten slotte de overgangs- en slotregels.
In Hoofdstuk 1 Inleidende regels worden alle analoge plannen binnen het gehele grondgebied van de gemeente, zoals genoemd in paragraaf 1.4, van toepassing verklaard. Daarnaast worden de in de regels voorkomende begrippen beschreven, die voor de leesbaarheid en de uitleg van het plan van belang zijn. Bij de toetsing aan het plan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
In Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels zijn alle wijzigingen opgenomen die in de betreffende bestemmingsplannen worden aangebracht ten aanzien van kamerbewoning. Per bestemmingsplan is een apart artikel opgenomen. Middels deze regels wordt het ter beschikking stellen van een bepaald pand ten behoeve van kamerbewoning aan drie of meer personen voorkomen. Op deze wijze dient ter realisatie van deze ontwikkeling een buitenplanse procedure te worden gevolgd. Op deze wijze kan ter zijner tijd worden getoetst aan het op dat moment geldende beleid ten aanzien van kamerbewoning. Op basis daarvan heeft de gemeente een kwalitatief en kwantitatief afwegingskader in handen om toekomstige ontwikkelingen aan het geldende beleid te toetsen. Bij het opstellen van deze regels zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
In Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels zijn de overgangs- en slotregels opgenomen.
Om te bepalen of onderhavig planvoornemen in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, dient ook te worden getoetst aan de uitvoerbaarheid van dit voornemen. Hierbij dient onder meer aandacht te worden besteed aan de economische uitvoerbaarheid en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Onderhavig planvoornemen heeft geen betrekking heeft op een bouwplan zoals genoemd in artikel 6.2.1 Bro en daarom is het opstellen van een exploitatieplan niet noodzakelijk. Aan het onderhavige parapluplan zijn, behoudens de kosten voor het opstellen van het plan en het begeleiden van de procedure voor de gemeente, geen kosten verbonden.
Daarnaast is voor de economische c.q. financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan het aspect planschade van belang. De planologische mogelijkheden voor kamerbewoning en kamerverhuur, zoals opgenomen in de ten tijde van de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan geldende bestemmingsplannen, worden ingeperkt. Dit kan leiden tot een planologisch nadeel voor belanghebbenden, dat op grond van artikel 6.1 Wro mogelijk voor een tegemoetkoming in aanmerking komt. Indien een aanvraag om een tegemoetkoming in (plan)schade wordt ingediend, dan wordt op grond van artikel 6.3 Wro bij de beoordeling daarvan c.q. beslissing daarop ook rekening gehouden met de voorzienbaarheid van de schadeoorzaak en de mogelijkheden van de aanvrager om schade te voorkomen of te beperken. Met dit aspect en en met de belangen van belanghebbenden wordt bij de vaststelling van dit bestemmingsplan rekening gehouden, door:
Concreet is op 9 januari 2019 een kennisgeving als bedoeld in artikel 1.3.1 Bro gedaan, waarin wordt aangekondigd dat de geldende bestemmingsplannen worden herzien en daarbij de rechtstreeks toegestane mogelijkheden voor kamerbewoning terug worden gebracht tot maximaal 2 personen per woning. Vervolgens is op 22 mei 2019 bekend gemaakt dat met ingang van 23 mei 2019 gedurende zes weken een voorontwerp ter inzage wordt gelegd. In de betreffende bekendmaking is vermeld dat het ontwerpbestemmingsplan niet eerder dan 9 maanden (op zijn vroegst op 23 februari) na start inzage voorontwerpbestemmingsplan. Daarmee is voldoende gelegenheid geboden om eventuele onbenutte planologische mogelijkheden alsnog aan te wenden. Worden geen stappen ondernomen om gebruik te maken van de planologische mogelijkheden die met onderhavig bestemmingsplan komen te vervallen, dan heeft men het risico op het vervallen van die mogelijkheden (passief) aanvaard en kan dit een aanvrager om tegemoetkoming in planschade worden tegengeworpen op grond van artikel 6.3 Wro.
Gezien het voorgaande, wordt het bestemmingsplan economisch uitvoerbaarheid geacht.
Het parapluplan wordt conform de gebruikelijke procedure gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn wordt een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen jegens onderhavig planvoornemen.
Het parapluplan doorloopt de volgende procedure:
Voorontwerp
Ontwerp
Vaststelling
Inwerkingtreding
Na afloop van de beroepstermijn (tenzij binnen de beroepstermijn een verzoek om voorlopige voorziening wordt gedaan)
Beroep
Beroep bij Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Volgens artikel 3.1.1 van het Bro dient de gemeente bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met een aantal instanties. Gezien de relatief beperkte impact van dit parapluplan zijn op voorhand geen rijks- of provinciale belangen in het geding. Naar verwachting zullen het waterschap en de betrokken diensten van de provincie en het Rijk dan ook geen opmerkingen maken op dit bestemmingsplan, maar volledigheidshalve is het plan wel voor advies voorgelegd.
Het voorontwerpbestemmingsplan is voorts ook ter inzage gelegd in het kader van de gemeentelijke inspraakverordening.
De ingekomen reacties zijn samengevat en van commentaar voorzien in de Nota van inspraak en vooroverleg die als bijlage bij deze toelichting is opgenomen.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 28 mei 2020 gedurende zes weken, dat wil zeggen tot en met 8 juli 2020 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn 8 zienswijzen tegen het plan ingediend, die zijn samengevat en van commentaar zijn voorzien in een Nota van Zienswijzen die als Bijlage 2 bij deze toelichting is opgenomen. De zienswijzen hebben niet geleid tot een wijziging van het plan. Voorts heeft de gemeente Venlo ambtshalve aanpassingen doorgevoerd. Dat heeft tot gevolg dat het bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerp toch gewijzigd is vastgesteld. De ambtshalve wijzigingen zijn beschreven in een bijlage bij het besluit tot vaststelling van dit plan.