direct naar inhoud van Artikel 5 Bedrijf
Plan: Kern Stein
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0971.BPKernStein-0003

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse reeds bestaande bedrijven, welke aanwezig zijn op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt;
  • b. bedrijven van categorie 1 en 2, die zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten categorie 1 en 2 (bijlage 1 bij deze regels) en/of daarmee qua milieueffecten gelijk te stellen bedrijven, met uitzondering van:
    • 1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen, en;
    • 2. risicovolle inrichtingen;
  • c. wonen in een bedrijfswoning, met dien verstande dat bedrijfswoningen uitsluitend zijn toegestaan voor zover het betreft bestaande bedrijfswoningen, zoals deze aanwezig zijn op het moment van inwerkingtreden van het bestemmingsplan;
  • d. kantoor, als ondergeschikt onderdeel van het bedrijf;
  • e. detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte goederen;
  • f. verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG';
  • g. brandweerkazerne, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne';
  • h. milieustraat/gemeentewerf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifiek vorm van bedrijf - milieustraat/gemeentewerf';
  • i. optochtloods, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - optochtloods';

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
    • 2. groenvoorzieningen;
    • 3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 30.1.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 5.1 genoemde bestemming;
  • b. één bedrijfswoning per bedrijf;
  • c. de daarbij behorende bijgebouwen;
  • d. de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.
5.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. per bouwperceel is maximaal één bedrijf toegestaan;
  • b. het bouwvlak mag voor maximaal 100% worden bebouwd;
  • c. de voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • d. gebouwen worden plat of met een kap van minimaal 30o en maximaal 60o afgedekt;
  • e. de goothoogte van gebouwen maximaal 7,00 m mag bedragen;
  • f. de bouwhoogte van gebouwen maximaal 12,00 m mag bedragen;
  • g. voor de maatvoering met betrekking tot de bedrijfswoning wordt verwezen naar artikel 5.2.3;
  • h. voor de maatvoering met betrekking tot bijgebouwen wordt verwezen naar artikel 5.2.4;
  • i. voor de maatvoering met betrekking tot bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt verwezen naar artikel 5.2.5.
5.2.3 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. per bedrijf is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning maximaal 750 m³ mag bedragen of maximaal de bestaande inhoud indien deze groter is;
  • c. de bedrijfswoning wordt plat of met een kap van maximaal 60° afgedekt;
  • d. de goothoogte van de bedrijfswoning maximaal 6,50 meter mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte van de bedrijfswoning maximaal 10,50 meter mag bedragen.
5.2.4 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen en carports behorende bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van vergunningsplichtige bijgebouwen en carports mag maximaal 100 m² bedragen;
  • b. bijgebouwen worden plat of met een kap van maximaal 60° afgedekt;
  • c. de goothoogte van bijgebouwen maximaal 3,50 meter mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen maximaal 5,50 meter mag bedragen;
  • e. carports worden op een afstand van minimaal 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van carports maximaal 3,00 m mag bedragen.
5.2.5 Bouwwerken geen gebouw zijnde
  • a. buiten het bouwvlak mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde maximaal 5,00 m mag bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter bedraagt en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter bedraagt;
    • 2. lichtmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 3,00 meter bedraagt;
  • d. ten hoogste één reclame-uiting ter plaatse van een gevel of in de vorm van een zuil met een maximale afmeting van 1,00 x 2,00 meter.
5.3 Nadere eisen
5.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van de bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
  • d. de aard, situering en oppervlakte van verhardingen;
  • e. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan.
5.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 5.3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de verkeerssituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwen buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.2 voor het gedeeltelijk buiten het bouwvlak bouwen van gebouwen, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak maximaal 100 m2 mag bedragen;
  • b. de afstand tot de perceelsgrens minimaal 3,00 m mag bedragen;
  • c. de gebouwen niet voor de voorgevelrooilijn mogen worden opgericht;
  • d. de bouwhoogte maximaal 5,00 m mag bedragen,
  • e. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4.2 Afwijken ten behoeve van nieuwe bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 5.1.1 onder c. en toestaan dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' maximaal vier nieuwe bedrijfswoningen worden opgericht, met dien verstande dat:

  • a. het moet gaan om een bedrijfswoning, die noodzakelijk is in verband met het functioneren en de organisatie van het bedrijf;
  • b. omliggende bedrijven in hun functioneren niet onevenredig worden beperkt door de aanwezigheid van de woning;
  • c. er sprake moet zijn van een aanvaardbaar woonklimaat;
  • d. per bedrijf slechts een bedrijfswoning met de daarbij behorende bijgebouwen aanwezig mag zijn;
  • e. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 6,50 meter;
  • f. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10,50 meter;
  • g. de inhoud ten hoogste 750 m³ bedraagt;
  • h. de bedrijfswoning plat of met een kap van maximaal 60° wordt afgedekt;
  • i. bij de bedrijfswoning bijgebouwen mogen worden opgericht, met dien verstande dat:
    • 1. de goothoogte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 3,50 meter;
    • 2. het totale oppervlak aan bijgebouwen niet meer dan 70 m² bedraagt;
  • j. voorafgaand door middel van akoestisch onderzoek aangetoond is dat het aspect geluid geen belemmering vormt.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. de vestiging van een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten anders dan bedoeld in artikel 5.1;
  • b. het gebruik van gronden en opstallen voor het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;
  • c. zelfstandig kantoor;
  • d. detailhandel (o.a. perifere detailhandel en detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte goederen), anders dan bedoeld in artikel 5.1;
  • e. verkooppunt motorbrandstoffen, anders dan bedoeld in artikel 5.1;
  • f. horeca;
  • g. buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en dan niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een zwaardere milieucategorie

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.1 ten behoeve van een zwaardere milieucategorie, met dien verstande dat:

  • a. maximaal milieucategorie 3.1 is toegestaan;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. het woon- en leefklimaat;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Niet van toepassing.

5.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing.

5.9 Wijzigingsbevoegdheid

Niet van toepassing.