direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Kern Stein
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0971.BPKernStein-0003

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch bedrijfsmatig gebruik;
  • b. volkstuinen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. agrarisch hobbymatig gebruik;
    • 2. perceelsontsluitingswegen;
    • 3. verkeersvoorzieningen;
    • 4. recreatief medegebruik en de daarbij behorende voorzieningen, zoals parkeer-, picknickplaatsen, rust-, uitzicht- en informatiepunten ;
    • 5. water en watergangen;
    • 6. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen voor het ontvangen, vasthouden, infiltreren, bergen en afvoeren van hemelwater;
    • 7. groenvoorzieningen en landschappelijke inpassing.
3.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 30.1.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin', waar per volkstuin één gebouw met een oppervlakte van maximaal 5,00 m² en een bouwhoogte van maximaal 2,50 meter mag worden opgericht.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. omheiningen en/of perceelsafscheidingen, uitsluitend in de vorm van draadomheidingen en/of draaderfafscheidingen, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 1,50 meter mag bedragen;
  • b. kleinschalige recreatieve voorzieningen, zoals kleinschalige picknickplaatsen, rustpunten, zitbanken, afvalbakken en (informatie)borden, daar waar dit, gelet op de ter plekke aanwezige landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden acceptabel is en met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 3,00 meter mag bedragen;
  • c. voederruiven en/of picknickplaatsen, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 1,50 meter mag bedragen.
3.3 Nadere eisen

Niet van toepassing.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van recreatief medegebruik en schuilgelegenheden

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.1 voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van recreatief medegebruik, zoals zit- en schuilgelegenheid en picknickplaatsen en ten behoeve van schuilgelegenheid voor vee, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan het agrarisch gebruik en de belangen van natuur en landschap, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte per gebouw maximaal 12 m² mag bedragen;
  • b. de goothoogte van gebouwen maximaal 2,50 meter mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen maximaal 3,00 meter mag bedragen;
  • d. gebouwen met een kap van maximaal 45° worden afgedekt;
  • e. gebouwen op basis van een plan worden afgestemd op de specifieke omgevingskenmerken (landschappelijke inpassing, eventueel stedenbouwkundig ontwerp en cultuurhistorische aspecten).
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen, behoudens voor zover en voor zolang de aanwezigheid van onderkomens nodig is in verband met binnen de bestemming uit te voeren werken of werkzaamheden;
  • b. paardenbak, terras, tennisbaan en zwembad;
  • a. sport-, wedstrijd- of speelterreinen, parkeerterreinen, zwemgelegenheden, maneges. lig- en speelweiden anders dan ten behoeve van extensief recreatief medegebruik;
  • b. het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband;
  • c. opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclame-uitingen;
  • d. buitenopslag, waaronder de opslag van mest(stoffen), behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;\
  • a. voor het racen of crossen met motorvoertuigen, bromfietsen of mountounbikes voor zover dit buiten de daarvoor aangegeven mountainbike routes plaatsvindt;
  • b. voor militaire oefeningen;
  • c. teeltondersteunende voorzieningen en hagelnetten;
  • d. hagelkanonen.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van paardenbak

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.5.1 ten behoeve van het gebruik van gronden als paardenbak, met dien verstande dat:

  • a. de paardenbak geen grotere afmeting mag hebben dan 20 x 40 meter;
  • b. de volledige paardenbak dient te worden gerealiseerd binnen een straal van 70 meter gemeten vanaf het hoofdgebouw, welke gelegen is binnen de aangrenzende bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf';
  • c. de paardenbak op een minimale afstand van 50 meter gemeten vanaf woningen van derden dient te worden aangelegd;
  • d. de ontwikkeling bijdraagt aan een verbetering van de omgevingskwaliteit in die zin dat de paardenbak landschappelijk wordt ingepast en deze landschappelijke inpassing in het afwijkingsbesluit wordt opgenomen. De landschappelijke inpassing dient daarbij te voldoen aan het provinciale beleid;
  • e. lichtmasten uitgesloten zijn;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. het woon- en leefklimaat;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 7. de landschappelijke en/of natuurlijke waarden en/of archeologische waarden van de gronden;
    • 8. de waterstaats- en huishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden;
  • g. de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid is aangetoond;
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verharden of verwijderen van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen of verwijderen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het verzanden van gronden ten behoeve van het aanleggen van een paardenbak;
  • c. het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van watergangen;
  • d. het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
  • e. het verwijderen van natuur- en landschapselementen.
3.7.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 3.7.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/afwijking of anderszins mogen worden uitgevoerd.
3.7.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.7.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 3.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

3.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing.

3.9 Wijzigingsbevoegdheid
3.9.1 Wijziging in de (dubbel)bestemming 'Water', 'Waterstaat - Waterlopen' met een waterhuishoudkundige of waterstaatkundige functie

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' wijzigen in de bestemming 'Water' of de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterlopen', ten behoeve van het aanleggen van watergangen, waaronder regenwaterbuffers, en het herinrichten van bestaande watergangen, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe in het kader van een adequaat waterhuishoudkundig beheer is aangetoond;
  • b. natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • c. ruimtelijke inpassing in het landschap verzekerd is;
  • d. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • e. bij de wijziging in de bestemming 'Water' of de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterlopen' voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 17 en/of 22 van deze regels.