Plan: | Kelder en erf Weiweg 8 te Bocholtz |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0965.OVWeiweg8-VG01 |
Ter plekke van de locatie Weiweg 8 te Bocholtz, kadastraal bekend als gemeente Simpelveld - sectie N - nummer 17, is een vrijstaand woonhuis met omliggende tuin aanwezig. Initiatiefnemer heeft de wens om dit pand te verbouwen en uit te breiden aan de zuidzijde. Daarnaast wordt beoogd om onder het pand een kelder te realiseren met een oppervlak van circa 180 m2. Tot slot is initiatiefnemer voornemens om aan de noord-, oost- en zuidzijde van het pand halfverharding aan te leggen in de vorm van een halfverharding (kiezel en korrelmix). Deze halfverharding beslaat een oppervlak van in totaal circa 1.075 m2.
Rekening houdend met dit voornemen heeft initiatiefnemer op 15 juli 2022 een aanvraag omgevingsvergunning ingediend bij de gemeente Simpelveld. Gedurende de behandeling van de vergunningaanvraag is geconstateerd dat de te realiseren kelder niet met behulp van de reguliere voorbereidingsprocedure kan worden vergund. Dit geldt eveneens voor het aanbrengen van halfverharding op het buitenterrein. Dat heeft tot gevolg dat voor deze twee onderdelen van de aanvraag met behulp van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, lid 1, onder a, sub 3° jo. artikel 2.1, lid 1, onder c Wabo dient te worden afgeweken van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied 2016'.
Ten behoeve van deze afwijkingsprocedure is voorliggende ruimtelijke onderbouwing opgesteld.
Onderhavig projectgebied is gelegen aan de Weiweg 8 te Simpelveld. De Weiweg vormt een oostelijke aftakking van de weg 'Broek' en geeft toegang tot het open agrarisch gebied aan de oostzijde van het projectgebied.
Topografische kaart met aanduiding projectgebied
Luchtfoto met aanduiding projectgebied
Kadastraal betreft onderhavig projectgebied het perceel gemeente Simpelveld - sectie N - nummer 17 (gedeeltelijk).
Kadastrale kaart met aanduiding projectgebied (binen rode stippellijn)
Ter plekke van het projectgebied is het bestemmingsplan 'Buitengebied 2016', vastgesteld door de gemeenteraad van Simpelveld op 16 augustus 2016, van toepassing. Op basis van dit bestemmingsplan is onderhavig perceel in hoofdzaak bestemd tot 'Wonen' en gedeeltelijk tot 'Tuin' respectievelijk 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden'. Aan de zuidzijde van het projectgebied is de bestemming 'Water' van kracht.
Tot slot zijn ter plaatse de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 4', 'Waarde - Archeologie 5', 'Waarde - Ecologie', 'Waterstaat - Beschermingszone water' en 'Waterstaat - Erosie' van toepassing; evenals de gebiedsaanduiding 'overige zone - kleinschalige landschapselementen'.
Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Buitengebied 2016' met aanduiding projectgebied (rode cursor)
Ter plaatse van de bestemming 'Wonen' is een bouwvlak opgenomen en daarnaast geldt ter plekke de bouwaanduiding 'vrijstaand'. De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn onder andere bestemd voor wonen, met inbegrip van de hobbymatige uitoefening van agrarische activiteiten van ondergeschikte betekenis en niet vallend onder het regime van de Wet milieubeheer.
De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn onder andere bestemd voor agrarisch grondgebruik en behoud en bescherming van landschapselementen, steilranden, onverharde en halfverharde wegen en ecologische waarden.
Het realiseren van een ondergrondse kelder van circa 180 m2 is niet in overeenstemming met de bestemming 'Wonen'. Daarnaast is het aanbrengen van halfverharding ter plaatse van de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' niet toegestaan. Er zijn geen binnenplanse afwijkings- en/of wijzigingbevoegdheden voor het college van burgemeester om het voornemen alsnog mogelijk te maken.
Om onderhavige ontwikkeling mogelijk te maken, dient middels een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, lid 1, onder a, sub 3° jo. artikel 2.1, lid 1, onder c Wabo te worden afgeweken van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied 2016'. Ten behoeve van deze afwijkingsprocedure is voorliggende ruimtelijke onderbouwing opgesteld.
Ter plekke van onderhavig projectgebied is de bestaande woning met omliggende tuin aanwezig.
Foto's bestaande situatie Weiweg 8 Bocholtz
Voorsorterend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet is op 11 september 2021 de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Met de NOVI biedt het Rijk een duurzaam toekomstperspectief voor onze leefomgeving. Met ruim 17 miljoen mensen op ruim 41.000 m2 is het belangrijk goede keuzes te maken ten aanzien van ruimtebeslag, om Nederland over 30 jaar nog steeds een plek te laten zijn waar het goed wonen, werken en recreëren is.
De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen de 21 nationale belangen die in de NOVI worden onderscheiden. De belangrijkste keuzes zijn:
Het realiseren van deze wensen, het benutten van kansen en het oplossen van knelpunten vraagt om samenwerking tussen overheden. Zowel bij nationale vraagstukken als bij gebiedsgerichte regionale opgaven.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) richt zich op onderstaande vier prioriteiten. Deze onderwerpen hebben onderling veel met elkaar te maken en ze hebben gevolgen voor hoe de fysieke leefomgeving wordt ingericht. De Nationale Omgevingsvisie helpt bij het maken van de noodzakelijke keuzes.
1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
2. Duurzaam economisch groeipotentieel
3. Sterke en gezonde steden en regio's
4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied
Conclusie
Met betrekking tot het voornemen zijn weinig directe en concrete raakvlakken tussen deze visies en onderhavig plan, anders dan de meer algemene uitgangspunten ten aanzien van een veilige en gezonde leefomgeving, duurzaam ruimtegebruik, etc. Op deze onderwerpen wordt in navolgende paragrafen en hoofdstukken nader ingegaan.
Het Barro voorziet in de juridische borging van het nationale ruimtelijke beleid. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Navolgende onderwerpen met nationaal belang zijn opgenomen in het Barro en de eerste aanvulling (Stb. 2012, nr. 388):
De zogenaamde 'ladder voor duurzame verstedelijking' is opgenomen in artikel 3.1.6, tweede lid, Besluit ruimtelijke ordening en luidt als volgt:
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Uitgangspunt voor toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking is dat sprake dient te zijn van een stedelijke ontwikkeling. Conform artikel 1.1.1, eerste lid aanhef onder i, Bro is de definitie van een stedelijke ontwikkeling een 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.
Onderhavige ontwikkeling wordt niet gezien als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, Bro. Dit omdat de ontwikkeling kleinschalig van aard is en sprake is van de realisatie van een kelder onder een bestaande woning en het aanbrengen van halfverharding op het buitenterrein.
Voorliggend project wordt gelet op vorenstaande niet aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in deze bepaling van het Bro, zodat artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro niet van toepassing is.
In het projectgebied zijn geen nationale belangen in het geding. Geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Het Rijksbeleid vormt geen belemmeringen voor het voornemen.
Op 1 oktober 2021 hebben Provinciale Staten van Limburg de Omgevingsvisie Limburg vastgesteld, met inachtneming van de aanvaarde amendementen. De Omgevingsvisie Limburg vervangt de Omgevingsvisie POL 2014. De Omgevingsvisie is een strategische en lange termijn (2030-2050) visie op de fysieke leefomgeving en beschrijft onderwerpen zoals wonen, infrastructuur, milieu, water, natuur, landschap, bodem, ruimtelijke economie, luchtkwaliteit en cultureel erfgoed. Daarnaast worden ook de aspecten gezondheid, veiligheid en een gezonde leefomgeving in de Omgevingsvisie meegenomen.
In het POVI is onderhavig projectgebied gelegen in de zone 'Groenblauwe mantel'. Vanuit beleidsmatig oogpunt in relatie tot voorliggende ontwikkeling is geen sprake van relevante wijzigingen. Over 'Groenblauwe mantel' is in het POVI het volgende opgenomen.
Groenblauwe mantel
In de zone 'Groenblauwe mantel' worden goede combinatiemogelijkheden gezien van duurzame vormen van land- en tuinbouw en meer ruimte voor de beken en de Maas, de biodiversiteit en de kernkwaliteiten van het landschap. Deze kernkwaliteiten betreffen het groene karakter, het visueel-ruimtelijk karakter, het cultuurhistorisch erfgoed, het reliëf en ruimte voor water en waterberging in laagten en beekdaelen.
Voorliggende ontwikkeling wordt niet belemmerd door de beleidsuitgangspunten van de Provincie Limburg.
Uitsnede kaart 'Limburgse principes' POVI met schetsmatige aanduiding projectgebied
Naast de indeling in zoneringen is tevens sprake van diverse provinciale beschermingsgebieden, waartoe op grond van de Omgevingsverordening Limburg 2014 specifieke regelgeving geldt. Onderhavig projectgebied is gelegen binnen het 'Beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg'.
Uitsnede kaart 'milieubeschermingsgebieden' met schetsmatige aanduiding projectgebied
Onderhavig projectgebied is blijkens de kaart 'milieubeschermingsgebieden' gelegen in het beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg.
In Nederland zijn in totaal 20 zogenaamde nationale landschappen aangewezen. Dit zijn landschappen met elk een unieke combinatie van cultuurhistorische en natuurlijke elementen. De Nationale Landschappen kenmerken zich door de specifieke samenhang tussen de verschillende onderdelen van het landschap, zoals natuur, reliëf, grondgebruik en bebouwing.
De kernkwaliteiten zijn voor het Nationaal Landschap Zuid-Limburg betreffen: 'schaalcontrast van zeer open naar besloten', 'het groene karakter', 'reliëf en ondergrond' en 'rijk en gevarieerd cultuurhistorisch erfgoed'. Bij (ruimtelijke) ontwikkelingen binnen een nationaal landschap dienen de geformuleerde kernkwaliteiten in acht te worden genomen.
Op grond van de omgevingsverordening geldt primair een verbod op het verrichten van handelen in beekdalen, bronnen of bronzones, graften en holle wegen. Hiervan is ter plekke van onderhavig projectgebied geen sprake.
In paragraaf 6.5 wordt nader ingegaan op de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Zuid-Limburg in relatie tot voorliggende ontwikkeling.
Gelet op vorenstaande uiteenzetting van het relevante provinciale beleid vormt dit geen belemmeringen voor de gewenste ontwikkelingen ter plekke van onderhavig voornemen.
Met de Strategische visie 2013-2023 biedt de gemeente Simpelveld een algemeen kader waarin op hoofdlijnen staat beschreven op welke manier de gemeente zich wil profileren, op welke speerpunten de gemeente zich de komende jaren gaat richten, en welke uitstraling de gemeente wil hebben naar haar burgers.
Eén van de speerpunten in de strategische visie is kwaliteit, leefbaarheid en veiligheid van de leefomgeving. In het kader van voorliggende ontwikkeling wordt beoogd om een bestaand pand uit te breiden en het buitenterrein geschikt te maken voor het beoogde gebruik. Kwalitatief betere woningen leiden in z'n algemeenheid tot een meer leefbare, en vaak daarmee samenhangend een veiligere, omgeving.
Vorenstaande bezien levert voorliggende ontwikkeling een bijdrage aan het speerpunt van de strategische visie om de kwaliteit, leefbaarheid en veiligheid van de leefomgeving te verbeteren.
Gelet op vorenstaande uiteenzetting van het gemeentelijke beleid past onderhavige herinrichting van het projectgebied binnen het door de gemeente gevoerde beleid.
Ter plekke van de locatie Weiweg 8 te Bocholtz, kadastraal bekend als gemeente Simpelveld - sectie N - nummer 17, is een vrijstaand woonhuis met omliggende tuin aanwezig. Initiatiefnemer heeft de wens om onder het pand een kelder te realiseren met een oppervlak van circa 180 m2. Deze kelder is van buitenaf bereikbaar via een toerit en deze zal dienen ten behoeve van opslag- en stallingsdoeleinden bij de woonbestemming, de tuin en de vijver.
In onderstaande figuur wordt de situering van de kelder nader gevisualiseerd.
Visualisatie kelder met toerit (linksboven)
De kelder heeft verder geen impact op de ruimtelijke structuur. Hij is niet zichtbaar vanaf het openbaar gebied en alleen de toegang ligt boven de grond. Die toegang bevindt zich echter aan de binnenerfzijde van de woning. Voor het overige bevindt de kelder zich onder de uitbreiding van woning. Ook de functie vande kelder is passend. Doordat daar bij de woonfunctie behorende materialen en (tuin)machines in kunen worden opgeslagen worden die aan het zicht onttrokken.
Daarnaast is initiatiefnemer voornemens om aan de oostzijde van het pand halfverharding aan te leggen in de vorm van kiezel en korrelmix. Deze halfverharding beslaat in totaal een oppervlak van circa 1.075 m2 (ca. 750 m2 kiezel en ca. 325 m2 korrelmix).
Visualisatie verharding buitenterrein
Het beoogde plan is op 11 mei 2022 door de dorpsbouwmeester getoetst aan de beoordelingsaspecten van de welstandstoets. De dorpsbouwmeester heeft aangegeven dat het plan als zodanig akkoord en toelaatbaar is.
Bij de realisering van een ontwikkeling moet in de eerste plaats rekening worden gehouden met aspecten uit de omgeving die een negatieve invloed kunnen hebben op het projectgebied. Dit geldt omgekeerd ook voor de uitwerking die het project heeft op zijn omgeving. Voor de locatie zijn in dit hoofdstuk de milieuaspecten bodem, geluid, milieuzonering, luchtkwaliteit en externe veiligheid onderzocht.
Indien sprake is van een planologische functiewijziging of het toevoegen van nieuwe verblijfsruimten, dient te worden bezien of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse geschikt is voor het voorgenomen gebruik. Bij voorliggende ontwikkeling is sprake van het realiseren van een kelder ten behoeve van opslag en stallingsdoeleinden bij de woonfunctie. Aangezien de kelder wordt beoogd ter plaatse van de bestemming 'Wonen', is geen sprake van het doorvoeren van een planologische functiewijziging. Daarnaast worden geen nieuwe verblijfsruimten toegevoegd. Het uitvoeren van een verkennend bodem- en asbestonderzoek is dan ook niet noodzakelijk.
Gelet op vorenstaande vormt het aspect bodem geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.
In het kader van de Wet geluidhinder worden de volgende objecten beschermd tegen geluid:
Een 'ander geluidsgevoelig gebouw' is conform artikel 1 van de Wet geluidhinder aangewezen in het Besluit geluidhinder (Bgh). Als 'ander geluidsgevoelig gebouw' zijn in artikel 1.2 Bgh aangewezen:
Een 'geluidsgevoelig terrein' is conform artikel 1 Wet geluidhinder aangewezen in het Besluit geluidhinder (Bgh). Als 'geluidsgevoelig terrein' zijn in artikel 1.2 Bgh aangewezen:
Gelet op vorenstaande (limitatieve) lijst is bij voorliggende ontwikkeling geen sprake van het realiseren van een (nieuw) geluidgevoelig object/gebouw/terrein. Er is immers sprake van het realisren van een kelder ten behoeve van opslag- en stallingsdoeleinden. Er behoeft dan ook gelet op de Wet geluidhinder geen akoestisch onderzoek te worden verricht.
Gelet op vorenstaande vormt het aspect geluid geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.
Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen en dat (andersom) nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden. Het waar mogelijk scheiden van bedrijven en woningen bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:
De gemeente beslist zelf of zij op een bepaalde locatie bedrijven of woningen wil mogelijk maken. Dit besluit dient echter wel zorgvuldig te worden afgewogen en te worden verantwoord.
Onderhavige ontwikkeling ziet op het realiseren van een kelder met een oppervlak van circa 180 m2. Deze kelder zal gaan fungeren als opslag- en stallingsruimte bij de woonfunctie. Deze ontwikkeling heeft dan ook niet tot gevolg dat een nieuwe 'verblijfsruimte' wordt gecreërd.
Gelet op het vorenstaande vormt het aspect milieuzonering geen belemmeringen voor onderhavig project.
Sinds 15 november 2007 zijn de belangrijkste bepalingen inzake de luchtkwaliteit opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna ook: Wmb). Omdat de luchtkwaliteitseisen op zijn genomen in titel 5.2 van de Wmb, staat deze ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Met de inwerkingtreding van de Wet luchtkwaliteit is het Besluit luchtkwaliteit 2005 komen te vervallen.
Het doel van titel 5.2 Wm is om de mensen te beschermen tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging op hun gezondheid. In de wet- en regelgeving zijn de richtlijnen uit de Europese regelgeving opgenomen, waaraan voorgenomen ontwikkelingen dienen te voldoen.
Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen de luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid van een bestuursorgaan ex. artikel 5.16 Wm:
Deze Algemene maatregel van Bestuur (AmvB) legt vast wanneer een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de toename van concentraties van bepaalde stoffen in de lucht. Een project is NIBM wanneer het aannemelijk is dat het een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. Het NSL is vanaf augustus 2009 van kracht, zodat de 3% grens aangehouden dient te worden.
In de regeling NIBM is (onder andere) aangegeven dat een plan tot 1.500 woningen niet in betekenende mate bijdraagt aan de toename van de concentratie fijn stof en stikstofdioxide in de lucht. Voorliggend plan voorziet niet in een ontwikkeling die qua omvang vergelijkbaar is met het realiseren van 1.500 woningen. Op basis hiervan mag worden geconcludeerd dat voorliggende ontwikkeling NIBM is.
NIBM-tool InfoMil
Ook zal het plan niet leiden tot een dusdanig aantal toenemende verkeersbewegingen dat de grenswaarde van de luchtkwaliteit daarmee wordt overschreden. InfoMil heeft een NIBM-tool ontwikkeld waarmee een 'worst-case' berekening kan worden verricht voor de bijdrage van het extra verkeer als gevolg van een plan op de luchtkwaliteit. Dit rekenmodel toont aan dat tot 1.370 extra voertuigen (weekdaggemiddelde) niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Hierbij wordt uitgegaan van 0% vrachtverkeer. Bij het invoeren van 5% vrachtverkeer bedraagt het genoemde aantal 932 voertuigen.
Dit besluit is gericht op de beperking van de vestiging in de nabijheid van provinciale en rijkswegen van gevoelige bestemmingen, zoals gebouwen voor kinderopvang, scholen, verzorgings- of verpleegtehuizen. Het besluit is gericht op de bescherming van mensen die verhoogd gevoelig zijn voor fijn stof en stikstofdioxide (m.n. kinderen, ouderen en zieken).
Dit besluit is niet van toepassing op onderhavig voornemen.
Gelet op vorenstaande uiteenzetting met betrekking tot het aspect luchtkwaliteit leidt voorliggende ontwikkeling, binnen de daartoe gestelde wettelijke (onder)grenzen, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.
Het beleid in het kader van de externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving voor wat betreft handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen, als op het vervoer van deze stoffen.
De begrippen 'kwetsbaar object' en 'beperkt kwetsbaar object' worden in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen nader gedefinieerd. Onder een 'kwetsbaar object' wordt verstaan: woningen, gebouwen bestemd voor het verblijf zoals ziekenhuizen of scholen, gebouwen waarin doorgaans grote aantal personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn zoals kantoorgebouwen of hotels en kampeer- en andere recreatieterreinen.
Onder een 'beperkt kwetsbaar object' wordt onder andere verstaan: verspreid liggende woningen, kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels, sporthallen, sportterreinen en telefoon- of elektriciteitscentrales.
Voorliggend project voorziet in het realiseren van een kelder ten behoeve van opslag- en stallingsdoeleinden. Derhalve is geen sprake van het realiseren van een (beperkt) kwetsbaar object.
Als gevolg van onderhavige ontwikkeling ontstaan er geen (extra) risico's in het kader van externe veiligheid. Daarbij kan worden gesteld dat de zelfredzaamheid in casu goed te noemen is. Ook is de bereikbaarheid van de locatie bij een eventuele calamiteit goed. Hierdoor is de ontwikkeling in het kader van de externe veiligheid verantwoord te noemen.
Gelet op vorenstaande vormt het aspect externe veiligheid geen belemmeringen voor onderhavige ontwikkeling.
Naast de diverse milieutechnische aspecten, zoals uiteengezet in Hoofdstuk 5 dient tevens te worden gekeken naar de overige ruimtelijke aspecten. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de aspecten archeologie, kabels en leidingen, verkeer en parkeren, waterhuishouding, natuur- en landschap, flora en fauna en duurzaamheid.
Archeologische waarden zijn bij wet beschermd (Monumentenwet 1988, hoofdstuk vijf 'Archeologische monumentenzorg'). Gemeenten zijn verantwoordelijk voor hun eigen bodemarchief. De gemeente is dus het bevoegde gezag indien het gaat om het toetsen van de archeologische onderzoeken en Programma's van Eisen. Voorheen werd dit door de provincie gedaan, maar deze beperkt zich momenteel tot zaken die van provinciaal belang zijn.
Voor (gemeentelijke) bestemmingsplannen betekent dit concreet het volgende:
Sinds 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg in werking getreden. Deze wet is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta uit 1992. In de Wet op de Archeologische Monumentenzorg is een raamwerk gegeven dat regelt hoe Rijk, provincies en gemeenten om moeten gaan met het aspect 'archeologie' in ruimtelijke plannen.
In de wet wordt het culturele erfgoed, en dan met name het archeologische erfgoed, beschermd. Onder archeologisch erfgoed worden alle fysieke overblijfselen verstaan, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden. De fysieke overblijfselen kunnen zich zowel in als boven de grond bevinden.
De uitgangspunten van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg zijn als volgt:
In de Wet op de Archeologische Monumentenzorg is bepaald dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor hun eigen bodemarchief. De gemeente is dus het bevoegde gezag indien het gaat om het toetsen van de archeologische onderzoeken en Programma's van Eisen. Voorheen werd dit door de provincie gedaan, maar deze beperkt zich momenteel tot zaken die van provinciaal belang zijn.
Gemeenten dienen in beginsel te beschikken over een archeologische basiskaart. Daarnaast beschikt de provincie Limburg over de Cultuurhistorische Waarden Kaart, waarin binnen diverse kaartlagen bijvoorbeeld de archeologische verwachtingswaarde kan worden bekeken en de in het verleden gedane vondsten.
Bij de vaststelling van nieuwe bestemmingsplannen, of bij vrijstellingen op bestaande plannen, dient de gemeente aan te geven welke archeologische waarden er in de bodem verwacht worden en hoe men met deze waarden om zal gaan. Op basis hiervan kunnen gemeenten bij de verlening van omgevingsvergunningen eisen stellen met betrekking tot het aspect archeologie.
Ten behoeve van het gemeentelijk archeologiebeleid is een archeologische verwachtingskaart opgesteld. De verschillende archeologische verwachtingskaarten geven inzicht in de aanwezigheid en verwachte aanwezigheid van archeologische resten in de gemeente.
De gemeente Simpelveld beschikt over een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart. Gelet op deze kaart is onderhavig projectgebied gelegen in 'Waardecategorie 5: Gebieden met een lage verwachtingswaarde' en gedeeltelijk in 'Waardecategorie 4: Gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde'.
Uitsnede archeologische verwachtingskaart Simpelveld met aanduiding projectgebied
Ter plaatse van de gronden waar de kelder wordt beoogd, is 'Waardecategorie 5: Gebieden met een lage verwachtingswaarde' van toepassing. Op basis van 'Waardecategorie 5' dient archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden indien bodemverstorende activiteiten plaatsvinden bij een diepte groter dan 40 cm en als de oppervlakte meer bedraagt dan 10.000 m2. De verstoringsdiepte die gepaard gaat met onderhavige ontwikkeling is groter dan 40 centimeter, maar het oppervlak aan verstoring bedraagt minder dan 10.000 m2. Derhalve is geen archeologische onderzoeksplicht van toepassing. Het uitvoeren van een archeologisch onderzoek is dan ook niet aan de orde.
Ter plaatse van de aan te leggen halfverharding wordt de bodem niet dieper dan 40 centimeter geroerd. Ook daar is geen archeologisch onderzoek vereist.
Gelet op vorenstaande vormt het aspect archeologie geen belemmeringen voor voorliggende ontwikkeling. In alle gevallen geldt dat indien bij toekomstig graafwerk archeologische vondsten worden gedaan of archeologische grondsporen worden aangetroffen, deze direct gemeld dienen te worden bij de minister conform de Erfgoedwet 2015, artikel 5.10 & 5.11.
Door het projectgebied lopen geen boven- en/of ondergrondse leidingen. Er is op dat gebied derhalve geen sprake van bijbehorende (planologische) beschermingszones en/of belangen van derden op dit punt.
De aanwezigheid van kabels en leidingen met betrekking tot de nutsvoorzieningen in de omgeving is evident. Bij het nader uitwerken van de aansluitingen, dient met de verschillende netwerkbeheerders contact te worden opgenomen.
Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmeringen voor voorliggende ontwikkeling.
Met betrekking tot de ontwikkeling dienen de (eventuele) gevolgen voor de verkeersstructuur alsmede het parkeren inzichtelijk te worden gemaakt.
De ontwikkeling ziet op het realiseren van een kelder. Deze kelder staat enkel ten dienste van de woning Weiweg 8 en zal slechts worden gebruikt voor opslag- en stallingsdoeleinden. Derhalve gaat deze ontwikkeling niet gepaard met een wijziging in de verkeersstructuur dan wel een toenemende parkeerbehoefte. Auto's (van bezoekers) kunnen verder op de halfverharding an de oostzijde van de woning worden geparkeerd.
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor onderhavig project.
In het Nationaal waterplan is het (strategische) waterbeleid van het Rijk vastgelegd. De hoofdlijnen van het Nationaal waterplan luiden als volgt (artikel 4.1, lid 2 Waterwet):
Het Nationaal waterplan kent een looptijd van 2016 tot 2021 en vormt het kader voor de regionale waterplannen en de beheerplannen.
De provincie Limburg kent ook als uitgangspunt dat verdroging zo veel mogelijk moet worden tegengegaan en dat de waterkwaliteit, met het oog op een duurzaam gebruik in de toekomst, erg belangrijk is. Verder sluit de provincie aan bij het beleid van de Vierde Nota Waterhuishouding om infiltratie van water in de bodem te bevorderen en water meer terug te brengen in stedelijk gebied.
Binnen de waterbeheersplannen van Limburg is integraal waterbeheer een belangrijk begrip. Ook hier speelt verdroging en waterkwaliteit een belangrijke rol in het beleidsproces. Ter invulling van (specifiek) ecologische functies stelt het Waterschap onder andere dat, ter voorkoming van verdroging, grondwaterstanden (daar waar dat mogelijk is) verhoogd moeten worden door peilbeheer. Ook dient het rioleringsbeheer door gemeenten op en aan de aan watergangen en -plassen toegekende functies, afgestemd te worden. Naast die ecologische functie dienen er ook mensgerichte hoofdfuncties ten behoeve van industrie of drinkwater ingepast te worden. Tevens dient er plaats te zijn voor mensgerichte nevenfuncties.
Op welke wijze wordt omgegaan met het afval- en hemelwater binnen het onderhavige projectgebied wordt hierna uiteengezet.
Afvalwater
Onderhavige ontwikkeling gaat niet gepaard met het ontstaan van afvalwater.
Hemelwater van onverhard en semi-verhard terrein
Het hemelwater dat valt op de onverharde en semi-verharde terreindelen binnen het projectgebied zal, zo nodig na beperkte oppervlakkige afstroming, rechtstreeks infiltreren in de bodem.
Hemelwater (dak)verhardingen
Het hemelwater dat valt op de nieuwe (dak)verharding zal worden opgevangen en oppervlakkig worden afgevoerd, hetzij via aanwezige paden hetzij via goten, naar een te realiseren hemelwatervoorziening.
Capaciteit hemelwatervoorziening
Het streven is om bij nieuwbouw 100% van het verharde oppervlak af te koppelen. Om te beoordelen hoe groot de te realiseren hemelwatervoorziening moet zijn, dient op basis van de nieuwe Keur van het Waterschap Limburg per 1 april 2019 een te realiseren hemelwatervoorziening te worden gedimensioneerd op een extreme bui van met een neerslaghoeveelheid van 80 millimeter in 2 uur, met een noodoverlaat.
Initiatiefnemer is voornemens om op de locatie Weiweg 8 te Simpelveld een kelder te realiseren met een oppervlak van circa 180 m2. Om de capaciteit van de beoogde hemelwatervoorziening te kunnen berekenen, wordt dan ook uitgegaan van een te bebouwen oppervlak van 180 m². Dit oppervlak impliceert een hoeveelheid te bufferen en af te voeren hemelwater van (180 x 80 =) 14,4 m³.
Uitwerking hemelwatervoorziening
Initiatiefnemer is voornemens om aan de zuidzijde van het pand Weiweg 8 te Simpelveld een vijver te realiseren met een oppervlak van circa 184 m2. Daarnaast wordt een vlonder en bijbehorende rotspartij voorzien. Het hemelwater wordt door middel van buizen naar de infiltratievijver geleid. De ligging van de vijver wordt in onderstaande figuur weergegeven.
Situatietekening beoogde ligging vijver
Opvang schoon hemelwater
In de hemelwatervoorziening dient enkel schoon hemelwater te worden opgevangen, waaraan geen verontreinigde stoffen worden toegevoegd. Uitloging bij infiltratie wordt voorkómen door alleen schoon hemelwater te infiltreren.
Voorkomen van wateroverlast
Door bij het bepalen van het bouwpeil en afschot hiermee rekening te houden, wordt voorkomen dat water in de te realiseren kelder kan vloeien.
Gelet op het vorenstaande vormt het aspect waterhuishouding geen belemmeringen voor onderhavige ontwikkeling.
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet.
Zoals reeds eerder geconstateerd in paragraaf 3.2.2 is het projectgebied gelegen in het beschermingsgebied 'Nationaal Landschap Zuid-Limburg'.
In de Omgevingsverordening Limburg 2014 wordt ten aanzien van het beschermingsgebied 'Nationaal Landschap Zuid-Limburg' voorgeschreven dat de toelichting bij een ruimtelijk plan dat betrekking heeft op een gebied gelegen in deze gebieden – waarvan in casu sprake is – een beschrijving bevat van de in het projectgebied voorkomende kernkwaliteiten, de wijze waarop met de bescherming en versterking van de kernkwaliteiten is omgegaan en hoe de negatieve effecten zijn gecompenseerd.
De kernkwaliteiten zijn voor het Nationaal Landschap Zuid-Limburg betreffen: 'schaalcontrast van zeer open naar besloten', 'het groene karakter', 'reliëf en ondergrond' en 'rijk en gevarieerd cultuurhistorisch erfgoed'. Bij (ruimtelijke) ontwikkelingen binnen een nationaal landschap dienen de geformuleerde kernkwaliteiten in acht te worden genomen. Dienaangaande het volgende.
Schaalcontrast van zeer open naar besloten
Vooropgesteld moet worden dat de beoogde kelder onder het maaiveld wordt voorzien waardoor deze niet zichtbaar en niet waarneembaar is vanaf omliggende wegen. Enkel vanaf het eigen terrein is de toerit naar de kelder zichtbaar. Het schaalcontrast ter plaatse wordt dan ook niet aangetast. Daarnaast wordt op het buitenterrein halfverharding voorzien waarmee eveneens het open karakter niet wordt beïnvloed.
Het groene karakter
Ten aanzien van deze kernkwaliteit is van belang dat de kelder onder het maaiveld wordt beoogd waardoor het groene karakter slechts in beperkte mate wordt aangetast. Daarnaast wordt op het buitenterrein halfverharding aangelegd, hetgeen het groene karakter beïnvloed. Daarbij is van belang dat aan de oostzijde van de voorziene halfverharding haagbeuk van 1,2 meter hoog wordt voorzien. Deze sluit aan de noordzijde aan op een bestaande haag en aan de zuidzijde eindigt deze nabij de halfverharding. Daarmee wordt het groene karakter ter plaatse positief beïnvloed. In onderstaande figuur wordt dit nader gevisualiseerd.
Situering haagbeuk (groene belijning)
Reliëf en ondergrond
Aangezien de kelder ondergronds wordt gerealiseerd, worden het bestaand reliëf en de ondergrond zo min mogelijk aangetast.
Rijk en gevarieerd cultuurhistorisch erfgoed
Van deze kernkwaliteit is ter plekke van onderhavig projectgebied geen sprake.
Natura2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. In Natura2000 gebieden worden bepaalde diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving beschermd door de biodiversiteit te behouden. Natura2000 gebieden worden beschermd door de 'Wet Natuurbescherming'. Het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied betreft het 'Geuldal'. Dit Natura-2000 gebied ligt op circa 3 kilometer ten westen van onderhavig projectgebied. Gelet op het feit dat ter plekke geen dierhuisvesting mogelijk wordt gemaakt en gelet op de ruimte afstand tot het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied, vormt het Natura 2000-gebied 'Geuldal' geen belemmeringen voor onderhavige ontwikkeling.
Ligging projectgebied (rode cursor) ten opzichte van Natura 2000-gebieden
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. In deze wet zijn de onderdelen uit de Europese Habitatrichtlijn en onder meer de Vogelrichtlijn, die de bescherming van soorten betreft, geïmplementeerd. De wet biedt ook het kader voor de bescherming van inheemse dier- en plantensoorten die geen bescherming genieten op grond van de Habitatrichtlijn. Er gelden een aantal verboden ter bescherming van beschermde dier- en plantensoorten.
Artikel 1.11 Wet natuurbescherming voorziet in een algemene verplichting voor een ieder om voldoende zorg te dragen voor Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden en voor in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving.
Ter plekke van de beoogde kelder en het met halfverharding te verharden buitenterrein is momenteel geen begroeiing aanwezig. Gelet op de terreingesteldheid ter plaatse is het dan ook niet te verwachten dat ter plekke beschermde soorten flora- en fauna voorkomen.
Het aspect natuurbescherming vormt geen belemmering voor voorliggend project.
Initiatiefnemer is voornemens om op de locatie Weiweg 8 te Bocholtz een kelder te realiseren en een gedeelte van het buitenterrein te verharden met halfverharding. Deze activiteiten zijn niet in overeenstemming met het bestemmingsplan 'Buitengebied 2016' waardoor moet worden afgeweken van het geldend planologisch-juridisch kader. Om deze ontwikkelingen mogelijk te maken, wordt toepassing gegeven aan de procedure voor het afwijken van het bestemmingsplan ex artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo. Dit is op basis van artikel 2.12, lid 1, onder a, sub 3 Wabo mogelijk indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
Ten behoeve van de afwijkingsprocedure is aldus een ruimtelijke onderbouwing vereist. Voorliggend document voorziet daarin.
Tegen de realisering van het project bestaat vanuit ruimtelijk en stedenbouwkundig oogpunt geen bezwaar aangezien aan de volgende uitgangspunten c.q. randvoorwaarden wordt voldaan:
Op grond van vorenstaande overwegingen kan worden geconcludeerd dat het voornemen niet bezwaarlijk is en voldoet aan een goede ruimtelijke ordening.