Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Thull
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0962.BPTHULL-VA01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Thull' met identificatienummer NL.IMRO.0962.BPTHULL-VA01 van de gemeente Beekdaelen.
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
 
1.3 aan huis gebonden bedrijf:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid dat op kleine schaal in een woning of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse, niet zijnde detailhandel, behoudens de ondergeschikte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten.
 
1.4 aan huis gebonden beroep:
een aan de (hoofd)bewoner gebonden dienstverlenend beroep, op medisch, para-medisch, administratief, academisch, kunstzinnig en daarmee gelijk te stellen gebied, dat op kleine schaal in een woning of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse, niet zijnde detailhandel, behoudens de ondergeschikte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten.
 
1.5 aanbouw/uitbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw, maar er functioneel onderdeel van uitmaakt.
 
1.6 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.7 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.8 achtererfgebied
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1,00 meter van de voorkant van het hoofdgebouw.
 
1.9 agrarisch hobbymatig gebruik:
het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren ondergeschikt aan de onderliggende bestemming.
 
1.10 ambulante handel:
de verkoop en het te koop aanbieden alsmede de uitstraling daarvan van waren aan consumenten buiten vestingen. Onder ambulante handel wordt mede verstaan (week)markten, standplaatsen en het venten:
  1. warenmarkt: gecombineerd verkooppunt van minimaal vijf kooplieden op door de gemeente vastgestelde plaats, dag en tijdstip;
  2. dagmarkt: warenmarkt gedurende ten minste 4 vastgestelde dagen per week, overwegend de hele dag (gemiddelde duur 9 uur per dag);
  3. weekmarkt: warenmarkt gedurende (meestal) een, (maar ook) twee of drie vastgestelde dag(en) per week, deels s' ochtends gehouden, deels s' middags gehouden en deels de hele dag (gemiddelde duur 5 uur per dag);
  4. standplaatsen: vaste verkoop plaats op een vastgesteld tijdstip;
  5. venters: kleinhandel waarbij de goederen aan willekeurige voorbijgangers worden aangeboden dan wel het huis aan huis aanbieden van goederen.
1.11 archeologisch monument
terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd archeologisch monument.
 
1.12 archeologische deskundige
de provinciaal, gemeentelijk of regionaal archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie.
 
1.13 archeologische verwachting
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten.
 
1.14 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden.
 
1.15 archeologische waarde
de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis.
 
1.16 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
1.17 bed & breakfast
het aanbieden van recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt binnen bestaande woningen gericht op kortdurend verblijf, niet zijnde de uitoefening van een hotel, pension of ander bedrijf. Hieronder wordt niet verstaan het overnachten, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijk of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.
 
1.18 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.
 
1.19 begane grond
het gedeelte van een gebouw dat gelijk is aan het natuurlijk oppervlak van het terrein, zonder enige kunstmatige verhoging c.q. verlaging. Is er sprake van hoogteverschillen in het terrein, dan geldt: de hoogte van het hoogst gelegen aansluitende maaiveld of de gemiddelde hoogte.
 
1.20 bestaand
  1. bij bouwwerken: bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning, tenzij in de regels anders is bepaald:
  2. bij gebruik: gebruik, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, tenzij in de regels anders is bepaald.
Het onder a en b bedoelde geldt moet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of beheersverordening.
 
1.21 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.22 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.23 bevoegd gezag
bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (als hoofdregel is dit het college van burgemeester en wethouders van Beekdaelen).
 
1.24 bijgebouw:
een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
 
1.25 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.26 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
 
1.27 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.28 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
 
1.29 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.30 bouwwerk, geen gebouw zijnde
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond dat een niet voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.31 buitenopslag/open opslag
het opslaan, of opgeslagen houden van voorwerpen, stoffen of producten en andere materialen op de onbebouwde gronden van de (agrarische) bedrijfspercelen, daaronder mede begrepen de uitstalling ten verkoop, verhuur en dergelijke.
 
1.32 carport
een bouwwerk met tenminste een dak en niet, of aan maximaal twee zijden van wanden voorzien, inclusief bestaande wanden, ten behoeve de stalling van (motor)voertuigen.
 
1.33 complementair daghorecabedrijf
een aan de hoofdfunctie ondergeschikt horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag, vanaf 10.00 uur tot 22.00 uur, verstrekken van dranken en etenswaren.
 
1.34 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat in de loop van de geschiedenis is ontstaan door het gebruik dat de mens van dat bouwwerk of gebied heeft gemaakt.
 
1.35 dak
een uitwendige scheidingsconstructie als bovenafsluiting van een bouwwwerk.
 
1.36 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop, te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, ter leasing, het verkopen, het verhuren en/of leveren, van goederen aan diegenen die, die goederen kopen respectievelijk huren, voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.37 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, mits deze inrichting in overeenstemming is met het bestemmingsplan.
 
1.38 erfafscheiding
afscheiding welke op een grens tussen twee erven is geplaatst.
 
1.39 erker
een ondergeschikte uitbouw op de begane grond van de woning, die strekt ter vergroting van het woongenot. Een erker is gelegen aan de verblijfsruimte en zorgt voor een verbijzondering van de voor- of zijgevel zonder de architectuur wezenlijk aan te tasten. Een erker heeft een diepte van maximaal 1,00 meter en is aan drie zijden geheel of gedeeltelijk voorzien van glas.
 
1.40 evenement
een activiteit in de openlucht van tijdelijke aard, dan wel in tenten of paviljoens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden en/of gericht op vermaak en ontspanning.
 
1.41 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt.
 
1.42 groenvoorzieningen
het geheel van aanplant in een gebied, dan wel het aanbrengen of voorzien van groen, waaronder mede begrepen tuinen, gazons, laanbeplanting, wegbermen, bomen, struiken, parken, bosschages.
 
1.43 hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
 
1.44 horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren en/of logies.
 
1.45 inwoning:
het bewonen van een woonruimte die deel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen, met dien verstande dat dit slechts toegestaan is in het hoofdgebouw, dan wel in met het hoofdgebouw verbonden bijbehorende bouwwerken en dat woningsplitsing en/of kamerbewoning niet toegestaan is.
 
1.46 kampeermiddelen
  1. een tent, een tentwagen, een kampeerauto, toercaravans, vouwwagens, campers of huifkarren;
  2. enig ander onderkomen of enig ander voertuig, gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 lid 1a van de Wabo een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is, een en ander voor zover genoemde onderkomens of voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtgebruik.
1.47 kinderopvang
opvang van meerdere kinderen binnen een gezinssituatie in een woning waar de gastouder zijn hoofdverblijf heeft, als bedoeld in artikel 1 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, alsmede als bedoeld in het Bouwbesluit.
 
1.48 maaiveld
bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft, zonder enige kunstmatige verhoging c.q. verlaging.
 
1.49 mantelzorg
zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie.
 
1.50 natuurbeheer
zorg voor onderhoud van het natuurlandschap.
 
1.51 natuurlijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
 
1.52 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.
 
1.53 omgevingsvergunning
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
 
1.54 ondergeschikte functie
een functie die qua omvang en uitstraling ondergeschikt is aan een op dezelfde plaats voorkomende (hoofd)functie, maar indien dat in de bestemmingsomschrijving niet expliciet is aangegeven aan die functie niet ten dienste hoeft te staan c.q. daar functioneel mee verbonden hoeft te zijn.
 
1.55 onderkomens
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief verblijf.
 
1.56 openbare nutsvoorziening
een gebouw of bouwwerk dat ten dienste staat van het openbaar energietransport dan wel de telecommunicatie, zoals een schakelkast, een elektriciteitshuisje en een verdeelstation.
 
1.57 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde met een dak, dat niet of slechts aan één zijde is voorzien van een (bestaande) wand.
 
1.58 parkeervoorzieningen
Een al dan niet overdekte c.q. ondergrondse stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer:
  1. openbare parkeerplaatsen: parkeerplaatsen die in beginsel openbaar toegankelijk zijn;
  2. particuliere parkeerplaatsen: parkeerplaatsen die in beginsel niet openbaar toegankelijk zijn, zoals bijvoorbeeld parkeerplaatsen op eigen terrein.
1.59 parkeren
het gedurende een aaneengesloten periode plaatsen van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt voor het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen.
 
1.60 peil
  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld.
1.61 permanente bewoning
bewoning door een persoon, gezin of andere groep van personen van een gebouw, dan wel een gedeelte daarvan als hoofdverblijf.
 
1.62 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
 
1.63 recreatieve bewoning
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie waarbij elders hoofdverblijf wordt gehouden.
 
1.64 ruimtelijke kwaliteit
de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte.
 
1.65 seksinrichting
de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waar in bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.66 sociale veiligheid
een ruimtelijke situatie die overzichtelijk, herkenbaar en sociaal controleerbaar is.
 
1.67 stedenbouwkundig beeld
het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte.
 
1.68 straatmeubilair
de op of bij de weg behorende bouwwerken, zoals verkeersgeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, parkeermeters, stadsplattegronden, oplaadpunten voor elektrische auto's zitbanken, bloem- en plantenbakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, kunstobjecten, draagconstructies voor reclame alsmede telefooncellen, abri's en andere, hiermee gelijk te stellen bouwwerken.
 
1.69 verbeelding
de weergave van de inhoud van een bestemmingsplan conform het gestelde in de Regeling Standaarden Ruimtelijke Ordening 2012. Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge wijze als de digitale wijze verstaan.
 
1.70 verkeersveiligheid:
de veiligheid voor het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers.
 
1.71 voorgevel
gevel van een gebouw die is gelegen aan de zijde van de weg of het water en die in ruimtelijk opzicht de voorkant van het gebouw vormt.
 
1.72 voorgevelrooilijn
(denkbeeldige) lijn waarin een (of meer) gevel(s) van een gebouw is (zijn) geplaatst en die is (zijn) doorgetrokken naar de zijdelingse perceelsgrenzen aan de zijde van de weg(en) grenzende perceelsgren(s)zen.
 
1.73 voorzieningen van openbare nut
voorzieningen zoals straatvoorzieningen voor afvalstoffen, transformatorhuisjes, schakelkasten, telefooncellen, wachthuisjes e.d.
 
1.74 Wabo
de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht welke op 1 oktober 2010 in werking is getreden.
 
1.75 water, watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die noodzakelijk zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterkering, waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit in verband met het ontvangen, vasthouden, infiltreren, bergen en afvoeren van hemelwater zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, etc.
 
1.76 weg
een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerplaatsen.
 
1.77 woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
 
1.78 woningsplitsing
het bouwkundig en functioneel splitsen van een bestaande woning in twee of meer zelfstandige woningen.
 
1.79 woonwagen
voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel kan worden geplaatst.
 
1.80 zend- en ontvangstinstallatie
een antenne-installatie, bestaande uit een mast met toebehoren, ten behoeve van mobiele telecommunicatie, met de daarbij behorende technische ruimten (gebouwen). Hieronder wordt niet begrepen een installatie ten behoeve van zendamateurs.
 
1.81 zolder
ruimte(n) in een gebouw die hoofdzakelijk is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht geen deel uitmaakt van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen; de zolder wordt niet als bouwlaag aangemerkt.
Artikel 2 Wijze van meten
 
2.1. Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.
 
b. het bebouwingspercentage:
het percentage van een bouwperceel dat met gebouwen mag worden bebouwd. Voor zover op de kaart bouwgrenzen zijn aangegeven wordt het bebouwingspercentage berekend over het gebied binnen de bouwgrenzen.
 
c. de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
d. de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
e. de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
f. de horizontale diepte van een gebouw:
de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel.
 
g. de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of) het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
h. de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:
de buitenwerks tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren gemeten grootste afstand.
 
i. de ondergeschikte bouwdelen:
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, tot een maximum van 2,00 m.
 
j. de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
vanaf peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
 
k. de oppervlakte van een bouwwerk:
Regels vastgesteldbestemmingsplan ‘Thull’
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
l. totaal vloeroppervlak:
het oppervlak van de begane grond en de verdieping(en) tesamen.
 
m. bruto vloeroppervlak:
de vloeroppervlakte van een ruimte, dan wel van meerdere ruimten van een gebouw. De oppervlakte van buitenruimten zoals loggia's, balkons, niet gesloten galerijen, dakterrassen en dergelijke worden niet tot de bruto vloeroppervlakte van een gebouw gerekend.
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Groen
 
3.1. Bestemmingsomschrijving
 
3.1.1 Algemeen
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen;
  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. openbare nutsvoorzieningen.
  4. straatmeubilair;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. paden, wegen, straten en pleintjes;
  7. een bronhuisje uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – bronhuisje’;
  8. maximaal 1 standplaats voor ambulante handel uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – ambulante handel’;
  9. vlaggenmasten.
3.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 12.2.
 
3.2. Bouwregels
 
3.2.1. Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. op of in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen toegelaten;
  2. de bouwhoogte ten behoeve van nutsvoorzieningen bedraagt maximaal 3 meter;
  3. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen bedraagt maximaal 15 m
  4. in afwijking van het hiervoor bepaalde mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – bronhuisje’ een bronhuisje worden gebouwd, met dien verstande dat voor het bronhuisje de bestaande maten gelden.
3.2.2. Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen binnen de gehele bestemming gebouwd worden met dien verstande dat:
  1. de bouwhoogte van vlaggenmasten en lantaarnpalen maximaal 8 meter bedraagt;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 2 meter bedraagt;
  3. overkappingen niet zijn toegestaan.
3.3. Nadere eisen
Niet van toepassing.
 
3.4. Afwijken van de bouwregels
Niet van toepassing.
 
3.5. Specifieke gebruiksregels
Niet van toepassing.
 
3.6. Afwijken van de gebruiksregels
Niet van toepassing.
 
3.7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Niet van toepassing.
 
3.8. Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Niet van toepassing.
 
3.9. Wijzigingsbevoegdheid
Niet van toepassing.
Artikel 4 Verkeer
 
4.1. Bestemmingsomschrijving
 
4.1.1. Algemeen
De voor ‘Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. verkeersdoeleinden;
  2. geluidwerende voorzieningen;
  3. groenvoorzieningen
  4. speelvoorzieningen;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. paden, wegen en straten;
  7. voorzieningen ten behoeve van fauna;
  8. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer – langzaam verkeer’, uitsluitend langzaam verkeer en inritten;
met daaraan ondergeschikt:
  1. straatmeubilair;
  2. kunstwerken;
  3. afvalinzameling;
  4. nutsvoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
  6. erfafscheidingen.
4.1.2. Dubbelbestemmingen en aanduidingen
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 12.2.
 
4.2. Bouwregels
 
4.2.1. Algemeen
Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd ten behoeve van nutsvoorzieningen, met dien verstande dat:
  1. de bouwhoogte van deze gebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter;
  2. de oppervlakte maximaal 15 m2 bedraagt.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde:
  1. noodzakelijk met het oog op de regeling van de veiligheid van het verkeer;
  2. ten behoeve van de verlichting van wegen, rijwiel- en voetpaden;
  3. behorende tot het straatmeubilair;
  4. ten behoeve van speelvoorzieningen;
  5. ten behoeve van het openbaar vervoer;
  6. ten behoeve van afvalinzameling, waarbij ten behoeve van de aangrenzende horecabestemming één niet overdekte containeropslag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer – containeropslag’ is toegestaan;
  7. kunstwerken, zoals bruggen en duikers;
  8. voorwerpen betreffende de beeldende kunsten;
  9. ten behoeve van onder- en/of bovengrondse voorzieningen voor de opvang en buffering van water;
  10. ten behoeve van de inrichting van parkeervoorzieningen;
  11. erfafscheidingen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer – erfafscheiding’.
4.2.3 Overige regels
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 15,00 meter met dien verstande dat:
  • de bouwhoogte van erfafscheidingen maximaal 2,00 meter mag bedragen;
  • de bouwhoogte van een niet overdekte containeropslag maximaal 1,80 meter mag bedragen;
  • de oppervlakte van een niet overdekte containeropslag maximaal 35 m2 mag bedragen.
4.3. Nadere eisen
Niet van toepassing.
 
4.4. Afwijken van de bouwregels
 
4.4.1. Afwijken van de bouwregels ten aanzien van het plaatsen van masten ten behoeve van telecommunicatie en alarmering
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.3 ten aanzien van het plaatsen van masten ten behoeve van telecommunicatie en alarmering, welke niet vergunningsvrij zijn, met dien verstande dat:
  1. deze passen binnen het stedenbouwkundige en landschappelijk beeld ter plaatse;
  2. belangen niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  3. de totale bouwhoogte van de antenne-installatie inclusief bebouwing niet meer dan 40,00 meter bedraagt;
  4. de antenne-installatie wordt afgeschermd door een erfafscheiding met een hoogte van minimaal 1,50 meter en maximaal 2,00 meter.
4.5 Specifieke gebruiksregels
 
4.5.1. Voorwaardelijke gebruiksbepaling
Het gebruik van de gronden voor de doeleinden zoals bedoeld in artikel 4.1 is uitsluitend toegestaan als uiterlijk 2 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan het landschapsplan, zoals opgenomen in bijlage 1, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer – landschappelijke inpassing’ is gerealiseerd en in stand wordt gehouden.
 
4.6. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Niet van toepassing.
 
4.7. Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Niet van toepassing.
 
4.8. Wijzigingsbevoegdheid
 
4.8.1. Wijziging in de bestemming 'Natuur'
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ‘Verkeer', voorzover tevens de dubbelbestemming 'Waarde – Ecologie’ geldt, wijzigen in de bestemming ‘Natuur' zoals bedoeld in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Schinnen’ en onder de volgende voorwaarden:
  1. het betreft reservaatgebieden of natuurontwikkelingsprojecten;
  2. een natuurbeschermingsorganisatie de gronden heeft verworven;
  3. de waarden van aangrenzende bestemmingen en de belangen van derden (waaronder agrarische) niet onevenredig worden geschaad;
  4. het natuurgebied dient in een zone van 10 meter direct langs agrarische percelen zodanig te worden ingericht dat hier geen hoog opgaande beplanting en dergelijke ontstaat (in het wijzigingsplan te waarborgen via een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werkzaamheden);
  5. er rekening wordt gehouden met de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Zuid Limburg.
Artikel 5 Wonen
 
5.1. Bestemmingsomschrijving
 
5.1.1. Algemeen
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. een openbaar parkeerterrein uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’.
met daaraan ondergeschikt:
  1. aan huis gebonden beroepen;
  2. bed & breakfast;
  3. mantelzorg;
  4. agrarisch hobbymatig gebruik;
  5. tuinen;
  6. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
  7. groenvoorzieningen;
  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.1.2. Dubbelbestemmingen en aanduidingen
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 12.2.
 
5.2. Bouwregels
 
5.2.1. Algemeen
Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. woningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  2. de daarbij behorende bijgebouwen;
  3. de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.
5.2.2. Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'
Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:
  1. binnen het bouwvlak mogen woningen de daarbij behorende bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
  2. het bouwvlak mag tot maximaal 100% worden bebouwd;
  3. per bouwvlak is het maximaal aantal woningen toegestaan dat op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is;
  4. de afstand van de woning tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 2,00 meter te bedragen, waarbij bijgebouwen niet worden meegerekend;
  5. voorgevels van de woning worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  6. de breedte van de woning mag maximaal 15 meter bedragen;
  7. de grenzen van het bouwvlak mogen worden overschreden door erkers, luifels, balkons en dergelijke mits
    1. de diepte gemeten vanaf de bouwvlakgrens niet meer dan 1,50 meter bedraagt;
    2. de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de breedte van de woning;
    3. de goothoogte maximaal gelijk is aan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer + 0,30 meter;
    4. met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - erker uitgesloten' erkers zijn uitgesloten;
  8. de goothoogte bedraagt maximaal 7,00 meter;
  9. de bouwhoogte bedraagt maximaal 12,00 meter;
  10. voor de maatvoering van bijgebouwen wordt verwezen naar artikel 5.2.3;
  11. voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt verwezen naar artikel 5.2.4.
5.2.3 Bijgebouwen
 
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:
  1. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en carports bij woningen mag maximaal 100 m
    2 bedragen, met dien verstande dat het bouwperceel voor maximaal 50% mag worden bebouwd;
  2. bijgebouwen worden plat of met een kap van maximaal 60° afgedekt;
  3. de goothoogte bedraagt maximaal 3,50 meter;
  4. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 5,00 meter;
  5. voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde wordt verwezen naar artikel 5.2.4;
  6. bijgebouwen en carports bij woningen moeten 1,00 meter achter de voorste grens van het bouwvlak opgericht worden en dienen binnen een afstand van maximaal 40 meter vanaf de bestaande achtergevel van het hoofdgebouw c.q. woning gesitueerd te worden, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' waar de situering van bijgebouwen naar plaats nader is bepaald en uitsluitend toegestaan zijn ter plaatse van deze aanduiding.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
  1. binnen de bestemming mogen bouwwerken, geen gebouw zijnde en carports worden gebouwd;
  2. carports worden op een afstand van minimaal 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd;
  3. de bouwhoogte van carports bedraagt maximaal 3,00 meter;
  4. bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen, kunstwerken, tuinornamenten en vlaggenmasten;
  5. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 5,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter mag bedragen.
5.3 Nadere eisen
 
5.3.1 Onderwerpen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
  1. de situering, de oppervlakte en de hoogte van bebouwing;
  2. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan.
  3. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  4. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
  5. de aard, situering en oppervlakte van verhardingen.
5.3.2 Toepassingscriteria
De in artikel 5.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:
  1. het stedenbouwkundig beeld;
  2. de verkeerssituatie;
  3. een goede parkeerbalans;
  4. de milieusituatie;
  5. de ruimtelijke kwaliteit;
  6. de sociale veiligheid;
  7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  8. instandhouding van omliggende waarden.
5.4 Afwijken van de bouwregels
 
5.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het overschrijden van het toegestane oppervlak aan bijgebouwen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.3, onder b ten behoeve van het overschrijden van het toegestane oppervlak aan bijgebouwen waarbij het meerdere aan bijgebouwen wordt gesloopt en 75% van het gesloopte oppervlak aan bijgebouw(en) mag worden teruggebouwd, met dien verstande dat op basis van een ontwikkelingsplan moet worden aangetoond dat er een extra kwaliteitsimpuls plaatsvindt, waarbij wordt ingegaan op onder andere de karakteristieken van de gebouwen, de situering, de inrichting van het perceel en de relatie met de omgeving.
 
5.4.2. Afwijking van de bouwregels ten behoeve van het toestaan van een grotere hoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens in hoeksituaties
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.4 onder e ten behoeve van het toestaan van een grotere hoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens in hoeksituaties, met dien verstande dat:
  1. de erfafscheiding voldoet aan redelijke eisen van welstand;
  2. de verkeersveiligheid gewaarborgd wordt;
  3. de erfafscheiding minimaal 3,00 meter achter de naar de weg gekeerde bouwgrens wordt gesitueerd.
5.5 Specifieke gebruiksregels
 
5.5.1 Strijdig gebruik
Onder gebruiken of laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
  1. het plaatsen van meer dan 1 onderkomen en/of kampeermiddel en van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;
  2. buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en anders dan bedoeld in artikel 5.1.1. (Buiten)opslag in bedrijfsmatige en/of hobbymatige vorm is op geen enkele wijze toegestaan;
  3. een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de woning en/of in de vrijstaande bijgebouwen, anders dan bedoeld in artikel 5.5.2 en 5.6.1;
  4. woningsplitsing;
  5. logiesruimte in vrijstaande bijgebouwen;
  6. recreatieve bewoning;
  7. detailhandel.
5.5.2 Aan huis gebonden beroepen
Een aan huis gebonden beroep is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
  1. een aan huis gebonden beroep wordt uitsluitend door de hoofdbewoner uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;
  2. maximaal 25% van het bebouwde oppervlak van de woning en de bijgebouwen, tot een maximum van 35 m2, wordt gebruikt voor een aan huis gebonden beroep;
  3. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet wezenlijk aangetast;
  4. de beroepsmatige activiteiten worden alleen uitgevoerd door de bewoner(s) van de woning;
  5. er is ten hoogste één reclame-uiting ter plaatse van de gevel of in de vorm van een zuil toegestaan met een maximale afmeting van 50 x 100 centimeter;
  6. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  7. de activiteit van het aan huis gebonden beroep valt niet onder de definitie van inrichting in de Wet milieubeheer;
  8. er vindt geen bedrijfsmatig opslag in de buitenlucht plaats;
  9. in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;
  10. er vindt geen zelfstandige detailhandel plaats, met uitzondering van detailhandel inherent aan het betreffende beroep gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10 m2 van de voor het aan huis gebonden beroep gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt.
5.5.3 Bed & breakfast
Bed & Breakfast bij een woning is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
  1. de bed & breakfast wordt uitsluitend uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;
  2. het pand heeft een minimale inhoud van 500 m³;
  3. ten hoogste worden 4 slaapplaatsen per bed & breakfast gerealiseerd;
  4. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet wezenlijk aangetast;
  5. de bed & breakfast wordt binnen de bestaande bebouwing gerealiseerd;
  6. er is ten hoogste één reclame-uiting ter plaatse van een gevel of in de vorm van een zuil toegestaan met een maximale afmeting van 50 x 100 centimeter;
  7. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  8. in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;
  9. de bed and breakfast kan door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet functioneren als een zelfstandige woning. Een aparte kookgelegenheid bij de bed and breakfast is niet toegestaan.
5.5.4 Kinderopvang
Kinderopvang bij een woning is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
  1. de kinderopvang wordt uitsluitend uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;
  2. maximaal 25% van het bebouwde oppervlak van de woning en de bijgebouwen, tot een maximum van 35 m2, wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep;
  3. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet wezenlijk aangetast;
  4. de beroepsmatige activiteiten worden alleen uitgevoerd door de bewoner(s) van de woning;
  5. er is ten hoogste één reclame-uiting ter plaatse van een gevel of in de vorm van een zuil toegestaan met een maximale afmeting van 50 x 100 centimeter;
  6. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  7. in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast.
5.5.5 Mantelzorg/inwoning
Mantelzorg/inwoning bij een woning is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
  1. de mantelzorgvoorziening is bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;
  2. de behoefte aan mantelzorg is aangetoond;
  3. er ontstaat geen zelfstandige woning;
  4. het oppervlak van de mantelzorgvoorziening bedraagt maximaal 80 m²;
  5. de mantelzorgvoorziening vormt qua ligging een ruimtelijke eenheid met de woning;
  6. de mantelzorgvoorziening leidt niet tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
  7. zodra de noodzaak van de mantelzorgvoorziening is komen te vervallen, wordt het gebruik als woonruimte beëindigd.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
5.6.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van aan huis verbonden bedrijven
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 5.5, ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf met dien verstande dat:
  1. het aan huis gebonden bedrijf uitsluitend wordt uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;
  2. maximaal 25% van het bebouwde oppervlak van de woning en de bijgebouwen, tot een maximum van 35 m2, wordt gebruikt voor een aan huis gebonden bedrijf;
  3. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;
  4. de beroepsmatige activiteiten alleen worden uitgevoerd door de bewoner(s) van de woning;
  5. er ten hoogste één reclame-uiting ter plaatse van de gevel of in de vorm ven een zuil is toegestaan met een maximale afmeting van 50 x 100 centimeter;
  6. het gebruik geen (ernstige of onevenredige) hinder oplevert voor het woonmilieu en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de omgeving;
  7. de activiteit van het aan huis gebonden bedrijf niet valt onder de definitie van inrichting in de Wet milieubeheer;
  8. er geen bedrijfsmatige opslag in de buitenlucht plaatsvindt;
  9. in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;
  10. er geen zelfstandige detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van detailhandel inherent in aan het betreffende bedrijf gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10 m2 van de voor het aan huis verbonden bedrijf gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt.
5.6.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van detailhandel als ondergeschikte activiteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 5.5.1, ten behoeve van het gebruik voor detailhandel als ondergeschikte activiteit, met dien verstande dat:
  1. de voorziening qua locatie en aard binnen het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid past;
  2. de ondergeschikte detailhandel uitsluitend wordt uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;
  3. maximaal 25% van het bebouwde oppervlak van de woning en de bijgebouwen, tot een maximum van 35 m2, mag worden gebruikt als verkoopruimte en productieruimte;
  4. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;
  5. de detailhandel activiteiten alleen worden uitgevoerd door de bewoner(s) van de woning;
  6. etalages niet zijn toegestaan;
  7. verkoopruimten enkel toegestaan zijn op de begane grond;
  8. er ten hoogste één gevelreclame-uiting toegestaan is tot een afmeting van maximaal 50 x 100 centimeter;
  9. het gebruik geen (ernstige of onevenredige) hinder oplevert voor het woonmilieu en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de omgeving;
  10. verkoop van producten met veiligheidsrisico's niet is toegestaan;
  11. vrachtverkeer ten behoeve van bevoorrading niet is toegestaan;
  12. in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;
  13. een onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. de verkeersveiligheid;
    2. het woon- en leefklimaat;
    3. de milieusituatie;
    4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.6.3 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van samenvoegen van woningen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 5.5.1, ten behoeve van het samenvoegen van woningen, met dien verstande dat:
  1. de samenvoeging vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
  2. de verschijningsvorm van karakteristieke bebouwing niet mag worden aangetast;
  3. de inhoud en oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet worden vergroot;
  4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. de verkeersveiligheid;
    2. het woon- en leefklimaat;
    3. de milieusituatie;
    4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Niet van toepassing.
 
5.8. Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Niet van toepassing.
Artikel 6 Waarde - Archeologie 2
 
6.1. Bestemmingsomschrijving
 
6.6.1. Algemeen
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden (waarbij een middelhoge verwachtingswaarde van toepassing is).
 
6.6.2. Bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 12.2.
 
6.2. Bouwregels
 
6.2.1. Onderzoek ten behoeve van verlenen omgevingsvergunning voor het bouwen
Voor aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 1.000 m² en de bodem voor meer dan 0,40 meter beneden het maaiveld wordt verstoord, dient door de door de aanvrager een aanvullend en/of definitief archeologisch rapport te worden overgelegd waarin, naar het oordeel van het bevoegd gezag:
  1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld en;
  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard of gedocumenteerd, dan wel:
  3. in voldoende mate is aangegeven dat de archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel niet (meer) aanwezig zijn.
6.2.2. Voorwaarden verlening omgevingsvergunning voor het bouwen
Indien uit het in artikel 6.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
6.3. Nadere eisen
Niet van toepassing.
 
6.4. Afwijken van de bouwregels
Niet van toepassing.
 
6.5. Specifieke gebruiksregels
Niet van toepassing.
 
6.6. Afwijken van de gebruiksregels
Niet van toepassing.
 
6.7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
6.7.1. Vergunningsplicht
Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  2. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
  3. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
voorzover de ingreep dieper gaat dan 0,40 meter beneden het maaiveld en een grotere oppervlakte dan 1000 m² beslaat.
 
6.7.2. Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 6.7.1. is niet van toepassing, indien:
  1. door middel van een aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is aangegeven dat de archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel niet (meer) aanwezig zijn;
  2. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  3. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd;
  4. de werken en werkzaamheden worden verricht in het kader van een aanvullend of definitief archeologisch onderzoek;
  5. het gaat om ploegwerkzaamheden op bestaande landbouwgronden met een maximale verstoringsdiepte tot 50 cm.
6.7.3. Toepassingscriteria
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 6.7.1 zijn slechts toelaatbaar indien mede op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
 
6.7.4. Onderzoeksplicht
De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.7 die betrekking heeft op gronden, die zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 2' dient een rapport te overleggen waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:
  1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgelegd, en;
  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd, dan wel;
  3. in voldoende mate is aangegeven dat de archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel niet (meer) aanwezig zijn.
6.7.5. Voorschriften omgevingsvergunning
Indien uit het in artikel 6.7.4. genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
6.8. Omgevingsvergunning voor het slopen van een werk
Niet van toepassing.
 
6.9. Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming 'Waarde – Archeologie 2’ geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
3 Algemene regels
 
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
 
8.1. Algemeen gebruiksverbod
 
Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit bestemmingsplan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).
 
8.2. Strijdig gebruik
Onder gebruiken of laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
  1. een seksinrichting of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  2. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  3. straat- en raamprostitutie;
  4. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens.
Artikel 9 Algemene aanduidingsregels
 
9.1. Milieuzone – rijksbufferzone
 
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone- rijksbufferzone' zijn mede bestemd voor behoud van het open landschap en ruimte voor recreatie. In dit kader is het verboden om grootschalige bebouwing op te richten zoals glastuinbouw, gebouwen ten behoeve van intensieve veehouderij en grootschalige recreatieve voorzieningen.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
 
10.1. Meetverschillen
 
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de aangeduide bouwgrenzen indien een meetverschil of onnauwkeurigheid ten opzichte van de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft, mits de afwijking maximaal 3,00 meter bedraagt.
 
10.2. Maatvoering
 
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de voorgeschreven minimum en maximum maatvoering, voor zover daarvoor geen bijzondere afwijkingsmogelijkheden voor de bouwregels binnen de regels zijn opgenomen, met dien verstande dat niet meer dan 10% van de aangegeven maatvoeringen mag worden afgeweken en sprake is van bouwkundige noodzaak.
 
10.3. Kleine bouwwerken van openbaar nut
 
Het bevoegd gezag kan, behoudens op de voor de voor 'Natuur' aangewezen gronden en met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen en (gebieds)aanduidingen, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de bouw- en/of gebruiksregels voor het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, pinautomaten, afval- en glascontainers en dergelijke, met dien verstande dat:
  1. de oppervlakte maximaal 15 m2 mag bedragen;
  2. de goothoogte maximaal 3,50 meter mag bedragen;
  3. de bouwhoogte maximaal 5,00 meter mag bedragen.
10.4. Evenementen
 
Het bevoegd gezag kan, behoudens op de voor de voor 'Natuur' aangewezen gronden en met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen en (gebieds)aanduidingen, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels van het plan ten aanzien van het toestaan van evenementen die met een zekere regelmaat plaatsvinden en een planologische relevantie hebben vanwege de duur van de activiteit, waaronder het opbouwen en afbreken en/of vanwege de omvang van de activiteit, waaronder het aantal deelnemers/toeschouwers, mits:
  1. de evenementen zijn toegestaan overeenkomstig de bepalingen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV);
  2. het evenement maximaal 15 dagen duurt, inclusief het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement;
  3. per kern een locatie niet meer dan 3 maal per jaar voor een evenement wordt gebruikt;
  4. er geen horeca ter plaatse plaatsvindt, anders dan inherent aan het toegestane evenement;
  5. er geen detailhandel ter plaatse plaatsvindt, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement, met uitzondering van vlooien- en/of rommelmarkten;
  6. in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien;
  7. aan de van toepassing zijnde milieuwet- en regelgeving wordt voldaan;
  8. het evenement niet leidt tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap en de aanwezige natuurlijke en met de stiltegebieden samenhangende waarden niet worden geschaad;
  9. geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan;
  10. de verkeershinder beperkt blijft dan wel voorzien wordt in alternatieve routes;
  11. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 11 Algemene procedureregels
 
11.1. Procedure nadere eisen
 
Bij het stellen van nadere eisen, worden in ieder geval de volgende procedureregels in acht genomen:
  1. het vastgesteld-besluit ligt, met de daarop betrekking hebbende stukken, gedurende twee weken voor belanghebbenden ter inzage;
  2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen die in de gemeente worden verspreid of op een andere geschikte wijze;
  3. in deze kennisgeving wordt vermeld dat belanghebbenden gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent de aanvraag of het vastgesteldbesluit kunnen indienen bij burgemeester en wethouders;
  4. indien tegen het vastgesteldbesluit zienswijzen naar voren zijn gebracht, wordt het besluit met redenen omkleed;
  5. burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 12 Overige regels
 
12.1. Wettelijke regelingen
 
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luidden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
 
12.2. Voorrangsregels
 
12.2.1. Voorrang dubbelbestemming
In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming gaat het belang van de dubbelbestemming voor.
 
12.2.2. Onderlinge relatie dubbelbestemmingen
Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen geldt dat dubbelbestemmingen gericht op het instandhouden of ontwikkelen van het groene karakter en het voorkomen van bebouwing voorgaan boven dubbelbestemmingen met bebouwing. In concreto wordt in afnemende mate prioriteit verleend aan de dubbelbestemming:
  1. Waarde – Archeologie 1;
  2. Waarde – Archeologie 2;
  3. Leiding – Gas;
  4. Waterstaat – Waterlopen.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
 
13.1. Overgangsrecht bouwwerken
  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan tengevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a. met maximaal 10%;
  3. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2. Overgangsrecht gebruik
  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. dit lid onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan ‘Thull’.