direct naar inhoud van Artikel 23 Verkeer - Railverkeer
Plan: Kernen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0962.BP11002-VA01

Artikel 23 Verkeer - Railverkeer

23.1 Bestemmingsomschrijving
23.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. spoorwegvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. perrons;
    • 2. wegen en paden;
    • 3. groenvoorzieningen;
    • 4. parkeervoorzieningen;
    • 5. nutsvoorzieningen;
    • 6. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.
23.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 38.2.

23.2 Bouwregels
23.2.1 Algemeen

Op de voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 23.1 genoemde bestemming;
  • b. de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.
23.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak wordt voor maximaal 100% bebouwd;
  • c. gebouwen worden plat of met een kap van maximaal 60° afgedekt;
  • d. de goothoogte bedraagt maximaal 7,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;
  • e. de bouwhoogte bedraagt maximaal 12,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de aangeduide maximale bouwhoogte geldt;
  • f. voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt verwezen naar artikel 23.2.3.
23.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
  • a. buiten het bouwvlak mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd die noodzakelijk zijn met het oog op de regeling van de veiligheid van het (rail)verkeer, dan wel ten behoeve van nutsvoorzieningen;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter;
  • c. de oppervlakte van gebouwen bedraagt maximaal 15 m2;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 5,00 meter, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 2,00 meter bedraagt;
    • 2. bovenleidingen, palen en (licht)masten, waarvan de bouwhoogte maximaal 10,00 meter bedraagt.
23.3 Nadere eisen
23.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de hoogte van bebouwing;
  • b. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met nieuwe bebouwing;
  • d. de aard, situering en oppervlakte van verhardingen.
23.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 23.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. een goede parkeerbalans;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • i. instandhouding van omliggende waarden.
23.4 Afwijken van de bouwregels
23.4.1 Afwijken van de bouwregels ten aanzien van het plaatsen van masten ten behoeve van telecommunicatie en alarmering

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 23.2.3 ten aanzien van het plaatsen van masten ten behoeve van telecommunicatie en alarmering, welke niet vergunningsvrij zijn, met dien verstande dat:

  • a. deze passen binnen het stedenbouwkundige en landschappelijk beeld ter plaatse;
  • b. belangen niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • c. de totale bouwhoogte van de antenne-installatie inclusief bebouwing niet meer dan 40,00 meter bedraagt;
  • d. de antenne-installatie wordt afgeschermd door een erfafscheiding met een hoogte van minimaal 1,50 meter en maximaal 2,00 meter.
23.5 Specifieke gebruiksregels
23.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;
  • b. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste en vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
23.6 Afwijken van de gebruiksregels

Niet van toepassing.

23.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Niet van toepassing.

23.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing.

23.9 Wijzigingsbevoegdheid

Niet van toepassing.