direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Herziening paraplubestemmingsplan kamerverhuur en ministudio's
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0957.BP00000310-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding planherziening

Van 1 augustus 2012 tot 1 juli 2019 was de Huisvestingsverordening Roermond van kracht. Het doel van deze verordening was het spreiden en tegengaan van kamerverhuurpanden, ter bescherming van de leefbaarheid in de omgeving van deze panden. Na afloop van deze periode was het wettelijk niet meer mogelijk de verordening te verlengen, dan wel opnieuw vast te stellen.

Het is vanwege leefbaarheidsaspecten wenselijk na het aflopen van de verordening kamerverhuur ruimtelijk te blijven reguleren. Omdat (concentraties van) zogenaamde ministudio's (kleine appartementen met een gebruiksoppervlak tot 60 m2) een vergelijkbaar effect op de leefbaarheid kunnen hebben is hiervoor, voor zover de diverse bestemmingsplannen daar nog niet voorzien, ook regulering wenselijk. Een zogenaamd 'paraplubestemmingsplan' in samenhang met een bijbehorend uitvoeringsbeleid is hiervoor het meest geëigende middel.

Met een paraplubestemmingsplan kunnen in één keer meerdere bestemmingsplannen gedeeltelijk worden herzien: op één of meer aspecten kunnen deze onderliggende bestemmingsplannen worden aangepast. Behalve de aspecten die met een paraplubestemmingsplan worden aangepast, blijven de onderliggende bestemmingsplannen voor het overige gewoon van kracht. Een paraplubestemmingsplan betreft dus een aanvullende planologische regeling bovenop de reeds voor het plangebied geldende bestemmingsplannen.

Het bovenstaande in overweging nemend, heeft de Raad van de gemeente Roermond op 6 juni 2019 het bestemmingsplan 'Paraplubestemmingsplan kamerverhuur en ministudio's' vastgesteld. Voornoemd bestemmingsplan verbiedt het realiseren van kamerwoningen en ministudio's voor het gehele gemeentelijk grondgebied. Tegen de vaststelling van dit bestemmingsplan is beroep aangetekend en een voorlopige voorziening aangevraagd. Op 14 oktober 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan gedeeltelijk geschorst. De schorsing betreft alleen de regeling uit het paraplubestemmingsplan die gaat over het realiseren van nieuwe ministudio's.

De belangrijkste redenen voor de gedeeltelijke schorsing waren dat:

  • 1. aan het categorisch verbod om ministudio's te mogen realiseren geen onderzoek ten grondslag was gelegd, waarom ministudio's op concrete locaties ruimtelijk onaanvaardbaar zijn, en;
  • 2. dat voornoemd bestemmingsplan niet voorzag in een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid, waarmee onder omstandigheden aan dergelijke bouwplannen medewerking zou kunnen worden verleend.

Bij deze overwegingen heeft de voorzieningenrechter betrokken dat niet is ingegaan op de stelling van appellant/verzoeker, dat dat bewoning van panden leidt tot 'eigenaarschap' en daarmee tot een verbetering van de leefbaarheid.

Met voorliggend bestemmingsplan 'Herziening paraplubestemmingsplan kamerverhuur en ministudio's' wordt invulling gegeven aan de overwegingen van de voorzieningenrechter. Na vaststelling vervangt dit bestemmingsplan, met een herziene regeling en motivatie, het 'originele' paraplubestemmingsplan.

1.2 Ligging, begrenzing en juridische status van het plangebied

Dit paraplubestemmingsplan geldt voor het hele grondgebied van de gemeente Roermond.

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000310-VG01_0001.png"

Op het gemeentelijk grondgebied zijn diverse onherroepelijke bestemmingsplannen van toepassing. In de (bijlage van de) planregels van dit bestemmingsplan is aangegeven welke onderliggende bestemmingsplannen met dit parapubestemmingsplan gedeeltelijk worden herzien.

Het overzicht van de geldende bestemmingsplannen geeft de situatie aan op de datum van de tervisielegging van het vastgesteld bestemmingsplan. Voor bestemmingsplannen die na deze datum worden vastgesteld (of al zijn vastgesteld, maar nog niet in werking zijn getreden) geldt het parapblubestemmingsplan niet. In nieuwe bestemmingsplannen zal een regeling vergelijkbaar met dit paraplubestemmingsplan worden opgenomen.

1.3 Bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan 'Herziening paraplubestemmingsplan kamerverhuur en ministudio's' bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding;
  • regels;
  • toelichting.

De regels en de verbeelding vormen de juridisch bindende onderdelen van het bestemmingsplan. In de planregels is beschreven welke (en op welke wijze) de onderliggende bestemmingsplannen worden aangepast en aangevuld. In deze toelichting is de beleidsmatige onderbouwing van het paraplubestemmingsplan opgenomen.

1.4 Leeswijzer

De toelichting op dit bestemmingsplan bestaat uit 4 hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 de beleidsmatige onderbouwing van het plan. In hoofdstuk 3 wordt de feitelijke en juridische planopzet behandeld. In dit hoofdstuk wordt de wijze van bestemmen verklaard. Daarnaast wordt beschreven hoe de verbeelding en de regels zijn opgebouwd en welke bestemmingen in het plan voorkomen. Tot slot beschrijft hoofdstuk 4 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Beleidsmatige onderbouwing

2.1 Inleiding

Dit hoofdstuk bevat een nadere beleidsmatige onderbouwing van het paraplubestemmingsplan. Er wordt toegelicht waarom het planologisch-juridisch reguleren van nieuwe kamerwoningen en ministudio's wenselijk en noodzakelijk is.

Het doel van het reguleren is het garanderen van een goed woon- en leefklimaat, en het beschermen van de leefbaarheid. Met de term leefbaarheid wordt in dit bestemmingsplan gedoeld op de fysieke en sociale kwaliteit van de (woon)omgeving, en de mate van overlast en (on)veiligheid die daarin wordt ervaren. Voorliggend bestemmingsplan reguleert het toevoegen van nieuwe kamerwoningen op gemeenteniveau, en het toevoegen van nieuwe ministudio's op (CBS) buurtniveau.

In het bestemmingsplan is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen, waarmee medewerking kan worden verleend aan plannen voor kamerverhuur en/of ministudio's die ruimtelijk aanvaardbaar worden geacht. Bij dergelijke initiatieven zal een afweging op maat moeten worden gemaakt. De voorwaarden waaronder medewerking kan worden verleend, zijn in de afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Deze voorwaarden zijn beschreven in paragraaf 2.3.

Een van de voorwaarden die aan de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid worden gesteld, is dat toevoegen van nieuwe kamerwoningen en/of ministudio's niet mag leiden tot een dreigende onaanvaardbare aantasting van de leefbaarheid in hun omgeving. Hiertoe is een uitvoeringsbeleid opgesteld, aan de hand waarvan de mogelijke gevolgen op de leefbaarheid in de omgeving van dergelijke nieuwe initiatieven kunnen worden ingeschat. Dit uitvoeringsbeleid zal als beleidsregel worden vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders. Het uitvoeringsbeleid wordt eveneens nader toegelicht in paragraaf 2.3.

2.2 Regulering kamerwoningen en ministudio's

Regulering: juridisch kader op grond van de Wet ruimtelijke ordening

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in diverse uitspraken overwogen dat de gevolgen van woningsplitsing ruimtelijk relevant kunnen worden geacht voor, en van invloed kunnen zijn op het woon- en leefklimaat van de omgeving, onder meer wat betreft de aspecten parkeerdruk en (geluid)hinder. Dit volgt bijvoorbeeld uit de uitspraken van 12 februari 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:405) en 8 juli 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:2171). Met woningsplitsing wordt in deze context niet slechts gedoeld op het splitsen van woningen in onzelfstandige woningen (kamerwoningen), maar ook op (de mogelijkheden tot) het splitsen van bestaande woningen in meerdere kleinere zelfstandige woningen. Dit volgt bijvoorbeeld uit de uitspraak van 16 maart 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BP7814), waaruit volgt dat het aantal bewoners van een pand dat voor kamerverhuur is bestemd ruimtelijk relevant kan worden geacht voor en van invloed kan zijn op het woon- en leefklimaat in de omgeving. Uit de uitspraak van 23 oktober 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:1669) volgt dat dit ook geldt voor woningsplitsing. Tot slot heeft de Afdeling in haar uitspraak van 3 juni 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:1758) geoordeeld, dat een paraplubestemmingsplan waarmee het splitsen van bestaande panden tot woningen van kleiner dan 50 m2 wordt verboden, strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Dit onder andere gelet op het verschil in ruimtelijke uitstraling dat kleine appartementen hebben in vergelijking met reguliere eengezinswoningen. Ook in zijn uitspraak van 14 oktober 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling overwogen dat het aantal bewoners in een pand in beginsel ruimtelijk relevant kan zijn, omdat dit van invloed kan zijn op het woon- en leefklimaat van de omgeving.

Wenselijkheid regulering kamerverhuur en ministudio's met voorliggend paraplubestemmingsplan

Een van de leefbaarheidseffecten van panden met kamerbewoning is, dat deze kunnen leiden tot een onveiligheidsgevoel en overlastbeleving in hun omgeving. In de praktijk is gebleken dat er ook andere vormen van woningen worden aangevraagd en gerealiseerd die vergelijkbare effecten kunnen hebben op het woon- en leefklimaat als panden met kamerverhuur. Dit betreft kleine zelfstandige appartementen, met een eigen keuken en sanitaire voorziening. Deze kleine appartementen worden ook wel aangeduid als ministudio's. Hoewel ministudio's door de aanwezigheid van een eigen keuken en douche als zelfstandige appartementen worden gezien, is het in de praktijk een tussenvorm tussen kamerverhuur en appartementen met een grotere omvang (met meerdere kamers). De risico's voor de leefbaarheid worden groter, naarmate het aantal kleinschalige woonvormen in een bepaalde buurt verhoudingsgewijs toeneemt (een risico op overconcentratie). Dit risico wordt met voorliggend paraplubestemmingsplan ingeperkt.

Naast het feit dat het toevoegen van een groot aantal kleine woningen in een bepaalde straat of buurt een druk kan leggen op de leefbaarheid (zeker als dit in een kort tijdsbestek gebeurd), kennen kleine, en daarmee vaak goedkopere huurwoningen zoals kamers en ministudio's, doorgaans een hoge mutatiegraad. Een hoge mutatiegraad zorgt voor minder stabiliteit in de buurt, doordat de bewoners die korte tijd verblijven in een buurt zich minder verbonden voelen met die buurt. Omgekeerd voelen bewoners die langer op een bepaalde locatie wonen, zich ook meer verantwoordelijk voor hun buurt. Het behoud van dezelfde bewoners in een buurt komt doorgaans de sociale structuur en de leefbaarheid ten goede.

Het voorkomen van overconcentratie van met name kamerverhuurpanden wordt ook van belang geacht in het kader van de woonsituatie van de bewoners van het pand zelf: doordat deze woningtypes dikwijls in het goedkopere segment voorzien, heeft dit een aantrekkingskracht voor bijzondere doelgroepen. Concentratie van dergelijke doelgroepen komt een duurzame en stabiele toekomstsituatie voor de bewoners in kwestie over het algemeen niet ten goede.

De gemeente Roermond kent een relatief grote regionale instroom van éénpersoonshuishoudens. Daarnaast is de concentratie van bijzondere doelgroepen, zoals statushouders en kwetsbare burgers, in Roermond naar verhouding groot. De centrale ligging, de beschikbaarheid van vastgoed en de aanwezigheid van zorg- en maatschappelijke voorzieningen met een regionale functie, leiden er toe dat Roermond een zekere aantrekkelijkheid kent voor ontwikkeling van complexen met kleine eenheden voor éénpersoonshuishoudens. Deze combinatie kan leiden tot een aantasting van de leefbaarheid.

Uitgangspunt is dat er een vergunningenstelsel van toepassing blijft voor onzelfstandige bewoning, en dat een voor bepaalde buurten een dergelijk vergunningstelsel wordt geïntroduceerd voor mini-studio's.

Het merendeel van de huidige bestemmingsplannen staat het toevoegen van nieuwe kamerwoningen niet toe. De vraag of het toevoegen van kamerwoningen wel of niet is toegestaan, is afhankelijk van de gebruikte definities en de omschrijving van de functie 'wonen' in deze bestemmingsplannen. Voor zover het toevoegen van nieuwe kamerwoningen in de huidige bestemmingsplannen is uitgesloten, is niet geregeld onder welke voorwaarden dit eventueel wel kan worden toegestaan (de huisvestingsverordening bevatte wel dergelijke voorwaarden). Tevens zijn er ook bestemmingsplannen met een andere regeling, op grond waarvan kamerverhuur niet is uitgesloten (o.a. het bestemmingsplan 'Binnenstad Roermond'). Een en ander betekent dat met de huidige bestemmingsplannen kamerverhuur niet volledig en eenduidig gereguleerd is. Zoals hiervoor beschreven is het wel wenselijk dit te regelen.

Voor ministudio's geldt dat in de bestemmingsplannen waar het toevoegen van woningen rechtstreeks is toegestaan, het op dit moment niet mogelijk de realisatie van dergelijke woningen te reguleren. Dit geldt bijvoorbeeld voor diverse bestemmingen in de bestemmingsplan 'Binnenstad Roermond'. Mede om deze reden is in de binnenstad een grote concentratie van ministudio's aan het ontstaan. Ook ten aanzien van ministudio's is vanuit leefbaarheidsoverwegingen een reguleringsinstrument derhalve wenselijk.

Regulering kamerverhuur

Een kamerwoning kan worden gedefinieerd als een onzelfstandige wooneenheid die geen eigen toegang heeft en welke niet kan worden bewoond, zonder afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten die wooneenheid (zoals bijvoorbeeld een gedeelde badkamer of keuken). Kamerverhuur betreft een woonvorm waarbij in een pand sprake is van meerdere kamerwoningen.

Met dit paraplubestemmingsplan wordt inzake kamerwoningen in feite de lijn voortgezet die is ingezet met de Huisvestingsverordening Roermond. Op grond van de voormalige huisvestingsverordening (die zoals aangegeven in paragraaf 1.1 afliep op 1 juli 2019) was het in de wijken Roermondse Veld, Sterrenberg, Vliegeniersbuurt, Componistenbuurt, Kastelenbuurt, Kemp, Tegelarijeveld en Hoogvonderen niet toegestaan om zelfstandige woonruimte om te zetten in onzelfstandige woonruimte (kamerwoningen). Voor de overige gebieden was het toevoegen van kamerverhuur conform de verordening alleen onder voorwaarden mogelijk. Dit houdt in dat het in de gehele gemeente Roermond niet was toegestaan zonder omgevingsvergunning een zelfstandige woonruimte om te zetten in een onzelfstandige woonruimte. Een aanvraag kon worden geweigerd als vaststond of redelijkerwijs moest worden aangenomen dat verlening van de omgevingsvergunning zou leiden tot een ontoelaatbare inbreuk op een geordend woon- en leefklimaat, veiligheid of gezondheid in de omgeving van het gebouw, waarop de aanvraag betrekking had.

Het ongeclausuleerd realiseren van nieuwe kamerwoningen in één enkel pand kan al significante leefbaarheidseffecten hebben op de omgeving van dat betreffende pand. De ervaringen die met de huisvestingsverordening zijn, geven geen aanleiding om van de met de verordening samenhangende systematiek af te wijken. Daarom wordt in voorliggend paraplubestemmingsplan, overeenkomstig de voormalige huisvestingsverordening maar met een nieuw instrumentarium, voor het hele gemeentelijk grondgebied geregeld dat niet is toegestaan nieuwe kamerwoningen of kamerverhuurpanden te realiseren.

De planregels bevatten afwijkingsbevoegdheden, waarmee onder voorwaarden medewerking kan worden verleend aan bouwplannen die nieuwe kamerwoningen bevatten. De binnenplanse afwijkingsbevoegdheden worden verder toegelicht in paragraaf 2.3

Regulering ministudio's

Als ministudio worden in aangemerkt woningen (appartementen) met een gebruiksvloeroppervlakte van minder dan 60 m2. Een woning met een oppervlakte die kleiner is dan

deze ondergrens wordt geacht een ministudio of klein appartement te zijn, waarvoor het paraplubestemming van toepassing is. Deze ondergrens is in de eerste plaats bepaald aan de hand van de laatst bekende gemiddelde oppervlakte van kleine(re) appartementen in de gemeente Roermond. Die gemiddelde oppervlakte bedraagt 64 m² (bij particuliere verhuurders) en 67 m² (bij corporaties). Daarnaast is van belang dat uit de praktijk blijkt dat het merendeel van de aanvragen voor kleinere appartementen ziet op woningen met een oppervlak tussen de 40 en 60 m2. Tot slot is van belang dat leefbaarheidsknelpunten met name worden ervaren in gebieden waar een concentratie bestaat (of aan het ontstaan is) van deze kleinere woonruimten. De ondergrens betreft een realistische middeling tussen deze oppervlaktes.

In de uitspraak van 14 oktober 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling geconstateerd dat ten behoeve van het 'Paraplubestemmingsplan kamerverhuur en ministudio's' geen onderzoek is uitgevoerd om te bepalen op welke concrete locaties ministudio's ruimtelijk onaanvaardbaar zijn. Naar aanleiding van deze overweging zijn de leefbaarheidskenmerken van de gemeente Roermond op basis van diverse kencijfers en publicaties verder beschouwd. Op basis hiervan kan een nadere afweging worden gemaakt ten aanzien van de locaties waar het realiseren van ministudio's in beginsel niet (langer) wenselijk is.

Leefbaarometer

Een eerste belangrijke indicatie van de leefbaarheid (en de ontwikkeling daarvan) binnen de gemeente Roermond wordt gevormd door de Leefbaarometer van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. In de Leefbaarometer wordt de leefbaarheid in alle bewoonde wijken, buurten en straten in Nederland gemonitord. Om leefbaarheid in beeld te brengen wordt gebruik gemaakt van 100 indicatoren, onderverdeeld in 5 dimensies. De volgende 5 dimensies worden onderscheiden:

  • Woningen
  • Bewoners
  • Voorzieningen
  • Veiligheid
  • Fysieke omgeving

Op diverse schaalniveaus kunnen de leefbaarheidsscores voor de diverse gemeentes in Nederland (waaronder de gemeente Roermond) worden geraadpleegd, waarbij de leefbaarheid zowel wordt uitgedrukt als een totaalscore op basis van de 5 dimensies, als in deelscores voor ieder van de deze dimensies afzonderlijk. Deze deelscores geven de verhouding tot het landelijk gemiddelde aan.

Zoals al aangegeven wordt met de term leefbaarheid in dit bestemmingsplan gedoeld op de fysieke en sociale kwaliteit van de (woon)omgeving, en de mate van overlast en (on)veiligheid die daarin wordt ervaren. Dit hangt samen met de indicatoren voor de dimensies Woningen, Veiligheid, Bewoners en Fysieke omgeving. Tot de indicatoren van voor deze dimensies behoren onder andere het type woningen, de mutatiegraad van deze woningen, de huishoudingssamenstelling in een gebied, overlast, ordeverstoringen, en adressendichtheid. Voordat wordt ingezoomd op de Roermondse situatie, wordt eerst ingegaan op de algemene bevindingen die ten aanzien van de ontwikkeling van leefbaarheid op lokaal niveau zijn gedaan in het rapport Leefbaarheid in Nederland 2018.

Leefbaarheid in Nederland 2018

Het rapport Leefbaarheid in Nederland 20181 bevat een analyse op basis van de Leefbaarometer 2018. Het betreft een algemene analyse van de leefbaarheid in Nederland, en de ontwikkeling daarvan. In het rapport wordt ten aanzien van de diverse leefbaarheidsdimensies het verband tussen de verschillende leefbaarheidsindicatoren en leefbaarheidsontwikkelingen inzichtelijk gemaakt.

Uit eerder onderzoek2   uitgevoerd in opdracht van Aedes (vereniging van woningcorporaties) is gebleken dat in wijken waar zich veel sociale huurwoningen bevinden, de leefbaarheid snel achteruit kan gaan. Hier bestaat een verband met de financiële draagkracht, het opleidingsniveau, en de (fysieke en psychische) gezondheid van de bewoners van deze woningen. De relatie tussen de samenstelling (oppervlak van prijsklasse) van de woningvoorraad en de leefbaarheid is naar aanleiding van deze conclusies in het rapport Leefbaarheid in Nederland 2018 nader onderzocht. Over de invloed van kleinere en goedkopere woningen op de leefbaarheid is in het rapport (samengevat) aangegeven dat in gebieden met veel corporatiewoningen de leefbaarheid gemiddeld genomen minder gunstig is dan in gebieden met weinig corporatiewoningen. Dat geldt ook voor de ontwikkeling in die gebieden en het draagt eraan bij dat de verschillen tussen ´goede´ en ´slechte´ wijken toenemen. Voor gebieden met veel goedkope particuliere huurwoningen is in grote lijnen hetzelfde gevonden, al zijn de relaties minder sterk en de onzekerheden groter. Als er in de directe woonomgeving meer dan veertig à vijftig procent corporatiehuur of dertig à veertig procent goedkope particuliere huur is, maakten deze gebieden vaak een relatief ongunstige ontwikkeling door (kantelpunt). Als meer specifiek naar de dimensie Veiligheid wordt gekeken, ligt het kantelpunt voor beide bij zestig procent. Het verschil in ontwikkeling tussen gebieden met veel en weinig corporatiehuur en goedkope particuliere huur is een vrij algemeen fenomeen. Het doet zich voor in rijtjeswijken en in gestapelde wijken, in alle landsdelen en zowel in stedelijke als minder stedelijke gemeenten. De problematiek is echter groter in de meer stedelijke gebieden en in de gestapelde wijken

Ook overlast en onveiligheid zijn in belangrijke mate bepalend voor de ontwikkeling van de leefbaarheid. Deze twee subthema's, die vallen onder de dimensie Veiligheid, tellen zwaar mee in de Leefbaarometer én laten vaak ook op korte termijn grotere ontwikkelingen zien dan op de andere dimensies. Binnen de gemeenten concentreren overlast en onveiligheid zich vaak in een beperkt aantal specifieke wijken en buurten. Dat zijn echter niet altijd de buurten met een lage totaalscore op de Leefbaarometer. Enerzijds zijn er binnenstadsbuurten die een zeer ongunstige score op het gebied van veiligheid combineren met een dusdanig goede score op andere dimensies (bijvoorbeeld door een ruim aanbod aan voorzieningen) dat de totale Leefbaarometerscore bovengemiddeld is. Anderzijds zijn er buurten waar een lage veiligheidsscore samengaat met ongunstige scores op andere dimensies. Dit zijn dan ook buurten met een lage totaalscore op de Leefbaarometer.

Roermondse situatie:

De gemeente Roermond bestaat volgens de wijk- en buurtindeling van het CBS uit 36 buurten. Voor deze buurten gelden conform de StatLinepublicaties kencijfers wijken en buurten 2019 onder andere de volgende kencijfers:

Buurtnaam   Inwoners   Bevolkings-dichtheid   Oppervlakte totaal   Verstedelijkings- graad   Omgevingsadres- sendichtheid  
Binnenstad   5335   5420   104   2   2277  
Voorstad   1765   3239   73   2   1638  
Roer-Zuid   1935   1617   123   3   1024  
Roerzicht   1165   2985   41   2   2153  
Willem-Alexander   140   154   109   3   1211  
Roermondse Veld   4360   5583   79   1   2646  
Vrijveld   1980   4104   48   1   2517  
Kapel-Muggenbroek   2080   2194   100   2   1638  
De Kemp   2340   5311   45   3   1341  
Roerstreek   115   29   394   5   169  
Kitskensdal   570   292   200   4   674  
Kitskensberg   820   6304   13   4   946  
Kern Maasniel   3660   3704   101   2   1653  
Leeuwen   1085   1177   92   5   330  
Tegelarijeveld-Broekhin   1910   3321   58   4   967  
De Wijher en omgeving   765   875   89   4   882  
Stadsrandzone-Noord   60   51   126   5   494  
Componistenbuurt   1985   6728   30   2   1796  
Vliegeniersbuurt   985   5824   17   2   2335  
Kastelenbuurt   1990   4323   47   2   2385  
Sterrenberg   2190   7537   29   2   1979  
Hoogvonderen   3350   4988   67   3   1192  
Asenray buitengebied   175   26   689   5   291  
Asenray   770   453   170   5   111  
Ool   280   753   41   5   226  
Herten   3310   3478   111   4   951  
Merum   2125   1152   190   4   727  
Oolder Veste   2020   2991   68   4   824  
Swalmen-Centrum   1525   1729   89   4   779  
Groenekruisgebied   2570   2339   110   4   805  
Heide   580   546   106   4   653  
Asselt   170   196   92   5   44  
Martin Giessen-Bosstraat   2535   1743   147   4   738  
Boukoul   975   852   115   5   146  
Verspreide huizen Swalmen   405   27   1535   5   280  
Maasplassen   120   16   1657   5   124  

In de eerste plaats moet worden opgemerkt dat volgens de Leefbaarometer de leefbaarheid in Nederland gemiddeld genomen als ruim voldoende tot goed wordt beoordeeld. Ook voor de gemeente Roermond geldt dat gemiddeld genomen er sprake is van een goede leefbaarheid. Dit betekent echter niet, dat er binnen de gemeente op buurt (of zelfs straat-)niveau geen verschillen tussen het leefbaarheidsniveau bestaan. In de Leefbaarometer kunnen de scores van de verschillende buurten worden vergeleken met het landelijk gemiddelde. Daarmee kan een buurt op bepaalde leefbaarheidsdimensies (ondanks een gemiddeld genomen goede leefbaarheid) toch slecht scoren. Conform de toelichting op de leefbaarheidsscores ten aanzien van de diverse dimensies, geldt een afwijkingsscore van 0,06 ten opzichte het landelijk gemiddelde als wezenlijk.

Een goede leefbaarheid is geen gegeven, maar kan door diverse ontwikkelingen onder druk komen te staan. Zoals al aangegeven moet voorliggend bestemmingsplan in dit licht worden bezien: het beoogt de leefbaarheid binnen de gemeente op lokaal (buurtniveau) te waarborgen. Ten aanzien van de volgende buurten geldt ten aanzien van de leefbaarheidsdimensies Woningen, Bewoners, Veiligheid en/of Fysieke omgeving een wezenlijk lagere geldt score (de afwijking is groter of gelijk aan 0,06) dan het Nederlands gemiddelde:

  • Binnenstad (Veiligheid);
  • Roermondse Veld (Bewoners, Veiligheid);
  • Sterrenberg (Woningen, Bewoners, Veiligheid);
  • Vliegeniersbuurt (Woningen, Bewoners, Veiligheid);
  • Componistenbuurt (Woningen, Bewoners, Veiligheid);
  • De Kemp (Woningen, Bewoners, Veiligheid);
  • Kitskensberg (Woningen, Bewoners);
  • Tegelarijveld-Broekhin (Woningen, Bewoners);
  • Groenekruisgebied (Woningen);

Uit het hiervoor opgenomen overzicht van wijken en buurten in de gemeente Roermond volgt dat er een duidelijke samenhang is tussen de bevolkings- en/of adressendichtheid, en deze leefbaarheidsscores.

Veiligheidsmonitor 2017

In aanvulling op de gegevens uit de Leefbaarometer, kunnen ook op grond van de Veiligheidsmonitor Roermond 2017 conclusies worden getrokken ten aanzien van de leefbaarheid binnen de gemeente. De Veiligheidsmonitor is een tweejaarlijks terugkerend bevolkingsonderzoek naar veiligheid, leefbaarheid en slachtofferschap. De Veiligheidsmonitor wordt uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, gemeenten en politie. In 2017 heeft Roermond voor de derde keer meegedaan aan de Veiligheidsmonitor. Aan de hand van stellingen is de inwoners gevraagd een oordeel te geven over het functioneren van de gemeente met betrekking tot leefbaarheid en veiligheid. Voor dit onderzoek is door het CBS een aselecte steekproef getrokken van 6.130 inwoners uit de

Basisregistratie Personen (BRP) van de gemeente Roermond. In totaal hebben 2.437 van de 6.130 geselecteerde inwoners een volledige vragenlijst ingevuld. Dit komt neer op een respons van 40 procent. Het landelijke responspercentage van de Veiligheidsmonitor 2017 bedraagt 39 procent.

De uitkomsten van dit onderzoek zijn opgenomen in het rapport 'Hoe veilig is Roermond (Veiligheidsmonitor gemeente Roermond 2017'), hierna: de veiligheidsmonitor 2017)3 .

Waar de Leefbaarometer inzicht geeft in de leefbaarheidssituatie op buurtniveau, zijn in de veiligheidsmonitor 2017 de resultaten van het bevolkingsonderzoek gerapporteerd op wijkniveau. In de eerste plaats is het ook ten aanzien van de resultaten van de veiligheidsmonitor 2017 van belang om op te merken dat de leefbaarheid en veiligheid in de gemeente Roermond over het algemeen als ruim voldoende wordt beoordeeld. Dit wil echter niet zeggen, dat er geen significante verschillen bestaan tussen de diverse wijken onderling, en de gemeente Roermond en het omliggend gebied:

Binnen de gemeente Roermond springen de wijken Roerzicht-Voorstad e.o., Herten en Overig Roermond er positief uit. De resultaten in deze wijken zijn in veel gevallen positiever dan het gemeentelijke gemiddelde. De inwoners van de Binnenstad, Roermond-Oost en Donderberg e.o. zijn over bijna alle leefbaarheid- en veiligheidsindicatoren negatiever dan het gemeentelijke gemiddelde. (Dit strookt ook met de bevindingen op grond van de Leefbaarometer, en met de bevindingen van de professionals die werkzaam zijn in de deze wijken (wijkregisseurs, wijkagenten en wijkboa's)). Roermond-Zuid, Maasniel en Hoogvonderen zijn gemiddelde wijken wat betreft leefbaarheid en veiligheid. In Swalmen is de veiligheidsbeleving bovengemiddeld en de leefbaarheid vergelijkbaar met het Roermonds gemiddelde. Desondanks is Swalmen de enige wijk waar de overlast in de afgelopen twee jaar is toegenomen.

Uit een benchmark ten slotte blijkt dat Roermond op veel vlakken vergelijkbaar scoort met de gemeenten zoals Heerlen, Venlo en Maastricht. (Kanttekening daarbij is dat Roermond beduidend minder inwoners kent dan deze 3 gemeentes, terwijl aangenomen mag worden dat de grootstedelijke problematiek in deze gemeenten een negatieve invloed heeft op diverse leefbaarheidsaspecten (de gemeente Roermond heeft ca. 58.000 inwoners, waar de gemeenten Heerlen, Venlo en Maastricht respectievelijk ca. 87.000, 101.000 en 122.000 inwoners tellen)). In vergelijking met de Veiligheidsregio (Limburg Noord) en het landelijk gemiddelde scoort de gemeente Roermond als geheel minder goed.

Signalen uit de wijken en buurten

De bevindingen en signalen van de eigen professionals en partners die in de gemeente Roermond werkzaam zijn (wijkregisseurs, stadstoezicht en politie), liggen in lijn met de analyses op grond van de leefbaarometer en Veiligheidsmonitor 2017. De locaties en omgevingen waar de leefbaarheid een belangrijk aandachtspunt vormt, bevinden zich voor het overgrote deel in de hiervoor genoemde CBS buurten en wijken. De bevindingen van de wijkprofessionals zullen een belangrijke rol bij de beoordeling van nieuwe aanvragen omgevingsvergunningen voor kamerwoningen en ministudio's. Bij de beoordeling van dergelijke aanvragen speelt het advies van de wijkteams (bestaande uit deze professionals) een belangrijke rol. Deze beoordeling is namelijk zeer situationeel van aard, en vraagt om specifieke kennis van de betreffende omgeving. De wijkteams beschikken over deze specifieke kennis (zie ook hierna paragraaf 2.3).

Conclusie

Gelet op de bovenstaande bevindingen is het wenselijk het toevoegen van nieuwe ministudio's te reguleren voor de buurten Binnenstad, Roermondse Veld, Sterrenberg, Vliegeniersbuurt, Componistenbuurt, De Kemp, Kitskensberg, Tegelarijveld-Broekhin, en Groenekruisgebied. Deze gebieden zijn in onderstaande figuur met de dunne arcering weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000310-VG01_0002.jpg"

Voor deze gebieden (CBS buurten) geldt dat op basis van dit paraplubestemmingsplan een nadere afweging moet worden gemaakt ten aanzien van bouwplannen die ministudio's bevatten.

2.3 Binnenplanse afwijkingsbevoegdheden

Het feit dat het realiseren van nieuwe kamerwoningen en ministudio's met dit herziene paraplu-bestemmingsplan wordt gereguleerd, betekent niet dat het realiseren van dergelijke nieuwe woningen binnen de gebieden die in dit paraplubestemmingsplan zijn uitgezonderd onder geen enkele omstandigheid acceptabel is. Hiertoe zijn afwijkingsbevoegdheden in de planregels opgenomen.

Ministudio's

In de bepaalde gevallen kan medewerking worden verleend aan bouwplannen die ministudio's bevatten. In de volgende situaties is afwijking van de bouw- en gebruiksbepalingen uit dit paraplubestemmingsplan mogelijk:

  • het betreft een herontwikkeling van een locatie of pand, waarbij bestaande ministudio's worden gesloopt en minder ministudio's worden teruggebouwd. Deze uitzonderingsgrond spreekt voor zich. Indien het aantal ministudio's als gevolg van een herontwikkelingsplan op een locatie afneemt, draagt het in principe bij aan de doelstellingen van dit paraplubestemmingsplan;
  • het betreft één ministudio in een bestaand gebouw waarbij vanwege de beschikbare ruimte in de bestaande toestand geen woning met een gebruiksoppervlak van minimaal 60 m2 kan worden gerealiseerd. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de bovenste verdieping van een (woon)gebouw, waar vanwege de kapvorm, en de beperking van het gebruiksvloeroppervlak dat hieruit volgt, redelijkerwijs niet aan de ondergrens van 60 m2 kan worden voldaan;
  • in alle andere gevallen is medewerking slechts mogelijk, indien dit niet leidt tot een dreigende onaanvaardbare aantasting van de leefbaarheid in de omgeving. De effecten op de leefbaarheid worden getoetst aan de hand van het daartoe vastgestelde uitvoeringsbeleid.

Kamerwoningen

Tevens kan in bepaalde situaties medewerking worden verleend aan bouwplannen die kamerwoningen bevatten. Op grond van de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid is medewerking mogelijk in de volgende twee gevallen:

  • het betreft een herontwikkeling van een pand of locatie, waarbij bestaande kamerwoningen verdwijnen, en minder kamerwoningen worden teruggebouwd;
  • in andere gevallen is medewerking slechts mogelijk, indien dit niet leidt tot een dreigende onaanvaardbare aantasting van de leefbaarheid in de omgeving. De effecten op de leefbaarheid worden getoetst aan de hand van het daartoe vastgestelde uitvoeringsbeleid.

Uitvoeringsbeleid kamerverhuur en ministudio's

Bij de toepassing van de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid zullen zoals hiervoor aangeven de gevolgen en de mogelijke risico's voor de leefbaarheid in de omgeving zorgvuldig moeten worden beoordeeld. Hiertoe is een uitvoeringsbeleid opgesteld dat een kader behelst, aan de hand waarvan nieuwe initiatieven kunnen worden getoetst op de aspecten leefbaarheid en goed woon- en leefklimaat. Het uitvoeringsbeleid bestaat naast een toelichting uit een beleidsregel in de zin van artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De criteria die zijn opgenomen in het uitvoeringsbeleid, zijn voor een groot deel herleidbaar tot het beoordelingskader voor 'kamerverhuurvergunningen' dat was vastgelegd in de voormalige huisvestingsverordening en waarmee we positieve ervaring hebben. Het betreft het uitsluiten van bepaalde wijken waar nieuwe kamerwoningen mogen worden toegevoegd, en een afstandscriterium dat wordt gehanteerd tussen bestaande en mogelijk nieuwe kamerwoningen. Bij de beoordeling van aanvragen voor nieuwe kamerwoningen en / of ministudio's speelt het advies van het wijkteam (bestaande uit de wijkregiseur, wijkagent, en wijkboa) in het kader van de leefbaarheidstoets een belangrijke rol. Daarbij worden met name de directe omgeving en de aard van het bouwplan beschouwd.

Tot slot worden in het uitvoeringsbeleid enkele bouwkundige voorwaarden gesteld, die er op gericht zijn overlast op straat te voorkomen: op eigen terrein (in het te verbouwen pand, of in de bijbehorende tuin) moet voldoende ruimte aanwezig zijn om per woning minstens één fiets te kunnen stallen, en er moet op eigen terrein per woning voldoende ruimte beschikbaar zijn om huishoudelijk afval op te slaan (tot dit wordt opgehaald).

Het vastleggen van het uitvoeringsbeleid in een separate beleidsregel heeft als voordeel dat wanneer de praktijk daarom vraagt (in vergelijking met een bestemmingsplanherziening) dit beleid relatief eenvoudig kan worden herzien. Op deze wijze wordt voldoende flexibiliteit gewaarborgd voor het geval van onvoorziene ontwikkelingen, zonder af te doen aan de rechtszekerheid voor de diverse betrokken partijen.

2.4 Relatie met regionale volkshuisvestelijke kaders

De beoordeling die op grond van het in paragraaf 2.3 benoemde uitvoeringsbeleid plaatsvindt, is uitdrukkelijk een beoordeling in het kader van de leefbaarheid en een goed woon- en leefklimaat. De volkshuisvestelijke afweging ten aanzien van het regionale kwalitatief en kwantitatief woningbouwkader heeft plaatsgevonden bij de vaststelling van de onderliggende 'basis'-bestemmingsplannen voor de diverse wijken en buurten binnen de gemeente. Er wordt dus geen nieuwe afweging gemaakt op basis van de Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving, of de opvolger daarvan.

Hoofdstuk 3 Juridische planopzet

3.1 Feitelijke planopzet

Het bestemmingsplan is opgesteld volgens het 'Handboek bestemmingsplannen' van de gemeente Roermond. Er is sprake van een zogenaamd 'paraplubestemmingsplan'. Dit bestemmingsplan kent een bijzonder karakter: het plan behelst een gedeeltelijke herziening van de momenteel in de gemeente Roermond geldende bestemmingsplannen, en is gericht op één specifiek onderwerp (de regulering van kamerverhuur en ministudio's). Voor het overige blijven de onderliggende bestemmingsplannen ongewijzigd van kracht.

Het bestemmingsplan is opgesteld op basis van de RO-Standaarden 2012 en is digitaal uitwisselbaar conform de volgende normen:

  • Informatie Model Ruimtelijke Ordening (IMRO);
  • Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI);
  • Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP);
  • Praktijkrichtlijn Bestemmingsplan (PRBP).

Het beleid, zoals opgenomen in deze toelichting, is vertaald in de regels van het bestemmingsplan. . Om voldoende inzicht te krijgen in de juridische opzet van het plan worden hierna de systematiek en de inhoudelijke bepalingen nader toegelicht.

3.2 Juridische planopzet

3.2.1 Planvorm

Het bestemmingsplan 'Herziening paraplubestemmingsplan kamerverhuur en ministudio's is een bestemmingsplan zoals bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

3.2.2 Verbeelding

Tot het plan behoort een analoge en een digitale verbeelding. Op deze verbeelding is de plangrens van dit bestemmingsplan aangegeven. De verbeelding is getekend op een digitale kadastrale en GBKR ondergrond, op werkelijke schaal. De analoge verbeelding bestaat uit een kaart. Aan de op de verbeelding opgenomen ondergrondgegevens, zoals gebouwen, kunnen geen rechten worden ontleend. Daar staat tegenover dat het ontbreken van dergelijke ondergrondgegevens ook niet leidt tot een beperking van rechten. De ondergronden hebben dus uitsluitend een illustratief karakter.

3.2.3 Planregels

Het belangrijkste doel van de planregels is om de bouw- en gebruiksregels van de verschillende bestemmingen aan te geven. De regels behorende bij het bestemmingsplan 'Paraplubestemmingsplan kamerverhuur en ministudio's' zijn onderverdeeld in drie hoofdstukken, te weten:

Inleidende regels

In hoofdstuk 1 'Inleidende regels' zijn twee artikelen opgenomen:

Begrippen (artikel 1)

Artikel 1 van de planregels bevat beschrijvingen van begrippen welke in het algemeen spraakgebruik onvoldoende vastliggen en waarbij verschil in interpretatie mogelijk is.

Toepassingsbereik (artikel 2)

Dit artikel bepaalt de reikwijdte van dit paraplubestemmingsplan. In het artikel is opgenomen voor welke vigerende bestemmingsplannen dit paraplubestemmingsplan van toepassing is, en in hoeverre de bestaande bestemmingsplannen door de vaststelling van dit bestemmingsplan worden gewijzigd of aangevuld.

Algemene regels

Dit hoofdstuk bevat 3 artikelen.

Herziening regels begrippen (artikel 3)

In dit artikel wordt bepaald dat in artikel 1 opgenomen begrippen in de plaats treden van de betreffende begrippen in de onderliggende bestemmingsplannen.

Algemene aanduidingsregels (artikel 4)

Dit artikel regelt het bouw- en gebruiksverbod voor nieuwe kamerwoningen en ministudio's.

Voor nieuwe kamerwoningen en kamerverhuurpanden geldt dat het binnen het gehele gemeentelijk grondgebied niet is toegestaan nieuwe kamerwoningen en/of kamerverhuurpanden te bouwen en/of in gebruik te nemen.

Voor nieuwe ministudio's geldt dit bouw- en gebruiksverbod in de gebieden die zijn aangegeven in paragraaf 2.2.

Algemene afwijkingsregels (artikel 5)

Dit artikel bevat een tweetal afwijkingsbevoegdheden, waarmee kan worden afgeweken van het bouw- en gebruiksverbod ten aanzien van nieuwe kamerwoningen en ministudio's. De omstandigheden waaronder op grond van deze bevoegdheden medewerking kan worden verleend, zijn toegelicht in paragraaf 2.3.

Algemene wijzigingsregel (artikel 6)

Dit artikel biedt het college van burgemeester en wethouders de mogelijkheid het bestemmingsplan te wijzigen, en te bepalen dat panden of kamerwoningen waarvoor omzettingsvergunning is verleend op grond van de Huisvestingsverordening Roermond, of vallen onder het overgangsrecht van deze verordening, niet meer ls zodanig mogen worden gebruikt, indien het gebruik van die woning(en) leidt tot een onaanvaardbare aantasting van de leefbaarheid en een goed woon- en leefklimaat in de omgeving.

Vergelijkbaar met artikel 5.19 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht kan van deze bevoegdheid slechts gebruik worden gemaakt in gevallen waarin sprake is van een uitgebreide dossieropbouw.

Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 7)

Bouwwerken welke op het moment van tervisielegging van het plan bestaan (of waarvoor een omgevingsvergunning is aangevraagd), mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de planregels op het moment waarop het plan rechtskracht verkrijgt, mag gehandhaafd blijven.

Slotregel (artikel 8)

In dit artikel wordt aangegeven onder welke naam de regels aangehaald kunnen worden.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Economische uitvoerbaarheid en Grexwet

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening rust op de gemeente de verplichting tot het verhaal van kosten die tot de grondexploitatie behoren op basis van een exploitatieplan. De gemeente kan hiervan afzien indien:

  • het kostenverhaal anderszins is verzekerd; en
  • het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is; en
  • het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels aan werken en werkzaamheden met betrekking tot bouwrijp maken, aanleg van nutsvoorzieningen, inrichten van de openbare ruimte en uitvoerbaarheid niet noodzakelijk is, of

in bij algemene maatregel van bestuur bepaalde gevallen, te weten:

  • c. het totaal van de wettelijk te verhalen exploitatiebijdragen bedraagt minder dan €10.000,00; of
  • d. er zijn geen verhaalbare kosten in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening aan de orde; of
  • e. de verhaalbare kosten in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening betreffen uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op de nutsvoorzieningen betreffen.

Verder bepaalt het Besluit ruimtelijke ordening dat de economische uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet worden onderzocht.

Het bestemmingsplan “Herziening paraplubestemmingsplan kamerverhuur en ministudio's” heeft betrekking op een regeling dat het toevoegen van nieuwe kamerwoningen en/of ministudio's binnen de gemeente Roermond als regel niet is toegestaan. Het gaat daarbij met name om het veranderen van bestaande bebouwing.

Omdat het gaat om bestaande bebouwing, zullen de nutsvoorzieningen en voorzieningen in de openbare ruimte aanwezig zijn. Eventuele aanpassingen zullen zich beperken tot de aansluiting op de openbare ruimte of op de nutsvoorzieningen. Hierdoor is sprake van de hiervoor onder c. genoemde uitzonderingsgrond en kan hiervoor worden afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan.

Om te voorkomen dat eigenaren als gevolg van de planologische wijzigingen planschade leiden is vroegtijdig kenbaar gemaakt dat kamerverhuur en ministudio's met een paraplubestemmingsplan gereguleerd gaan worden.

Gelet op het bovenstaande is de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan gegarandeerd en kan in de kader van de vaststelling van het bestemmingsplan “Kamerverhuur en ministudio's” worden afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan.

4.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

4.2.1 Overleg ex artikel 3.1.1. Bro

Gelet op (het ontbreken van) de belangen van de bestuurlijke vooroverlegpartners, heeft geen vooroverleg ten aanzien van het ontwerpbestemmingsplan plaatsgevonden.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de Provincie Limburg ten aanzien van het 'Paraplubestemmingsplan kamer verhuur en ministudio's' reeds heeft aangegeven dat dit bestemmingsplan geen aanleiding gaf tot het maken van opmerkingen.

4.2.2 Zienswijzenprocedure

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van van woensdag 19 februari 2020 tot en met dinsdag 31 maart 2020 ter inzage gelegen. Een ieder heeft de mogelijkheid gehad zienswijzen omtrent het ontwerpbestemmingsplan in te dienen. Gedurende de inzagetermijn zijn twee zienswijzen ontvangen. Deze zienswijzen hebben geen aanleiding gegeven voor aanpassingen van het vastgestelde bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan. Wel zijn enkele ambtshalve aanpassingen gedaan.

Ten aanzien van het standpunt op de ontvangen zienswijzen en de ambtshalve aanpassingen wordt verwezen naar de 'Nota van zienswijzen en wijzigingen', die als Bijlage 1 bij deze plantoelichting is opgenomen.