Plan: | Dorpsstraat 151 Asenray |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0957.BP00000279-VG01 |
Bij de gemeente Roermond is een verzoek binnen gekomen om het bestemmingsplan 'Kern Asenray' te wijzigen. Initiatiefnemer verzoekt de bestemming zodanig te wijzigen dat aan de Dorpsstraat 151, naast de bestaande woning, een nieuwe vrijstaande woning gebouwd kan worden. Op het perceel is op dit moment nog een oude loods aanwezig. De rest van het perceel is volledig verhard.
Aan de overzijde van de Dorpsstraat hebben inmiddels diverse planherzieningen plaatsgevonden om de 'herbouw' van woningen mogelijk te maken, die gesloopt waren in verband met de aanleg van de weg N280. Deze nieuwe woningen hebbben de bestaande bebouwingsstructuur aan de Dorpsstraat ter plaats versterkt. De beoogde nieuwe woning kan hierdoor goed worden ingepast binnen deze 'nieuwe' ruimtelijke structuur. Wel zal bij dit plan aandacht worden besteed aan enige landschappelijke inpassing, zonder dat dit ten kosten gaat van het zicht op het aangrenzende buitengebied. Ter plaatse is sprake van kwaliteitsverbetering door de sloop van de bestaande loods (225 m2) op het perceel. Tevens is in dat kader de bestaande loods (400 m2) achter de bestaande woning in 2014/2015 reeds gesloopt. Dit komt neer op de sloop van in totaal 625 m2 van bestaande bebouwing ten behoeve van de nieuwe woning.
Het vigerende bestemmingsplan staat de nieuwbouw van een woning op deze locatie niet toe. De gemeente heeft naar aanleiding van een principeverzoek te kennen gegeven medewerking te willen verlenen aan de vereiste procedure om de woning te kunnen realiseren. Om het planvoornemen definitief mogelijk te maken, is een bestemmingsplanherziening noodzakelijk. In dat kader wordt dit bestemmingsplan opgesteld. Naast deze toelichting omvat dit bestemmingsplan regels en een digitale verbeelding, opgesteld conform SVBP2012 en IMRO2012. Hiermee wordt voldaan aan de eisen die de Wro en de gemeente Roermond stellen ten aanzien van bestemmingsplannen.
Het plangebied is gelegen aan de Dorpsstraat in het zuidoosten van de kern Asenray. Het betreffende perceel is kadastraal bekend als gemeente Roermond, sectie L, nummer 140.
Het plangebied wordt aan de oostzijde begrensd door de Dorpsstraat. Aan de overzijde van de Dorpsstraat staan inmiddels 6 recentelijk gebouwde woningen. Ook op het naast gelegen perceel is onlangs een woning gebouwd. Aan de achterzijde grenst het plangebied aan het buitengebied.
Globale ligging plangebied
Het plangebied is gelegen binnen het bestemmingsplan 'Kern Asenray'. Dit plan is op 16 februari 2012 door de gemeenteraad van Roermond vastgesteld. Ter plaatse geldt de bestemming 'Woongebied' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Daarnaast bevindt het perceel zich binnen de 'geluidzone - industrie' .
Binnen de regels van de bestemming 'Woongebied' is gesteld dat het bouwen van nieuwe hoofdgebouwen (een woning) niet is toegestaan, behoudens ter plaatse van een bouwvlak. Een dergelijk bouwvlak ontbreekt in onderhavige situatie, waardoor de bouw van een nieuwe woning planologisch niet is toegestaan. Indien er wel een woning gebouwd mag worden, zijn aan de bouw hiervan regels verbonden. Zo bedraagt de goot- en bouwhoogte maximaal respectievelijk 6 m en 10 m. Daarnaast dient de voorgevel in lijn te worden gebouwd met die van de belendende percelen. Mochten die verschillen, dan mag de voorgevel gebouwd worden binnen de zone tussen die twee voorgevels. Voorts zijn regels gesteld aan de afstand die aangehouden moet worden ten aanzien van de zijdelings perceelsgrens en geldt tot slot een gestaffelde bebouwingspercentage voor het bouwperceel.
Uitsnede vigerende bestemmingsplan 'Kern Asenray'.
Aangezien met dit bestemmingsplan de realisatie van één enkele woning wordt beoogd, is voor onderhavige situatie een stedenbouwkundig kader opgesteld.
Stedenbouwkundig kader
In dit stedenbouwkundig kader is het vlak aangegeven waar de woning gesitueerd mag worden. Dit vlak mag volledig worden bebouwd en is als zodanig opgenomen als bouwvlak op de verbeelding. In deze regels is bepaald dat de goothoogte ten hoogste 3,5 meter bedraagt, waarbij een dakhelling is toegestaan tussen de 25 en de 65 graden.
Na dit inleidende hoofdstuk, wordt in hoofdstuk 2 de huidige situatie en de toekomstige situatie van het plangebied en de omgeving beschreven. Hoofdstuk 3 bevat het relevante beleidskader, waaraan het plan getoetst is. Het bevat zowel het rijksbeleid als het provinciale en gemeentelijke beleid. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de diverse uitvoeringsaspecten (milieuaspecten, flora en fauna, archeologie en cultuurhistorie, en dergelijke). Voorts gaat hoofdstuk 5 specifiek in op de waterparagraaf. Hoofdstuk 6, 7 en 8 zijn de afsluitende hoofdstukken van deze toelichting en bevatten respectievelijk de juridische opzet, de uitvoerbaarheid van het plan en een beschrijving van de te doorlopen procedure.
Het plangebied is gelegen aan de Dorpsstraat ten zuidwesten van de historische dorpskern van Asenray. De betreffende kavel is kadastraal bekend als gemeente Roermond, sectie L, nummer 470. Het perceel is op dit moment in gebruik ten behoeve van een loods met een omvang van circa 225 m2. Tevens is in 2014/2015 een andere loods (400 m2) achter de bestaande woning in delen ontmanteld. De agrarische activiteiten ter plaatse zijn in 2003 al beëindigd. De loods is de afgelopen 15 jaar voor zover het in gebruik is geweest, uitsluitend gebruikt voor opslag en staat de afgelopen 15 jaar leeg. De rest van het perceel is grotendeels halfverhard, dat inmiddels overgroeid is met gras.
Luchtfoto bestaande situatie. Bron: bing.com/maps.
Locatiefoto's 2002 - 2014. Bron: bodemonderzoek, Econsultancy.
Voor het onderhavige plangebied is er nog geen concreet bouwplan. Dit zal een nadere invulling krijgen nadat het bestemmingsplan is herzien om de bouw van een woning mogelijk te maken. Voor het gebied is door de gemeente een stedenbouwkundig kader opgesteld waaraan woningbouw ter plaatse dient te voldoen. Dit kader is hieronder opgenomen. Ruimtelijk relevante aspecten zijn tevens opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan en vormen op die manier het juridische kader op basis waarvan een omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden verleend. Ten aanzien van de directe omgeving, geven deze regels ook voldoende rechtszekerheid waar de woning gesitueerd zal worden en hoe hoog maximaal gebouwd kan worden.
De oppervlakte van het kavel bedraagt 780 m2. De breedte bedraagt aan de voorzijde 18 meter en aan de achter zijde 22 meter. De diepte is 40 meter. Het perceel wordt omgezet naar de bestemmingen Wonen - 1 (500m2) aan de straatzijde en Tuin (300m2) aan de achterzijde. Op het voorste gedeelte van het perceel, binnen de bestemming Wonen - 1, is een bouwvlak opgenomen. Hierbinnen mag één vrijstaande woning worden gebouwd. De voorste bouwgrens ligt iets naar achter ten opzichte van de belendende percelen. In de Dorpsstraat zitten enkele flauwe bochten. De hoek van het bouwvlak ligt daardoor op de denkbeeldige lijn van de hoekpunten van de naastgelegen gebouwen. De woning continueert hiermee de voorgevellijn langs de straat. Langs beide zijden van de woning zal in ieder geval 3 meter onbebouwd blijven. Richting de achtergelegen agrarische gronden zal een "zachte" groene overgang worden gecreëerd door middel van landschappelijke inpassing. Derhalve zijn deze gronden bestemd als Tuin. Ter plaatse van deze gronden mogen geen gebouwen worden opgericht en verhardingen worden aangelegd.
Nieuwe kadastrale situatie
Verbeelding
Stedenbouwkundige randvoorwaarden en beeldkwaliteit
Het hoofdgebouw moet binnen de contouren van het bouwvlak gerealiseerd worden. Tussen de bebouwing en de perceelsgrens moet ten minste een strook van 3 meter vrij blijven van hoofdbebouwing. Voor bewoning bestemde bijgebouwen mogen zowel in het bouwvlak als buiten het bouwvlak gebouwd worden.
Over randvoorwaarden zijn:
Beeldkwaliteitsaspecten
De omgeving van de locatie kenmerkt zich door typische lintbebouwing, passend in het dorpse karakter van Asenray. Aan de overzijde van de weg staan enkele agrarische nieuwe woningen. Deze woningen zijn in steen opgetrokken en allen voorzien van een kap. De nokrichtingen verschillen. De nieuw te bouwen woning gaat voor dit deel van Asenray een essentieel onderdeel van de ruimtelijke habitat vormen. Dat wil zeggen dat de te realiseren woning over 50 à 100 jaar cultuurhistorie vertegenwoordigen. Nieuwe woningen moeten een zekere eenheid uitstralen zonder een kloon van elkaar te zijn. Ze dienen met nadruk geen representant van architectuur uit het verleden te zijn. Uitgangspunt is derhalve het neerzetten van een moderne (tijdloze) woning. Hiermee kan het ‘nieuwe’ landelijke wonen aan de dorpsrand en op deze locatie vorm krijgen.
Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor het plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De structuurvisie verving onder andere de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. Het Rijk benoemt 13 nationale belangen; hiervoor is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Om de nationale belangen door te laten werken in ruimtelijke plannen van lagere overheden is naast de SVIR op 30 december 2011 het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Hier wordt in de volgende paragraaf nader ingegaan.
Het Rijk zet zich voor wat betreft het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. In de SVIR worden hiervoor drie hoofddoelen genoemd om voor de middellange termijn (2028):
Voor de drie rijksdoelen worden onderwerpen van nationaal belang benoemd, waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Relevante nationale belangen voor onderhavig project zijn als volgt:
Voor wat betreft de afweging inzake milieukwaliteit, geluidsoverlast en externe veiligheid, als ook de natuurlijke en cultuurhistorische waarden, wordt verwezen naar de onderzoeken/bureaustudies, zoals opgenomen in hoofdstuk 4 milieuaspecten. De bouw van de woning vindt plaats in aansluiting op bestaande bebouwing. Daarnaast wordt op het perceel een bestaande loods en is reeds een loods hiervoor gesloopt. De realisatie van een woning sluit aan bij de plannen die in ontwikkeling zijn voor Asenray-Oost. Hierin is de Dorpsstraat aangewezen voor incidentele woningbouw. Door de reeds gesloopte loods, de sloop van de loods en de bouw van een woning, zal sprake zijn van versterking van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse, in combinatie met de recent gerealiseerde woningen aan de overzijde van de weg.
De realisatie van één enkele woning raakt voorts de belangen van het rijksbeleid uit de SVIR niet.
De SVIR (zie paragraaf 3.2.1) bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn
geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Met het Barro geeft het Rijk algemene regels voor bestemmingsplannen. Doel van dit Besluit is bepaalde onderwerpen uit de SVIR te verwezenlijken. Voor een aantal onderwerpen geeft het Barro de opdracht dan wel de mogelijkheid aan provincies om bij provinciale verordening regels te stellen.
Het Barro heeft voor wat betreft de onderwerpen daarvan en gelet op de kleinschaligheid van het project, namelijk de realisatie van één enkele woning, geen gevolgen voor het onderhavige plan.
Op 12 december 2014 is door Provinciale Staten het Provinciaal OmgevingsPlan 2014 (POL2014) vastgesteld. Het POL2014 is per 16 januari 2015 in werking getreden. Het POL 2014 heeft vier wettelijke functies: structuurvisie (Wet ruimtelijke ordening), provinciaal milieubeleidsplan (Wet milieubeheer), regionaal waterplan (Waterwet), Provinciaal Verkeer en Vervoersplan (Planwet verkeer en vervoer).
In het POL 2014 komen alleen die zaken aan bod, die er op provinciaal niveau echt toe doen en die vragen om regionale oplossingen. Dat sluit aan bij de basisfilosofie en ook bij aanpak van de rijksoverheid die zich beperkt tot een 13-tal nationale ruimtelijke belangen. Zo veel mogelijk ligt de verantwoordelijkheid bij gemeenten en andere partners die met hun lokale kennis prima maatwerk kunnen leveren.
In het POL staan de fysieke kanten van het leef- en vestigingsklimaat centraal. Belangrijke uitdagingen zijn het faciliteren van innovatie, het aantrekkelijk houden van de regio voor jongeren en arbeidskrachten, het versnellen van de energietransitie, de fundamenteel veranderde opgaven op het gebied van wonen en voorzieningen, de leefbaarheid van kernen en buurten en het inspelen op de klimaatverandering.
De belangrijke principes in het Limburgs omgevingsbeleid zijn:
De grote variatie in omgevingskwaliteiten is een kenmerk en sterk punt van Limburg. Om daaraan recht te doen, onderscheiden we in dit POL zeven globaal afgebakende gebiedstypen. Dit zijn zones met elk een eigen karakter, herkenbare eigen kernkwaliteiten, en met heel verschillende opgaven en ontwikkelingsmogelijkheden.
Uitsnede POL 2014, kaart 1 met zonering Limburg.
Voor het plangebied is de gebiedstype 'Buitengebied' van toepassing. Dit zijn alle andere gronden in het landelijk gebied die niet in een andere zone zijn gelegen, vaak met een agrarisch karakter. Met ruimte voor doorontwikkeling van agrarische bedrijven. De accenten liggen hier bij de ontwikkelingsmogelijkheden voor nieuwe bedrijfslocaties landbouw, het terugdringen van de milieubelasting vanuit landbouw en de kwaliteit en functioneren van de ondergrond.
Het planvoornemen betreft hier het realiseren van een woning op de plaats waar thans een oude loods staat en in het verleden (2014/2015) een bestaande loods is gesloopt. Hoewel de woningbouw niet aansluit bij de beleidsdoelstelling, heeft het college van de gemeente Roermond, besloten medewerking te verlenen aan het initiatief. Eén van de redenen is de aansluiting bij de structuurschets voor de oostzijde van Asenray. Hierin is aangegeven dat, aansluitend bij de plannen voor Asenray-Oost, de lintstructuur van de Dorpsstraat ter plaatse versterkt kan worden met individuele woningbouwkavels.
Evenwel wordt de woning landschappelijk ingepast en vindt hier tevens kwaliteitsverbetering plaats door de sloop van de bestaande loods (225 m2). In dat kader is ook de bestaande loods (400 m2) achter de bestaande woning in 2014/2015 reeds gesloopt. Dit komt neer op de sloop van in totaal 625 m2 van bestaande bebouwing ten behoeve van de nieuwe woning
In het onderliggende bestemmingsplan is de locatie reeds bestemd als Woongebied. Echter is op deze locatie geen bouwvlak opgenomen, waardoor de bouw van een woning niet mogelijk is.
Lettende op het voorgaande en op de gemaakte afspraken, vormt het POL 2014 geen belemmering voor de realisatie van deze woning.
In de Omgevingsverordening Limburg 2014 staan de regels die nodig zijn om het omgevingsbeleid van het POL 2014 juridische binding te geven. De Omgevingsverordening is een samenvoeging van de Provinciale milieuverordening, de Wegenverordening, de Waterverordening en de Ontgrondingenverordening. Nu is de Omgevingsverordening uitgebreid met een nieuw hoofdstuk Ruimte. Dat hoofdstuk Ruimte bevat een aantal instrumenten die gericht zijn op de doorwerking van het ruimtelijk beleid van het POL 2014. Behalve de toevoeging van het hoofdstuk Ruimte zijn in de Omgevingsverordening Limburg 2014 ook de Verordening Veehouderijen en Natura 2000 en de Verordening Wonen Zuid-Limburg vrijwel ongewijzigd opgenomen. Hierdoor zijn alle doorwerkingsinstrumenten van het omgevingsbeleid nu ondergebracht in één document.
De volgende onderdelen uit de provinciale omgevingsverordening zijn van toepassing op het plangebied:
Uitsneden Provinciale verordening Limburg
Boringsvrije zone en grondwaterontrekkingsgebied Roerdalslenk
In Limburg is het grondwater in bepaalde gebieden van nature beschermd tegen verontreinigingen vanaf maaiveld. Deze zogenaamde geologische bescherming waarbij het watervoerende pakket wordt afgedekt met slecht doorlatende kleilagen komt voor in de Venlo-schol en de Roerdalslenk. Diepe boringen door de natuurlijke geologische bescherming heen kunnen het diepe grondwater aantasten, indien ze niet zorgvuldig worden uitgevoerd. Het plangebied is gelegen in de zogenaamde Roerdalslenk zone 3. De Roerdalslenk omvat vrijwel geheel Midden-Limburg. Dit is een deel van de aardkorst dat vrij diep is weggezonken. Het is vervolgens opgevuld met verschillende afzettingen (zand, grind, klei, veen). Het grondwater wordt gewonnen op grote diepte onder dikke kleilagen. Deze kleilagen geven een natuurlijke bescherming tegen vervuilingen van bovenaf. Deze kleilagen mogen niet zonder meer worden doorbroken.
Voor de uitvoering van onderhavig bestemmingsplan is het niet nodig om boringen tot onder de kleilagen uit te voeren of überhaupt boringen uit te voeren. Tevens is binnen het plangebied grondwaterontrekking niet aan de orde.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening moet bij ruimtelijke ontwikkelingen sprake zijn van zorgvuldig ruimtegebruik en overprogrammering worden voorkomen. Door middel van de 'ladder van duurzame verstedelijking' (kortweg: duurzaamheidsladder) vindt een toetsing plaats. De ladder bestaat uit drie treden:
Uit de redactie van artikel 6.1.2, lid 2 Bro blijkt dat de ladder slechts van toepassing is op ruimtelijke besluiten die een 'stedelijke ontwikkeling' mogelijk maken. Dit begrip is in artikel 1.1.1, lid 1, sub i gedefinieerd als: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.
Uit de jurisprudentie die is verschenen sinds de inwerkingtreding van de ladder blijkt dat de Afdeling een zekere ondergrens stelt aan ontwikkelingen wanneer het gaat om de beoordeling of sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Zo heeft de Afdeling ten aanzien van woningbouwplannen geoordeeld dat de realisatie van 1 woning (AbRvS 14 januari 2014, nr 201308263/2/R4), 4 woningen (AbRvS 27 augustus 2014, nr 201311233/1/R4), 6 woningen, waarvan 3 rechtstreeks bestemd en 3 eerst na toepassing van een wijzigingsbevoegdheid (Vz AbRvS 4 juni 2014, nr 201401129/1/R4) of 10 woningen, behoudens samenhang met een groter woningbouwproject (AbRvS 4 maart 2015, nr. ECLI:NL:RVS:2015:653), niet zijn aan te merken als een stedelijke ontwikkeling. Ook een plan dat voorzag in een bedrijfsbestemming met een oppervlakte van ca. 2.360 m2 en de mogelijkheid een bedrijfsgebouw van maximaal 400 m2 te realiseren is door de Afdeling niet aangemerkt als stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Bro, vanwege de beperkte omvang en de beperkte gebruiksmogelijkheden (AbRvS 23 juni 2014, nr 201306183/1/R3, JM 2014/83 m. nt. R. van Bommel). Voorts is in het kader van dit advies van belang dat de Afdeling de realisatie van aanlegsteigers ten behoeve van een jachthaven, in combinatie met een beperkte uitbreiding van en bestaande bedrijfsloods niet heeft aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling (AbRvS 30 juli 2014, nr 201402114/2/R4).
Uit de diverse uitspraken blijkt dat voor woningbouw de minimum omvang ligt rond de 10 woningen. Het planvoornemen betreft de realisatie van slechts één nieuwe woning (met bijbehorende bijgebouwen). Gelet hierop is het planvoornemen niet aan te merken als een stedelijke ontwikkeling. Toetsing aan de duurzaamheidsladder is dan ook niet noodzakelijk.
Structuurvisie Wonen, zorg en woonomgeving
In de Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg (hierna: de structuurvisie), welke op 18 december 2014 is vastgesteld, is de gewenste ruimtelijke ontwikkelingsrichting ten aanzien van het beleidsveld 'Wonen' voor de korte termijn (2014 tot en met 2017) en met een doorkijk naar de lange termijn (2018 tot en met 2023) vastgelegd. In de structuurvisie zijn afspraken gemaakt over de woningbehoefte. De in de structuurvisie voor de gemeente Roermond bepaalde woningbehoefte op basis van de prognose uit 2013 komt ongeveer overeen met de totale planvoorraad per 1 januari 2014. Dit betreft zowel harde als zachte plannen. Een actualisatie van de planvoorraad van de gemeente Roermond per 1 januari 2015 leidt tot eenzelfde beeld. Een toename van de woningvoorraad zou in principe betekenen dat de planvoorraad groter wordt dan de in de structuurvisie bepaalde behoefte. Het voorliggende plan betreft echter slechts de toevoeging van één woning, wat in de marge van een planvoorraad van ca. 3.500 verwaarloosbaar is.
Met betrekking tot de kwalitatieve woningbehoefte kan worden gerefereerd aan het in de Structuurvisie wonen, Zorg en Woonomgeving opgenomen marktbeeld, waar uit naar voren komt dat er voor de gemeente Roermond ruimte bestaat voor vrijstaande koopwoningen.
In de Structuurvisie Roermond (vastgesteld door de gemeenteraad op 29 maart 2001) is het ruimtelijk toekomstbeeld van Roermond voor tien jaar gegeven, met een doorkijk naar de langere termijn. Enkele belangrijke uitgangspunten ten aanzien van onderhavig project luiden als volgt:
Verder geldt dat bij het zoeken naar nieuwe bouwlocaties dient te worden ingezet op inbreiding boven uitbreiding. Redenen hiervoor is de beperkte uitbreidingsruimte in het stedelijk gebied van Roermond en het uitgangspunt om zoveel mogelijk de natuurlijke en landschappelijke waarden in het buitengebied te respecteren. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen (zoveel mogelijk) aan te sluiten op het bestaande stedelijk gebied.
In dit plan is sprake van een uitbreidingslocatie aansluitend bij de bestaande bebouwde kom van Asenray. Er wordt voorzien in een grondgebonden woning in het middeldure segment. Hiermee wordt aangesloten bij de Structuurvisie. In het kader van de Structuurschets voor de ontwikkeling van de oostzijde van Asenray is onderhavige woningbouwlocatie specifiek aangewezen, ter versterking van het bestaande dorpslint in de Dorpsstraat. Er vindt derhalve aansluiting en versterking van de bestaande bebouwingsstructuren plaats door de realisatie van de woning. Hiermee wordt bijgedragen aan de gewenste ontwikkeling van Asenray. In dit kader wordt de Structuurschets dan ook leidend gezien, boven de minder actuele Structuurvisie.
Woningbouw in Asenray kende de laatste jaren een stagnatie door de geluidscontouren van vliegveld Brüggen. Nu deze contour is aangepast kunnen er in Asenray weer woningen gebouwd worden. In het vigerende bestemmingsplan ‘Kern Asenray’ is daarvoor aan de westzijde ruimte opgenomen. Deze ruimte zal zeker in de toekomst gebruikt gaan worden voor reguliere woningbouw in Asenray. De gemeente Roermond staat echter een bijzonder woningbouwproject aan de oostzijde van het dorp voor. Om de Maasnielderbeek in verbinding te brengen met het dorp is in juli 2009 de Structuurschets ontwikkeling oostzijde Asenray opgesteld. Deze voorziet voor het gebied tussen de beek en het dorp in de genoemde verbinding. Hierbij is gezocht naar een integratie tussen natuurontwikkeling, landbouw, waterhuishouding en wonen.
Het plangebied van de structuurschets bestaat uit het gebied tussen de Dorpsstraat en de Maasnielderbeek, met in het noorden de N280 en in het zuiden de Heide als begrenzing.
Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan ligt juist ten zuiden van het gebied uit de structuurschets. Algemene uitgangspunten uit de structuurschets zijn als volgt:
Voor onderhavig plangebied, dat juist buiten de structuurschets valt, is aangegeven dat versterking van de dorpslinten wordt voorgestaan op basis van individuele verzoeken. Onderhavig initiatief betreft een dergelijk individueel verzoek en sluit derhalve geheel aan bij de structuurschets, waarbij sprake is van versterking van de ruimtelijke structuur ter plaatse.
Op 16 februari 2012 is de structuurvisie kwaliteitsbijdrage vastgesteld. Deze structuurvisie is onderdeel van het gemeentelijk ruimtelijk beleid, maar is slechts op het punt van de kwaliteitsbijdrage aanvullend op de bestaande structuurvisies. De structuurvisie bevat daarmee niet meer of minder dan de uitgangspunten die noodzakelijk zijn voor het vragen van een financiële tegenprestatie in het geval van rode ontwikkelingen in het door het LKM aangeduide gebied.
Onderhavig plangebied maakt onderdeel uit van de structuurvisie kwaliteitsbijdrage, in tegenstelling tot de recent gerealiseerde woningen aan de overzijde van de weg welk namelijk geen onderdeel uitmaken van de structuurvisie (rode contour).
Rode contour
Dit houdt in dat op basis van de module 'Nieuwe (solitaire) woningen' solitaire woningbouw, in de vorm van een nieuwe woning, op basis hiervan alleen mogelijk op een locatie binnen een lint of cluster of aansluitend aan de contour. Daarvan is in onderhavige situatie sprake. Als kwaliteitsbijdrage geldt € 100 per m2 uitgeefbare grond/nieuwe woonbestemming. In overleg met de gemeente is in 2015 overeengekomen dat maximaal 500 m2 van het perceel (790 m2) bebouwd mag worden. Voor deze 500 m2 dient een kwaliteitsbijdrage gedaan te worden. Croncreet komt dit neer op een bijdrage van € 50.000,-- .
Daarnaast is in 2014/2015 reeds een bestaande loods (400 m2) gesloopt en wordt de op het perceel nog aanwezige loods (225 m2) gesloopt. In totaal wordt hiermee aan 625 m2 aan bebouwing gesloopt ten behoeve van de realisatie van de nieuwe woning. De sloop van deze loodsen (625 m2 x € 25,--) kan in mindering worden gebracht op kwaliteitsbijdrage waardoor deze op een bedrag van € 34.375,-- (€ 50.000,-- minus € 15.625,--) komt. Dit bedrag zal in het kwaliteitsfonds van de gemeente Roermond worden gestort.
Milieubeleid wordt steeds meer geïncorporeerd in andere beleidsvelden. Verbreding van milieubeleid naar andere beleidsterreinen is dan ook een belangrijk uitgangspunt. Ook in de ruimtelijke planvorming is structureel aandacht voor milieudoelstellingen nodig. De milieudoelstellingen worden daartoe integraal en vanaf een zo vroeg mogelijk stadium in het planvormingsproces meegewogen. Een duurzame ontwikkeling van de gemeente is een belangrijk beleidsuitgangspunt dat zijn doorwerking heeft in meerdere beleidsterreinen.
Met dit plan wordt beoogd een nieuwe woning aan de Dorpsstraat 151 te Asenray mogelijk te maken. Hiervoor zijn de verschillende milieuaspecten beschouwd. Onderstaand staat dit verder uitgewerkt. Indien voor een bepaald aspect aanvullend onderzoek nodig is, staat dat daarbij vermeld.
Weg- en railverkeerslawaai en industrielawaai
Voor ruimtelijke ontwikkelingen die voorzien in nieuwe geluidsgevoelige functies (zoals woningen) geldt dat in het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) een akoestisch onderzoek noodzakelijk is om aan te tonen, dat de geluidsbelasting voldoet aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde, indien de ontwikkeling plaatsvindt binnen een zone rond een weg, spoorweg of gezoneerd industrieterrein.
In het kader van de Wet geluidhinder wordt een woning gezien als een geluidgevoelig object. Voor de Dorpsstraat geldt ter plaatse van het plangebied een maximale snelheid van 30 km/h. Het plangebied is niet gelegen binnen de onderzoekszone van de N280. Wel is het plangebied voor een zeer klein gedeelte gelegen binnen de wettelijke onderzoekszone van de Duiperweg op een afstand van 235 meter. De overige wegen in de buurt betreffen een enkele strook asfalt tussen de agrarische velden door, waar redelijkerwijs geen 60 km/h gereden kan worden en waar tevens sprake is van een zeer lage verkeersintensiteit.
Voor de realisatie van de woning aan de overzijde van de straat is recentelijk een geluidsonderzoek uitgevoerd. Daaruit blijkt dat ten aanzien van de Duiperweg:
Gezien de afstand (235 meter) van het plangebied tot de Duiperweg, blijkt dat het plangebied niet gelegen is binnen de onderzoekszone (200 meter) van deze zoneplichtige weg in het kader van de Wet geluidhinder. Nader akoestich onderzoek is in dit kader dan ook niet noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening blijkt ten aanzien van de Dorpsstraat uit onderzoek voor de nabijgelegen woningen dat de contour van de 48 dB voorkeursgrenswaarde op een afstand ligt van 14,7 meter (afstand wegas-gevelrooilijn). Het betreft hier echter een 30 km/h-weg. Een nadere berekening is derhalve achterwege gelaten.
Eveneens zijn voor direct naastgelegen woningen die onlangs zijn gerealiseerd geen hogere waarden besluiten genomen. In onderhavige situatie wordt geen hogere grenswaarde aangevraagd aangezien sprake is van 30 km weg waarvoor in het kader van de Wet geluihinder geen hogere grenswaarde kan worden aangevraagd. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt voorts wel gesteld dat mocht de woning binnen deze afstand worden gebouwd, dan geldt op grond van het bouwbesluit een strengere eis aan de geluidwering van de gevels dan de minimum eis van 20 dB. Als binnen deze zone wordt gebouwd, dan dient er bij de aanvraag gekeken te worden naar de maatregelen die worden getroffen om een binnenwaarde van maximaal 33 dB te realiseren.
Ten behoeve van het bestemmingsplan is nader onderzoek naar geluid in het kader van Wet geluidhinder niet noodzakelijk.
Industrieterrein Heide-Roerstreek
Afgaande op het eerder genoemde reeds uitgevoerde onderzoek voor de nabij gelegen kavels L111 en L112 én informatie van de gemeente kan voor onderhavige kavel worden geconcludeerd dat deze binnen de zone, op een afstand van circa 2 km, van industrieterrein Heide–Roerstreek ligt. De geluidbelasting ligt echter onder de 50 dB(A), waarmee het woon- en leefklimaat van de woning in voldoende mate is gewaarborgd.
Echter het gemeentelijk beleid is dat als er een woning in de geluidzone ex artikel 40 van de Wet geluidhinder van een industrieterrein wordt geprojecteerd er een hogere grenswaarde van 55 dB(A) dient te worden verleend. Er wordt daarmee voorkomen dat de bedrijven op dit industrieterrein niet worden beperkt in hun bedrijfsvoering. In het verleden is door de gemeente namelijk afgesproken dat de bedrijven mogen doorgroeien tot dat de 50 dB(A) grens op de buitenste zonegrens wordt overschreden. Hiermee wordt voorkomen dat de geluidbelasting in de toekomst bij nieuwbouwwoningen, zoals in onderhavige situatie boven de 50 dB(A) uitkomt. Door nu hogere grenswaarden tot 55 dB(A) te verlenen wordt voorkomen dat in de toekomst sprake is van een saneringssituatie.
Vliegveld Brüggen
Het plangebied is niet gelegen binnen de gewijzigde geluidscontouren van het vliegveld Brüggen.
Uitgangspunt van een goede ruimtelijke ordening is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming en de daarin toegestane gebruiksvormen. Dit betekent dat het aspect bodemkwaliteit voor vrijwel alle nieuwe ontwikkelingen, die met ruimtelijke plannen mogelijk worden gemaakt, onderzocht moet worden.
In dat kader is een verkennend bodemonderzoek en een verkennend onderzoek asbest in bodem/puin (Econsultancy, rapportnummer 15061477, d.d. 29 juni 2015) uitgevoerd aan de Dorpsstraat 151 te Asenray in de gemeente Roermond. Het onderzoek is opgenomen als Bijlage 1 bij deze toelichting.
Het bodemonderzoek is uitgevoerd in het kader van de voorgenomen bestemmingsplanwijziging van, alsmede nieuwbouw op de onderzoekslocatie. De bovengrond is plaatselijk matig tot uiterst betonhoudend, zwak tot sterk baksteenhoudend, zwak tot matig aardewerkhoudend, matig metaalhoudend en zwak plastichoudend.
Verkennend bodemonderzoek NEN 5740
Op de onderzoekslocatie zijn de volgende deellocaties onderzocht:
Zowel in de bovengrond als in het grondwater zijn geen verontreinigingen aangetroffen met minerale olie en/of vluchtige aromaten. De vooraf gestelde hypothese dat de onderzoekslocatie ter plaatse van deze deellocatie als "plaatselijk verdacht" dient te worden beschouwd, wordt verworpen.
De zintuiglijk verontreinigde bovengrond is licht verontreinigd met koper, kwik, lood, zink, minerale olie en PAK. In de zintuiglijk schone ondergrond zijn geen verontreinigingen aangetroffen. Het grondwater is licht verontreinigd met barium en cadmium. De vooraf gestelde hypothese dat de onderzoekslocatie ter plaatse van deze deellocatie als "onverdacht" kan worden beschouwd, wordt verworpen.
Echter, gelet op de aard en mate van de aangetroffen verontreinigingen, bestaat er géén reden voor een nader onderzoek. Indien er werkzaamheden plaatsvinden, waarbij grond vrijkomt, kan de grond niet zonder meer worden afgevoerd of elders worden toegepast. De regels van het Besluit bodemkwaliteit zijn hierop mogelijk van toepassing.
Asbest
Tijdens de werkzaamheden zijn zowel op het maaiveld als in de het opgeboorde en opgegraven materiaal zintuigelijk geen asbestverdachte materialen aangetroffen. In het veld is van de bovengrond (0,0-0,5 m -mv) 1 grondmengmonster en 1 puinmengmonster samengesteld ten behoeve van analytisch onderzoek.
Verkennend onderzoek asbest in bodem NEN 5707
Er zijn op het maaiveld geen asbestverdachte/asbesthoudende (plaat)materialen aangetroffen. In de bodem zijn zintuiglijk in de fractie >16 mm eveneens geen asbestverdachte (plaat)materialen aangetroffen. Derhalve zijn, alsmede op basis van de asbestanalyses op het puinmengmonster, analyses op het grondmengmonster achterwege gelaten.
Verkennend onderzoek asbest in puin NEN 5897:
In het puinmonster is analytisch in de fractie <16 mm geen asbest aangetoond. Er zijn op basis van de uitgevoerde asbestanalyses geen aanwijzingen gevonden, die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten. Er bestaat dan ook geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader onderzoek asbest in bodem/puin.
Veranderde situatie asbest
Nadat voornoemd onderzoek is uitgevoerd is men begonnen met de sloop van de loods. In het dak van deze loods was asbest verwerkt echter is er voorafgaand aan de sloop geen asbestinventarisatierapport ingediend. Hierdoor is niet te controleren hoeveel m2 asbest er op het dak aanwezig is geweest. Daarnaast is ook niet helder hoe de dakdelen zijn afgevoerd. Er is dus ook niet te controleren of dit op de juiste manier, conform richtlijnen, is gebeurd. Destijds had er voorafgaand aan de sloop een rapport van asbestvrijgave moeten worden ingediend dit is niet gebeurd en daarmee is er sprake van niet gecertificeerde sloop. Dit wordt gezien als een activiteit die tot bodemverontreiniging kan leiden. Het voorgaand omschreven onderzoek verliest hiermee deels haar relevantie. Om die reden is er opnieuw een verkennend onderzoek asbest in bodem uitgevoerd (Econsultancy, rapportnummer 4006.001, d.d. 9 mei 2017). Het onderzoek is opgenomen als Bijlage 2 bij deze toelichting.
Verkennend onderzoek asbest in bodem NEN 5707
Uit de huidige informatie blijkt, dat er sprake is van voormalige en/of huidige bodembelasting op de locatie, waardoor het vermoeden van bodemverontreiniging aanwezig is. Dit in verband met de zogenaamde ‘illegale sloop’ van de voormalige stal met (deels) asbesthoudende dakbedekking. Verwacht wordt, dat er verspreid over de locatie wisselende gehalten aan verontreinigende stoffen voorkomen. De verwachte verontreinigende stof voor deze situatie is (niet-)hechtgebonden asbest.
De bodem bestaat voornamelijk uit matig siltig, matig fijn tot matig grof zand. De bodem is verder plaatselijk zwak tot matig grindig. De bovengrond is tot maximaal 0,5 m -mv zwak puinhoudend. Er zijn op het maaiveld geen asbestverdachte (plaat)materialen aangetroffen. In de bodem is zowel zintuiglijk als analytisch géén hechtgebonden en/of niet-hechtgebonden asbest aangetroffen.
De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als "heterogeen verdacht" dient te worden beschouwd wordt, op basis van de onderzoeksresultaten, verworpen. Op basis van de onderzoeksresultaten kan gesteld worden dat de locatie onverdacht is voor en niet verontreinigd is met asbest.
Op basis van de uitgevoerde onderzoeken met betrekking tot bodem en asbest en het aanvullende onderzoek naar asbest, kan geconcludeerd worden dat er geen belemmeringen zijn voor het realiseren van een woning ter plaatse.
Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden, waarmee de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen zijn beschreven in de Wet milieubeheer (Wm, hoofdstuk 5). Hiermee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 vervallen.
Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer, onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:
Hoofdstuk 5 van de Wet Milieubeheer maakt onderscheid tussen projecten die 'Niet in betekenende mate' (NIBM) en 'In betekenende mate' (IBM) bijdragen aan de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen. In de regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen opgenomen die NIBM zijn. Deze NIBM-projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Als een project ervoor zorgt dat de concentratie fijn stof of CO2 met meer dan 3% van de grenswaarde verhoogd, draagt het project in betekenende mate bij aan luchtvervuiling en dient er een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd te worden. Deze regel komt voort uit het NSL. Deze 3%-grens is voor een aantal categorieën projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen, bijvoorbeeld:
Pas als een planvoornemen uitgaat van de realisatie van 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg zal een plan mogelijk in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging van de omgeving. Concreet wordt met dit planvoornemen de bouw van één woning mogelijk gemaakt. Aangenomen wordt dat luchtkwaliteit dan ook geen belemmering vormt voor de realisatie van het plan.
Bij het toevoegen van een milieugevoelige functie, in dit geval een woning, moet gekeken worden naar de invloed van en invloed op omliggende functies. Dit gebeurt op basis van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering. Hieruit blijkt dat bij een woning geen sprake is van een milieuzone ten opzichte van anderen. De woning zelf kan echter wel beïnvloed worden door milieuhinder van omliggende functies. In de directe omgeving is echter geen sprake van hinderlijke bedrijfsactiviteiten die het woon- en leefklimaat van de woning beïnvloeden, of een bedrijf waarop de woning een beperkende werking zou kunnen hebben.
Industrieterrein Heide-Roerstreek
Ten zuidwesten van het plangebied bevindt zich het industrieterrein Heide-Roerstreek. Op het industrieterrein komen verschillende bedrijfsactiviteiten voor. Vanwege de geluidsuitstraling van deze bedrijven is het terrein gezoneerd. Hier is in paragraaf 4.2 nader op ingegaan, waarbij is aangegeven dat het perceel is gelegen binnen diens geluidscontour.
Agrarische bedrijven
In de omgeving van het plangebied zijn enkele (voormalig) agrarische bedrijven gelegen. Het dichtstbijzijnde nog actieve agrarische bedrijf ligt aan de Duiperweg. Op een kortere afstand tot het agrarische bedrijf zijn echter woningen reeds aanwezig. In het kader van de geldende milieuvergunningen zijn deze bestaande woningen maatgevend wat betreft de toegestane productieruimte/geurhinder. De realisatie van een nieuwe woning heeft derhalve geen beperkende invloed op dit nog actieve bedrijf.
Met dit plan wordt een geurgevoelige object in de vorm van een woning gerealiseerd. Een inventarisatie van eventuele geurveroorzakende activiteiten, ingevolge de Wet geurhinder en veehouderijen, is daarom nodig. In de omgeving van het plangebied zijn enkele (voormalige) agrarische bedrijven gelegen. De beoogde woning is gelegen binnen het invloedsgebied van een varkenshouderij aan Heide 41. De varkensstal bevindt zich op een afstand van ruim 500 meter. Op kortere afstand zijn aan de overzijde van de Dorpsstraat recentelijk reeds woningen gerealiseerd. Deze woningen zijn op kortere afstand gelegen, waarbij het woon- en leefklimaat in voldoende mate is gewaarborgd. Voor onderhavige woning mag, gezien de grotere afstand, aangenomen worden dat dit ook het geval is. Omgekeerd worden binnen het plangebied geen activiteiten toegestaan die geurhinder kunnen veroorzaken. Het aspect geurhinder is dan verder ook niet van toepassing.
Afstand plangebied tot geurveroorzakende activiteit. Google maps.
Het plangebied is niet gelegen in een stiltegebied en ook niet in een bodem-, milieu- of grondwaterbeschermingsgebied.
Bij de ruimtelijke planvorming moet rekening worden gehouden met het aspect externe veiligheid. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en risicovol transport. Daarbij gaat het om de risico's verbonden aan 'risicovolle inrichtingen', waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd, opgeslagen of gebruikt en anderzijds om het 'vervoer van gevaarlijke stoffen' via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen. Het uitgangspunt van wet- en regelgeving en beleid ten aanzien van externe veiligheid is scheiding van kwetsbare functies en risicobronnen, waarmee men het volgende wil bereiken:
Uitsnede planlocatie, externe veiligheid. www.risicokaart.nl
Op basis van de risicokaart kan geconcludeerd worden dat binnen of nabij het plangebied enkel sprake is van een transportleiding gevaarlijke stoffen in de omgeving. Op een afstand van circa 260 meter van de geprojecteerde woning ligt een Defensie pijpleiding (DPO). Momenteel is deze leiding gevuld met stikstof ter conservering. De leiding wordt tijdelijk niet gebruikt voor het transport van K1-vloeistof (brandstof).
In het kader van een andere ruimtelijke procedure (Bestemmingsplan Melickerveld) heeft de Adviseur Ruimtelijke Ordening en Juridisch Beheer van het Ministerie van Defensie, in een email van 17 september 2013 aangegeven, dat er binnen bestemmingsplan Melickerveld een brandstofleiding (K1-vloeistofleiding) van Defensie (DPO) ligt. Deze leiding is buiten gebruik gesteld en heeft de afgelopen twee jaar in de verkoop gestaan. Inmiddels is duidelijk dat er binnen afzienbare tijd geen koper is voor de leiding. In geval dat op termijn toch een koper gevonden wordt dan zal aan de koper duidelijk worden gemaakt dat er geen publiekrechtelijke bescherming voor de leiding voorhanden is. Het is vervolgens aan de koper om te voldoen aan de wettelijke regels.
De brandstofleiding (DPO-leiding) binnen het bestemmingsplan Melickerveld is dezelfde leiding als die op circa 260 meter van de geprojecteerde woning aan de Dorpsstraat 151 is gelegen. Gelet op het voorgaande levert de DPO-leiding derhalve geen belemmeringen op voor de ontwikkeling van het plangebied.
Overige buisleidingen, zoals leidingen van de Gasunie, bevinden zich op grotere afstand van het plangebied en leveren ook geen belemmeringen op voor het plangebied.
Conclusie
Het plangebied ligt niet binnen de plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6-contour) en invloedsgebieden van risicovolle inrichtingen en transportroutes. Gelet op het voorgaande en het feit dat de personendichtheid ter plaatse slechts zeer marginaal wijzigt, hoeft er geen invulling gegeven te worden aan de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico. Externe veiligheid is gelet op het voorgaande derhalve geen belemmering voor de ontwikkeling van de woning.
In of direct nabij het plangebied zijn geen kabels of leidingen gelegen die ten behoeve van het gebruik en/of de veiligheid planologische bescherming behoeven en daarmee een belemmering voor het planvoornemen betekenen. Wel zijn in het straatprofiel de reguliere nutsvoorzieningen voor gas, water en elektra gelegen.
Asenray is gelegen binnen een van de oudste cultuurgebieden van Nederland. Het vruchtbare landschap, gevormd door de Maas en de Maasnielse beek, nodigde al vroeg uit tot de vestiging van mensen. De oude historische kernen dateren al uit de middeleeuwen en in de nabijheid daarvan vinden we nog oudere sporen als het tracé van een Romeinse weg, grafheuvels uit de ijzertijd en Steentijdkampementen. Op basis van de landschappelijke en bodemkundige situatie maar ook op basis van eerdere archeologische vondsten en historische kennis is het plangebied verdeeld in gebieden met een hoge of met een lage archeologische verwachting. De historische kernen zijn, vanwege hun bijzonder hoge archeologische verwachting, als zodanig aangewezen. Voor deze historische kernen en voor de gebieden met een hoge of met een lage archeologische verwachting zijn specifieke regels met betrekking tot de archeologie in de regels van het vigerende bestemmingsplan (dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie') opgenomen.
De regels van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' schijven voor dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is indien de grondwerkzaamheden een oppervlak beslaan van 100 m2 en dieper reiken dan 40 cm. Dit houdt in dat bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor de bouw van de woning pas beoordeelt kan worden in hoeverre archeologisch onderzoek noodzakelijk is, aangezien dan pas inzichtelijk is wat het oppervlak en de diepte van de grondwerkzaamheden zal zijn. Derhalve is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' in onderhavig bestemmingsplan gehandhaafd.
Op basis van deze dubbelbestemming kan het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijken voor het bouwen van gebouwen met een groter oppervlak en diepte indien de voorgenomen werkzaamheden plaatsvinden binnen de bebouwde kom, op een terrein (790 m2) dat kleiner is dan 1.000 m2 en het terrein niet is gelegen binnen 50 meter van een beschermd archeologisch monument. Dit is in onderhavige situatie het geval. Desondanks kunnen er redenen aanwezig zijn dat archeologisch onderzoek toch verplicht gesteld kan worden. Vooralsnog wordt er van uit gegaan dat gezien het oppervlak (kleiner dan 1.000 m2 en niet gelegen binnen 50 meter van een beschermd archeologisch momument) een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.
De provincie Limburg hecht veel waarde aan de cultuurhistorie van de provincie. De provincie wil dan ook dat er verstandig omgegaan wordt met cultuurhistorische bouwwerken en landschappen. In het POL2014 is derhalve opgenomen dat het behouden, ontwikkelen en beheren van beschermde historische bouwwerken, hoofdlijnen van jonge en oude cultuurlandschappen en historische landschapselementen moet worden nagestreefd. Het beleid ten aanzien van cultuurhistorie zoals dit in het POL2014 is weergegeven, is gestoeld op de nota Belvedère, met als uitgangspunt 'behoud door ontwikkeling'.
Binnen het plangebied en in de directe omgeving hiervan is geen sprake van cultuurhistorische waardevolle elementen of structuren die door dit planvoornemen zullen worden verstoord. Op het perceel bevindt zich geen bebouwing met cultuurhistorische waarden.
Op basis van de Flora- en faunawet moet bij alle geplande ruimtelijke ingrepen nagegaan worden of er schade wordt toegebracht aan beschermde dier- en plantensoorten. In de Flora en faunawet is ook de zorgplicht opgenomen. Dit houdt in dat iedereen 'voldoende zorg' in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende dieren en planten (en dus niet alleen de beschermde) en hun leefomgeving.
Voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting geldt in twee gevallen een vrijstelling wanneer sprake is van beschermde diersoorten in het plangebied:
Het plangebied ligt tegen de kern Asenray aan de zuidoostzijde en bevindt zich in het buitengebied. De gronden rondom het plangebied worden grotendeels gebruikt ten behoeve van het wonen. Aan de zuidzijde grenst het plangebied aan graslanden in het buitengebied. Op ruime afstand, circa 800 meter, is de grens van het Natura 2000-gebied Meinweg gelegen. Daarnaast liggen in de omgeving, doch op enige afstand (circa 600 meter), gebieden die aangemerkt zijn als Ecologisch hoofdstructuur. Gelet op de beoogde ontwikkeling en de beoogde sloop- en nieuwbouw op het perceel zal de planontwikkeling niet van invloed zijn op het Natura 2000-gebied en de EHS.
EHS en Natura 2000 gebieden in de omgeving
Binnen het plangebied zelf is een loods aanwezig en zijn de gronden vrijwel volledig verhard. De loods zal worden gesloopt. Omdat gebouwen gebruikt kunnen worden als nestplaats voor vogels of vleermuizen, dient de locatie specifiek op flora en fauna te worden bekeken. Door de gemeente is op 13 mei 2015 aangegeven dat er op locatie geen sprake is van (sporen van) beschermde natuurwaarden.
Het planvoornemen bestaat verder uit het landschappelijk inpassen van het perceel, waardoor in de rand richting het buitengebied groen wordt aangelegd. Daarnaast wordt de verharding verwijderd, gedeeltelijk vernieuwd en verder ingericht als tuin. Hierdoor vindt er een licht verbetering plaats van de natuurlijke waarden ten aanzien van de huidige situatie.
Ten allen tijde geldt vanuit de Flora en faunawet een algemene zorgplicht. De zorgplicht geldt altijd en voor alle planten en dieren, of ze beschermd zijn of niet, en in het geval dat ze beschermd zijn, ook als er ontheffing of vrijstelling is verleend. Om de kans op verstoring van mogelijke individuele exemplaren van beschermde soorten te minimaliseren, dienen eventuele toekomstige werkzaamheden voor het slopen van de loods en het rooien van beplanting, indien hier sprake van is, zoveel mogelijk buiten de broedperiode te worden uitgevoerd. Binnen het broedseizoen mogen deze werkzaamheden (slopen en rooien) alleen worden uitgevoerd indien zich geen broedgevallen in eventueel te rooien beplanting of de te slopen loods bevinden.
Dit bestemmingsplan voorziet in de realisatie van een woning aan de Dorpsstraat te Asenray. Ter plaatse is reeds een loods aanwezig. De locatie heeft in het vigerende bestemmingsplan de bestemming Woongebied. De bestemming en de regels worden aangepast om de bouw van een nieuwe woning mogelijk te maken.
Gelet op de kenmerken van het project (zoals het karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieueffecten optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de voorgaande paragrafen zijn opgenomen. Voor het planvoornemen is dan ook geen m.e.r.-procedure of m.e.r.-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
Water vormt een steeds belangrijker aspect bij ontwikkelingen op onder meer het gebied van woningbouw en bedrijventerreinen. Belangrijke thema's zijn: het vasthouden in plaats van direct afvoeren van hemelwater, het hergebruik van water, het zuinig omgaan met drinkwater en het beperken van de onttrekking van grondwater. Het is dan ook verplicht om bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de toelichting c.q. ruimtelijke onderbouwing aan te geven op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Deze verantwoording wordt ook wel de waterparagraaf genoemd. Dit hoofdstuk kan als waterparagraaf worden beschouwd.
Het waterbeheersplan Waterschap Roer en Overmaas 2010 - 2015 is het centrale beleidsplan van het waterschap. Het bevat de beleidsvoornemens voor de periode 2010 - 2015. Daarnaast wordt er een globale doorkijk geboden naar de verdere toekomst. De visie van het waterschap luidt: veilig, duurzaam, kostenbewust en democratisch aangestuurd functioneel waterbeheer door proactieve samenwerking, innovatie, klantgerichtheid en goed werkgeverschap.
Het Waterschap Roer en Overmaas streeft naar 100% afkoppelen van het verharde oppervlak bij nieuwbouw, aangezien uit ervaring blijkt dat bij nieuwbouw vrijwel altijd een afkoppelmogelijkheid is. Voor het verantwoord afkoppelen van hemelwater hanteert het waterschap een voorkeurstabel, die aansluit bij de voorkeursvolgorde van de Provincie Limburg. Deze voorkeurstabel is opgenomen in de brochure 'Regenwater schoon naar beek en bodem'. Hierin is opgenomen dat de voorkeur voor het afkoppelen van hemelwater uitgaat naar het infiltreren van het hemelwater in de bodem, waarbij het hemelwater afkomstig van schone dakoppervlakken rechtstreeks in de bodem geïnfiltreerd mag worden. Infiltratie van hemelwater afkomstig van overige verharde oppervlakken dient minimaal te geschieden middels een bodempassage of afhankelijk van het grondgebruik niet worden afgekoppeld.
Het plangebied is gelegen in het oostelijk deel van Asenray, omringd door het buitengebied. In het buitengebied zijn door het Waterschap een aantal primaire watergangen aangewezen, te weten: Maasnielderbeek en de Spickerbroeklossing. Van deze primaire watergangen stroomt de Maasnielderbeek in het oosten en zuiden, op enige afstand van het plangebied.
In verband met het planvoornemen is een doorlatendheidsonderzoek (Econsultancy, rapportnummer 15061478, d.d. 3 juli 2015) uitgevoerd aan de Dorpsstraat 151 te Asenray in de gemeente Roermond. Het onderzoek is opgenomen als bijlage 3 bij deze toelichting.
Het doorlatendheidsonderzoek is uitgevoerd in het kader van het duurzaam waterbeheer ten aanzien van de voorgenomen (her)ontwikkeling van de onderzoekslocatie. Doel van het doorlatendheidsonderzoek is het bepalen of de onderzoekslocatie geschikt is voor de infiltratie van hemelwater. Hiertoe zal inzicht worden verkregen in de regionale en locatiespecifieke bodemopbouw en geohydrologie. Tijdens het onderzoek zal onder andere de waterdoorlatendheid van verschillende bodemlagen worden onderzocht.
Bodemopbouw en grondwater
De bodem bestaat voornamelijk uit zwak tot matig siltig, matig fijn tot matig grof zand. De bodem is bovendien plaatselijk zwak grindig, zwak gleyhoudend, zwak humeus en bevat zeer plaatselijk wat laagjes leem. Zeer plaatselijk is bovendien een laag slib waargenomen. In de bovengrond zijn plaatselijk verschillende gradaties aan beton, baksteen, metaal, plastic en/of aardewerk waargenomen. De ondergrond is plaatselijk vanaf 1,5 m minus maaiveld zwak gleyhoudend. Het grondwaterniveau varieert van circa 2,3 tot 2,7 m minus maaiveld.
Doorlatendheid
Ter plaatse van de onderzoekslocatie zijn 3 in-situ doorlatendheidsmetingen in een aantal onverzadigde bodemlagen uitgevoerd. Het onderzoek heeft een oriënterend karakter, waarbij verschillende bodemlagen zijn onderzocht. De doorlatendheid van de bodem wordt over het algemeen geclassificeerd als goed tot zeer goed doorlatend, waarbij k-waarden van 5,9 en 13,7 m/dag zijn aangetoond.
Advies infiltratiemogelijkheden
De haalbaarheid van hemelwaterinfiltratie is afhankelijk van de doorlatendheid van de bodem. Bodemlagen met een minimale doorlatendheid van 1,0 m/dag worden geschikt geacht voor infiltratie van hemelwater. Hiermee wordt rekening gehouden met factoren die de doorlatendheid negatief kunnen beïnvloeden. Bodemlagen met lagere doorlatendheden worden als niet of minder geschikt geacht voor hemelwaterinfiltratie.
Op basis van de onderzoeksresultaten en de actuele grondwaterstand kan worden gesteld dat de bodem, over het algemeen geschikt wordt bevonden voor infiltratie van hemelwater.
Bij het maken van de keuze voor het type infiltratievoorziening(en) is het tevens van belang rekening te houden met het actuele grondwaterniveau en het gemiddeld hoogste grondwaterniveau. Uiteraard is de hoeveelheid te infiltreren hemelwater, afkomstig van het toekomstig verhard oppervlak, eveneens bepalend voor de dimensionering. Geadviseerd wordt om de keuze voor de omgang met het hemelwater af te stemmen met de gemeente Roermond en het Waterschap Roer en Overmaas.
Als gevolg van het planvoornemen neemt het verhard oppervlak niet toe. In de huidige situatie is het plangebied halfverhard, waarbij de grond overgroeid is gras. Daarnaast staat achterop het terrein een loods van circa 225 m2 en is een bestaande loods van 400 m2 achter de bestaande woning reeds gesloopt in 2014/2015. In de nieuwe situatie wordt een bouwvlak opgenomen waarbinnen een woning gebouwd mag worden. Het bouwvlak heeft een oppervlakte van 144 m2, dat voorts voor 80% mag worden bebouwd. De woning bedraagt daardoor maximaal 115 m2. De overige gronden zullen worden gebruikt ten behoeve van het woongenot en ingericht worden als tuin met enkele bijgebouwen (100 m2). Er blijft voldoende ruimte over om het water in de grond te infiltreren. Lettende op het voorgaande is er sprake van een verbetering van de waterhuishouding aangezien het verhard oppervlak afneemt als gevolg van de sloop van de bestaande loodsen. De te bouwen woning zal worden uitgevoerd met een gescheiden rioolstelsel en ook als zodanig worden aangesloten op het aanwezige gescheiden rioolstelsel.
Binnen het plangebied is geen sprake van een beschermingszones ten behoeve van watergangen. Daarnaast is met het planvoornemen sprake van een afname in het verhard oppervlak. Het water wordt gescheiden aangeboden op het rioleringssysteem. Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden gesteld dat de bodem over het algemeen geschikt is voor infiltratie van het hemelwater.
Op basis van de Wet ruimtelijke ordening, bepaalt een viertal zaken de opzet en inrichting van de bestemmingsplanregels, te weten:
In 2012 is een nieuw bestemmingsplan voor de kern Asenray vastgesteld door de gemeente Roermond. Hierin had de planlocatie de bestemming Woongebied. Daarnaast geldt hier de dubbelbestemming Waarde - Archeologie en de gebiedsaanduiding Geluidzone - Industrie.
De structuur van het plan is zodanig dat de verbeelding de primaire informatie geeft over waar en hoe gebouwd mag worden. Bij het raadplegen van het bestemmingsplan dient dan ook eerst naar de verbeelding gekeken te worden. Vervolgens kan in de regels teruggelezen worden welk gebruik en welke bouwmogelijkheden zijn toegestaan.
Op de verbeelding zijn aangegeven:
Binnen het bestemmingsvlak is ter plaatse van het bouwvlak één woning toegestaan. In de regels staan nadere bouwregels waar deze aan moet voldoen, bijvoorbeeld qua goothoogte en situering op het perceel. Bijgebouwen zijn tevens toegestaan tot een maximum oppervlak van 100 m2 en deze moeten ten minste 5 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gesitueerd.
De regels zijn conform de SVBP 2012 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) als volgt opgebouwd:
Naast het toetsen van het planvoornemen aan diverse milieu- en veiligheidsaspecten, dient ook getoetst te worden aan de uitvoerbaarheid van het planvoornemen. Hierbij wordt gekeken naar de economische uitvoerbaarheid en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening rust op de gemeente de verplichting tot het verhaal van kosten die tot de grondexploitatie behoren op basis van een exploitatieplan. De gemeente kan hiervan afzien in bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen, of indien:
Binnen het gebied van het bestemmingsplan wordt één woning gerealiseerd. Tussen de gemeente en de initiatiefnemer is een realiseringsovereenkomst gesloten. Op grond van deze overeenkomst wordt het gehele project voor rekening en risico van de initiatiefnemer gerealiseerd. Onder realisering wordt verstaan de realisatie van één woning. Aanpassingen aan de openbare ruimte zijn niet aan de orde. In de overeenkomst is ook vastgelegd dat eventuele planschade voor rekening van de initiatiefnemer komt. Het is niet noodzakelijk een tijdvak of fasering te bepalen voor voorliggend plan. Omdat het bestemmingsplan betrekking heeft op één woning en derhalve geen percentage woningbouwcategorieën bevat, is het niet mogelijk om door middel van een exploitatieplan nadere eisen te stellen aan de uitvoerbaarheid.
Daarmee is het verhaal van de kosten van de grondexploitatie voor dit gebied anderszins verzekerd en is de economische uitvoerbaarheid gegarandeerd.
Gelet op het vorenstaande kan in het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan worden afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan.
Het planvoornemen betreft het planologisch-juridisch mogelijk maken van de realisatie van een vrijstaande woning op een open plek in de bestaande ruimtelijke structuur. Aan de overzijde van de straat zijn recentelijk 6 woningen mogelijk gemaakt. Verwacht wordt dat er tegen het plan dan ook geen overwegende bezwaren zullen bestaan.
Dit bestemmingsplan wordt conform de gebruikelijke procedure gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn kan een ieder reageren op het planvoornemen en zijn of haar zienswijzen indienen.
Het planvoornemen zal gezien het voorgaande niet leiden tot overwegende planologische bezwaren. De bestemmingswijziging betekent, na een afweging van de verschillende belangen, een aanvaardbare invulling van het plangebied.
Het bestemmingsplan doorloopt de volgende procedure:
In het kader van deze procedure is het voor eenieder mogelijk om zijn/haar zienswijze (bij de gemeenteraad) kenbaar te maken. In publicaties met betrekking tot de diverse stappen die het plan moet doorlopen wordt daarvan steeds melding gemaakt. Wanneer beroep wordt ingesteld, beslist uiteindelijk c.q. in hoogste instantie, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over het bestemmingsplan.
Overeenkomstig artikel 1.3.1. Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is kennis gegeven van het voornemen tot het voorbereiden van het bestemmingsplan 'Dorpsstraat 151 Asenray´. Hierin is vermeld dat het planvoornemen ziet op de realisatie van een woning aan de Dorpsstraat in Asenray.
Tot de voorbereiding van dit bestemmingsplan behoort het overleg met de daarvoor in aanmerking komende instanties. Instanties die blijkens hun werkterrein, belangen vertegenwoordigen of bevoegdheden krachtens de Wro hebben, bij de totstandkoming van bestemmingsplannen betrokken in het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).
In dat kader is door de provincie Limburg de volgende bevindingen en opmerkingen gegeven:
Deze bevindingen en opmerkingen geven geen aanleiding om het bestemmingsplan te wijzigen. Aan alle bevindingen en opmerkingen wordt voldaan. Aan de landschappelijke inpassing wordt voldaan door middel van een financiële compensatie die elders wordt ingezet. Deze bijdrage is vastgelegd in de realisatieovereenkomst zoals deze is overeen gekomen met de initiatiefnemer. Dit leidt er tevens toe dat het maximum bebouwd oppervlak ongewijzigd blijft en overeenkomstig de gemaakte afspraken is in het kader van de financiële bijdrage. Daarbij kan gesteld worden dat het bouwvlak (12 x 15 meter) een oppervlak heeft van 180 m2 en er buiten het bouwvlak maximaal 70 m2 aan bijgebouwen opgericht mogen worden. Dit is een totaal toegestaan bebouwd oppervlak van 250 m2. Dit is ongeveer 30% van het oppervlak van het perceel.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 23 november 2016 tot en met 3 januari 2017, gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is er één zienswijze ingediend. Deze zienswijzen is ongegrond en heeft niet geleid tot wijzing van het bestemmingplan. Wel is in het kader van de sloop van de loods aanvullend een verkennend onderzoek naar asbest uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn in de toelichting van het bestemmingsplan verwerkt. Het onderzoek zelf is als bijlage ingevoegd. Tevens is de verbeelding aangepast waarbij het bestemmingsvlak van de woonbestemming in het kader van de gemaakte afspraken verkleind is naar 500 m2. De resterende gronden van het perceel zijn bestemd als 'Tuin'. Hierbinnen mogen geen gebouwen worden opgericht en verhardingen worden aangelegd. De nota van zienswijzen en wijzigingen is bijgevoegd als bijalge 4. Het bestemmingsplan is gewijzigd vastgesteld in de raadsvergadering van 28 september 2017.