direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Kemp Kitskensberg Kitskensdal
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0957.BP00000275-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding planherziening

De gemeente Roermond is voornemens het bestemmingsplan 'Kemp Kitskensberg Heide' te actualiseren. In het nieuwe bestemmingsplan worden in principe geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen. Het vigerende bestemmingsplan vormt het uitgangspunt. Het nieuwe bestemmingsplan legt daarmee de bestaande situatie vast en fungeert als beheersplan.

1.2 Ligging, begrenzing en juridische status van het plangebied

Het bestemmingsplan omvat de bestaande wijken De Kemp, Kitskensberg, Kitskensdal en Heide. Deze wijken zijn gelegen ten zuidoosten van het historische centrum van Roermond. De Kemp wordt globaal begrensd door de Maasnielderbeek en groengordel Donderberg, de Sint Wirosingel, een gedeelte van de Karel Doormanstraat, de Heinsbergerweg en de Scheidingsweg. Kitskensberg/Heide wordt globaal begrensd door de goederenspoorlijn Roermond-Monchengladbach, de rand van het bedrijventerrein, de Keulsebaan en de Sint Wirosingel. Kitskensdal wordt globaal begrensd door de Sint Wirosingel, de gemeentelijke begraafplaats Tussen de bergen, de Heinsbergerweg en de Ratommerweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000275-VG01_0002.jpg"

In het plangebied gelden, tot het van kracht worden van dit bestemmingsplan, de volgende bestemmingsplannen:

  • bestemmingsplan 'Kemp Kitskensberg Heide': vastgesteld op 15 maart 2007;
  • bestemmingsplan 'Kitskensdal': vastgesteld op 14 december 2006;
  • bestemmingsplan 'Sint Wirosingel Moskee': vastgesteld op 20 februari 2014;
  • bestemmingsplan 'Van den Boschstraat': vastgesteld op 26 december 2012;
  • bestemmingsplan '1e Part Herziening RW73 wegvlak G tunneltrace': vastgesteld op 10 maart 2005;
  • bestemmingsplan 'Woning Heinsbergerweg': vastgesteld op 28 juni 2012.

1.3 Bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan 'Kemp Kitskensberg Kitskensdal' bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding;
  • regels;
  • toelichting.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de gronden en gebouwen in het plangebied aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. De regels en verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. De toelichting geeft een beleidsmatige afweging en verantwoording van de randvoorwaarden. De resultaten van inspraak, vooroverleg en zienswijzen staan in de toelichting opgenomen.

1.4 Leeswijzer

De toelichting op dit bestemmingsplan bestaat uit 6 hoofdstukken. Na dit inleidende stuk volgt in hoofdstuk 2 de gebiedsbeschrijving van het plan. Onder andere de ontstaansgeschiedenis en ruimtelijke en functionele structuur worden hier omschreven. In hoofdstuk 3 volgt een beschrijving van het geldende beleidskader en de wijze waarop het bestemmingsplan past binnen de beleidsdoelstellingen op rijks- provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de verschillende deelaspecten waaronder milieu, externe veiligheid en waterhuishouding. In hoofdstuk 5 wordt de feitelijke en juridische planopzet behandeld. In dit hoofdstuk wordt de wijze van bestemmen verklaard. Er wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe de verschillende bestemmingen en regelingen in voorliggend plan zijn vastgelegd. Daarnaast wordt beschreven hoe de verbeelding en de regels zijn opgebouwd en welke bestemmingen in het plan voorkomen. Tot slot beschrijft hoofdstuk 6 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Gebiedsbeschrijving

2.1 Ontstaansgeschiedenis en ruimtelijke structuur

2.1.1 Historische ontwikkeling

De wijken Kemp Kitskensberg, Kitskensdal en Heide zijn gelegen ten zuidoosten van het historische centrum van Roermond. Deze wijken zijn gerealiseerd na de tweede wereldoorlog. De Kemp is in de vijftiger jaren van de vorige eeuw gebouwd en Kitskensberg en Heide deels in de zestiger en zeventiger jaren en deels in de tachtiger jaren van de vorige eeuw. Eind jaren 60 begin jaren 70 zijn de eerste woningen in de wijk Kitskensdal gerealiseerd.

Tot de vijftiger jaren waren de belangrijkste structuurlijnen in het plangebied de spoorbaan, de Ratommerweg en de Keulsebaan. Het gebied was voornamelijk in gebruik als landbouwgebied. De grootste omslag in de ontwikkeling heeft kort na de Tweede Wereldoorlog plaatsgevonden. De Ratommerweg is in het plangebied opgeheven en de gebroeders Pijpersstraat, Harry Schreursstraat, Sumatrastraat en gedeelten van de Javastraat, Borneostraat, Celebesstraat zijn aangelegd.

In de loop der jaren is het plangebied verder verdicht. Wanneer de structuurlijnkaarten van 1951 en 1996 met elkaar worden vergeleken, is duidelijk te zien dat het plangebied in de loop der tijd globaal is opgedeeld in een vijftal gebieden die door zware infrastructurele lijnen van elkaar worden gescheiden.

In de periode tot 2010 is de hoofdinfrastructuur drastisch veranderd. De belangrijkste geplande wijziging is de realisering van de Rijksweg A73. Bij de op- en afritten van de Rijksweg A73 is in aansluiting op de Koninginnelaan, een nieuwe hoofdweg gerealiseerd. Via een kruising met de Keulsebaan, loopt deze weg- de zogenaamde Oostangent - langs de huidige Zuidgrens van de gemeente richting de Heinsbergerweg.

De Keulsebaan - midden (van rotonde tot Oostangent) betreft verkeersgebied. De Heinsbergerweg en Karel Doormanstraat zijn verzamelwegen. Daarnaast zijn alle wegen en straten in de woongebieden onderdeel gaan uitmaken van het 30 km-gebied.

2.1.2 Ruimtelijke structuur
2.1.2.1 Ruimtelijke structuur De Kemp

De stedenbouwkundige structuur heeft weinig tot geen relatie met de historische ondergrond. De Keulsebaan en de Kempweg zijn de enige structuurlijnen die behouden zijn.

De wijk is oorspronkelijk opgezet volgens het 'tuindorp'- principe. De Kemp is aan de rand van de stad geplaatst. De wijk bezit eigen voorzieningen die in de dagelijkse levensbehoeften voorzien. De wijk bestaat uit woonstraten met een traditioneel straatprofiel met doorlopende wegen. Langs deze weg zijn voornamelijk grondgebonden eengezinswoningen geplaatst met een voor- en achtertuin. Ook zijn er in de Kemp enkele appartementengebouwen aanwezig. De wijk heeft een groene uitstraling door de aanwezigheid van deze tuinen en het groen in de openbare ruimte. Sommige delen van de wijk hebben een stempelmatige opzet.

2.1.2.2 Ruimtelijke structuur Kitskensberg/Heide

De wijk Kitskensberg/Heide is te scheiden in twee delen, namelijk in het oosten de buurt Heide en in het westen de buurt Kitskensberg. De buurt Heide is recenter dan de buurt Kitskensberg. De buurt Heide kent een ietwat ruimere opzet dan Kitskensberg. Het buurten liggen redelijk geisoleerd door de ligging van de Keulsebaan, Sint Wirosingel en de spoorlijn. Kitskensberg/Heide wordt gekenmerkt door een traditionele opzet van eengezinswoningen in twee lagen met voor- en achtertuin en een aantal meergezinswoningen in 3 a 4 woonlagen.

2.1.2.3 Ruimtelijke structuur Kitskensdal

De wijk Kitskensdal bestaat voornamelijk uit vrijstaande woningen. Deze worden ontsloten via de weg Kitskensdal en de hierop uitkomende hofjesstructuur. De meest noordelijke woningen hebben diepere achtertuinen die tezamen een groene buffer vormen met de nieuw te bouwen wijk ten noorden hiervan. De wijk ligt redelijk solitair en heeft daarom weinig relatie met omliggende wijken.

2.2 Functionele structuur

2.2.1 Wonen

Wonen is in alle wijken de hoofdfunctie. Het grootste deel van de woningen is in eigendom van de woningcorporaties. De dichtheid van bebouwing verschilt. In het gebied overheersen woningen met een gesloten typologie (aaneengebouwd). Hiernaast komen ook woningen met een gestapelde, halfopen en open typologie voor. Naast grondgebonden en gestapelde woningen komen binnen het plangebied ook seniorenwoningen en woonwagens voor. Aan de Karel Doormanstraat 52 t/m 96 zijn seniorenwoningen aanwezig. Woonwagenlocaties zijn tijdens de inventarisatie aangetroffen aan de Heidebaan.

De tuinen worden voor een veelheid van doelen gebruikt en hebben niet altijd een groen karakter. Er staan ook diverse autoboxen in het gebied.

2.2.2 Voorzieningen

In het plangebied zijn verschillende voorzieningen aanwezig. De voorzieningen zijn onder te verdelen in maatschappelijke functies, detailhandel, commerciële dienstverlening en horeca. Er zijn geen kantoor- of vrijetijdssfuncties aangetroffen. Er is een duidelijke concentratie van detailhandel te zien aan de Kempweg.

Naast de zelfstandige voorzieningen zijn in het plangebied ook enkele aan huis verbonden beroepen aanwezig.

Maatschappelijke functies

Aan de Surinamestraat 2 is de Stichting Wijkaccomodatie de Kameleon gevestigd. In deze wijkaccomodatie is basisschool 't Mozaiek gevestigd.

Aan de Javastraat 31 is wijkaccomodatie 't Trefpunt gevestigd.

Op de hoek Sint Wirosingel/Keulsebaan wordt een moskee gebouwd. De planologische procedure hiervoor is reeds doorlopen. Aan de Sloet van Beelestraat 4, het voormalig pand van basisschool de Spoorzoeker is momenteel speciaal onderwijs gevestigd.

Aan de Mathilde de Haanstraat heeft een school gelegen. Deze school is al geruime tijd gesloopt. Op dit perceel ligt wel nog een maatschappelijke bestemming.

Detailhandel

Detailhandel concentreert zich aan de Kempweg maar ook op andere locaties in het plangebied komt detailhandel voor.

Aan de Kempweg 54 is een fotowinkel gevestigd en aan de Kempweg 23 een hobbyshop. Ook is de Timco gevestigd aan de Kempweg alsmede een supermarkt.

Commerciële dienstverlening

Onder commerciële dienstverlening valt de kapper aan de Kempweg 19 en een herenkapper aan de Heinsbergerweg 217. Tevens vallen onder deze functie een apotheek (Keulsebaan 47), een videotheek (Kempweg 56) en een geldautomaat (Keulsebaan).

Horeca

In het plangebied zijn een drietal horecagelegenheden gelegen. Een frituur (Kempweg 22A), een chinees restaurant(Karel Doormanplein 15A) en de snackgelegenheid 'Paul's Eethoekje' (Keulsebaan 92).

2.2.3 Bedrijvigheid

In het plangebied staat slechts één gebouw ten behoeve van bedrijvigheid. Aan de Heidebaan is een constructiebedrijf gevestigd.

2.2.4 Onbebouwd gebied
2.2.4.1 Verkeer en parkeren

De Kemp wordt ontsloten door de Keulsebaan, de Karel Doormanstraat en de Sint Wirsosingel. Kitskensberg door de Keulsebaan en de Sint Wirosingel en Kitskensdal door de Heinsbergerweg en de Ratommerweg.

De hoofdinfrastructuur in De Kemp bestaat uit de Keulsebaan, de Karel Doormanstraat, de Sint Wirosingel, de Heinsbergerweg en de Kempweg. De profilering van deze wegen is niet constant. Vaak wisselt het profiel na een kruising met een andere weg. Hieronder zijn de belangrijkste kenmerken van de wegen uit de hoofdstructuur gegeven:

  • De Keulsebaan heeft het karakter van een woonstraat;
  • De Karel Doormanstraat bestaat uit een brede hoofdbaan met vrijliggende fietspaden;
  • De Sint Wirosingel bestaat uit gescheiden rijbanen en vrijliggende fietspaden in een zeer breed profiel;
  • Langs de Kempweg wordt aan beide zijden van de rijweg geparkeerd. tevens vindt langs de rijweg laden en lossen plaats voor winkels.

De belangrijkste wegen in en rond de wijk Kitskensberg zijn de Keulsebaan en de Sint Wirosingel. Deze wegen isoleren de wijk van de rest van de stad.

Op een aantal locaties in de wijk zijn autoboxen aanwezig. In de straatprofielen is in bijna elke straat in de wijk ruimte voor parkeren van auto's op de openbare weg. Een aantal woningen is uitgerust met een carport.

De wijk Kitskensdal is alleen te bereiken via de Heinsbergerweg en de Ratommerweg. De Heinsbergerweg kent een vrij smal wegprofiel. Er zijn geen fietsvoorzieningen in deze straat aanwezig en er wordt aan weerszijden langs de weg geparkeerd.

De wijken worden met het openbaar vervoer ontsloten door busverbindingen.

2.2.4.2 groenvoorziening en speelgelegenheid

In de Kemp kunnen kinderen gebruik maken van de speellocaties aan de Javastraat, de Ruyterstraat, Gebroeders Pijpersstraat, het Keulseplein, het Karel Doormanplein en de Surinamestraat.

In de wijk Kitskensberg zijn speelvoorzieningen aan de van den Boschstraat en de Cornelis de Houtmanstraat. Ten zuiden van de wijk is een grootschalig speel- en recreatiepark aanwezig: speeltuin Kitskensberg. Deze speeltuin heeft zelfs een regionale functie. De speeltuin is echter slecht bereikbaar vanwege de drukke Keulsebaan en is slecht bereikbaar vanuit het plangebied.

In de wijk Kitskensdal is geen speelvoorziening aanwezig.

2.2.5 IJzeren Rijn

De IJzeren Rijn moet in de toekomst opnieuw in gebruik genomen worden. De minister van Verkeer en Waterstaat heeft bij brief van 25 november 2008 bekend gemaakt dat het vaststaat dat het historische tracé dat dwars door de bebouwing van Roermond loopt nooit meer gebruikt zal worden; om de inwoners van Roermond dat te besparen wordt een omleiding om Roermond aangelegd.

Een keuze omtrent welk tracé het wordt, is echter nog niet genomen. De huidige spoorlijn die door het plangebied loopt zal niet meer ingebruik woren genomen.

2.2.6 Infrastructuur

In het zuiden van het plangebied is de Rijksweg A73 gerealiseerd. Om de dorpskernen te sparen is voorzien in een ondertunneling. Deze tunnel van circa 2,3 km lengte is de langste landtunnel van Nederland. De tunnel begint ter hoogte van de wijk Kitskensberg en volgt globaal het tracé van de huidige Sint Wirosingel. Het tunneldak ligt ongeveer op maaiveldhoogte. Ter hoogte van de wijk Kitskensberg krijgt het tunneldak een groene parkachtige inrichting, waarna deze ondergronds de Roer passeert. De belangrijkste wegen binnen, en grenzend aan, het gebied zijn naast de aanwezige A73, de Karel Doormanstraat, de Keulsebaan en de Sint Wirosingel.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk is het vigerend beleid dat van belang is voor het bestemmingsplan kort samengevat. Aangezien voorliggend bestemmingsplan met name gericht is op het beheer van de bestaande situatie en slechts zeer beperkt ontwikkelingen mogelijk maakt, is het nationaal beleid niet relevant. Uit het provinciaal beleid, zoals opgenomen in het POL blijkt dat de provinciale bemoeienis met bestaand stedelijk gebied beperkt is. Het gemeentelijk beleid is in deze gebieden richtinggevend.

In paragraaf 3.2 wordt kort aandacht besteed aan de relatie tussen provinciaal beleid en voorliggend bestemmingsplan. In paragraaf 3.4 wordt aandacht besteed aan het relevante gemeentelijke beleid.

3.1 Europees- en Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 12 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (verder: de structuurvisie) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om zelf oplossingen te creëren. Het Rijk richt zich met name op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van nationale belangen.

De structuurvisie vervangt verschillende bestaande nota's zoals de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit, de agenda Landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. Het Rijk zet zich voor wat betreft het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. In de structuurvisie worden drie hoofddoelen genoemd om Nederland concurrerend, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Voor de drie rijksdoelen worden de onderwerpen van nationaal belang benoemd, waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. De 13 nationale belangen luiden kort samengevat als volgt:

Versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland

  • Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren.
  • Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie.
  • Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen.
  • Efficiënt gebruik van de ondergrond.

Verbeteren bereikbaarheid: Slim investeren, Innoveren en Instandhouden

  • Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen.
  • Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarwegen.
  • Het in stand houden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen.

Waarborgen kwaliteit leefomgeving

  • Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water), bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.
  • Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling.
  • Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke en cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
  • Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten.
  • Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten.
  • Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

Het Rijk brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat (burgers en bedrijven) en laat meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij…'). Dit betekent minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving. Wanneer rijksdoelen en nationale belangen raken aan regionale opgaven, vraagt dit echter om heldere taakverdeling en samenwerkingsafspraken tussen de betrokken overheden. Een rijksverantwoordelijkheid kan bijvoorbeeld aan de orde zijn indien een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt.

Door het beheersmatige karakter van dit bestemmingsplan worden binnen het plangebied geen nieuwe grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan is een rijksverantwoordelijkheid niet aan de orde. Het plan voldoet aan het rijksbeleid zoals dit is vastgelegd in de structuurvisie.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De nationale belangen uit de SVIR worden in de Amvb Ruimte juridisch geborgd. Deze Amvb Ruimte wordt in juridische termen aangeduid als het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' (Barro). De AMvB Ruimte is gericht op doorwerking van de nationale belangen in bestemmingsplannen. De onderwerpen in het Barro betreffen (onder andere):

  • Project Mainportontwikkeling Rotterdam
  • Kustfundamenten
  • Grote rivieren
  • Waddenzee en waddengebied
  • Defensie (met uitzondering van radar).

Deze onderwerpen hebben geen betrekking op onderhavig plangebied.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is tevens de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. Deze ladder is ingericht op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten, waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De ladder voor duurzame verstedelijking is per 1 oktober 2012 verankerd in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening.

De ladder bestaat uit een drietal 'treden'. In de toelichting op een bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing dient, met betrekking tot de ontwikkeling van o.a. bedrijventerreinen, kantoren, detailhandel en woningbouwlocaties, beschreven te worden op welke wijze rekening is gehouden met volgende aspecten:

  • 1. behoefte: voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte waarin nog niet elders in de regio is voorzien? Het kan zowel om een kwantitatieve als een kwalitatieve behoefte gaan;
  • 2. binnen- of buitenstedelijk: indien er sprake is van een actuele regionale behoefte, dan moet worden beoordeeld of deze in bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden gerealiseerd, eventueel door benutting van beschikbare gronden, herontwikkeling of transformatie van bestaande locaties;
  • 3. bereikbaarheid met meerdere modaliteiten: indien gekozen moet worden voor een locatie buiten het stedelijke gebied, dan gaat de voorkeur uit naar een plek die (in de toekomst) bereikbaar is via verschillende vervoerswijzen.

Het planvoornemen voorziet in de actualisatie en digitalisering van het vigerende bestemmingsplan Kemp Kitskensberg Heide. Er worden geen ontwikkelingen meegenomen waarvan nog geen planologische procedure is afgerond. Er vinden derhalve geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen plaats welke getoetst moeten worden aan artikel 3.1.6 Bro.

3.1.4 Nationaal Waterplan

Op 22 december 2009 is het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden opgenomen. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.

Het plangebied is gelegen binnen het deel van Nederland dat wordt omschreven als Hoog Nederland. Hoog Nederland omvat grofweg de zandgronden van Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg. Hoog Nederland is grotendeels vrij afwaterend, dat wil zeggen dat het water onder vrij verval naar de rivieren en de zee stroomt. Vanwege de hogere ligging is het van nature het droge deel van het land. De hoge gronden zijn vooral aangewezen op het vasthouden van gebiedseigen water. Beleidsmatig wordt derhalve onder andere gestreefd naar een herstel van de sponswerking van de hoge gronden om watertekorten te voorkomen en wateroverlast te beperken. Provincies en waterschappen dienen de (grond)watersystemen op orde te brengen volgens de afspraken van het Nationaal Bestuursakkoord Water. Hieruit volgen geen verdere randvoorwaarden ten aanzien van dit bestemmingsplan.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsverordening Limburg

Op 12 december 2014 hebben Provinciale Staten het Provinciaal Omgevingsplan 2014 vastgesteld. De centrale ambitie zoals verwoord in het POL2014 komt voort uit de Limburg agenda: een voortreffelijk grensoverschrijdend leef- en vestigingsklimaat, dat eraan bijdraagt dat burgers en bedrijven kiezen voor Limburg: om er naar toe te gaan en vooral ook om hier te blijven. In het POL staan de fysieke kanten van het leef- en vestigingsklimaat centraal. Belangrijke uitdagen zijn het faciliteren van innovatie, het aantrekkelijk houden van de regio voor jongeren en arbeidskrachten, de fundamenteel veranderde opgaven op het gebied van wonen en voorzieningen, de leefbaarheid van kernen en buurten en het inspelen op de klimaatverandering.

Aan het provinciaal omgevingsbeleid ligt een aantal principes ten grondslag: kwaliteit staat daarbij centraal. Dat komt tot uiting in het koesteren van de gevarieerdheid van Limburg onder het motto 'meer stad, meer land', het bieden van ruimte voor verwerving van functies, in kwaliteitsbewustzijn, en in dynamisch voorraadbeheer dat moet resulteren in een nieuwe vorm van groeien. Het dynamisch voorraadbeheer vormt een belangrijk onderdeel van het POL2014. Algemene principes voor duurzame verstedelijking sluiten hierop aan, zoals de ladder van duurzame verstedelijking en de prioriteit voor herbenutting van cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen. Deze principes zijn tevens vastgelegd in de Provinciale Omgevingsverordening.

Het POL nodigt gemeenten uit om een flink aantal vraagstukken in regionaal verband verder uit te werken. Voor de thema's wonen, bedrijventerreinen, kantoren, detailhandel, land- en tuinbouw, energie en vrijetijdseconomie richt de provincie zich op regionale visies, die de basis moeten vormen voor afspraken tussen regiogemeenten en Provincie. Minder dan voorheen richt de Provincie zich op het beoordelen van individuele ontwikkelingen met een lokaal karakter: deze rol wordt overgelaten aan de diverse gemeenten. Middels het POL2014 wordt wel een aantal beleidsmatige kaders gesteld, al dan niet verankerd in de al eerder genoemde Provinciale Omgevingsverordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000275-VG01_0003.jpg"

Zonering plangebied

De grote variatie in omgevingskwaliteiten is een kenmerk en sterk punt van Limburg. Om daaraan recht te doen, worden in het POL2014 zeven globaal afgebakende gebiedstypen onderscheiden. Dit zijn zones met elk een eigen karakter, herkenbaar, eigen kwaliteit, en met veel verschillende opgaven en ontwikkelingsmogelijkheden. Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan wordt op kaart 1 van het POL2014 'zonering Limburg' gerekend tot het 'bebouwd gebied'.

Binnen het bebouwd gebied onderscheiden we de volgende zones:

  • stedelijk centrum;
  • bedrijventerrein;
  • overig bebouwd gebied.

Het plangebied ligt binnen de zone 'overig bebouwd gebied'. Ten aanzien van de zone 'overig bebouwd gebied' is een aantal algemene beleidsdoelstellingen/aandachtspunten geformuleerd:

  • transformatie regionale woningvoorraad;
  • bereikbaarheid;
  • balans voorzieningen en detailhandel;
  • stedelijk groen en water;
  • kwaliteit leefomgeving.

Gelet op het beheersmatig karakter gelden er ten aanzien van onderhavig bestemmingsplan geen specifieke beleidsmatige randvoorwaarden als gevolg van de ligging binnen de zone 'overig bebouwd gebied.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Structuurvisie Wonen, zorg en woonomgeving Midden-Limburg

De Structuurvisie wonen, zorg en woonomgeving, welke door de raden van Midden-Limburgse gemeente is vastgesteld eind 2014, geeft de kaders van het gemeentelijk woningbouwbeleid. De gemeenteraad van Roermond heeft deze structuurvisie vastgesteld op 18 december 2014.

De belangrijkste ontwikkelingen

Midden-Limburg kenmerkt zich door grote verschillen. Op hoofdlijnen komt het neer op een agrarisch gebied met veel woningen in het buitengebied in het westen, de Maas en Maasplassen met het wonen georiënteerd op het water en de natuurgebieden in het oosten waar het wonen meer in/nabij de kernen plaatsvindt en minder in het buitengebied. Er is sprake van een urbanisatietrend, de steden/centrumkernen lijken aan aantrekkingskracht te winnen. Wat betreft de demografische ontwikkelingen doen zich ook verschillen voor. Een aantal gemeenten krimpt al in bevolkingsomvang of gaat dat het komend decennium doen. Een aantal groeit nog langere tijd door. Belangrijker nog voor de resterende woningbehoefte is de huishoudenspiek. Het moment daarvan verschilt sterk. In Maasgouw en Roerdalen wordt deze piek in 2018-2020 verwacht, in Roermond pas in 2040. De huishoudenspieken in Echt-Susteren (2023), Leudal (2027), Weert (2027) en Nederweert (2031) liggen daar tussen in.

In de zorg doen zich vier belangrijke verschuivingen voor: van intramuraal wonen naar zelfstandig wonen met zorg aan huis, van centrale regie naar meer regie op lokaal niveau, van toenemende zorgbehoefte zonder een toename van de middelen, van formele zorg naar steeds meer informele zorg. Aanbiedende partijen trekken zich meer terug naar sec de eigen rol. Ten aanzien van de woonomgeving is een aantal bevindingen geconstateerd. Met name zuid- en oostwaarts staan voorzieningen nu al onder druk. De directe nabijheid van zorgvoorzieningen wordt steeds belangrijker. De kwetsbaarheid van kleine kernen neemt toe. De gemeenten zetten in op ontmoeten. De leefbaarheid wordt steeds minder bepaald door het voorzieningenniveau en vaker door het zelforganiserend vermogen van mensen. 

Structuurvisie op basis van de Wet ruimtelijke ordening

De structuurvisie wordt vastgesteld op basis van de Wet ruimtelijke ordening. Hiermee wordt  voorzienbaarheid gecreëerd. Dit is belangrijk omdat de (potentiële) plancapaciteit teruggebracht dient te worden van ca. 10.800 woningen tot ca. 5.800 woningen.

De uitdagingen

De regio staat voor een aantal uitdagingen:

  • beweging krijgen in de vastgoedmarkt;
  • actief op zoek gaan naar transformatiemogelijkheden;
  • het reduceren van de plancapaciteit;
  • afweging/keuze waar en welke nieuwbouw nog dient te worden gerealiseerd;
  • het in stand houden van de leefbaarheid.

Ambities

De ambities zijn in een aantal speerpunten geformuleerd, te weten:

  • goed evenwicht vinden tussen sociaal en fysiek domein;
  • reduceren/aanpassen van de plancapaciteit, marktbehoefte goed inschatten;
  • kansen creëren voor nieuwkomers;
  • transformatieopgave in zorgvastgoed is aanwezig, de uitwerking is ongewis;
  • de zorg voor kwetsbaren: smeden van nieuwe coalities;
  • de transformatieopgave in de huursector vraagt om regionale afstemming;
  • transformaties afstemmen met ingrepen op publiek domein;
  • sturen op kwaliteit;
  • kantelen van het 'wonen', ofwel hoe organiseren we de leefbaarheid?;
  • bewustmaken van de (oudere) burger, speciaal de eigenaar-bewoner, ten aanzien van het langer zelfstandig (moeten) blijven wonen.

Afwegingskader

In de structuurvisie is een afwegingskader opgenomen om de plannen te ordenen. De kwantitatieve resterende opgave van de gehele regio wordt allereerst gelijkelijk verdeeld over de gemeenten, naar rato van het aantal huishoudens. Dit komt neer op een groei van 4,2% tot en met 2023. Elke gemeente wordt hiermee, binnen haar totale bouwmogelijkheden, de mogelijkheid geboden om te (laten) bouwen in elke kern, waarbij wel een maximum wordt aangegeven. De gemeenten Nederweert en Roermond mogen meer bouwen dan dit maximum, omdat de behoefte daar hoger ligt dan het regionale gemiddelde. De overige gemeenten krijgen meer bouwmogelijkheden dan de groei van het aantal huishoudens aangeeft maar moeten hun ambitie wel realiseren binnen de komende 10 jaar. Integrale heroverweging vindt plaats in 2018, mede op basis van de dan geldende prognoses.

De gemeenten Nederweert en Roermond geven hiermee de andere gemeenten de komende 10 jaar ruimte om meer te bouwen dan op basis van de berekende eigen woningbehoefte nodig is, zonder dat ten koste gaat van de ruimte die de gemeenten Nederweert en Roermond krijgen. Hierdoor krijgen deze overige gemeenten meer ruimte en tijd om hun overtollige planvoorraad af te bouwen. Deze extra woningbouwmogelijkheden gaan niet ten koste van de woningbouwmogelijkheden in Nederweert en Roermond, omdat zij de geplande woningbouw tot het niveau van de berekende behoefte evengoed mogen realiseren.

Afgesproken wordt dat de gemeenten de komende 4 jaar minimaal 40% van de (potentiële) overcapaciteit afbouwen. Concreet gaat het om de volgende aantallen voor de periode 2014 tot en met 2017:

  • Echt-Susteren   -130
  • Leudal              -370
  • Maasgouw        -265
  • Nederweert       -120
  • Roerdalen         -140
  • Roermond        -  10
  • Weert               -455

Instrumenten

In de structuurvisie zijn instrumenten opgenomen die sturing geven aan de woningbouwplanning en het terugbrengen van de planvoorraad. Het betreft de Omgevingswet, het intrekken van omgevingsvergunningen, reductie en aanpassen van de plancapaciteit door het aanpassen van nieuwe of bestaande bestemmingsplannen, ontbinding van privaatrechtelijke overeenkomsten, anticiperen op provinciaal Transitiefonds, beter afstemmen verkoop woningen door woningcorporaties, handhaving permanente bewoning recreatiewoningen, niches, beperken nieuwe woningen buitengebied en tot slot monitoring en evaluatie. Een aantal instrumenten wordt lokaal opgepakt, een aantal wordt regionaal opgepakt.

Uitvoeringsprogramma

De gemeenteraad stelt de structuurvisie vast, het college voert de structuurvisie uit. Jaarlijks wordt verantwoording afgelegd aan de raad aan de hand van een monitorings- en voortgangsverslag.

Opgave Roermond

De in de structuurvisie voor de gemeente Roermond bepaalde woningbehoefte op basis van de prognose uit 2013 (3.610) komt ongeveer overeen met de totale planvoorraad per 1 januari 2014 (3.630). Dit betreft zowel harde als zachte plannen. Een actualisatie van de planvoorraad van de gemeente Roermond per 1 januari 2016 laat een lichte overschrijding ten opzichte van het in de structuurvisie genoemde aantal zien (3.678 ten opzichte van 3.610, zijnde een overschrijding van nog geen 2%). Afgesproken is de prognose van de woningbehoefte (3.610) als ijkpunt te hanteren en niet aan te passen op basis van nieuwe prognoses, zodat gemeenten het meerjarig beleid hierop kunnen baseren en niet steeds het beleid moeten herzien.

De lichte overschrijding van de planvoorraad ten opzichte van de woningbehoefte leidt tot de situatie waarin bestaande plannen heroverwogen moeten worden. In deze heroverweging, welke reeds is opgestart, zal met name gekeken worden naar de mate waarin bestaande plannen daadwerkelijk tot uitvoering zijn gekomen alsmede de mate waarin plannen passen bij de kwalitatieve vraag. De verwachting is dat daarmee de beperkte overschrijding van de afspraken uit de Structuurvisie binnen de planperiode van de Structuurvisie (2014 tot en met 2017) kan worden opgeheven.

Het voorliggend plan betreft een actualisatieplan. Er worden geen nieuwe bouwmogelijkheden opgenomen in het bestemmingsplan. Daarnaast betekent dit dat als gevolg van dit plan het aantal woningen niet toeneemt.

Het plan is dan ook in overeenstemming met de structuurvisie.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie Roermond

De Structuurvisie Roermond bevat een ruimtelijke visie voor het gehele grondgebied van de gemeente Roermond en vormt het ruimtelijk integratiekader voor (sectorale) ontwikkelingen en visies zoals neergelegd in het collegeuitvoeringsprogramma en in diverse andere nota's. Vanuit een visie op de toekomst van de stad is een ruimtelijke ontwikkelingsrichting aangegeven. De structuurvisie is daarmee een belangrijke basis voor het te voeren ruimtelijke beleid van de gemeente.

Naast de realisering van nieuwe bedrijventerreinen wordt een kwalitatieve verbetering van bestaande terreinen nagestreefd. Revitalisering van bestaande terreinen kan leiden tot kwaliteitswinst. Door verlenging van de levensduur, maar met name intensivering van het ruimtegebruik van bedrijventerreinen, behoeft minder beslag te worden gelegd op nieuwe locaties.

Het bestemmingsplan is een conserverend plan. Het plan maakt geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen en/of uitbreiding van woningen en/of bedrijven mogelijk, buiten de reeds eerder bestemde mogelijkheden.

3.4.2 Strategische visie

De Strategische Visie Roermond 2020 beschrijft het gewenste toekomstbeeld van de gemeente Roermond en is vastgesteld op 30 oktober 2008. De visie omvat doelstellingen, standpunten, sterke punten en onderscheidende kenmerken en betreft een koers tot 2020 op hoofdlijnen. In 2020 dient Roermond een stad te zijn voor mensen van alle leeftijden, voor alle bevolkingsgroepen, waar het goed wonen, werken, vertoeven en recreëren is. De strategische visie is uitgewerkt in zes aandachtsgebieden waarin de komende jaren geïnvesteerd dient te worden:

  • Roermond: Levende stad. Voor alle leeftijdscategorieën dient de stad de juiste voorzieningen te bieden zodat een bijzonder karakter en een grote aantrekkingskracht behouden blijft.
  • Roermond: Regio stad. De functie van Roermond als centrumstad voor de regio dient in de toekomst verder te worden versterkt. Hiervoor wordt onder meer geïnvesteerd in de gezamenlijke ontwikkeling van het toeristisch recreatief potentieel van de Maasplassen. Het huidige voorzieningenniveau van de gemeente dient zoveel mogelijk in stand te worden gehouden en waar mogelijk te worden uitgebreid.
  • Roermond: Sociale stad. Er dient geïnvesteerd te worden in veiligheid en sociale problematiek.
  • Roermond: Economisch sterke stad. In dit kader dient onder meer geïnvesteerd te worden in hoogwaardige (ouderen) zorg, verbetering van vestigingsklimaat voor bedrijven door een kwalitatieve woon-, cultuur-, en leefomgeving te creëren, bereikbaarheid en (duurzaam) toerisme en recreatie in de stad zelf en in de directe omgeving.
  • Roermond: Prachtige stad. Kansen ten aanzien van toerisme en recreatie dienen optimaal te worden benut. Hiertoe dient geïnvesteerd te worden in de kwaliteit van de woon-, cultuur-, en leefomgeving en de ontwikkeling van de Maasoevers tot een hoogwaardige woon- en verblijfsomgeving.
  • Roermond: De Gemeente. Betrokkenheid van de burgers bij besluitvorming en de kwaliteit van besluitvorming dient gewaarborgd te blijven.

De actualisatie van het bestemmingsplan 'Kemp Kitskensberg Kitskensdal' is in overeenstemming met de uitgangspunten die aan de Strategische visie ten grondslag liggen.

3.4.3 Structuurvisie kwaliteitsbijdrage gemeente Roermond

De Provincie Limburg heeft beleid ontwikkeld voor het buitengebied en aanvullend voor een aantal gebieden binnen het stedelijk gebied, dat als uitgangspunt heeft dat bebouwingsontwikkelingen leiden tot verlies van omgevingskwaliteit en dat dit verlies dient te worden gecompenseerd door een kwaliteitsimpuls. De provincie stelt dat 'rode ontwikkelingen' buiten de vastgestelde contouren slechts mogelijk zijn indien de locatie zich daar planologisch voor leent én indien dit gepaard gaat met een compensatie van de 'aantasting' en kwaliteitsverbetering van het buitengebied en aanvullend een aantal gebieden binnen het stedelijk gebied. Deze compensatie kan bestaan uit een compensatie in natura of een financiële bijdrage.

Dit beleid is vastgelegd in het Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM). Het LKM is op 12 januari 2010 door Gedeputeerde Staten vastgesteld en is een uitwerking van de POL herziening 'Verstedelijking, Gebiedsontwikkeling en Kwaliteitsverbetering'. Het provinciale beleid is door de gemeente nader uitgewerkt in de 'Structuurvisie kwaliteitsbijdrage gemeente Roermond' die op 16 februari 2012 door de gemeenteraad is vastgesteld.

Op de bij de Structuurvisie kwaliteitsbijdrage behorende kaart 1 'Gebiedsafbakening' ligt het plangebied van voorliggend bestemmingsplan binnen de grens stedelijke dynamiek van de stadsregio Roermond. Deze gebiedsafbakening is gebaseerd op de bij het (voormalige) Provinciaal Omgevingsplan 2006 (POL2006) behorende kaart 1 'Perspectieven'. Binnen de grens stedelijke dynamiek is het kwaliteitsbeleid slechts van toepassing binnen de voormalige POL2006 perspectieven 2 (Provinciale ontwikkelingszone groen), 3 (Ruimte voor veerkrachtige watersystemen) en 8 (Stedelijke ontwikkelingszone). Het plangebied ligt niet binnen één van deze drie perspectieven. Ook vanwege het conserverend karakter van dit bestemmingsplan volgen er geen verdere consequenties uit het gemeentelijk kwaliteitsbeleid zoals vastgelegd in de 'Structuurvisie kwaliteitsbijdrage gemeente Roermond'.

3.4.4 Nota Archeologie 2011

In de Nota Archeologie 2011 is de gemeentelijke archeologievisie en het beleid voor de komende jaren geformuleerd (vastgesteld op 7 juli 2011). Leidraad daarbij is dat archeologie een integraal onderdeel vormt bij afwegingen betreffende de ruimtelijke ordening. In 2008 is de Archeologieatlas vastgesteld door de gemeenteraad. Deze Atlas vormt de basis voor het archeologiebeleid, dat transparant is voor burgers en investeerders en verantwoord omgaat met het ondergrondse erfgoed. Op basis van de Atlas is de Beleidskaart Archeologie opgesteld. Op deze kaart wordt een onderscheid gemaakt in drie gebieden. Een smalle strook langs de oostelijke grens van het plangebied ligt in het gebied dat aangeduid is met de waardering 'historische kern'. Gebieden met een lichtroze kleur hebben een hoge archeologische verwachting. Conform de Nota Archeologie 2011 worden deze gebieden in de diverse bestemmingsplannen van de gemeente Roermond opgenomen in de archeologische dubbelbestemmingen 'Waarde - archeologie historische kern' en 'Waarde - archeologie'. Per gebied worden verschillende eisen gesteld aan het noodzakelijk archeologisch onderzoek. De groene gebieden zijn de overige gebieden. Op de groene terreinen hoeft geen onderzoek uitgevoerd te worden.

In de Nota Archeologie worden verder de drie fasen van archeologisch onderzoek beschreven. De eerste fase betreft het vooronderzoek. De tweede fase betreft het uitvoeren van vervolgonderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek. De laatste fase is een vervolgonderzoek in de vorm van een archeologische opgraving. Uit de in het bestemmingsplan opgenomen dubbelbestemmingen blijkt of een vooronderzoek noodzakelijk is. Uit het vooronderzoek blijkt of verder onderzoek moet plaatsvinden. Voor het archeologisch vervolgonderzoek zijn de in de Nota genoemde onderzoeksthema's van belang.

In paragraaf 4.4 wordt nader ingegaan op het aspect archeologie in relatie tot voorliggend bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000275-VG01_0004.jpg"

3.4.5 Nota parkeernormen 2014

De Gemeente Roermond wil de toenemende vraag naar parkeergelegenheid goed faciliteren, maar wel op een zodanige wijze dat de kwaliteit van de openbare ruimte behouden blijft en de bereikbaarheid van de stad en het centrum kan worden gewaarborgd. Centraal hierbij staat dat de veroorzaker van de parkeervraag behorende bij een nieuw- of verbouwproject verantwoordelijk wordt gesteld voor het realiseren van de daartoe benodigde parkeerplaatsen. Daar zijn echter goede en heldere kaders voor nodig. Initiatiefnemers en bouwers moeten op voorhand weten waar ze op het gebied van parkeren aan moeten voldoen. Ook omwonenden en overige belanghebbenden hebben recht op deze duidelijkheid over waar ze aan toe zijn en wat ze kunnen verwachten bij deze nieuw- of verbouwplannen ten aanzien van parkeren.

In de recent vastgestelde Nota Parkeernormen 2014 zijn de kaders vastgelegd waarmee de parkeervraag als gevolg van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden bepaald. Bij ruimtelijke ontwikkelingen (inbreiding, uitbreiding en functieverandering) wordt door middel van een vaste systematiek met parkeernormering invulling gegeven aan deze parkeervraag. In de Nota Parkeernormen zijn de landelijke parkeerkencijfers zoals deze door het CROW zijn gepubliceerd ten aanzien van de gemeente Roermond geconcretiseerd.

Aangezien de parkeerbehoefte afhankelijk is van de locatie van de voorziening en van het aanbod en de kwaliteit van alternatieve vervoerswijzen is er een onderscheid gemaakt naar stedelijkheid en de zone waarin de voorziening gelegen is. In Roermond worden drie zones onderscheiden:

  • Centrum;
  • Overloopgebied;
  • Restant bebouwde kom.

Voor het plangebied gelden de normen uit de categorie 'restant bebouwde kom'. De parkeernormen uit de parkeernota zijn verankerd in de regels van dit bestemmingsplan.

3.4.6 Ruimtelijk detailhandelsbeleid 2015-2020

Roermond is al 15 jaar vooruitstrevend op detailhandelsgebied en dat heeft de stad internationaal op de kaart gezet en de sociaal-economische structuur verbeterd. Internationaal staat de stad Roermond te boek als voorbeeld als het gaat om het integreren van nieuwe retailconcepten in een bestaande structuur. De historische binnenstad is sterk terwijl het Designer Outlet Roermond beschouwd kan worden als een van de beste in Europa. Daarnaast functioneert een Retailpark, een Outdoor Center, Huis- & Tuin Boulevard en een Woonboulevard, naast de reguliere wijk- en buurtcentra. In de nota Ruimtelijk detailhandelsbeleid 2015 - 2020 is een toekomstperspectief geschetst voor de ambitieuze winkelstad Roermond, inclusief keuzes die in het belang van een toekomstbestendige vitale winkelstructuur nodig zijn.

Uitgangspunten ruimtelijke structuur

Naast een aantal algemene uitgangspunten met betrekking tot de ruimtelijk structuur, wordt in de nota per cluster een toekomstperspectief geschetst. Ook wordt het toetsingskader aangegeven hoe met bijzondere initiatieven en de gevolgen van bijvoorbeeld de toenemende invloed van internetwinkelen wordt omgegaan. In de ruimtelijke structuur worden een aantal keuzes gemaakt. Op hoofdlijnen wordt gekozen voor duidelijke thematisering van winkelclusters en daarmee profilering naar de consument. Tevens is gekozen voor een ruimtelijke clustering van winkelgebieden. Solitair aanbod wordt geconsolideerd en waar mogelijk wordt ingezet op transformatie en verplaatsing naar kansrijke winkelclusters. Ten slotte streeft de gemeente naar concentratie, waaronder een compacte binnenstad.

Speerpunten ontwikkeling en innovatie

In de visie op detailhandel is alvast een schets gegeven van de speerpunten die bijdragen aan versterking en innovatie van de sector. Deze speerpunten zijn onder andere:

  • Compacte stad;
  • Citybranding en marketing;
  • Ondersteuning ondernemersorganisaties en samenwerkingsverbanden;
  • Acquisitie.

Detailhandel is slechts toegestaan in het centrumgebied aan de Kempweg. Gelet op zijn conserverend karakter biedt dit bestemmingsplan geen basis voor uitbreidingen van detailhandel. Wanneer een dergelijk initiatief voldoende is uitgewerkt en de wenselijkheid / haalbaarheid hiervan voldoende vaststaat, zal hiervoor een separate planologische procedure moeten worden doorlopen.

3.4.7 Groenvisie

De visie op het stedelijk groen is in samenwerking met burgers en belangenverenigingen opgesteld en vastgelegd in de Groenvisie. Om deze visies via diverse uitvoeringssporen te realiseren zijn spelregels opgesteld, toetsingscriteria voor kwaliteit. De Groenvisie zet in op duurzame groenstructuren in de openbare ruimte. Groenstructuren die aantrekkelijk zijn en zo robuust dat ze voor lange tijd bijdragen aan een aantrekkelijke en gezonde leefomgeving. Vanzelfsprekend zijn deze structuren ecologisch waardevol, klimaat- en ziektebestendig en klaar voor de toekomst.

In het plangebied is de Maasnielderbeek als landschappelijke lijn aanwezig. De ruimtelijke continuïteit hiervan heeft prioriteit ten opzichte van andere groenstructuren. Beleving en bereikbaarheid van de landschappelijke lijnen willen we dan ook versterken. Naast de ecologische waarde zorgt de Maasnielderbeek met zijn parkachtige setting ook voor herkenbaarheid en identiteit. De belangrijkste boomstructuren in de wijk zijn gelegen aan de Keulsebaan, Sint Wirosingel en Kareldoormanstraat. Afhankelijk van de aanwezige ruimte kan met maatwerkoplossingen gewerkt worden aan behoud en ontwikkeling van deze groenstructuren. Als potentiele boomstructuur wordt de Heinsbergerweg genoemd.

Naast de eerder vermelde robuuste structuren is laag groen van belang voor beleving en gebruik. De inrichting en gebruik verschilt per gebied, mede veroorzaakt door de diversiteit aan bebouwing. Diverse speelvoorzieningen zijn gesitueerd in grotere groenvlakken zoals bij de Javastraat, Pastoor Adamsstraat en de Van den Boschstraat. Dit zijn logische plekken voor ontmoeting en als startpunt van spel. Dergelijke groenvlakken dragen bij aan een gezonde omgeving en sociale cohesie.

3.4.8 Nota bodembeheer

Op 7 juli 2011 heeft de gemeenteraad van Roermond de Nota bodembeheer regio Maas & Roer, gedeelte Roermond inclusief bodemkwaliteitskaart vastgesteld. In de Nota is het bodembeleid van de gemeente beschreven. De Nota is opgesteld in samenwerking met de gemeenten Maasgouw, Beesel en Leudal.

De Nota geeft naast een uitwerking van het Besluit bodemkwaliteit ook op eenduidige wijze invulling aan het gemeentelijk bodembeleid, waarin de bodemdoelstellingen binnen de Wet ruimtelijke ordening, de Woningwet, de Wet bodembescherming en het Besluit bodemkwaliteit gelijk zijn.

De Nota bodembeheer geeft aan hoe moet worden omgegaan met de diffuse bodemverontreiniging. De stedelijke dynamiek wordt aangegrepen om de bodemkwaliteit waar nodig te verbeteren en geschikt te maken voor het gewenste gebruik. In dit kader is de reikwijdte van de Nota bodembeheer beperkt tot die situaties waarbij er een nieuwe ontwikkeling gepland is die aanleiding geeft om eisen te stellen aan de bodemkwaliteit, de zogenaamde 'nieuwe situaties'.

De Nota bodembeheer bevat het toetsingskader voor de te hanteren bodemkwaliteit afhankelijk van de nieuwe functie en de huidige bodemkwaliteit, de zogenaamde dubbele toets. De volgende kwaliteitsklassen worden gehanteerd: Wonen, Industrie en Overig (landbouw en natuur). In paragraaf 4.1.2 wordt nader ingegaan op het aspect bodem in relatie tot dit bestemmingsplan.

3.4.9 Externe veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing.

Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi), het beleid voor transportmodaliteiten staat beschreven in het 'Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt)' (als onderdeel van het Basisnet). Voor transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' (Bevb).

Verantwoordingsplicht

Voor elke significante verandering van het groepsrisico in het invloedgebied dient verantwoording afgelegd te worden, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van de verandering in de besluitvorming betrokken is. Verantwoording is ook noodzakelijk indien de oriëntatiewaarde van het groepsrisico overschreden wordt. Naast de omvang van het groepsrisico dienen andere kwalitatieve aspecten meegewogen te worden in de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen onder andere zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Een verplicht onderdeel bij de invulling van de verantwoordingsplicht is advies vragen aan de veiligheidsregio (regionale brandweer).

Visie externe veiligheid Roermond

De Visie externe veiligheid Roermond (hierna: de visie) is op 10 juni 2010 door de gemeenteraad vastgesteld. In de visie zijn de ambities en de visie van de gemeente Roermond geformuleerd die gebruikt worden bij de uitvoering van het externe veiligheidsbeleid binnen de gemeente. Bovendien zijn in de visie planologische kaders opgesteld voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

3.4.10 Regionale Woonvisie Midden-Limburg oost 2010-2014

De gemeente Roermond ligt binnen de regio 'Midden-Limburg Oost'. De gemeenteraad van Roermond heeft op 16 december 2010 de "Regionale Woonvisie Midden-Limburg oost 2010-2014" vastgesteld.
Deze woonvisie vormt het toetsingskader voor woningbouwontwikkelingen. De regio heeft in deze visie afspraken gemaakt over de kwantitatieve en kwalitatieve aspecten van de woningbouw en de planvoorraad. In kwantitiatieve zin wordt door de regio uitgegaan van de huishoudenprognoses van het Etil, aangevuld met regionale ambities op het terrein van economische ontwikkeling en de daarmee samenhangende migratie. De ontwikkeling van het aantal huishoudens (incl. ambities) tot de zg huishoudentop (dat is het moment waarop het aantal huishoudens gaat afnemen volgens de Etil prognoses) vormen de basis voor afspraken over de ontwikkeling van de omvang van de planvoorraad, waarbij wordt uitgegaan van een planmarge van 150% van de behoefte tot de huishoudentop. Het "teveel" aan plannen voor de gemeente Roermond zal teruggebracht worden in drie planperioden met respectievelijk 40, 40 en 20% van het teveel aan plannen. Bestaande en nieuwe plannen zullen hier aan getoetst worden. In kwalitatieve zin streeft de regio naar de realisatie van woningen die zo goed mogelijk aansluiten aan de resultaten zoals beschreven in het woningmarktonderzoek 2008. De planvoorraad en daarmee ook nieuwe plannen zullen hieraan getoetst worden. De afspraken m.b.t. de omvang planvoorraad zullen ook getoetst worden aan de hardheid van plannen, naast de kwantitatieve afspraken en de kwalitatieve toets i.r.t. de resultaten van het woningmarktonderzoek.

3.4.11 Beleidsregel 'Aan huis gebonden beroepen en kleine economie'

Het college van burgemeester en wethouders heeft op 27 juni 2006 de beleidsregel 'Aan huis gebonden beroepen en kleine economie' vastgesteld. Hierin wordt aangegeven welke bedrijfsmatige activiteiten als een aan huis gebonden beroep en welke als zogenaamde 'kleine economie' beschouwd kunnen worden.

Aan huis gebonden beroepen

De zogenaamde aan huis gebonden beroepen vallen binnen de woonbestemming als de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft. Voor de toepassing van de beleidsregel wordt als definitie aangehouden: “de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, (para-)medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel”. De zogenaamde vrije beroepen, die onderdeel uitmaken van de 'aan huis gebonden beroepen', worden geacht binnen de woonbestemming te passen als de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft. Onder vrije beroepen worden onder meer begrepen de beroepen van arts, advocaat, notaris en makelaar.

Kleine economie

Overige bedrijvigheid die niet valt onder de aan huis gebonden beroepen, maar in bepaalde gevallen wel daarmee gelijk te stellen is, wordt aangemerkt als kleine economie. De definitie van kleine economie is: “bedrijfsactiviteiten die wat betreft invloed op de woonomgeving gelijk te stellen zijn aan een aan huis gebonden beroep, waarvan de omvang en de activiteiten zodanig zijn dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende gebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend.”. De activiteiten die tot de kleine economie behoren zijn niet rechtstreeks toegestaan. Wel is het mogelijk een omgevingsvergunning te verlenen. Voorwaarde daarbij is dat de ruimtelijke uitwerking overeenkomt met die van de aan huis gebonden beroepen. De uitoefening van deze beroepen mag immers niet ten koste gaan van een goed woon- en leefmilieu in de omgeving. Ter invulling hiervan worden bij de afweging om al dan niet een omgevingsvergunning te verlenen, de volgende voorwaarden aangehouden:

  • er mag geen onevenredige hinder worden toegebracht aan de kwaliteit van het woonmilieu;
  • door de uitoefening van de activiteit mag het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig veranderen, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest; dit houdt onder meer in dat er geen grote reclame-uitingen aan of bij de woning geplaatst mogen worden;
  • de oppervlakte van de woning welke voor de bedrijfsvoering wordt gebruikt, mag niet meer dan 50% van de begane grond en maximaal 30% van het totale vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen bedragen; de totale oppervlakte van de activiteit mag niet meer bedragen dan 25 m². Het te gebruiken oppervlak dient op een tekening te worden aangegeven die bij het besluit wordt gevoegd;
  • er mag geen sprake zijn van een verkeersaantrekkende activiteit die de woonomgeving onevenredig belast en ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen waaronder extra parkeerplaatsen, noodzakelijk worden, tenzij op eigen terrein gezorgd kan worden voor voldoende parkeervoorzieningen of er in de omgeving voldoende beschikbare plaatsen zijn;
  • de uitvoerder van de activiteit dient ter plaatse te wonen;
  • detailhandel is alleen als ondergeschikte activiteit toegestaan en uitsluitend van goederen die verband houden met de activiteit waarvoor een omgevingsvergunning wordt verleend;
  • activiteiten die op grond van het bepaalde in de Wet milieubeheer meldingsplichtig of op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vergunningsplichtig zijn, worden in beginsel niet toegestaan, tenzij kan worden aangetoond dat er geen overlast voor de omgeving op zal treden, waarbij maximaal bedrijven uit categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee vergelijkbare bedrijven worden toegestaan.

De hiervoor beschreven regeling is in de planregels van dit bestemmingsplan verwerkt. In de planregels is een afwijkingsmogelijkheid van de gebruiksregels opgenomen om nieuwe bedrijvigheid, die valt onder de categorie 'kleine economie', toe te staan.

Hoofdstuk 4 Omschrijving deelaspecten

4.1 Milieu

4.1.1 Bodem

In verband met de uitvoerbaarheid van het plan dient op grond van de Wet ruimtelijke ordening aangegeven te worden of de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemmingen. Voor het plangebied zijn de bodemkwaliteitsdoelstellingen vastgelegd in de Nota bodembeheer Maas & Roer, gedeelte Roermond.

Omdat dit bestemmingsplan een conserverend plan is en niet in directe bestemmingswijzigingen is voorzien, worden hier verder geen bodemkwaliteitseisen genoemd. Voor de specifieke bodemkwaliteitseisen wordt verwezen naar de Nota bodembeheer.

Het plangebied is gelegen binnen de bodemkwaliteitszone 'Overige woonbebouwing' zoals vastgelegd in de bodemkwaliteitskaart van 2011.

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000275-VG01_0005.jpg"

De kwaliteit van de bodem binnen het plangebied voldoet gemiddeld aan de achtergrondwaarden. Voor de openbare wegen binnen het plangebied is in de bodemfunctieklassenkaart opgenomen dat deze in de bodemfunctieklasse 'Industrie' vallen.

Binnen het plangebied zijn een groot aantal onderzoekgegevens bekend, waaruit blijkt dat er sprake is van overwegend niet- tot licht verontreinigde grond.

Over het algemeen zijn deze plaatselijk licht verhoogde waarden t.o.v. de achtergrondwaarde, een gevolg van (voormalige) menselijke handelingen. Binnen het plangebied zijn geen specifieke locaties aan te duiden. Voorheen bleek één locatie onder het regime van de Wet bodembescherming te vallen, maar deze is gesaneerd.

Nieuwe ontwikkelingen

Ten behoeve van bestemmingswijzigingen en bouwaanvragen is doorgaans het uitvoeren van een bodemonderzoek noodzakelijk. Voor de onderzoeksinspanning wordt verwezen naar de vigerende Nota bodembeheer.

Conclusie

De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de door te voeren bestemmingsplanprocedure. Bij nieuwe ontwikkelingen geldt de onderzoekssystematiek zoals gedefinieerd in de Nota bodembeheer van de gemeente Roermond.

4.1.2 Geluid
4.1.2.1 Geluid in relatie tot de Wet geluidhinder

Wegverkeer

Conform de Wet geluidhinder is er aan weerszijde van een weg met een voorgeschreven snelheid van 50 km/uur of meer een zone aanwezig. De breedte van de zone wordt bepaald door de randvoorwaarden welke in art. 74 van de Wet geluidhinder worden gesteld.

Indien er in de zone een bestemmingsplanwijziging plaatsvindt waarbij zogenaamde geluidsgevoelige bestemmingen ex art. 1 van de Wet geluidhinder, zoals woningen, scholen en verpleegtehuizen, worden geprojecteerd dient onderzocht te worden of de geluidsbelasting (Lden) t.g.v. de weg de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. Is dit het geval dan dient er een hogere grenswaarde procedure doorlopen te worden zodat het college van B&W een hogere grenswaarde kan vaststellen. Het college mag maximaal een hogere grenswaarde vaststellen van 63 dB bij gemeentelijke- en provinciale wegen en 53 dB bij autowegen en autosnelwegen (A73).

In het bestemmingsplan “Kemp Kitskensberg Heide” hebben de Sint Wirosingel, de Heinsbergerweg en de Karel Doormanstraat een zone van 200 meter aan weerszijde van de weg. Ook heeft de N293 een zone van 350 meter die voor een gedeelte binnen het bestemmingsplan “Kemp Kitskensberg Kitskensdal” valt. De overige wegen hebben een maximaal toegestane snelheid van 30 km/uur waardoor deze geen zone hebben.

Op dit moment worden er geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen geprojecteerd zodat wegverkeerslawaai niet aan de orde is.

Railverkeer

Conform de Wet geluidhinder is er aan weerszijde van verscheidene, door de regeling geluidplafondkaart milieubeheer aangewezen, spoorwegtrajecten een zone aanwezig. De breedte van de zone is per spoorwegtraject aangegeven in art. 1.4a van het Besluit geluidhinder.

Indien er in de zone een bestemmingsplanwijziging plaatsvindt waarbij zogenaamde geluidsgevoelige bestemmingen worden geprojecteerd dient onderzocht te worden of de geluidsbelasting t.g.v. het spoorwegtraject de voorkeursgrenswaarde van 55 dB overschrijdt. Is dit het geval dan zal er een hogere grenswaarde procedure doorlopen moeten worden. Het college van B&W kan dan een hogere grenswaarde, tot maximaal 68 dB, vaststellen.

In het bestemmingsplan “Kemp Kitskensberg Kitskensdal” is het spoortraject 834 (Roermond – Duitsland, zonebreedte 100 meter) ook wel Ijzeren rijn genaamd, aanwezig. Op dit moment is dit traject niet in gebruik en het ligt niet in de verwachting dat het traject binnen het bestemmingsplan wordt gereactiveerd waardoor de geluidbelasting onder de voorkeursgrenswaarde blijft. Er vallen verder geen zones van spoorwegtrajecten op enig deel van het bestemmingsplan en er worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen geprojecteerd zodat railverkeerslawaai niet aan de orde is.

Industrielawaai

Als zich op een industrieterrein bedrijven bevinden die door het Bor (Besluit omgevingsrecht) bijlage 1 onderdeel D worden gezien als grote lawaaimakers dan dient er conform art. 40 van de Wet geluidhinder rond dat industrieterrein een zone aanwezig te zijn waarbuiten de geluidsbelasting ten gevolge van het industrieterrein de 50 dB(A) niet overschrijdt. Het gaat hierbij om een zogenaamd gezoneerd industrieterrein.

Als er geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en verpleeghuizen in de zone liggen dan is hiervoor in het verleden een ontheffing van 55 dB(A) verleend.

Indien er een bestemmingsplanwijziging in de eerdergenoemde zone plaatsvindt waarbij zogenaamde geluidsgevoelige bestemmingen worden geprojecteerd dient onderzocht te worden of de geluidsbelasting t.g.v. het industrieterrein de 55 dB(A) overschrijdt. Is dit het geval dan mag hier geen geluidsgevoelige bestemming gebouwd worden. Is de geluidsbelasting lager dan 55 dB(A) dan dient er een hogere grenswaarde procedure doorlopen te worden zodat het college van B&W een hogere grenswaarde van 55 dB(A) kan vaststellen

In het bestemmingsplan “Kemp Kitskensberg Kitskensdal” bevindt zich geen gezoneerd industrieterrein. Wel valt de zone van het gezoneerde industrieterrein Heide Roerstreek op een gedeelte van het bestemmingsplan. Op dit moment worden er geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen geprojecteerd zodat industrielawaai niet aan de orde is.

4.1.2.2 Geluid in relatie tot de Wet milieubeheer

In de directe omgeving van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen kunnen zich bedrijven bevinden die onder de Wet milieubeheer vallen. De bedrijven moeten voldoen aan de in hun vergunning dan wel in het activiteitenbesluit gestelde geluidsvoorschriften. Wil een bedrijf zich in de buurt van geluidgevoelige bestemmingen zoals woningen vestigen dan zal via een melding en eventueel een akoestisch onderzoek onderbouwd moeten worden dat het bedrijf aan de gestelde geluidsnormen kan voldoen.

Als er in de buurt van een bestaand bedrijf woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen worden geprojecteerd dan dient er onderzocht te worden of de bedrijven niet worden beperkt in hun bedrijfsvoering. Het kan namelijk zijn dat de bedrijfsvoering moet worden aangepast of dat er geluidreducerende maatregelen getroffen moeten worden.

Op dit moment worden er geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen dan wel bedrijven geprojecteerd zodat geluid in relatie met de Wet milieubeheer niet aan de orde is.

4.1.3 Luchtkwaliteit

Het toetsingskader voor het aspect luchtkwaliteit wordt gevormd door titel 5.2 van de Wet milieubeheer: 'Luchtkwaliteitseisen'. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer is beter bekend als de Wet luchtkwaliteit.

De kern van de Wet luchtkwaliteit is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is een bundeling maatregelen op regionaal, nationaal en internationaal niveau die de luchtkwaliteit verbeteren en waarin alle ruimtelijke ontwikkelingen/projecten zijn opgenomen die de luchtkwaliteit in belangrijke mate verslechteren.

Het doel van NSL is om overal in Nederland te voldoen aan de Europese normen voor de luchtverontreinigende stoffen. Voor wegverkeer zijn stikstofdioxide (NO2), fijnstof (PM10) en zeer fijnstof (PM2,5) de belangrijkste stoffen. De in de Wet luchtkwaliteit gestelde norm voor NO2 en PM10 jaargemiddelde grenswaarde is voor beide stoffen 40 ìg/m3. Daarnaast mag de PM10 24 uurgemiddelde grenswaarde van 50 ìg/m3 maximaal 35 keer per jaar worden overschreden. De jaargemiddelde grenswaarde voor zeer fijnstof (PM2,5) bedraagt 25 ìg/m3.

Het begrip 'Niet In Betekenende Mate' (NIBM) is een belangrijk onderdeel van de Wet luchtkwaliteit. Een project draagt NIBM bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit als de NO2 en PM10 jaargemiddelde concentraties niet meer toenemen dan 1,2 ìg/m3. In dat geval is de ontwikkeling als NIBM te beschouwen.

Uit analyses van het Milieu- en Natuurplanbureau (MNP) blijkt dat er een statistische relatie bestaat tussen PM2,5 en PM10. Indien er geen sprake is van een overschrijding van de grenswaarden voor de concentraties PM10, mag worden verondersteld dat ook de grenswaarde voor PM2,5 niet wordt overschreden. De effectbeoordeling voor PM10 zullen dus niet anders zijn voor PM2,5.

Een ruimtelijke ontwikkeling vindt volgens de Wet luchtkwaliteit doorgang als ten minste aan één van de volgende voorwaarden is voldaan:

  • de ontwikkeling is opgenomen in het NSL;
  • de ontwikkeling aangemerkt wordt als een NIBM-project;
  • de gestelde grenswaarden in bijlage 2 van de Wet luchtkwaliteit niet wordt overschreden;
  • projectsaldering kan worden toegepast.

voor zover de ruimtelijke ontwikkeling is opgenomen in het NSL of de ontwikkeling kan worden aangemerkt als NIBM-project is nadere toetsing aan de grenswaarden van de Wet luchtkwaliteit niet nodig.

Toets aan de Wet luchtkwaliteit

Het voorliggende bestemmingsplan betreft een conserverend plan. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen of uitbreidingen mogelijk gemaakt die qua verkeersaantrekkende werking een zwaarwegend effect op de luchtkwaliteit in (de omgeving van) het plangebied kunnen hebben. Derhalve kan in redelijkheid gesteld worden dat de vaststelling van voorliggend plan 'niet in betekende mate' bij zal dragen aan de luchtverontreiniging.

Concluderend kan gesteld worden dat het aspect luchtkwaliteit geen randvoorwaarde vormt bij de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.1.4 Milieuzonering / bedrijvigheid

Milieuzonering is niet wettelijk voorgeschreven met uitzondering van geluidszonering op grond van de Wet geluidhinder en het toepassen van afstandseisen op basis van het Bevi en het Vuurwerkbesluit. Milieuzonering kan echter worden gekoppeld aan het algemene beginsel van een goede ruimtelijke ordening. Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten en gevoelige functies worden hinder en gevaar voorkomen terwijl bestaande bedrijven gehandhaafd kunnen blijven. Het waar nodig ruimtelijk scheiden van bedrijven en woningen bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:

  • het reeds in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor woningen;
  • het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.


Als richtlijn voor milieuzonering in de ruimtelijke planvorming dient de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering. Dit is een lijst die onderdeel uitmaakt van de planregels waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachting belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:

  • geluid
  • geur
  • stof
  • gevaar (met name brand- en explosiegevaar)
  • verkeersaantrekkende werking

Naast de omschrijving van de bedrijfstypen is in deze Lijst aangegeven tot welke milieucategorie een bepaald bedrijfstype wordt gerekend, alsmede welke zogenaamde grootste afstand in meters daarvoor geldt. Dit is de indicatie van de minimale afstand die in beginsel van een dergelijk bedrijf tot een rustige woonwijk aangehouden dient te worden. Al naar gelang de aard van de bedrijvigheid, varieert de aan te houden grootste afstand, bijvoorbeeld van 10 meter bij milieucategorie 1, tot 300 meter bij milieucategorie 4.2. Doordat bij de milieucategorisering uitgegaan moet worden van gemiddelden, dienen de in de Staat van bedrijfsactiviteiten genoemde afstanden niet als vaststaande normen, maar als indicaties te worden gehanteerd. Dit betekent dat de Staat van bedrijfsactiviteiten wel het middel vormt om te toetsen of een bedrijf van een bepaald bedrijfstype op grond van de bestemmingsplanregels toelaatbaar is, maar dat de werkelijk optredende hinder van een bepaald bedrijf, in combinatie met de concrete bedrijfsvoering bepalend is. Daardoor is het mogelijk dat de werkelijk optredende hinder van een bedrijf veel geringer blijkt dan op grond van de milieucategorisering zou mogen worden verwacht. Dit betekent onder andere dat de afstand van een bepaald bedrijf tot een in de omgeving staande woning geringer kan zijn dan de in de Staat van bedrijfsactiviteiten aangegeven 'grootste afstand', indien ten gevolge van de bedrijfsvoering de werkelijk optredende hinder minder ver reikt dan de vermelde 'grootste afstand'.

Binnen het plangebied is slechts één bedrijven gevestigd aan de Heidebaan 42.

Verder is er in het plangebied tussen de bestaande woningen een aantal panden met aan huisgebonden beroepen aanwezig. Belangrijkste uitgangspunt hierbij is dat de woonfunctie volledig gehandhaafd blijft en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Deze aan huis gebonden beroepen passen binnen de woonomgeving en zijn als zodanig ook onder een woonbestemming gebracht.

4.1.5 Geur

In het plangebied zijn geen bedrijven gelegen met een geurcontour. Bij het bouwen van nieuwe geurgevoelige objecten moet rekening worden gehouden met deze geurcontour. Het is daarbij niet toegestaan om zonder meer nieuwe geurgevoelige objecten te bouwen binnen de geurcontour van een bestaand bedrijf. Deze verplichting vloeit voort uit de jurisprudentie over een goed woon- en leefklimaat.

4.2 Externe veiligheid

4.2.1 Visie externe veiligheid Roermond

De Visie externe veiligheid Roermond (kortweg Visie) is op 10 juni 2010 door de gemeenteraad vastgesteld. In de Visie zijn de ambities en de visie van de gemeente Roermond geformuleerd die gebruikt worden bij de uitvoering van het externe veiligheidsbeleid binnen de gemeente. Bovendien zijn in de Visie planologische kaders opgesteld voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

In de Visie is de ambitie uitgesproken om op woongebieden te vrijwaren van nieuwe risico's. Nieuwe ruimtelijke ontwikkeling zijn gekoppeld aan een risicoplafond. In deel C van de Visie is hiertoe een verantwoordingskader opgesteld, dat richting geeft aan het zo veilig mogelijk ontwikkelen bij risicovolle activiteiten. Hierbij wordt een zone-indeling gehanteerd rondom het spoor en de A73 waarbinnen planologische 'eisen' gelden voor nieuwe ontwikkelingen. Voor dit bestemmingsplan geldt, dat het valt in zone IV, aangezien de A73 ter hoogte van Kemp-Kitskensberg-Kitskensdal door een tunnel gaat.

De Visie legt aan zone IV geen beperkingen op voor de ruimtelijke ordening.

Inrichtingen

Ten behoeve van dit bestemmingsplan heeft er een inventarisatie plaatsgevonden van mogelijke risicobronnen binnen en in de directe nabijheid van het plangebied. Uit deze inventarisatie is gebleken dat er geen bedrijven aanwezig zijn die vallen onder de werkingssfeer van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

Vervoer gevaarlijke stoffen

Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het water of het spoor, is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) het wettelijke toetsingskader.

Nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten dienen te voldoen aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico (10-6/jaar) en bij ruimtelijke plannen binnen 200 meter van de transportroute moet het groepsrisico mede worden afgewogen. De grenswaarde is uitgedrukt als PR-plafond en is voor Basisnetroutes te vinden in de Regeling Basisnet (Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 19 maart 2014, nr. IENM/BSK-2014/67724, houdende vaststelling van de ligging van de risicoplafonds langs transportroutes en regels voor ruimtelijke ontwikkelingen langs transportroutes in verband met externe veiligheid).

In de omgeving van het plangebied zijn twee transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen: De A73 en de N293.

Figuur Uitsnede Risicokaart met de ligging van buisleidingen (rode stippellijnen) en de N293 (rode lijn) en de A73

Ter hoogte van het plangebied loopt de A73 door een tunnel (Roertunnel). De A73 behoort tot het Basisnet Weg. Voor het tracé dat het plangebied doorkruist is in de Regeling Basisnet het volgende opgenomen:

Wegvak (nr.)   Naam Basisnetweg
(wegnummer: van - tot)  
PR plafond
(m)  
GR plafond
(m)  
Plasbrand aandachts-gebied   Vervoershoeveelheden (in aantallen tankauto's GF3)   Bijzonderheden
Tc = tunnelcategorie  
L112   A73: afrit 20 (Roermond-Oost) - afrit 21 (Linne) (incl. Roertunnel)   0   74   NEE   3000   Tc A  

Plaatsgebonden risico

De route heeft geen PR-plafond, zodat in het plangebied wordt voldaan aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico.

Groepsrisico

Voor de beoordeling van het groepsrisico is de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) gehanteerd. Hierin wordt voor gesloten tunnels een uitzondering gemaakt voor de bepaling van de risico's:

In paragraaf 5.2.7 (HART) staat de volgende instructie:

Zet in de berekening het aantal transporten in het tunneldeel op 0.

Voor de brandbare vloeistoffen en gassen kunnen effecten bij de tunnelmonden worden verwaarloosd.

Bij vervoer van grote hoeveelheden van toxische stoffen is maatwerk noodzakelijk. Op dit moment voorziet HART en ook het RBMII-pakket daar niet in, omdat het inzicht daarvoor thans ontbreekt. In overleg met het RIVM zal onderzocht worden in hoeverre een kwantitatieve benadering nodig c.q. mogelijk is.

Er zijn geen vervoerscijfers beschikbaar voor de A73, omdat er nog geen tellingen zijn uitgevoerd. Uit een analyse van het vervoer van gevaarlijke stoffen, uitgevoerd door DVS in 2009, zijn de volgende vervoerscijfers toebedeeld aan het onderhavige wegvak:

    Vervoershoeveelheden per stofcategorie (tankwagens per jaar)  
    LF1   LF2   LT1   LT2   LT3   GF2   GF3  
L112   A73: afrit 20 (Roermond-Oost) - afrit 21 (Linne) (incl. Roertunnel)   7780   12.281   377   602   57   613   720  

Het groepsrisico is met bovenstaande benadering verwaarloosbaar klein (kleiner dan 10% van de oriëntatiewaarde).

Aan de noordoostzijde loopt de N293 langs het plangebied. Deze weg heeft geen plaatsgebonden risicocontour 10-6/jaar en vormt geen belemmering voor het plangebied. Tevens is het groepsrisico volgens informatie op de Risicokaart kleiner dan 10% van de oriëntatiewaarde.

Vervoerscijfers dateren van 2010:

    Vervoershoeveelheden per stofcategorie (tankwagens per jaar)  
    LF1   LF2   LT1   LT2   LT3   GF2   GF3  
532332   N293:A73 afrit 20 (Roermond) – N274/N293(Posterholt)   7780   1365   0   0   0   0   0  

De afweging van het groepsrisico die op grond van het Bevt moet plaatsvinden is beschreven in artikel 8 van het Bevt. In lid 2 van dat artikel staat:

“Het eerste lid kan buiten toepassing blijven indien bij de vaststelling van het besluit, bedoeld in het eerste lid, wordt aangetoond dat:

  • a. het groepsrisico, gelet op de dichtheid van personen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 1° en 2°, niet hoger is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde, of
  • b. 1°. het groepsrisico, gelet op de redelijkerwijs te verwachten verandering van de dichtheid van personen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 2°, met niet meer dan tien procent toeneemt, en
    2°. de oriëntatiewaarde, gelet op de dichtheid van personen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 1° en 2°, niet wordt overschreden.

Uit bovenstaande analyse blijkt dat het groepsrisico aan voorwaarde a. voldoet (groepsrisico lager dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde) en daarom kan toepassing gegeven worden aan het tweede lid. Het eerste lid van artikel 8 vervalt.

Op grond van artikel 7 van het Bevt wordt voor het bestemmingsplan ingegaan op:

  • a. de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op die weg, spoorweg of dat binnenwater, en
  • b. voor zover dat plan of die vergunning betrekking heeft op nog niet aanwezige kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten: de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien zich op die weg, spoorweg of dat binnenwater een ramp voordoet.

Hiervoor wordt verwezen naar de paragraaf “Verantwoording groepsrisico”.

Buisleidingen

Voor buisleidingen met gevaarlijke stoffen is het toetsingskader beschreven in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Grenzend aan het plangebied loopt een gedeelte van het tracé van de hogedruk aardgastransportleiding Z-509-01 (diameter 219 mm, druk 40 bar). Een klen deel van de belemmeringenstrook van deze leiding valt binnen dit bestemmingsplan. Deze belemmeringenstrook is middels een aanduiding op de verbeelding weergegeven. Tevens is in de omgeving van het plangebied een deel van leidingtracé Z-509-05 (diameter 219 mm, druk 40 bar) en een buisleiding van defensie (DPO) gelegen.

Plaatsgebonden- en groepsrisico

De DPO-leiding is een  K1 vloeistofleiding  (brandstofleiding) met een diameter van 273,05 mm en een ontwerpdruk van 80 bar. Momenteel is deze K1-vloeistofleiding buiten gebruik. Een vertegenwoordiger van het Ministerie van Defensie heeft aan de gemeente medegedeeld dat voor de K1-vloeistofleiding in de regels van het bestemmingsplan geen beschermingszone hoeft te worden verwoord. Gelet op het voorgaande is er in de regels geen beschermingszone opgenomen voor de K1-vloeistofleiding. Doordat de K1-vloeistofleiding buiten gebruik is heeft deze ook geen plaatsgebonden risicocontour en is er ook geen groepsrisico. De K1-vloeistofleiding levert geen belemmeringen op voor de ontwikkeling van dit bestemmingsplan en wordt hier verder niet beschouwd

Het invloedsgebied voor het groepsrisico van de DPO-leiding bedraagt 32 meter en valt niet over het plangebied.

In 2012 is door de Deskundigenpool Externe Veiligheid kwantitatieve risicoberekening uitgevoerd van allen aardgastransportleidingen in de gemeente Roermond. Hieruit blijkt, dat de betreffende leidingdelen geen plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar hebben. De leidingen vormen geen belemmeringen voor het plangebied.

De 100% letaliteitsafstand voor beide aardgasbuisleidingen bedraagt circa 50 meter, het invloedgebied is 100 meter. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de Z-509-01.

Uit de uitgevoerde kwantitatieve risicoanalyse blijkt verder dat de hoogte van het groepsrisico voor deze leiding onder de oriëntatiewaarde blijft. De hoogste waarde van het groepsrisico op het tracé Z-509-01 bedraagt 0,015 maal de oriëntatiewaarde.

Door de actualisatie van het bestemmingsplan De Kemp-Kitkensberg/Heide verandert de omvang van het groepsrisico niet.

Op grond van artikel 12 van het Bevb, dient te worden ingegaan op

  • a. aanwezige en de op grond van het besluit te verwachten dichtheid van personen in het invloedsgebied van de buisleiding of buisleidingen die het groepsrisico mede veroorzaakt of veroorzaken;
  • b. het groepsrisico per kilometer buisleiding op het tijdstip waarop het besluit wordt vastgesteld en de bijdrage van de in dat besluit toegelaten kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten aan de hoogte van het groepsrisico, vergeleken met de lijn die de kans weergeeft op een ongeval met 10 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-4 per jaar en de kans op een ongeval met 100 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-6 per jaar;
  • c. indien mogelijk, de maatregelen ter beperking van het groepsrisico die worden toegepast door de exploitant van de buisleiding die dat risico mede veroorzaakt;
  • d. andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico en de voor- en nadelen daarvan;
  • e. de mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst;
  • f. de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval;
  • g. de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de buisleiding of buisleidingen die het groepsrisico mede veroorzaakt of veroorzaken, om zich in veiligheid te brengen indien zich een ramp of zwaar ongeval voordoet.

Onderdelen c tot en met e zijn op grond van lid 2 van artikel 12 niet van toepassing, omdat het groepsrisico niet toeneemt.

Verantwoording groepsrisico

Het plangebied is gelegen binnen de invloedgebieden van de aardgastransportleidingen Z-509-01 de wegen A73 en N293.

Op 13 mei 2016 is door de Veiligheidsregio Limburg-Noord advies uitgebracht. Het advies is opgenomen als bijlage bij deze toelichting.

Bevb artikel 12 onderdeel a

De personendichtheid die het groepsrisico (mede) veroorzaakt bedraagt volgens de Handreiking Verantwoordingsplicht Groepsrisico (VROM, versie 1.0, november 2007) 25 personen per hectare voor het gebiedstype rustige woonwijk, en verandert niet.

Bevb artikel 12 onderdeel b

De hoogte van het groepsrisico van zowel de buisleiding als van de nabij gelegen wegen ligt ruim onder 10% van de oriëntatiewaarde.

Bevb artikel 12 onderdeel f, Bevt artikel 7, lid a

Mogelijkheden tot voorbereiding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval.

In geval van beide scenario's is de inzet van de hulpdiensten gericht op het voorkomen van uitbreiding van de brand en het eventueel blussen van secundaire branden. Om branduitbreiding en secundaire branden te voorkomen zijn preventieve bouwkundige maatregelen mogelijk bij nieuwe ontwikkelingen.

Bevb artikel 12 onderdeel g, Bevt artikel 7, lid b

Mogelijkheden voor zelfredzaamheid.

De bewoners worden in het algemeen als zelfredzaam beschouwd. Op kleine afstand van de aardgasleiding is, bij een incident, ontvluchting niet meer mogelijk en adviseert de Veiligheidsregio om geen nieuwe bebouwing voor het verblijf van personen toe te staan. Ook verblijfsruimten met grote persoonsdichtheden of gebouwen met verminderd zelfredzame personen dienen voorkomen te worden in de nabijheid van deze leidingen.

Doorwerking in het bestemmingsplan

De potentiële ontwikkellocaties bevinden zich allemaal buiten de effectschillen waarvoor de Veiligheidsregio bouwkundige maatregelen aanbeveelt. Voor bestaande situaties gelden deze aanbevelingen niet. Het bestemmingsplan voorziet daarom niet in extra eisen ten behoeve van de externe veiligheid.

De begrippen Bevb (Besluit externe veiligheid buisleidingen) en Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) zijn toegevoegd aan de begrippenlijst, behorende bij de planregels.

In het Bevb is aangegeven dat in een bestemmingsplan de ligging van de in het plangebied aanwezige buisleidingen alsmede de daarbij behorende belemmeringenstrook ten behoeve van het onderhoud van de buisleiding aangegeven dient te worden. De belemmeringenstrook bedraagt ten minste 4 meter aan weerszijden van het hart van de buisleiding.

Voor zover delen van de buisleidingtracés in het plangebied liggen, zullen regels worden verbonden aan het gebruik van de belemmeringenstrook.

Bereikbaarheid

Naar aanleiding van het toezenden van het voorontwerp bestemmingsplan heeft de Brandweer Limburg Noord, op 10 november 2016, advies uitgebracht over de bereikbaarheid van 'Kemp-Kitskensberg-Kitskensdal'. De brandweer geeft aan dat een willekeurig adres in het plangebied bereikbaar moet zijn via de hoofdaanrijroute en een tweede onafhankelijke route.

In dit bestemmingsplan is reeds zoveel mogelijk rekening gehouden met het advies van de brandweer Limburg-Noord over de bereikbaarheid van een willekeurig adres binnen het plangebied. De adressen binnen het plangeied zijn het zijn algemeenheid via meerdere aanrijroutes bereikbaar voor hulpverleningsdiensten. Het advies geeft daarom geen aanleiding om aanvullende maatregelen te treffen om de bereikbaarheid te verbeteren.

4.3 Waterhuishouding

De kenmerken van de watersystemen, zoals die voorkomen in het plangebied (en omgeving), kunnen het beste beschreven worden door een onderverdeling te maken in de soorten van water die in het plangebied voorkomen.

Oppervlaktewater

Het plangebied grenst aan de Roer. De Roer betreft een beek met een specifieke ecologische functie. De beschermingszone van de Roer is wel binnen het plangebied gelegen. Hiervoor is een dubbelbestemming opgenomen. Verder is er geen oppervlaktewater in het plangebied gelegen.

Hemel- en afvalwater

Het gemeentelijke Rioleringsplan (GRP) is in december 2008 door de raad vastgesteld. Doelen uit het GRP zijn:

  • doel 1: zorgen voor inzameling en transport van stedelijk afvalwater;
  • doel 2: zorgen voor inzameling (voor zover niet door de particulier) en verwerking van hemelwater;
  • doel 3: zorgen dat (voor zover mogelijk) het grondwater de bestemming van een gebied niet structureel belemmert.

De opvang en afvoer van regenwater in dit bestemmingsplan blijft ongewijzigd, aangezien dit bestemmingsplan een beheersmatig karakter heeft waar in beginsel geen nieuwe grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.

Conclusie

Het bestemmingsplan legt de bestaande situatie vast en maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk, daarmee heeft het plan geen wezenlijke invloed op de in het plangebied aanwezige watersystemen. Vanwege het ontbreken van ruimtelijke ontwikkelingen hoeft geen watertoets uitgevoerd te worden. Dit bestemmingsplan is in het kader van het wettelijk verplichte vooroverleg aan het Waterschap Roer en Overmaas voorgelegd. In paragraaf 6.2.2 wordt nader ingegaan op de uitkomsten van het vooroverleg.

4.4 Archeologie en cultuurhistorie

Het Maasdal behoort tot de oudste cultuurgebieden in het huidige Nederland. De regio Roermond kent vanuit de pre-historie een ononderbroken bewoningsgeschiedenis. De nabijheid van geschikte jacht-, akker- en weidegronden hebben daarbij een grote rol gespeeld. De aanwezigheid van de rivier de Roer en de Maasnielse beek en de nabije overgang over de Maas zijn eveneens van groot belang voor de ontwikkeling van het gebied.

In het rapport 'Archeo-landschappelijke knooppunt gemeente Roermond' zijn de archeologische verwachtingen binnen de gemeente vastgelegd. Voor het plangebied geldt een hoge archeologische verwachting. Dit met name voor de perioden van jager-verzamelaars (kampementen uit het Neolithicum), landbouwers (aan water gerelateerde vondsten), Romeinse tijd en middeleeuwen (eveneens aan water gerelateerd).

Binnen het plangebied is een schoolgebouw uit de wederopbouwperiode tot beschermd monument aangewezen. Dit betreft de Javastraat 31. Behalve dat zijn er binnen het plangebied geen bovengrondse elementen van cultuurhistorisch belang aanwezig, behoudens enkele straten die deel uitmaken van de originele wegenstructuur. Dit zijn de Keulsebaan, de Ratommerweg, de Kempweg, Herderstrt, de Scheidingsweg en de Dirksbergerweg.

4.5 Flora en Fauna

De aanwezigheid van groen in de wijk is geconcentreerd aan de randen en rondom de doorgaande wegen. In de woonstraten bestaat de groeninvulling veelal enkel uit bomen. Naast de doorgaande wegen, de Keulsebaan en de Sint Wirosingel en in mindere mate de Karel Doormanstraat en het Karel Doormanplein is de meer robuuste groenstructuur aanwezig. deze robuuste groenstructuur is ook aanwezig in d egroenstructuur gelegen tussen de wijken 't Parcje en Kitskensdal. Naast een duidelijke boomstructuur zijn hier ook grotere (groen)vlakken die ruimte bieden voor een meer diverse groen toepassing. De meest waardevolle groenstructuur is gelegen aan de Maasnielderbeek daar waar water en groen bij elkaar komen is de waarde voor beleving, flora en fauna het grootst. Door de beperkte groeninvulling in de woonstraten en de verder stenige omgeving is een stevige groeninvulling bij de hier boven genoemde structuren gewenst.

Aan de zuidrand van de wijk is ter hoogte van de Pastoor Adamsstraat en langgerekte groenstructuur aanwezig, hierin zijn verschillende speelvoorzieningen gelegen die een groot deel van de wijk voorzien in deze behoefte. Meer centraal in de wijk is tussen de Mathilde Haanstraat en de Kempweg een andere belangrijke groeninvulling met bijbehorende speelvoorzieningen gelegen.

4.6 Verkeer en infrastructuur

In het bestemmingsplan zijn parkeernormen opgenomen conform de vastgestelde Nota parkeernormen 2014. Uitgangspunt van deze parkeernormen is dat het parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden. Aangezien in dit bestemmingsplan geen nieuwe grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt zal dit ook niet tot veranderingen leiden van de verkeersafwikkeling en/of het wegbeheer.

De belangrijkste wegen in de verkeersstructuur zijn de van oudsher al aanwezige wegen Sint Wirosingel, Karel Doormanstraat en de Keulsebaan en de Heinsbergerweg. De ontsluiting van de eerder genoemde buurten in dit bestemmingsplan geschiedt bijna geheel via deze wegen. De overige wegen zijn overwegend woonstraten die aantakken op de genoemde 'hoofdwegen' en dienen enkel ter ontsluiting van de daaraan gelegen woningen.

De meeste binnen het plan toegelaten functies hebben een verkeersaantrekkende werking in die zin dat ze leiden tot - met name - autoverkeer door bewoners en op kleinere schaal bezoekers en werknemers. Gezamenlijk leidt dit tot parkeerbehoefte van de gegenereerde verkeersstroom. Deze parkeerdruk moet in principe allereerst op eigen erf worden opgevangen. Daarnaast biedt de openbare ruimte mogelijkheden tot parkeren. Bij ontwikkelingen in het plangebied zijn de parkeernormen van toepassing die zijn vastgesteld in de Nota Parkeernomren 2014 en die als bijlage bij de regels van dit bestemmingsplan zijn opgenomen.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Planvorm

Het bestemmingsplan 'Kemp Kitskensberg Kitskensdal' is vervat in een verbeelding en regels en gaat vergezeld van een toelichting.

In de toelichting wordt de opzet van het plan beschreven en zijn de aan het plan ten grondslag liggende gedachten vermeld. Tevens wordt er verslag gedaan van de resultaten van het over het plan gevoerde inspraak en overleg.

5.2 Verbeelding

Op de verbeelding zijn onder meer de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangegeven met bijbehorende verklaring, het zogenaamde renvooi. De verklaring ligt in de verbinding tussen de bestemmingen die op de kaart zijn aangegeven en de regels.

5.3 Planregels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Artikel 1 bevat een uitleg van de begrippen die in de planregels voorkomen. Artikel 2 bepaalt de wijze van meten, waarin wordt aangegeven hoe bij de toepassing van de bestemmingsregels wordt gemeten. Door het geven van begripsomschrijvingen en aanwijzingen voor het meten wordt de interpretatievrijheid verkleind en daardoor de duidelijkheid en rechtszekerheid vergroot.

Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels voor alle bestemmingen. Deze artikelen kennen een standaardopbouw. Per planregel zijn de doeleinden en de toegelaten gebruiksvormen van de gronden aangegeven. Per onderdeel volgt een nadere omschrijving en onderbouwing.

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Dit hoofdstuk bevat een aantal algemene regels die gelden voor het hele plangebied. Het betreft daarnaast onder andere de anti-dubbeltelbepaling, algemene aanduidings-, afwijkings- en wijzigingsregels en algemene gebruiksregels.

Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregel van het bestemmingsplan.

5.4 Wijze van bestemmen

De bestemmingen zijn zoveel mogelijk gebiedsgewijs toegekend. Bij enkele bestemmingen is wel gebruik gemaakt van een specifiekere bestemming met bijvoorbeeld functieaanduidingen. De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:

1. Bestemmingsomschrijving

2. Bouwregels

3. Nadere eisen

4. Afwijken van de bouwregels

5. Specifieke gebruiksregels

6. Afwijken van de gebruiksregels

7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken geen gebouwen zijnde of werkzaamheden

8. Wijzigingsbevoegdheid

Duidelijk zal zijn dat een bestemmingsregel niet alle elementen hoeft te bevatten. Dit kan per bestemming verschillen. Onderstaand worden de regels van de opgenomen bestemmingen nader toegelicht.

Enkelbestemmingen

'Artikel 3 Bedrijf'

De bestemming Bedrijf is toegekend aan één solitaire bedrijfslocatie gelegen aan de Heidebaan 42. Binnen deze bestemming is bedrijvigheid in de milieucategorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan. Daarnaast is nog specifiek de aanduiding 'constructiebedrijf' opgenomen.

Er is een bebouwingsregeling opgenomen ten behoeve van bovengenoemde bedrijvigheid. Op de verbeelding is aangegeven aan welke maatvoering de gebouwen moeten voldoen. Voor bedrijfsactiviteiten die niet staan opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten of bedrijfsactiviteiten in een hogere milieucategorie, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn, kan (onder bepaalde voorwaarden) een omgevingsvergunning verleend worden waardoor deze bedrijfsactiviteiten alsnog worden toegestaan.

Tevens zijn de gronden bestemd voor de bijbehorende functies verkeersvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.

'Artikel 4 Gemengd'

Deze bestemming is toegekend aan het centrumgebied aan de Kempweg (Gemengd). De functies in deze gebieden variëren van detailhandel tot horeca en dienstverlening. Ook de woonfunctie komt hier voor.

Gestapeld wonen is alleen toegestaan, daar waar dit ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezig is. Het toevoegen van nieuwe woningen is niet rechtstreeks toegestaan.

'Artikel 5 Groen'

De bestemming 'Groen' is opgenomen voor de grootschalige (openbare) groenvoorzieningen in het plangebied. Binnen deze bestemming zijn openbare groenvoorzieningen, groenvoorzieningen met een ecologische functie of potentie daartoe en water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan. Er is een bebouwingsregeling opgenomen voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een bouwhoogte van maximaal 3 meter. Tevens zijn de ondergeschikte functies parkeervoorzieningen, verkeersvoorzieningen, speelvoorzienigen, nutsvoorzieningen, voet- en fietspaden en kleinschalige evenementen toegestaan.

'Artikel 6 Maatschappelijk'

de bestemming 'Maatschappelijk' is toegekend aan functies als scholen, gemeenschapshuis, kerk enz. Op grond van de bestemmingsomschrijving zijn meerdere maatschappelijke functies toegelaten. Op de verbeelding zijn maximale goot- en bouwhoogten opgenomen. Gebouwen dienen binnen het opgenomen bouwvlak te worden gerealiseerd.

Ondergeschikt aan de maatschappelijke functies zijn tevens toegestaan, parkeervoorzieningen, verkeersvoorzieningen, nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen.

'Artikel 7 Maatschappelijk - Moskee

De bestemming 'Maatschappelijk - Moskee' is toegekend aan het perceel op de hoek Keulsebaan / Sint Wirosingel. op deze locatie wordt een moskee gerealiseerd. Er is een bebouwingsregeling opgenomen. Tevens is één inpandige bedrijfsowning toegestaan. ondergeschikt zijn horeca / kantoordoeleinden en kinderopvang en naschoolse opvang toegestaan.

'Artikel 8 Natuur'

De bestemming Natuur is toegekend aan de gronden die in het vigerend bestemmingsplan reeds deze bestemming hebben en ook daadwerkelijk zo zijn ingericht. Deze gronden zijn tevens bestemd voor de ondergeschikte functies bestaande parkeervoorzieningen, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen en paden en wegen.

De Natuurbestemming waarborgt de instandhouding van natuurgebieden en biedt mogelijkheden voor de verdere ontwikkeling en versterking. Binnen deze bestemming is extensief recreatief medegebruik mogelijk in de vorm van bijvoorbeeld fietsen en wandelen.

De bestemmingsomschrijving staat de hierboven genoemde functies toe. Het bebouwen van de gronden is niet toegestaan. Daarnaast is ter bescherming van de gronden een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden.

'Artikel 9 Verkeer - Railverkeer'

Deze bestemming is opgenomen voor het historisch tracé van het spoortraject Antwerpen-Mönchengladbach, de zogenaamde Ijzeren Rijn. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van het railverkeer worden gebouwd.

'Artikel 10 Verkeer - Wegverkeer'

Deze bestemming is toegekend aan de wegen in het plangebied, voorzover deze openbaar toegankelijk zijn en niet binnen een andere bestemming zijn opgenomen. Het betreft met name de doorgaande wegen en de ontsluitingswegen. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

'Artikel 11 Water'

Binnen het plangebied is de primaire watergang Maasnielderbeek bestemd als Water. Deze watergang heeft een primaire, watervoerende functie.

Binnen deze bestemming zijn water en waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen, eventueel in combinatie met infiltratievoorzieningen en bruggen met daarbij behorende verhardingen, oevers, taluds en onderhoudspaden toegestaan. Op de gronden mogen slechts bouwwerken, geen gebouwen zijnd, ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.

De gebods- en verbodsbepalingen van de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas zijn van toepassing.

'Artikel 12 Wonen - 1'

Voor de ontwikkel locatie 6 en 7 gelegen aan de Pastoor Adamsstraat en het Karel Doormanplein is in 2009 een projectbesluit vastgesteld. Het projectbesluit voorziet in de realisatie van maximaal 58 grondgebonden woningen aan de Pastoor Adamsstraat en maximaal 22 appartementen aan het Karel Doormanplein.

In de bebouwingsregeling is aangegeven op welke wijze de gronden mogen worden bebouwd.

'Artikel 13 Wonen - 2'

Deze bstemming is toegekend aan het perceel aan de Heinsbergerweg. Conform deze bestemming mag 1 woning worden gerealiseerd. In de bebouwingsregeling is aangegeven op welke wijze de gronden mogen worden bebouwd.

'Artikel 14 Woongebied'

De gronden waar reeds woningen aanwezig zijn in het plangebied worden direct bestemd. De woonbestemming biedt ruimte aan onder andere woonstraten, groenveldjes/speelplekken, parkeerplaatsen enz. De gebiedsgewijze manier van bestemmen komt in deze bestemming tot uitdrukking in de globale en ruime bestemming voor woongebieden. Hierdoor komt het voor dat groenveldjes/speelplekken geen aparte bestemming hebben. Eventuele werkzaamheden op dergelijke locaties, als ook aan woonstraten en parkeerplaatsen passen nu binnen het bestemmingsplan waardoor minder procedures nodig zijn. Het betekent dus niet dat groene plekken zomaar bebouwd kunnen worden, immers uitdrukkelijk is geregeld dat nieuwbouw van woningen niet is toegestaan, tenzij dit middels specifieke regels en daarbij behorende aanduidingen op de verbeelding is toegestaan. Kleine verbouwingen aan woningen zijn wel toegestaan. In de bebouwingsregeling is aangegeven op welke wijze de gronden mogen worden bebouwd. Tot de woonbestemming behoren ook de bijbehorende erven en tuinen, (semi-) openbare zij- en achterpaden en wegen die in principe alleen en erf- of gebiedsontsluitingsfuncties hebben.

Gestapeld wonen is alleen toegestaan, daar waar dit ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezig is. Binnen deze bestemming is wonen toegestaan, alsmede aan huis verbonden beroepen. Bedrijvigheid aan huis is uitsluitend na afwijking door middel van een omgevingsvergunning, overeenkomstig het vigerend beleid in de gemeente Roermond.

'Artikel 16 Waarde - Archeologie'

De gronden met deze medebestemming zijn, naast de aanwezige functies bestemd voor de bescherming van archeologische waarden met een bijbehorend beschermingsregime met bouwregels.

'Artikel 17 Waarde - Archeologie historische kern'

Deze dubbelbestemming is opgenomen voor de bescherming en het behoud van de op of in de grond voorkomende archeologische waarden voor de bebouwde gronden aan het Gebroek, tussen Koninginnelaan en Bredeweg.

Binnen deze bestemming mag geen bebouwing worden opgericht, behoudens vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, voor bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden niet dieper reiken dan 40cm of voor bebouwing van minder dan 30m2. Van de bouwregels kan, onder voorwaarden, ontheffing worden verleend. Verder is een vergunningenstelsel opgenomen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden.

'Artikel 18 Waterstaat'

Deze dubbelbestemming is opgenomen ter bescherming van de door het plangebied stromende Maasnielderbeek, een primaire waterloop. Op deze waterloop inclusief de beschermingszone zijn de gebods- en verbodsbepalingen van de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas van toepassing.

Binnen deze bestemming is geen bebouwing toegestaan, behoudens bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de bescherming en het onderhoud van de waterloop.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid en Grexwet

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening rust op de gemeente de verplichting tot het verhaal van kosten die tot de grondexploitatie behoren op basis van een exploitatieplan. De gemeente kan hiervan afzien indien:

  • kostenverhaal anderszins verzekerd is én
  • fasering niet noodzakelijk is én
  • het stellen van locatie eisen niet noodzakelijk is, óf
  • één van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen van toepassing is, te weten:

1. het totaal der wettelijk te verhalen exploitatiebijdragen bedraagt minder dan € 10.000,00 óf

2. er geen verhaalbare kosten in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening aan de orde zijn óf

3. de verhaalbare kosten in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op de nutsvoorzieningen betreffen.

Het bestemmingsplan 'Kemp Kitskensberg Kitskensdal' betreft grotendeels een beheersregeling voor reeds bestaande bebouwing en gronden. Voor vervangende nieuwbouw zullen normaal gesproken geen kosten die tot de grondexploitatie behoren aan de orde zijn. Omdat sprake is van vervanging van bestaande bebouwing, zullen de nutsvoorzieningen en voorzieningen in de openbare ruimte aanwezig zijn en zal aanpassing daarvan in de meeste gevallen niet aan de orde zijn. Omdat sprake zal zijn van kleinschalige herbouwplannen is het niet noodzakelijk om een tijdvak of fasering te bepalen.

Gelet op het vorenstaande is de economische uitvoerbaarheid gegarandeerd en kan in het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan 'Kemp Kitskensberg Kitskensdal' worden afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Inspraakprocedure

Het voorontwerp bestemmingsplan 'Kemp Kitskensberg Kitskensdal' heeft in het kader van de gemeentelijke inspraakverordening ter inzage gelegen van 5 oktober tot en met 15 november 2016.

De ter visie legging is gepubliceerd in het Elektronisch Gemeenteblad van 4 oktober 2016. Het voorontwerpbestemmingsplan is digitaal raadpleegbaar op www.roermond.nl/ruimtelijkeplannen en www.ruimtelijkeplannen.nl. Ingezetenen van de gemeente Roermond en belanghebbenden konden inspraakreacties indienen gedurende deze termijn. Van deze mogelijkheid is wel gebruik gemaakt.

6.2.2 Overleg ex artikel 3.1.1. Bro

Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening (Bro) overleg met de besturen van betrokken gemeenten, waterschappen en met de diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn.

Het voorontwerpbestemmingsplan is voor vooroverleg toegezonden aan de Provincie Limburg en het Waterschap Roer en Overmaas en Rijkswaterstaat.

6.2.3 Zienswijzenprocedure

Het ontwerpbestemmingsplan 'Kemp Kitskensberg Kitskensdal' heeft van 18 januari tot en met 28 februari 2017, ter inzage gelegen, na voorafgaande publicatie op 17 januari 2017 in het Elektronisch Gemeenteblad, in de Staatscourant en op www.roermond.nl. Gedurende de periode van terinzagelegging wat het ontwerpbestemmingsplan digitaal raadpleegbaar op de websites www.roermond.nl/ruimtelijkeplannen en www.ruimtelijkeplannen.nl.

Gedurende de termijn van terinzagelegging heeft een ieder de mogelijkheid gehad een zienswijze tegen het ontwerpplan in te dienen. Tijdens de termijn zijn zienswijzen tegen het ontwerpplan ingediend.