direct naar inhoud van Artikel 19 Algemene afwijkingsregels
Plan: Oolder Veste
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0957.BP00000225-VG01

Artikel 19 Algemene afwijkingsregels

19.1 Algemene afwijking

Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van Hoofdstuk 2 reeds kan worden afgeweken – met een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. het afwijken van de maatvoering (inclusief percentages) met ten hoogste 15%;
  • b. het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals wachthuisjes, telefooncellen en naar de aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, voor zover deze bouwwerken geen grotere bouwhoogte dan 3,50 meter en geen grotere oppervlakte dan 20 m2 hebben;
  • c. het oprichten van gebouwtjes ten dienste van de verkoop van kranten en tijdschriften, bloemen, ijs, frisdranken en straatconsumpties, voor zover deze bouwwerken geen grotere bouwhoogte dan 3,50 meter en geen grotere oppervlakte dan 12 m2 hebben;
  • d. geringe afwijkingen, van de op de verbeelding aangegeven bestemmingsgrenzen, welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking niet meer dan 2 meter bedraagt;
  • e. het oprichten van zend; ontvangst; en/of sirenemasten voor zover deze van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte, gemeten vanaf het peil tot het hoogste punt van het bouwwerk, niet meer bedraagt dan 15 meter voor privégebruik en niet meer dan 40 meter voor gemeenschappelijk gebruik;
  • f. het oprichten van waterretentiebekkens, met dien verstande dat:
    • 1. de inhoud niet meer bedraagt dan 4000 m3;
    • 2. ingeval van ondergrondse bekkens:
      • de bovenzijde van de bekkens minimaal 0,50 meter onder het aangrenzende maaiveld blijft;
      • de putdeksels op maaiveldniveau gelegen zijn.
  • g. evenementen voor zover de bestemming niet onevenredig wordt aangetast.
19.2 Voorwaarden
19.2.1 Voorwaarden ten aanzien van de situering

Het bevoegd gezag kan bij verlening van de omgevingsvergunning voorwaarden stellen ten aanzien van de situering van de in 19.1 bedoelde bouwwerken, teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing van deze bouwwerken ten opzichte van de omgeving te waarborgen.

19.2.2 Geen onevenredige afbreuk aan gebruiksmogelijkheden

De in artikel 19.1 genoemde vergunning mag slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

19.3 Afwijken ten behoeve van erkers
19.3.1 Erkers aan de voorzijde

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven afstand tot de voorste erfgrens ten behoeve van het bouwen van erkers, uitbouwen en architectonische elementen, mits:

  • a. de diepte ten hoogste 30% van de afstand tot de voorste erfgrens bedraagt met een maximum van 1 meter;
  • b. de breedte maximaal 75% van de voorgevel van de woning bedraagt, met een maximum van 4 meter.
19.3.2 Erkers aan de zijkant

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten behoeve van het bouwen van erkers en uitbouwen aan de zijgevel van woningen, mits:

  • a. de erker of uitbouw op tenminste 60 centimeter afstand uit de voor- en achtergevel of het verlengde daarvan wordt gebouwd;
  • b. de breedte maximaal 75% van de zijgevel van de woning bedraagt, met een maximum van 4 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte en goothoogte van de erker of uitbouw ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedraagt, waarbij een overschrijding van 30 centimeter is toegestaan;
  • d. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens tenminste 2 meter bedraagt.